direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wijzigingsplan Atlas en Pleione Pleiadenlaan
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.WP001AtlasPleione-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Paddepoel heeft veel goede kanten en kwaliteiten. De wijk ligt relatief dichtbij het centrum van de stad. De relatie met het ommeland is op loop- en fietsafstand. Er is veel groen, licht en lucht binnen de wijk zelf en de wijk is ruim en rustig. De nadruk ligt op het wonen, maar daarnaast zijn er nog veel voorzieningen. In het hart van de wijk, nabij winkelcentrum Paddepoel, zijn twee wooncomplexen geprojecteerd op de plek van een voormalig kantoorgebouw. Hierin waren de UWV en het GAK gevestigd.

Voor deze locatie heeft de Stichting Nijestee een woningbouwplan ontwikkeld. Nijestee heeft al enige jaren plannen om op deze plek onzelfstandige eenheden ten behoeve van jongerenhuisvesting te realiseren. Daarnaast heeft de corporatie een ontwikkelaar gevonden die hier appartementen wil realiseren. Het voorliggend wijzigingsplan voorziet hierin.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.WP001AtlasPleione-vg01_0001.png"

Zuidkant plangebied gezien met rechts het voormalig UWV-GAKgebouw

Het voormalig UWV-GAK-kantoor wordt vervangen door twee woontorens van 23 en 17 bouwlagen met als projectnaam Atlas en Pleione. Pleione is geprojecteerd aan de noordzijde en Atlas aan de zuidzijde. De openbare ruimte, waarvan de kwaliteit op dit moment te wensen overlaat, zal met aandacht worden vormgegeven met ruimte voor groen langs de Wilgenlaan.

De inzet van het voorliggend wijzigingsplan is derhalve:

  • het realiseren van twee wooncomplexen ten behoeve van een mix van semi- zelfstandige wooneenheden, tweekamerappartementen en vrijesectorhuurwoningen, en
  • het versterken van de water- en groenstructuur langs de Wilgenlaan.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.WP001AtlasPleione-vg01_0002.png"

Ligging plangebied in de stad

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door het parkeerterrein van winkelcentrum Paddepoel, aan de noordzijde door de Pleiadenlaan, aan de oostzijde door de Dierenriemstraat en aan de zuidzijde door een waterpartij en openbaar groen aan de Wilgenlaan. Op de navolgende afbeelding is deze situering aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.WP001AtlasPleione-vg01_0003.png"

Ligging plangebied in de directe omgeving

1.3 Geldend bestemmingsplan en wijzigingsbevoegdheid

Het voorliggend plan is een wijzigingsplan op basis van lid 4.4 van bestemmingsplan Pleiadenlaan-oost 2 (het moederplan), vastgesteld door de gemeenteraad op 26 juni 2013. In het moederplan is door de gemeenteraad -onder voorwaarden- aan het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven de bestemming Kantoor te wijzigen in de bestemming Wonen.

Lid 4.4 van bestemmingsplan Pleiadenlaan-oost 2 luidt als volgt:
"Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' het plan wijzigen in die zin dat de bestemming Kantoor wordt gewijzigd in de bestemming Wonen, waarbij de situering en de vorm van de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken kan worden gewijzigd en nieuwe bouwvlakken kunnen worden aangegeven, met dien verstande dat:

  • a. een gebouwde parkeervoorziening is toegestaan;
  • b. over een oppervlakte van maximaal 1100 m2 de maximale bouwhoogte 70 meter mag bedragen;
  • c. op de begane grond de functies maatschappelijke dienstverlening, sport en recreatie en cultuur kunnen worden toegestaan;
  • d. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
  • e. de eventuele toename van het groepsrisico in het kader van de externe veiligheid wordt verantwoord;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden."

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zette het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen. Dit wijzigingsplan raakt de hier bedoelde nationale belangen niet.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt niet alleen regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen, zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in ruimtelijke plannen moeten worden opgenomen. Dit wijzigingsplan raakt geen rijksbelangen zoals opgenomen in het Barro.

Duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Het artikel is op 12 mei 2017 gewijzigd en op 1 juli 2017 in werking getreden. Voor dit plan wordt getoetst aan deze nieuwe regeling, die inhoudt dat de toelichting bij een bestemmings- of wijzigingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het plan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

In dit ruimtelijk plan is, op basis van het aantal woningen dat gerealiseerd wordt, sprake van een stedelijke ontwikkeling. Deze ontwikkeling vindt plaats binnen het bestaand stedelijk gebied.

In paragraaf 2.3 wordt omschreven hoe de geprojecteerde ontwikkeling past binnen de woningbehoefte van de gemeente Groningen.

2.2 Provinciaal beleid: Omgevingsvisie en Omgevingsverordening

Omgevingsvisie

Op 1 juni 2016 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie 2016-2020 vastgesteld.
De Omgevingsvisie bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. Deze is in de plaats van het Provinciaal Omgevingsplan (POP) gekomen. Uit de Omgevingsvisie vloeien richtlijnen en voorschriften voort, die zijn vastgelegd in de provinciale Omgevingsverordening.

In de Omgevingsvisie heeft de provincie al het provinciale beleid dat op de een of andere manier raakt aan de fysieke leefomgeving geformuleerd en geordend in vijf samenhangende thema's en elf provinciale belangen. Voor de voorgenomen ontwikkeling is het thema 'ruimte' met de daar bijbehorende belangen 'ruimtelijke kwaliteit' en 'aantrekkelijk vestigingsklimaat' van belang.

Ruimtelijke kwaliteit

De provincie streeft naar een zo hoog mogelijke ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit wordt bepaald door de mate waarin binnen een gebied de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde in onderlinge verhouding geoptimaliseerd zijn. In het beleid wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied en buitengebied. Dit plangebied ligt in het stedelijk gebied. Hier kunnen stedelijke functies, zoals woningen, toegevoegd worden. Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor de ruimtelijke kwaliteit binnen het stedelijk gebied. Er worden vanuit het provinciale beleid dan ook geen aanvullende eisen gesteld.

Aantrekkelijk vestigingsklimaat

De kwaliteit van het wonen levert een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid van de provincie. Een hoge woonkwaliteit kan worden bereikt door het woningaanbod optimaal te laten aansluiten bij de wens van de inwoners, ook als het gaat om het soort kern waar men wil wonen. De provincie geeft aan, dat inbreidingslocaties geschikte locaties zijn voor woningbouw. De provincie heeft hierin zelf een faciliterende rol.

Omgevingsverordening

In artikel 2.15.1 van de verordening worden regels gegeven met betrekking tot woningbouw. Een ruimtelijk plan kan alleen in woningbouw voorzien, voor zover deze woningbouwmogelijkheden naar aard, locatie en aantal overeenstemmen met een regionale woonvisie. In paragraaf 2.3 wordt beschreven dat de voorgenomen woningbouwontwikkeling past binnen het woonbeleid.

Conclusie

Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de Omgevingsvisie 2016-2020 en de Omgevingsverordening van de provincie Groningen.

2.3 Gemeentelijk beleid

Omgevingsvisie The Next City
In de omgevingsvisie 'The Next City' (2018) zijn de strategische keuzes beschreven voor de toekomstige ontwikkeling van de stad. Het accent ligt op de fysieke leefomgeving. De Groningse leefkwaliteit is het samenbindende thema voor de ontwikkeling van de gemeente richting 250.000 inwoners. Er zijn 20.000 woningen nodig en er is een groei voorzien van 15.000 banen. Dat betekent een heel stevige ontwikkelopgave. De gemeente blijft vasthouden aan de compacte stad en streeft ernaar de groei voor tweederde deel op te vangen in (binnen)stedelijk gebied. De ontwikkelzones, stedelijke knooppunten en wijkcentra zijn dè plekken voor verdichting. In de schaarse ruimte moet veel gebeuren. In de omgevingsvisie is aangegeven hoe een evenwicht kan worden gevonden tussen verschillende functies, belangen, wensen en de kwaliteit van de leefomgeving.

