Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Haren - Dilgt, Hemmen en Essen (deelgebied 5 en 6)
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0017.BPHDHB12UITB1-VA01

Artikel 10 Wonen - 1

10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. vrijstaande woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  2. waardevolle bomen ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom';
  3. bijbehorende bouwwerken;

    met de daarbij behorende:
  4. inritten en erfontsluitingen;
  5. paden;
  6. groenvoorzieningen;
  7. waterlopen en waterpartijen;
  8. nutsvoorzieningen;
  9. tuinen, erven en terreinen;
  10. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen
De bouwgrenzen mogen in afwijking van dit bestemmingsplan, uitsluitend worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen­(hui­zen), hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda’s en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 meter en maximaal twee derde van de breedte van de voorgevel beslaat;
  2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 meter.
10.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. het hoofdgebouw dient vrijstaand worden gebouwd;
  2. het hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak te worden opgericht;  
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag niet meer dan het aangeduide aantal hoofdgebouwen worden gebouwd; 
  4. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 meter vanaf de noordelijke perceelgrens bedragen;
  5. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 5,00 meter vanaf de zuidelijke perceelgrens bedragen;
  6. de begane grondvloer van een hoofdgebouw zal overwegend op het peilniveau worden gebouwd;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot-, bouwhoogte (m)' dan wel de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' mag de (goot- en) bouwhoogte van een hoofdgebouw niet meer bedragen dan is aangeduid;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale dakhelling (graden)' mag de dakhelling van een hoofdgebouw niet minder en meer bedragen dan is aangeduid;
  9. de nok dient haaks op de weg te zijn gericht.
10.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de aangebouwde bijbehorende bouwwerken dienen binnen het bouwvlak te worden opgericht;
  2. een vrijstaand bijgebouw zal ten minste 1,00 meter vanaf de perceelgrens dan wel op de perceelgrens worden gebouwd;
  3. de bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 4,00 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd, met dien verstande dat;
    1. carports ten minste 1,00 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
    2. vrijstaande bijgebouwen achter de achtergevel of het verlengde daarvan worden gebouwd;
  4. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen per woning zal ten hoogste 70 m² bedragen, met dien verstande dat:
    1. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen ten hoogste 50% van de oppervlakte van het achtererf zal bedragen;
  5. de breedte van de aan-/uitbouwen achter de achtergevel van het hoofdgebouw zal ten hoogste 100% van de breedte van de achtergevel van het hoofdgebouw bedragen;
  6. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan is aangeduid;
  7. de goothoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 3,00 meter bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' de bouwhoogte van een bijgebouw niet meer mag bedragen dan is aangeduid;
  8. een bijbehorend bouwwerk zal zijn voorzien van een kap waarvan de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60° zal bedragen.
10.2.4 Overige bouwwerken
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 2,00 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1,00 meter mag bedragen.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. het bepaalde in artikel 10 lid 2.3 sub h en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk wordt voorzien van een plat dak.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van een woning voor meer dan één huishouden;
  2. het gebruik van gebouwen ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien de bedrijfsvloeroppervlakte groter is dan 33% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de gebouwen op het bouwperceel;
  3. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning;
  4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.
10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  • het kappen of rooien van houtwallen, houtsingels en hagen;
  • het kappen of rooien van bomen ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom'.
10.5.2 Uitzonderingen
Het in artikel 10 lid 5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:
  • het normale onderhoud betreffen;
  • reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
10.5.3 Voorwaarden
De in artikel 10 lid 5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden van de gronden.