direct naar inhoud van Artikel 1 Begrippen
Plan: Kleine dorpen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0015.BPKD09BEHE1-VA01

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

1.    plan:

het bestemmingsplan Kleine dorpen van de gemeente Grootegast;

2.    bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0015.BPKD09BEHE1-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

3.    aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

4.    aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

5.    aan-huis-verbonden beroep:

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, kunstzinnig of ontwerp-technisch dan wel daarmee gelijk te stellen gebied door de gebruik(st)er van de woning en waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt;

6.    agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door mid­del van het telen van gewassen (houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren;

7.    agrarisch dienstverlenend bedrijf:

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven, zoals een loonbedrijf;

8.    bar:

een horecabedrijf dan wel een onderdeel van een horeca­bedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit verstrekt;

9.    bar-/dancing:

een bar, waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen, en naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijven, zoals discotheken en nacht­clubs;

10.  bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

11.  bebouwingspercentage:

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

12.  bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

13.  bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

14.  bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

15.  beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

16.  bestaand:

a.    ten aanzien van gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak:

-       bestaand ten tijde van de vastgestelde nulmeting door Slagboom en Peters luchtfotografie, plankaartnummers 4769 en 4770 (Sebaldeburen), 4772 en 4773 (Doezum), 4755 en 4756 (Lutjegast), 4784 en 4785 (Kornhorn), (1996); [1])

-       na de nulmeting (1996) valt alleen alles wat legaal gebouwd is onder ‘bestaand’;

b.    ten aanzien van bouwwerken, werken geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:

-       bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

c.    ten aanzien van het overige gebruik:

-       bestaand ten tijde van het van kracht worden van dit plan;

17.  bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

18.  bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

19.  bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

20.  bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

21.  bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebou­wing is toegelaten;

22.  bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

23.  bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

24.  bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

25.  cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden (gronden ten be­hoeve van houtteelt daaronder begrepen), met uitzondering van bosgronden;

26.  dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

27.  detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goede­ren aan personen die die goederen kopen voor gebruik, ver­bruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een be­roeps- of bedrijfsactiviteit;

28.  dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke dien­sten aan derden;

29.  erf:

een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover een bestemmingsplan van toepassing is, de be­stemming deze inrichting niet verbiedt;

30.  erker:

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een woonhuis, bouwkundig bestaande uit een ‘lichte’ constructie met een overwegende transparante uitstraling en van beperkte om­vang;

31.  erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie welke is gericht op het doen plaatsvin­den van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

32.  gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

33.  geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

34.  geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsge­voelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluid­hinder en/of het Besluit Geluidhinder;

35.  geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

36.  grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebou­wen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;

37.  hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objec­ten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

38.  horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

39.  kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, en geen bouwwerk is waarvoor ingevolge de Woningwet een bouwvergunning is vereist;

40.  kap:

een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;

41.  kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

bedrijvigheid die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitge­oefend;

42.  kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in achtgenomen moet worden;

43.  maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbe­schou­welijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

44.  niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt, en die als zodanig niet afhankelijk is van agra­rische gronden als productiemiddel;

45.  overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste twee wanden;

46.  paardrijdbak:

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijdactiviteiten, voor­zien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omhei­ning;

47.  peil:

a.    voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

-       de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b.    voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:

-       de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

c.    indien in of op het water wordt gebouwd:

-       het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);

48.  productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de pro­ductiefunctie;

49.  prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

50.  prostitutiebedrijf:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin be­drijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, pros­titutie wordt verricht.

Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische-massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

51.  risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veilig­heid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

52.  silo:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van opslag­doeleinden;

53.  volumineuze detailhandel:

detailhandel in goederen, die vanwege de omvang van de gevoerde arti­kelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto’s, boten, caravans, woning- en tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair;

54.  voorbouwgrens:

de grens van een bouwvlak die naar een weg is gekeerd, met dien verstande dat, indien een bouwvlak grenst aan meerdere wegen of niet grenst aan een weg, de grens van het bouwvlak die door de ligging, de situatie ter plaatse als zodanig moet worden aangemerkt;

55.  voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel daarvan die door de ligging, de situatie ter plaatse en de indeling van het gebouw, het sterkst op de weg gericht is;

56.  voorkeurgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objec­ten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

57.  vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

58.  winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

59.  woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huis­vesting van één afzonderlijk huishouden;

60.  woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of ge­deeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

61.  woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

[1])     Alles wat voor de nulmeting (1996) is gebouwd, zowel illegaal als legaal, valt onder ‘bestaand’.