Woonvisie gemeente Groningen

De gemeenteraad heeft op 19 mei 2015 de woonvisie “Wonen in Stad” vastgesteld. In de woonvisie wordt geconstateerd dat de stad de komende jaren nog verder zal doorgroeien: van 200.000 inwoners in 2015 tot ongeveer 235.000 inwoners in 2030. Nieuwbouw zal hierdoor de komende tijd nodig blijven. De focus blijft liggen op stedelijke milieus.

De komende tijd zijn er uitdagingen, zoals: wat betekent de groei concreet voor woningtypen en eigendomsvormen, hoe kan de huisvesting voor jongeren worden georganiseerd, hoe blijft de stad, en specifiek de binnenstad, daarbij aantrekkelijk voor andere doelgroepen en hoe worden woonlasten betaalbaar gehouden.

Meerjarenprogramma Wonen 2018-2021

Elk jaar maakt de gemeente een meerjarenprogramma Wonen. Het Meerjarenprogramma is een uitvoeringsprogramma van de structuurvisie Kwaliteit van Wonen. Op basis van actuele ontwikkelingen, nieuwe beleidsthema's en concrete realisatie van projecten en beleid kan worden bepaald of de doelstellingen uit de structuurvisie behaald worden. Het actuele meerjarenprogramma dateert van januari 2018. Thema's zijn: faciliteren van de groei van de stad, de stad leefbaar en aantrekkelijk houden voor alle bewoners en de energietransitie versnellen.

Hoofdstuk 3 De bestaande ruimtelijk-functionele structuur

3.1 De ruimtelijk-functionele structuur in breder verband

Bestaande situatie

Het plangebied ligt in de wijk Paddepoel. Het is de centrale wijk van het noordwestelijke stadsdeel van Groningen. De wijk, die is gerealiseerd tussen 1963 en 1967, ligt tussen de wijken Selwerd en Vinkhuizen. Paddepoel heeft veel goede kanten en kwaliteiten. De wijk ligt relatief dichtbij het centrum van de stad. De relatie met het ommeland is op loop- en fietsafstand. Er is veel groen, licht en lucht binnen de wijk zelf en de wijk is ruim en rustig. De nadruk ligt op het wonen, maar daarnaast zijn er nog veel voorzieningen.

Paddepoel is opgebouwd uit stempels die zijn ontworpen vanuit de tuinstadgedachte. De stempels, bestaande uit grondgebonden woningen en portieketagewoningen, worden in diverse variaties en verdraaiingen herhaald. Ten zuiden van het plangebied, aan de Wilgenlaan, staan portiekflats die deel uitmaken van dergelijke stempels. In het plangebied zelf bevindt zich het voormalig kantoor van het GAK en de UWV.
Ten noorden van het plangebied ligt het centrale winkelcentrum van de wijk Paddepoel. Dit is een overdekt winkelcentrum dat grotendeels is gebouwd in twee lagen. De zijde van het winkelcentrum die is gericht naar het plangebied bestaat uit een parkeerterrein en achterzijden van winkelpanden waar laden en lossen plaatsvindt. Ten westen van het plangebied, aan de overzijde van het parkeerterrein, bouwt woningstichting Lefier een woontoren (Polaris). In de buurt en ook bij de gemeente is er behoefte om kwaliteit toe te voegen aan het gebied tussen het winkelcentrum en de Wilgenlaan

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.WP001AtlasPleione-vg01_0004.png"

Stadsdeelcentrum Paddepoel met aan de noordzijde het winkelcentrum,
aan de oostzijde de Rabotoren en aan de rechterzijde het UWV-GAKpand
(circa 1971)

In de jaren zestig van de vorige eeuw groeide het vertrouwen in de toekomst. De toegenomen welvaart leidde tot de vraag naar grotere huizen en meer voorzieningen dan voorheen. Groningen zou in 1980 uitgroeien tot een stad met 265.000 inwoners! Om te voldoen aan de vraag naar woningen zijn in die jaren nieuwe wijken gebouwd. Aan de zuidkant van de stad de wijken Corpus den Hoorn en De Wijert-Noord, aan de noordwestkant de wijken Selwerd, Paddepoel en Vinkhuizen.

De kwantitatieve en kwalitatieve woningnood was groot. Ook Paddepoel is daarvan een mooi voorbeeld. De verwachte sterke groei van het aantal inwoners liet geen ruimte voor kwaliteit en creativiteit. De in Paddepoel gebouwde woningen waren -zeker voor die tijd- groot, ruim en licht. De kwaliteit van de woningen en de woonomgeving was veel beter dan die waar de nieuwe bewoners vandaan kwamen. Voor goed en goedkoop was het noodzakelijk om snel te bouwen en het is dan ook geen wonder dat de kraanbanen de stedenbouwkundige opzet van de wijk mede hebben bepaald.

Stedenbouwers gingen destijds uit van een 'sociologische benadering'. Het algemene leefklimaat, zo vond men, vroeg om een specifieke organisatie van de woonomgeving, van de buurt en van de wijk. Een buurt was in zichzelf gekeerd, los van het omringende landschap. De woning was het middelpunt waaromheen in steeds wijder wordende cirkels alle activiteiten georganiseerd werden. Een dergelijk wooneenheid wordt een 'stempel' genoemd. Een stempel bestaat uit rijtjes woningen, waarin steeds in een bepaalde verhouding gezinnen, alleenstaanden en bejaarden gehuisvest worden. Een aantal stempels samen vormt een woonbuurt met bijbehorende voorzieningen en speel- en kijkgroen. Een aantal woonbuurten samen vormt de wijk met bijbehorende voorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.WP001AtlasPleione-vg01_0005.png"

Plangebied en omgeving

De doorgaande wegen Zonnelaan en Eiken- en Pleiadenlaan verdelen de wijk in vier delen. Daarnaast zorgen twee groene verbindingen   (Venus-/Saturnuslaan en Wilgenlaan/ Zonnelaan/Grote Beerstraat)   tussen wijkpark Selwerd en de groene ecologische zone langs het Reitdiep voor een vanzelfsprekende en afleesbare opdeling in buurten.
Op het kruispunt van de belangrijkste wegen ligt het stadsdeelcentrum waar de winkels en welzijnsvoorzieningen zijn. Op de kruising van de Zonnelaan en de belangrijkste buurtontsluitingsroutes komen nog kleine clusters met winkels voor. Scholen zijn van oorsprong in een aantal stroken achter de centrale zone gegroepeerd en in de randen van de wijk in het groen.

In Paddepoel is de sociologische benadering in de opbouw van de wijk als totaal duidelijk herkenbaar. De wijk werd in een paar jaar gebouwd met maar weinig verschillende woningtypes. De wijk heeft daardoor geen jaarringen; je kunt er de groei niet aan aflezen, zoals bij oudere delen van de stad dat nog wel het geval is. Als gevolg van het feit dat de wijk van binnenuit is ontwikkeld, is de wijk niet op zijn omgeving gericht en zijn er nauwelijks verwijzingen naar de oorspronkelijke landschappelijke inbedding.

