direct naar inhoud van Artikel 21 Natuur - Agrarisch
Plan: Buitengebied Grootegast
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0015.BPBG09BEHE1-VA01

Artikel 21 Natuur - Agrarisch

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Natuur - Agrarisch ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

waarbij geldt dat gronden die zijn ingericht voor natuur niet mogen worden omgezet in agrarische gronden en dat het gebruik voor agrarische doeleinden respectievelijk natuurdoeleinden geen onevenredige nadelige gevolgen mag hebben voor de andere functie;

  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van houtsingels;
  • e. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan;
  • f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water, niet zijnde voorzieningen ten behoeve van ijsbanen of siervijvers;
  • g. natuurvriendelijke oeverzones van 5 m breed aan weerszijden van een watergang;
  • h. voorzieningen ten behoeve van extensief recreatief medegebruik en educatief medegebruik, zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden en parkeervoorzieningen ten behoeve van toeristische overstappunten;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde en andere-werken.

21.2 Bouwregels

Op de voor ' Natuur - Agrarisch ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

21.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. stallen en schuren die legaal aanwezig zijn op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan of die op dat moment gebouwd mogen worden, mogen worden gehandhaafd naar de omvang die zij op dat moment hadden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing' een uitbouw van het bestaande kantoordeel met een oppervlakte van niet meer dan 30 m2 is toegestaan.
21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 1,50 m bedragen;
  • b. kuilvoerplaten, sleufsilo's en voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest zijn niet toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing' een betonplaat met een oppervlakte van niet meer dan 375 m2 met een opstaande rand van niet meer dan 0,5 m is toegestaan;
  • c. teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan.
21.3 Nadere eisen
21.3.1 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de landschappelijke en/of de natuurlijke waarden;
  • d. de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
  • e. de waarde van een ter plaatse voorkomende dubbelbestemming of de aanduiding 'houtsingel'.
21.3.2 Procedure

Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in 48.1 van toepassing.

21.4 Aanlegvergunning
21.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de in de Bijlage 1 Tabel aanlegvergunningen genoemde werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, indien en voor zover bij de bestemming Natuur - Agrarisch of bij de aanduiding 'houtsingel' (voor zover van toepassing) en de betreffende werken of werkzaamheden een "A" is vermeld.

21.4.2 Uitzondering

Het in 21.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. worden uitgevoerd krachtens een vastgesteld beheersplan.
21.5 Wijzigingsbevoegdheid
21.5.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Natuur - Agrarisch wijzigen:

  • a. in een agrarische bedrijfsbestemming ten behoeve van wijziging van de vorm van het bestemmingsvlak van de agrarische bedrijfsbestemming, indien en voor zover:
    • 1. de gronden grenzen aan de agrarische bedrijfsbestemming en de wijziging plaatsvindt in dezelfde agrarische bedrijfsbestemming;
    • 2. gelijktijdig de agrarische bedrijfsbestemming wordt gewijzigd in een aansluitende agrarische gebiedsbestemming;
    • 3. de oppervlakte van het bestemmingsvlak van de agrarische bedrijfsbestemming na wijziging niet is vergroot;
  • b. ten behoeve van natuurontwikkeling, met dien verstande dat:
    • 1. grondverwerving plaatsvindt op basis van vrijwilligheid;
    • 2. verhoging van het waterpeil in natuurgebieden pas aan de orde is als grotere aaneengesloten waterhuishoudkundig beheersbare gebieden zijn verworven;
    • 3. verhoging van het waterpeil in natuurgebieden niet mag leiden tot vernatting van aangrenzende landbouwgronden;
    • 4. in beginsel geen hydrologische bufferzones buiten de ecologische hoofdstructuur worden ingesteld;
    • 5. realisatie van de ecologische hoofdstructuur niet mag leiden tot beperkingen op aangrenzende landbouwgronden.
21.5.2 Afwegingskader wijziging

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in 47.2 Afwegingskader wijziging .

21.5.3 Procedure

Voor een besluit tot wijziging geldt de procedure als genoemd in artikel 3.9a lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening.