direct naar inhoud van Artikel 6 Bedrijf - 2
Plan: Kleine dorpen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0015.BPKD09BEHE1-VA01

Artikel 6 Bedrijf - 2

 

6. 1.       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    gebouwen ten behoeve van:

1.    bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

2.    een vleesverwerkingsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - vleesverwerkingsbedrijf’;

3.    een zuiveringsinstallatie, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - zuiveringsinstallatie’;

4.    bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

b.    gebouwen en aangebouwde overkappingen ten behoeve van het (bedrijfs)wonen, voor zover sprake is van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

met de daarbijbehorende:

c.    parkeervoorzieningen;

d.    nutsvoorzieningen;

e.    tuinen, erven en terreinen;

f.     bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6. 2.       Bouwregels

6. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 6.1. sub a. onder 1. en 2. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.    een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.    de goot- en bouwhoogte van een gebouw en het bebouwingspercentage van een bouwvlak zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot-, bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)’ aangegeven hoogte respectievelijk het percentage bedragen.

6. 2. 2. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a.    een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.    per gebied dat ter plaatse is aangeduid als ‘bedrijfswoning’, zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;

c.    voor inpandige bedrijfswoningen zijn de regels van lid 6.2.1. van overeenkomstige toepassing;

d.    voor niet-inpandige bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

1.    de goothoogte zal ten hoogste 3,50 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte hoger is, in welk geval de bestaande goothoogte als maximale goothoogte geldt;

2.    de bouwhoogte zal ten hoogste 9,00 m bedragen.

6. 2. 3. Voor het bouwen van gebouwen en aangebouwde overkappingen ten behoeve van het (bedrijfs)wonen buiten een bouwvlak gelden de volgende regels:

a.    de goothoogte zal ten hoogste 3,00 meter bedragen;

b.    de bouwhoogte zal ten hoogste 6,00 meter bedragen;

c.    de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en aangebouwde overkappingen zal respectievelijk ten hoogste 50 m² en ten hoogste 25 m² bedra­gen, met dien verstande dat niet meer dan 50% van het buiten het bouwvlak gelegen gedeelte van een bouwperceel mag worden bebouwd met gebouwen en aangebouwde overkappingen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximale oppervlakte geldt.

6. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;

b.    de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 3,00 m bedragen.

6. 3.       Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel;

b.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als ‘specifieke vorm van bedrijf - vleesverwerkingsbedrijf’ en/of ‘specifieke vorm van bedrijf - zuiveringsinstallatie’;

c.    het gebruik van de gronden en bouwwerken als horecabedrijf;

d.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt van motorbrandstoffen.

6. 4.       Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

 

a.    het bepaalde in lid 6.3. sub a. en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:

-       het geen detailhandel in voedings- en genotmiddelen betreft;

b.    het bepaalde in lid 6.3. sub b. en toestaan dat bedrijven kunnen worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, mits:

1.    het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval feitelijk een lagere milieubelasting hebben;

2.    het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft.

6. 5.       Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden van het gebied en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

 

a.    de oppervlakte van een aangegeven bouwvlak wordt vergroot, dan wel de ligging van een aangegeven bouwvlak wordt gewijzigd, mits:

-       de vergroting ten hoogste 25% van de oppervlakte van het bouwvlak zal bedragen;

b.    de oppervlakte van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ wordt vergroot, dan wel de ligging van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ wordt gewijzigd, mits:

1.    de oppervlakte van de aanduiding ten hoogste 150 m² zal bedragen;

2.    de afstand van het bouwvlak ten opzichte van de zijdelingse perceelgrens ten minste 3,00 m zal bedragen;

3.    de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

c.    de aanduiding(en) ‘specifieke vorm van bedrijf - vleesverwerkingsbedrijf’ en/of ‘specifieke vorm van bedrijf - zuiveringsinstallatie’ wordt(en) verwijderd, mits:

-       de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.