Bij de opzet van de wijk Paddelpoel was het oorspronkelijke uitgangspunt, dat het winkelcentrum van Paddepoel aan de Zonnelaan en de functies er omheen als een subcentrum van de binnenstad zouden functioneren: een winkelcentrum op stadsdeelniveau met een breed scala aan functies.

Toekomstige ontwikkeling

De geprojecteerde ontwikkeling in het voorliggend plan maakt deel uit van een stedelijke ontwikkeling, waarbij, in tegenstelling tot de oorspronkelijke opzet, het winkelcentrum met de daarbij behorende functies veel meer op de omgeving zal worden gericht. Er zullen andere functies worden toegevoegd, met name wonen in de directe omgeving van het winkelcentrum. Daarmee is er het streven het winkelcentrum ten veranderen van een introvert tot een extrovert en multifunctioneel stadsdeelcentrum. Het oplossen van het parkeerprobleem is een integraal onderdeel van deze opgave. De primaire verant- woordelijkheid hiervoor ligt bij de eigenaren van het winkelcentrum. De gemeente kan faciliteren en stimuleren.

Op de kruising van Zonnelaan en Eikenlaan (de Trefkoellocatie) staat een hoogteaccent van circa 60 meter om de stedenbouwkundige betekenis van dit subcentrum van de stad ook op stadsdeelniveau zichtbaar te maken. Dit zichtbaar maken is tevens beoogd met het nieuwe, naast het plangebied gelegen, woongebouw (Polaris). Op de Trefkoellocatie, als onderdeel van het totale centrum, is ruimte voor functies in de sociaal- maatschappelijke dienstverlening, terwijl de ruimtelijke relatie van de erachter liggende buurten met het winkelcentrum in de nieuwe stedenbouwkundige opzet verbetert. Het is de bedoeling het winkelcentrum Paddepoel uit te breiden met twee supermarkten.

De voormalige UWV-locatie en Polaris maken onlosmakelijk onderdeel uit van het verder ontwikkelen van het stadsdeelcentrum als totaal. Op deze beide locaties is met name de functie wonen voor studenten en starters op de woningmarkt voorzien met daarnaast een toren met grotere appartementen.

De herstructurering in Paddepoel-zuidwest en -zuidoost samen met andere ontwikkelingen, zoals de ontwikkeling van Atlas en Pleione, zorgen ervoor dat de wijk naast een ontstaansgeschiedenis langzamerhand ook een ontwikkelingsgeschiedenis krijgt. Daarbij wordt nadrukkelijk ingezet op een voortborduren op het oorspronkelijke stedenbouwkundige kader, alsmede op een ontwikkeling die op zijn omgeving is gericht (van introvert naar extrovert).

3.2 De ruimtelijke structuur van het plangebied

Het plangebied, als onderdeel van het stadsdeelcentrum Paddepoel, ligt op de kruising van de Dierenriemstraat en de Pleiadenlaan. De Dierenriemstraat zorgt voor de relatie van het zuidoostelijke deel van de wijk met het winkelcentrum, de Pleiadenlaan zorgt samen met de Eikenlaan en de Zonnelaan voor de relatie met de omringende wijken op stadsdeelniveau.

De locatie is indertijd volgebouwd met een kantoorgebouw als onderdeel van het stadsdeelcentrum en was in principe bedoeld als een los in de ruimte staand, alzijdig gebouw met een ontsluiting vanaf de Dierenriemstraat. Van oorsprong stond het kantoorgebouw als een object in de openbare ruimte, die uit een voornamelijk groene zone tussen wijkpark Selwerd en de Zonnelaan bestond. De architectuur was typerend voor de tijd waarin het gebouw werd gebouwd. Vanaf het begin was het gebouw eigenlijk te groot voor de locatie waarop het was gebouwd. Later werd de stedenbouwkundige kwaliteit ten gevolge van meer en meer verharding van de omgeving (parkeerterrein) aangetast. Van de groene zone bleef weinig over, met name door de aanleg van een parkeerterrein met benzinepomp bij het winkelcentrum. De belangrijkste oriëntatie van het gebouw op beganegrondniveau was dan ook met name gericht op de Dierenriemstraat.

Evenals de opzet van de wijk zelf is het winkelcentrum Paddepoel oorspronkelijk als een in zichzelf gekeerde eenheid ontwikkeld. Alleen de met allure vormgegeven gevel aan de Zonnelaan is een echte voorkant. Daar vormt het winkelcentrum met de woningen erboven een prachtig voorbeeld van de 60er-jaren architectuur. Het laden en lossen en het parkeren vindt aan de achterzijde van het complex plaats.

Aan de Pleiadenlaan deed het probleem van achterkanten zich voelen. De ruimtelijke relatie tussen het winkelcentrum en de omgeving aan de kant van Atlas en Pleione liet ten gevolge van de introverte opzet te wensen over. De door de omgeving aangereikte kwaliteiten zijn nauwelijks benut. Zo werd de kwaliteit van water en groen van de groene verbindingszone langs de Wilgenlaan maar marginaal benut. Weliswaar is er een verbinding via het groen langs het water van de Zonnelaan naar de Dierenriemstraat, maar door het gebrek aan kwaliteit (achterkanten van garageboxen en een parkeerterrein) is deze route nauwelijks gebruikt.

Hoofdstuk 4 De beoogde ontwikkeling

4.1 Uitgangspunten voor herontwikkeling

Ontwikkelingen in de directe omgeving

Woningbouwvereniging Nijestee heeft een plan gerealiseerd voor de voormalige Trefkoellocatie met sociaal-maatschappelijke dienstverlening op de begane grond en appartementen op de verdieping. Daarnaast heeft Lefier op de voormalige Rabobank- locatie op de hoek van de Pleiadenlaan en de Zonnelaan zeer recent een complex van circa 225 eenheden voor jongerenhuisvesting / starters op de woningmarkt (Polaris) gerealiseerd. Voor winkelcentrum Paddepoel is er een stedenbouwkundig concept voor de uitbreiding van het huidige winkelcentrum. Daarbij is herontwikkeling tot een multifunctioneel stadsdeelcentrum voor de toekomst het uitgangspunt.

De bouw van Atlas en Pleione op de hoek Pleiadenlaan-Dierenriemstraat past naadloos binnen deze herontwikkeling van het stadsdeelcentrum. Alle projecten samen behoren de potenties van de plek en de omgeving te benutten en bij te dragen aan oplossing voor de problemen in dit stadsdeel ten aanzien van parkeren, uitstraling naar de omgeving en het toevoegen van programma.

Het plan voor Atlas en Pleione verhoudt zich tot de plannen voor het winkelcentrum op een zodanig ruimtelijk-functionele manier, dat de samenhang in het stadsdeelcentrum wordt gewaarborgd en vergroot. Dit uitgangspunt dient ook het leidende motief te zijn bij de ontwikkeling van het winkelcentrum zelf en de verdere ontwikkelingen in de directe omgeving. Uiteindelijk kan de vernieuwing van de wijk het beste zichtbaar worden gemaakt in het centrum van de wijk zelf. Daarbij kan worden verwezen naar de volgende visies, analyses en plannen: Masterplan Paddepoel Zuid en Stadsdeelvisie Noordwest.

Ruimtelijk concept voor Atlas en Pleione

Het gebied van het winkelcentrum met directe omgeving is het belangrijkste, meest stedelijke, gebied in Paddepoel en de andere noordelijke stadsdelen.

