direct naar inhoud van Artikel 4 Wonen - A3
Plan: Lutjegast - De Wieren 43a-45
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0015.BPLG12HERS1-OH01

Artikel 4 Wonen - A3

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - A3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep en bestaande kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. gebouwen en aangebouwde overkappingen ten behoeve van het wonen;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. tuinen;

met de daarbijbehorende:

  • d. erven en verhardingen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen binnen een bouwvlak gelden de volgen de regels:

  • a. het aantal woonhuizen zal per bouwvlak ten hoogste één bedragen;
  • b. de goothoogte zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte zal ten hoogste 11,00 m bedragen;
  • d. een gebouw zal worden voorzien van een kap;
  • e. in afwijking van het bepaalde in sub c. mogen gebouwen worden voorzien van een plat dak, indien binnen het bouwvlak reeds een gebouw is gebouwd met een kap en de oppervlakte van de gebouwen met een plat dak niet meer bedraagt dan 30% van het bouwvlak;
  • f. het bouwvlak zal voor minimaal 50% worden bebouwd met gebouwen welke een goothoogte van meer dan 3,00 meter en een bouwhoogte van meer dan 6,00 meter hebben;
  • g. de gebouwen zullen voor meer dan de helft van de voorgevel van het woonhuis in de voorgevelbouwgrens worden gebouwd.
4.2.2 Gebouwen en aangebouwde overkappingen buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van gebouwen en aangebouwde overkappingen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte zal ten hoogste 3,00 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte zal ten hoogste 6,00 meter bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en aangebouwde overkappingen zal respectievelijk ten hoogste 50 m² en ten hoogste 25 m² bedragen, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het buiten het bouwvlak gelegen gedeelte van een bouwperceel mag worden bebouwd met gebouwen en aangebouwde overkappingen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximale oppervlakte geldt.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en aangebouwde overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en aangebouwde overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelbouwgrens ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en aangebouwde overkappingen zijnde, zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande gebouwen buiten het bouwvlak voor zelfstandige bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep of bestaande kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
    • 2. de vloeroppervlakte ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep meer bedraagt dan 50 m²;
  • e. het gebruik van de gronden ten behoeve van een horecabedrijf;
  • f. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 4.3 sub c. in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, mits:
    • 1. het gebruik van ondergeschikte betekenis is, in die zin dat de gebouwen in overwegende mate de woonfunctie blijven behouden;
    • 2. het uiterlijk van de betreffende gebouwen niet wordt aangetast;
    • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 4. het gebruik geen afbreuk doet aan het karakter van de buurt;
    • 5. geen detailhandel van betekenis plaatsvindt;
    • 6. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen erf voor de werknemers en bezoekers aanwezig is;
    • 7. degene die de activiteiten verricht tevens de gebruiker van de woning is;
    • 8. de activiteiten niet milieuhinderlijk zijn;
    • 9. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dat 30% van de totale gezamenlijke begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  • a. de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak aan één zijde wordt vergroot tot maximaal 4,00 meter vanuit de bouwgrens, met dien verstande dat de afstand van het bouwvlak ten opzichte van de zijdelingse perceelgrens niet minder dan 3,00 meter mag bedragen;
  • b. de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, met dien verstande dat de afstand van het bouwvlak ten opzichte van de zijdelingse perceelgrens niet minder dan 3,00 meter mag bedragen.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het (gedeeltelijk) slopen van een gebouw ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
4.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 4.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
  • c. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  • d. het delen van een gebouw of bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door de sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.