Het plan voor Atlas en Pleione moet in samenhang met de ontwikkeling van het winkelcentrum Paddepoel en Polaris een bijdrage leveren aan het onderstrepen van de betekenis van de plek. De ruimtelijke en functionele versterking zal een intensivering en concentratie van functies en voorzieningen tot gevolg hebben.
De ontwikkeling van de Trefkoellocatie, het winkelcentrum Paddepoel, het voorliggend plangebied en Polaris dragen samen bij aan de ingezette wijkvernieuwing van Paddepoel. Tevens dragen deze ontwikkelingen bij aan de versterking van de fysieke en sociale structuur van het centrumgebied.

Het ruimtelijke concept van de diverse plannen is erop gericht de functionele betekenis van het stadsdeelcentrum voor geheel noordwest, ook in de architectuur van de omsluitende randen van het winkelcentrum en door middel van een aantal hoogte- accenten, zichtbaar te maken. De vanzelfsprekende allure die de bebouwing van het winkelcentrum aan de Zonnelaan uitstraalt, moet een vervolg krijgen in de overige omsluitende nieuwe gevels van het winkelcentrum zelf alsook in de ontwikkelingen rondom. Zij geven het wijkcentrum een gezicht naar buiten.

Voor de locatie Polaris werd oorspronkelijk ingezet op handhaving van de Rabotoren en daarmee verbouw van het oorspronkelijke plan uit de 60er jaren, waaraan twee nieuwe volumes zouden worden toegevoegd. Na uitgebreid modellenonderzoek naar de mogelijkheden is uiteindelijk gebleken dat verbouw niet tot de mogelijkheden behoort. Dat betekent dat uitgegaan is van een nieuw hoogte-accent op deze locatie, waarbij het hoogte-accent meer op de hoek van de kavel staat in verband met zichtlijnen naar deze plek vanaf de Pleiadenlaan en de ruimtelijke samenhang met de bebouwing van het winkelcentrum.

Op de locatie Atlas en Pleione zijn twee torens van verschillende hoogte geprojecteerd. Een toren wordt programmatisch gevuld met appartementen, de ander met onzelfstandige wooneenheden met gemeenschappelijke voorzieningen voor studenten.
De torens richten zich met de entree op de belangrijkste stedenbouwkundige structuur (het Selwerderpark) en zijn verder alzijdig. De twee volumes worden beschouwd als losse elementen in het groen waarbij de situering van de volumes op het kavel zodanig is, dat de maat tussen gebouw en water langs de Wilgenlaan maximaal is. De geprojecteerde bebouwing is zodanig gesitueerd, dat er aan de kant van de Pleiadenlaan voldoende ruimte is voor groen. Het pad langs het water wordt -doordat het wonen deels is georiënteerd op het groen- sociaalveiliger, het krijgt meer allure en het kan beter worden benut.

Het voor de nieuwe woonfunctie in de vorm van appartementen benodigde parkeren wordt grotendeels geconcentreerd opgelost in een gebouwde parkeervoorziening op het terrein. Er is onderzocht of het mogelijk is een uitwisseling van parkeren te regelen met de diverse eigenaren, waardoor meer kwaliteit aan de openbare ruimte kan worden toegevoegd. Dit heeft niet tot resultaat geleid.

Een herinrichting van de openbare ruimte, inclusief de Pleiadenlaan, die past bij de nieuwe opzet, is noodzakelijk. Daarbij kan de inrichting meer worden toegesneden op het verblijven dan op het parkeren en het laden en lossen, zoals dat in de huidige situatie het geval is.

Uitgangspunten voor de ontwikkeling van Atlas en Pleione

De uitgangspunten voor de ontwikkeling van Atlas en Pleione zijn de volgende.

Atlas en Pleione in relatie tot de omgeving

  • Er wordt op deze plek, voortbordurend op het oorspronkelijke stedenbouwkundige plan voor Paddepoel, ingezet op een verdere stedelijke ontwikkeling. Naast een ontstaansgeschiedenis krijgt het gebied hiermee de mogelijkheid om een ontwikkelingsgeschiedenis op te bouwen. Verdichting op deze plek in de stad en in de wijk is wenselijk.
  • De programma's van de verschillende ontwikkelingen moeten zich goed verhouden tot die van de omringende ontwikkelingen en de bestaande woongebieden in het gebied.
  • Op het niveau van de stad en de wijk wordt ernaar gestreefd op deze plek de opbouw van de stad beter afleesbaar maken: het hoogteaccent als markering van het stadsdeelcentrum in de stad; de positie van de torens ten opzichte van het winkelcentrum; de zichtlijnen vanaf de Pleiadenlaan, de Wilgenlaan en het omringende gebied; het creëren van meer ruimte voor water en groen aan de Wilgenlaan.
  • Op het niveau van de wijk wordt het stadsdeelcentrum als samenhangend geheel gezien, waarbij de verschillende ontwikkelingen op elkaar zijn betrokken. Dit zal consequenties hebben voor de omringende openbare ruimte van met name de Pleiadenlaan en de Dierenriemstraat.

Concreet

  • Bouwen binnen de bouwgrenzen, zoals aangegeven op de verbeelding, waarbij het hoogteaccent meer op de hoek van de kavel wordt gezet in verband met zichtlijnen naar deze plek vanaf de Pleiadenlaan en waarbij de ruimtelijke samenhang met de bebouwing van het winkelcentrum wordt versterkt.
  • Functies en architectuur zijn rondom georiënteerd op, en met uitstraling naar, de openbare ruimte.
  • De torens hebben, ook op de verdieping, een alzijdig karakter en een architectonische uitstraling die hoort bij de betekenis die een toren heeft op een hoger steden- bouwkundig schaalniveau.
  • Meer ruimte voor het groen langs het water van de Wilgenlaan tussen Zonnelaan en Dierenriemstraat; het wonen is hier tevens op deze ruimte georiënteerd.
  • Langs de Pleiadenlaan zoekt het volume aansluiting op de nieuwbouw voor het winkelcentrum: het wonen is hier op de straat/ de noordzijde georiënteerd.
  • De locatie krijgt de functie wonen met een alzijdige oriëntatie op de omgeving en het Selwerderpark.
  • De hoofdentree van de woontoren wordt met allure vormgegeven.

4.2 Wonen

Groningen is de jongste stad van Nederland. Van de circa 200.000 inwoners zijn er circa 65.000 tussen de 18 en 30 jaar. Een groot deel van deze jongeren (circa 35.000) is bovendien student. Al deze jongeren zijn belangrijk. Ze zorgen voor een bruisende stad en creëren extra draagvlak voor voorzieningen: voor de winkels, de horeca, cultuur, zorg en openbaar vervoer. Bovendien zorgen ze voor vernieuwing en leveren ze een bijdrage aan de creatieve stad. De afgelopen jaren zien we tevens een groei van het aantal internationale studenten.

De gemeente wil, net als voor alle andere inwoners van de stad, zorgen voor goede huisvesting van jongeren. Uit onderzoek is bekend dat circa 60% van de jongeren in de stad een verhuiswens heeft en dat ze vooral op zoek zijn naar meer ruimte en privacy. In 2010/2011 is daarom onder de naam BOUWJONG (nu Campus Groningen) een start gemaakt met de ontwikkeling van grootschalige complexen voor jongerenhuisvesting op locaties die daar het meest geschikt voor zijn. Hiervoor heeft een uitgebreid participatie- traject met bewoners plaatsgevonden.

Naast het voorzien in goede huisvesting voor jongeren heeft het toevoegen van grootschalige projecten ook tot doel om daarmee de bestaande particuliere woningvoorraad te ontlasten voor wat betreft kamerverhuur. Een groot deel van de jongeren/studenten huurt nu een kamer in de bestaande kamerverhuurmarkt en ondanks een meer ontspannen kamerverhuurmarkt neemt de kamerverhuur in populaire wijken verder toe. Het evenwichtig samenleven van studenten en stadjers komt hierdoor steeds vaker onder druk te staan. Paddepoel is één van de zones die in Campus Groningen (voorheen BOUWJONG) is aangewezen voor grootschalige jongeren- huisvesting.
Binnen de zone Paddepoel zijn verscheidene locaties aangewezen zoals de Trefkoellocatie, de locatie van het voormalige Rabobank-kantoor (Polaris) en het voorliggende plan voor de GAK-locatie (Atlas & Pleione). In de woonvisie 'Wonen in Stad' (juni 2015) is de keuze voor Paddepoel opnieuw bevestigd en is onder andere de GAK-locatie, naast de voormalige Rabobanktoren, als prioritair project aangewezen. Dit betekent dat partijen worden gestimuleerd en gefaciliteerd in het versneld realiseren van plannen voor jongeren. De focus ligt daarbij op het realiseren van kleinere zelfstandige eenheden voor studenten (vooral de doelgroep onder de 23 jaar) en grotere eenheden van 50 m² of groter voor starters op de woningmarkt (werkende jongeren meestal boven de 23 jaar).

Voor het plangebied is gekozen voor twee doelgroepen. Enerzijds worden semi-zelfstandige eenheden gerealiseerd, specifiek gericht op internationale studenten. De groep internationale studenten is de afgelopen jaren fors gegroeid en de verwachting is dat deze groep nog verder zal toenemen. De meeste BOUWJONG-projecten zijn gericht op de Nederlandse student of jongere. Deze zelfstandige eenheden zijn echter vaak voor internationale studenten niet geschikt. De huurprijzen zijn vaak te hoog, omdat internationale studenten niet in alle gevallen voor huurtoeslag in aanmerking komen. Om ook te kunnen voorzien in goede huisvesting voor internationale studenten en de groei te kunnen opvangen, is er voor gekozen om op de GAK-locatie semi-zelfstandige eenheden toe te staan die voorzien in de behoefte van internationale studenten. Anderzijds worden sociale-huur- en vrije-sectorhuurwoningen gerealiseerd. Naar beide is op dit moment veel vraag.
Het programma bestaat dan ook uit 224 semi-zelfstandige eenheden van 19 m² (sociale huur) in Atlas en 131 tweekamerappartementen van rond de 45 m² (sociale huur) en 28 vrije sector-huurappartementen > 50 m² in Pleione. Het plan voorziet daarmee in de behoefte van jongeren aan meer ruimte en kwaliteit.

Door de ontwikkeling van Atlas en Pleione wordt, in combinatie met de al lopende ontwikkeling van Polaris, een gevarieerd programma ontwikkeld, dat voorziet in de vraag van verschillende doelgroepen in onze stad. Ook de ontwikkeling van Atlas en Pleione draagt zodoende bij aan een upgrading van het totale gebied en het vergroten van het draagvlak voor het tegenoverliggende winkelcentrum Paddepoel.

4.3 Groen

Bomenstructuurvisie

In de bomenstructuurvisie is vastgesteld dat de bomenstructuren langs de Pleiadenlaan en de Zonnelaan onderdeel zijn van de bomenhoofdstructuur.

Gevolg van het stedenbouwkundig concept is het afwaarderen van de hoofdgroen- structuur langs de Pleiadenlaan (het verlengde gedeelte bij het winkelcentrum) en het opwaarderen van de groenstructuur ter plaatse van de groenzone Wilgenlaan.

In het voorliggend plan beweegt het doorgaande verkeer zich over de Pleiaden-, Zonne- en Eikenlaan langs het gebied. De Pleiadenlaan tussen Zonnelaan en Selwerderpark krijgt, nog meer dan nu al het geval is, een functie voor het parkeren en laden en lossen, terwijl de Dierenriemstraat nog slechts een fiets- en voetgangersroute is, waar zo nu en dan ten behoeve van laden en lossen aan die kant van het winkelcentrum een vrachtauto rijdt. Met andere woorden: er vindt een 'downgrading' in stedenbouwkundige betekenis plaats en de verschillende onderdelen van het stadsdeelcentrum worden nauwer op elkaar betrokken.
Daar staat tegenover dat in het voorliggende plan veel meer wordt ingezet en aan- gesloten op hoe de wijk is opgebouwd. Naast het assenkruis, gevormd door de Zonnelaan, Pleiadenlaan en Eikenlaan, is de wijk bepaald door zijn randen: het Selwerderpark en de groene en ecologische zone langs het Reitdiep. Tussen deze twee 'Groene vingers' zorgen twee groene verbindingszones dwars door de wijk voor de opdeling van de wijk in afleesbare woonkwadranten. Deze verbindingszones zijn reeds versterkt (Grote Beerstraat westzijde) of worden versterkt. De water- en groenzone langs de Wilgenlaan is zo'n zone, die in ruimtelijke betekenis versterkt kan worden door de bestaande route meer openbaar te maken, er functies op te oriënteren en door groen toe te voegen.

Huidige situatie

Op de oostelijke grens van het plangebied staan bomen, die waardevol zijn om te behouden. Dit geldt ook voor de boomstructuur langs de Wilgenlaan. Deze laatst- genoemde structuur bevindt zich vanaf de bouwlocatie gezien aan de overzijde van de aanwezige waterpartij.
Op de bouwlocatie stonden bomen, die voor de sloop zijn verwijderd, conform de door burgemeester en wethouders vastgestelde Boom Effect Analyse (BEA). In de zuidoost- hoek van de bouwlocatie van Atlas staat een monumentale boom die voor de bouw moet worden verwijderd, conform de genoemde BEA.
Langs de Pleiadenlaan en de Dierenriemstraat staan ter hoogte van de te ontwikkelen locaties geen waardevolle bomenstructuren.

Randvoorwaarden

De boomstructuur langs de Wilgenlaan dient behouden te worden. De boomstructuur langs de Pleiadenlaan zal niet worden versterkt. Dit is een beleidswijziging (omdat dit tot nu toe een bomenhoofdstructuur was) ten opzichte van wat eerder in de bomenstructuurvisie is vastgesteld. In plaats van de boomstructuur langs de Pleiadenlaan wordt de openbare groenstructuur langs het water aan de Wilgenlaan aan de zijde van de te ontwikkelen locatie versterkt. Hiermee ontstaat er een voor mens en natuur aangename groenzone.

Voor een goede afweging zijn Bomeneffectanalyses door burgemeester en wethouders vastgesteld die de basis zijn voor de vergunningen voor het vellen van bomen en houtopstanden (zie bijlage 1 van de bijlagenbundel behorend bij deze toelichting). De te vellen bomen en houtopstanden worden ruim gecompenseerd, zoals gespecificeerd in de BEA's.

4.4 Verkeer

Autostructuur 

Het plangebied is voor autoverkeer goed bereikbaar vanaf de westelijke en noordelijke ringweg via de Zonnelaan en de Pleiadenlaan. De belangrijkste gebiedsontsluitingswegen zijn de Pleiadenlaan, de Zonnelaan en de Eikenlaan. Deze wegen hebben niet alleen een ontsluitingsfunctie voor de wijken, maar vervullen ook een ontsluitingsfunctie voor het interwijkverkeer in een groter deel van de stad.

Parkeren
De nieuwe entree voor de parkeergelegenheid voor Atlas en Pleione is voorzien aan de Dierenriemstraat. De ontwikkelaar ontwikkelt op eigen terrein 77 parkeerplaatsen, waarvan 56 in een gebouwde parkeervoorziening van twee lagen en 21 op het maaiveld.

Volgens de parkeernormen uit de parkeernota van 2012 geldt een parkeeropgave van 92,5 parkeerplaatsen.

Aantallen Parkeernorm Parkeeropgave 2017

studentenwoningen 224 0,1 22,4
sociale huur 131 0,3 39,3
vrije sector huur 28 1,1 30,8

TOTALEN 383 92,5

Deze normen blijken hoger dan het autobezit onder de doelgroepen (studenten en young professionals). Uitgaande van gemiddeld 1,5 persoon per huishouden en een gemiddeld autobezit voor studenten van 5% en 15% voor young professionals (bron RAI), zijn 55 parkeerplekken voldoende.

Het college heeft op 20 februari 2018 besloten (kenmerk: 6703591) af te wijken van de geldende parkeernormen, omdat:

  • 1. de doelgroep een lager autobezit kent dan tot uitdrukking komt in de vigerende gemeentelijke parkeernormen;
  • 2. de locatie een echte fietslocatie is en de ontwikkelaar met maatregelen het gebruik van de fiets stimuleert;
  • 3. de ontwikkelaar tenminste twee deelauto's beschikbaar stelt voor toekomstige bewoners, en
  • 4. de ontwikkelaar via een kettingbeding toekomstige bewoners informeert over het feit dat zij niet in aanmerking komen voor een bewoners- en/of bezoekersvergunning, indien in het gebied betaald parkeren wordt ingevoerd. In verband hiermee heeft het college tevens besloten de toekomstige adressen van deze ontwikkeling uit te sluiten van bewoners- en/of bezoekersvergunningen.

Openbaar vervoer
De omgeving van het bouwplan zo vlakbij het winkelcentrum heeft een uitstekende ontsluiting met het openbaar vervoer. Met de bus kunnen zowel het Noorderstation als het Hoofdstation in Groningen snel worden bereikt. In de directe omgeving van het plangebied wordt volgens de huidige plannen een busbaan aangelegd. Het tracé loopt via de Zonnelaan en de Eikenlaan tussen stadscentrum en Zernike. De bereikbaarheid van de locatie en omstreken wordt hierdoor verder verbeterd.

Fietsstructuur
We onderscheiden het hoofdnetwerk, gericht op de snelle en doorgaande fietser, en het basisnetwerk, dat ontsluitend en fijnmazig is (Fietsstrategie Groningen 2015-2025). De omgeving van het bouwplan heeft uitstekende fietsverbindingen met zowel het centrum van Groningen en de omringende wijken, waaronder Zernike, Vinkhuizen en Selwerd, als met het buitengebied.

De locatie van Atlas en Pleione maakt het gebruik van de fiets aantrekkelijk. De universiteitscampus is op 5 minuten fietsafstand; de binnenstad, het station en ook het UMCG zijn met 10 minuten fietsen te bereiken. De ontwikkelaars spelen hierop in door goede (inpandige) fietsvoorzieningen te realiseren.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden / omgevingsaspecten

5.1 Mer-beoordeling

In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het ruimtelijk plan planmerplichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Wanneer niet voldaan wordt aan de drempelwaarden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, daarbij lettend op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Ten aanzien van woningen ligt de drempelwaarde op een aaneengesloten gebied met 2.000 of meer woningen. Dit wijzigingsplan maakt slechts maximaal 400 woningen mogelijk en is dus niet rechtstreeks planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig.

Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit betreft een vormvrije mer.

Kenmerken van het project
Het project betreft hoogstens 400 wooneenheden; het plangebied is 3829 m². In een stad met ruim 200.000 inwoners op een oppervlakte van ruim 8.000 hectare is de omvang van het project relatief klein, zodat een volledige mer niet gerechtvaardigd is.

Plaats van het project
Het plangebied ligt niet in een gevoelig gebied, zoals een Natura 2000-gebied of een verbindingszone binnen het Nederlands Natuurnetwerk. De locatie ligt binnen de stedelijke structuur van Groningen, op een locatie die in het verleden als kantoor in gebruik is geweest. Het betreft een geschikte plek voor woningbouw. De plaats van het project rechtvaardigt geen volledige mer.

Kenmerken potentiële effecten
De voorliggende woningbouwlocatie heeft geen belangrijke uitstraling van milieueffecten naar de omgeving. Mogelijke effecten hangen samen met de windsituatie. Het bereik van het effect van deze locatie is lokaal en heeft niet een plangebiedgrensoverschrijdend karakter. De ontwikkelaar heeft aangegeven bij de inrichting van het gebied maatregelen nemen om, waar dit binnen het plangebied nog niet het geval is, een aanvaardbaar windklimaat te krijgen. Ten behoeve van de ecologische aspecten zijn mitigerende maatregelen getroffen. Significante effecten op het milieu zijn uitgesloten.

In de navolgende paragrafen wordt dieper op de effecten van de ontwikkeling op de omgeving en andersom ingegaan.

Conclusie
Door de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten treden geen belangrijke negatieve milieugevolgen op. Dit blijkt ook uit de beoordeling van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen.

De kenmerken van de effecten van het project rechtvaardigen geen volledige mer (Collegebesluit d.d. 18 september 2018).

5.2 Duurzaamheid, energie en leefomgevingskwaliteit

Duurzame ontwikkeling is ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen.

Beleidskaders
De raad van de gemeente Groningen heeft in 2007 het 'Beleidskader duurzaamstestad.nl' en de 'Routekaart Groningen Energieneutraal' vastgesteld. Hierin is uitgewerkt hoe in Groningen duurzame ontwikkeling concreet gemaakt wordt. In 2011 is de Routekaart geactualiseerd in het 'Masterplan Groningen Energieneutraal' en in het bijbehorende uitvoeringsprogramma 'Groningen geeft energie'. In 2015 is deze routekaart geactualiseerd met "Groningen geeft energie, programma 2015-2018". Een uitwerking van dit programma is het in 2017 vastgestelde actieplan "Groningen aardgasloos in 2035". Hierin wordt geschetst hoe in de gemeente Groningen in de warmtebehoefte kan worden voorzien zonder het gebruik van aardgas. Landelijk is sinds 1 juli 2018 de plicht om bebouwd gebied aan te sluiten op aardgas vervallen.

Energie

In een wijzigingsplan kunnen alleen ruimtelijk relevante aspecten van energie worden gereguleerd. Een wijzigingsplan regelt namelijk alleen het gebruik van de (boven- en onder)grond, (oppervlakte)water en de opstallen en bepaalt de functies en daarmee de bouwmogelijkheden. Het wijzigingsplan fungeert als toetsingskader voor omgevingsaanvragen voor bouw, aanleg of sloop. Het gebruik van zonnepanelen en zonneboilers op gebouwen is in een groot aantal situaties mogelijk zonder vergunning. Het is wenselijk dat rekening gehouden wordt met een dakoriëntatie die maximaal geschikt is voor de opwekking van zonne-energie en met groene daken nu of in de nabije toekomst.

Voor Atlas en Pleione betekent dit concreet het volgende. De beide woontorens zullen worden aangesloten op Warmtestad. Met de aansluiting wordt bijgedragen in de verlaging van CO2-uitstoot en gasloos bouwen. Naast de aansluiting op Warmtestad is de ambitie voor de woontoren Atlas om een betere energiecoëfficiënt te behalen dan op het moment van ontwikkelen vereist is. Om dit te halen wordt gedacht aan onder andere een betere isolatiewaarde voor de gebouwschil en het toepassen van PV-panelen op het dak.

Leefomgevingskwaliteit

De leefomgevingskwaliteit vormt een belangrijk onderdeel van de totale afweging over ruimtelijke plannen binnen de gemeente. Naast de milieukwaliteiten, zoals onder andere geluidhinder, fijnstof, externe veiligheid en bodemkwaliteit maken water en ecologie deel uit van de leefomgevingskwaliteit. Hieraan wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed.

Meer aandacht voor klimaatadaptieve wijken is in verband met toenemende neerslagfluctuaties en hittestress wenselijk. Mogelijk komen hiervoor in de nabije toekomst nieuwe beleidskaders of wettelijke regels. Het stimuleren van de duurzaamheidsprincipes is het uitgangspunt voor de uitvoering van de plannen. Er wordt gasloos gebouwd. Op de daken worden zonnepanelen toegepast.

5.3 Archeologie

Inleiding

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluit- vorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen e.d., vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie.

Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.

Het voorliggend plan dient voorschriften te bevatten om eventueel aanwezige archeologische waarden te beschermen. Die regels kunnen in enkele, op archeologische gronden geselecteerde, gebieden aan een 'omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden' worden verbonden. Daarmee wordt de aanvrager van een dergelijke vergunning verantwoordelijk voor behoud van archeologisch erfgoed.

Een eerder inventariserend booronderzoek binnen het plangebied (zie bijlage 2 van de bijlagenbundel behorend bij deze toelichting) heeft aangetoond dat in de ondergrond sprake is van oude vegetatielaagjes die verband houden met bewoning in de buurt gedurende de ijzertijd. Ook zijn de resten van een oude waterloop aangetroffen die mogelijk hebben toebehoord aan het stroomgebied van de A. De combinatie van beide is aanleiding om een vervolgonderzoek in de vorm van een archeologische begeleiding te adviseren voor het toekomstig graafwerk.

Beddingen van de A  

Het plangebied is gelegen ten westen van de uiterste punt van de Hondsrug, waar de oude beddingen van de A het water van het Drentse achterland afvoerde naar zee. Deze vermoedelijke loop van de A werd gereconstrueerd door Clingenborg (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.WP001AtlasPleione-vg01_0006.png"

Kaart van Clingenborg met daarop
de gereconstrueerde loop van de A

De reconstructie laat zien dat het riviertje de Aa zich vermoedelijk eerst westwaarts heeft geslingerd om met een grote boog weer rechtsom terug te keren tegen de westelijke flank van de Hondsrug. Vanaf daar gaat het met een nieuwe meander richting de Selwerderhof, waarna -volgens Clingenborg- het riviertje zich samenvoegt met het Selwerderdiepje ten oosten van de Iepenlaan, waar ook de Hunze in uitmondt.

De oeverwallen van de A hebben een hoge archeologische verwachting, ook gezien het feit dat langs de A zich enkele overslide wierden bevinden.
Het gehele plangebied ligt in het oude stroomdal van de A en wordt daarmee aangemerkt als archeologische waarde 2. Aan deze dubbelbestemming is een omgevingsvergunning gekoppeld, met een vrijstelling voor ingrepen die kleiner zijn dan 200 vierkante meter of ondieper reiken dan 60 cm beneden maaiveld.

5.4 Ecologie

Algemeen

In het stedelijk gebied levert de natuur een belangrijke bijdrage aan het leefmilieu en aan de beleving ervan door de mensen, die er wonen en werken. In toenemende mate wordt daarom bij het ontwerp en de inrichting van plannen rekening gehouden met de noodzakelijke voorwaarden voor de leefomgevingskwaliteit. De aanwezigheid van dieren en planten in de stad is vooral mogelijk dankzij water- en groenstructuren (de stedelijke ecologische structuur), die onderling en met het landschap buiten de stad verbonden zijn. De samenstelling en de mate van samenhang in deze ecologische structuren bepalen de vitaliteit van de stedelijke natuur. Losse groen- en waterelementen kunnen een ecologische functie hebben, wanneer ze voldoende groot zijn en voldoende rust hebben gekregen om zich te kunnen ontwikkelen. Door middel van aangepast beheer en zo nodig zorgvuldig ontwerp kan de ecologie in de stad versterkt worden. Zelfs het stedelijke en stenige milieu biedt specifieke kenmerken en kansen voor verschillende planten en dieren. De vastgestelde doelsoortennota's bieden hiervoor de potentie en ambitie. De huidige ontwikkeling biedt kans om de duurzame en ecologische ambities van het gemeente- bestuur hier zichtbaar te maken.

Voor deze locatie gelden de Doelsoortennota Stenige biotopen stedelijk gebied en Doelsoortennota Noord.

Plangebied

Het plangebied ligt in de noordwestelijke wijk Paddepoel. Direct oostelijk hiervan ligt de belangrijke stedelijk ecologische zone Park Selwerd en het Bessemoerpark. De zuidelijk gelegen direct aangrenzende waterpartij verbindt de planlocatie met deze door de raad vastgestelde stedelijk-ecologische zone.

Het gebied is stenig en het winkelcentrum en de directe omgeving worden intensief gebruikt. Natuurwaarden zijn daarom laag. Uit analyses van TNO blijkt bovendien dat de huidige omgeving een hitte-eiland effect van 12,8 C genereert. Daarmee heeft de locatie stedelijk de hoogste score.

Ontwikkelingsmogelijkheden

Het stedelijk ecologisch beleid richt zich niet alleen op het behouden en versterken van ecologische waardevolle gebieden en het opheffen van knelpunten, maar ook op het stedelijke milieu in zijn algemeen. Het uitgangspunt voor deze locatie is daarom het ontwikkelen en inrichten van stedelijke biotopen conform het doelsoortenbeleid Stenige biotopen en Doelsoortennota Noord en middels het adagium 'natuurinclusief bouwen'. Dit wordt bereikt door:

  • 1. behoud en ontwikkeling van de direct aansluitende waterpartij onder andere door afkoppeling van regenwater;
  • 2. waar mogelijk dak- en gevelvegetaties toepassen met inheemse soorten met nectaraanbod en nestgelegenheid;
  • 3. faunavoorzieningen (inbouw gevelneststenen circa 100) toepassen voor vogels (met name gierzwaluw, huismus, roodstaart en vleermuizen).

Voor het plangebied zijn voor de verschillende biotopen specifieke doelsoorten vastgesteld. Voor deze doelsoorten wordt verwezen naar de nota Stenige biotopen stedelijk gebied.

Conclusies in het kader van de Vogelrichtlijn en de Wet natuurbescherming

De afstand tot de Ecologische Hoofdstructuur bedraagt 1,9 kilometer. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, het Leekstermeergebied, bedraagt ongeveer 5 kilometer. Knelpunten met het Nationaal NatuurNetwerk of door de Wet natuur- bescherming aangewezen gebieden zijn daarom niet aan de orde.

In het kader van de Wet natuurbescherming heeft, ten behoeve van sloop van de panden en het ruimen van groen, ecologisch onderzoek naar het voorkomen van beschermde dieren of planten plaatsgevonden (zie bijlage 3 van de bijlagenbundel, behorend bij deze toelichting). Daarbij zijn beschermde vaste verblijfslocaties en functies vastgesteld. De opdrachtgever heeft voor de vernietiging van deze plaatsen en functies tijdig door bevoegd gezag goedgekeurde mitigerende en compenserende maatregelen uitgevoerd.

5.5 Water

Beleid

Het waterbeleid voor Groningen is vastgelegd in 'Waterwerk' het Groninger water- en rioleringsplan 2014-2018. Daarnaast wordt gewerkt volgens de stedelijke wateropgave van het waterschap Noorderzijlvest en Hunze en Aa's.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.WP001AtlasPleione-vg01_0007.png"

Beleidskader

Bij planvorming wordt in een vroegtijdig stadium overleg met waterbeheerders gezocht (Watertoets). In het kader van de watertoets zal nadere uitwerking van de principes van afwatering en ontwatering in relatie tot de waterkwaliteit en de waterkwantiteit plaats moeten vinden in overleg met de waterbeheerder. De locatie valt binnen het beheergebied van Waterschap Noorderzijlvest. Het waterschap vervult een adviserende en toetsende rol.

Waterstructuur huidige situatie
Het plangebied heeft een peil van -0,83 m NAP en staat in verbinding met de watergangen in Selwerd die een afvoer hebben op het Van Starkenborghkanaal. Dit kanaal maakt onderdeel uit van de Electraboezem (3de schil) en heeft een peil van -0,93 m NAP.

In droge periodes en om het stedelijk water door te spoelen kan gebruik worden gemaakt van de inlaat aan het Reitdiep ter hoogte van de Voermanhaven. Het Reitdiep heeft een peil van +0,53 m NAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.WP001AtlasPleione-vg01_0008.png"
Huidige waterstructuur

Waterberging

In het gebied is voldoende waterberging aanwezig om het neerslagoverschot dat tijdens het klimaatscenario T=100+10% optreedt te bergen. De lagere delen in het gebied lopen geen risico op wateroverlast. In de navolgende figuur is de ligging van de kritieke punten weergegeven (bron: Stedelijke Wateropgave).


afbeelding "i_NL.IMRO.0014.WP001AtlasPleione-vg01_0009.png"
Kritieke punten

Randvoorwaarden/ omgevingsaspecten

Water en riolering bij ontwikkelingen

Bij ontwikkelingen in het gebied moet rekening gehouden worden met de gevolgen van het toepassen van verhard en bebouwd oppervlak. Door deze verstedelijking komt regenwater sneller tot afstroming. Voor het bestaande watersysteem betekent deze toename een extra belasting: er moet meer water worden geborgen. Hiervoor wordt door de water- schappen een compensatie in de vorm van oppervlaktewater vereist.
Als vuistregel wordt een compensatie van 10% van de toename van het verhard en / of bebouwd oppervlak in de vorm van oppervlaktewater geëist, mits de toename van het verhard oppervlak meer dan 750 m2 bedraagt. Als de toename van het verhard oppervlak minder dan 750 m2 bedraagt is in de regel geen compensatie nodig.
Aangezien er voor de nieuwbouw geen water wordt gedempt en er geen toename van verhard oppervlak zal zijn, zal er geen compensatie plaats hoeven te vinden.

Het water moet, indien mogelijk, vertraagd afvoeren op de bestaande vijver naast het plangebied. De aanleg van een vegetatiedak/groene daken kan, afhankelijk van de uitvoering, een bijdrage leveren aan het vertraagd afvoeren van regenwater. Het vegetatiedak gebruikt water voor de groei van de beplanting, het bergt enig water en, afhankelijk van de uitvoering, voert het vervolgens vertraagd af. Ecologisch gezien biedt dit ook de nodige voordelen: meer ruimte en ontwikkeling voor insecten, vogels en andere flora en fauna.

Een ander nadeel van verdere verstedelijking is dat geen regenwater in de bodem verdwijnt. Door de hiermee gepaard gaande grondwaterstandsdaling kan een verdroging van de ondergrond optreden. Dit is voor met name de bomen en het overige groen nadelig. Door de toepassing van bijvoorbeeld infiltratievoorzieningen, zoals waterdoorlatende of -passerende bestrating, wordt water geïnfiltreerd. Door toepassing van deze systemen kan ook water geborgen worden. De plaatselijke grondslag moet duidelijk maken of deze toepassingen gebruikt kunnen worden.

De vijver in het plangebied heeft tamelijk steile oevers en is voorzien van een houten beschoeiing. Wanneer de mogelijkheid zich voordoet, zouden meer natuurlijke oevers kunnen worden aangelegd, zodat er meer berging ontstaat. Daarnaast zorgt het riet voor de filtering van het water en ontstaat er een beter leefgebied voor de aquatische ecologie.

Bodem
Het plangebied is grotendeels gelegen op een laaggelegen zandrug, deels afgedekt met klei en veen. Deze bovenlaag houdt over het algemeen veel water vast, waardoor het gebied in periodes met veel neerslag snel als nat wordt ervaren. De noordkant van het gebied is grotendeels opgehoogd met grond, waarvan de samenstelling niet bekend is.
De drooglegging is de afstand van het oppervlaktewaterpeil tot aan de bovenzijde van het maaiveld. De ontwateringsdiepte is de afstand van de grondwaterstand tot aan het maaiveld. Het verschil tussen de drooglegging en de ontwateringsdiepte wordt veroor- zaakt door de opbolling van het grondwater tussen de watergangen.


afbeelding "i_NL.IMRO.0014.WP001AtlasPleione-vg01_0010.jpg"
Ontwateringsdiepte


De ontwateringsdiepte moet bij wegen minimaal 0,80 m zijn, bij bomen minimaal 1,00 m en bij gebouwen minimaal 0,20 m beneden de afdekking van de bodem van de kruipruimte. Bij kruipruimteloos bouwen moet deze afstand minimaal 0,20 m beneden de fundering zijn. Op dit moment zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om een uitspraak te doen over de ontwateringsdiepte in dit gebied.

In de navolgende tabel staat de drooglegging van dit gebied weergegeven.

Gebied   Waterpeil   Laagste maaiveld   Drooglegging  
Plangebied
 
-0,83 m NAP   +0,77 m NAP
 
1,60 m
 

Bron maaiveldhoogte: AHN2

Gesteld kan worden dat de huidige drooglegging binnen het plangebied voldoet aan de norm van 1,20 m. Bij de inrichting van het gebied moet rekening worden gehouden met plaatselijk verhoogde waterstanden door opbolling van het grondwater. Hierbij dient met voldoende drainage afvoer, een geschikt bouwpeil en een geschikte bouwwijze (bijvoorbeeld kruipruimteloze bouw) rekening te worden gehouden.

Riolering
Langs de Pleiadenlaan, aan de kant van het plangebied, ligt op een diepte van circa 2,50 m een gemengd riool met een diameter van 500/750. Dit riool voert zowel regenwater als vuilwater af richting het moerriool in de Zonnelaan. Dit moerriool heeft een overstort aan de zuidkant van de vijver waarop het zijn water kan lozen op momenten van hevige regenval wanneer het zijn maximale afvoercapaciteit heeft bereikt.

Bij de toekomstige ontwikkelingen in het plangebied moet rekening worden gehouden met de ligging van het riool langs de Pleiadenlaan. De toegestane afstand van bebouwing tot het hart van het riool bedraagt minimaal 2,50 meter. De vuilwaterafvoer van de bebouwing in het plangebied kan worden aangesloten op deze leiding.

Het regenwater dient gescheiden te worden afgevoerd naar het oppervlaktewater.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.WP001AtlasPleione-vg01_0011.png"
Situatie bestaande riolering

Bouwmaterialen
Ten behoeve van de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater moet er bij de bouw van de gebouwen naar gestreefd worden geen materialen te gebruiken die milieu- verontreinigend zijn zoals lood, zink en koper. Ook bepaalde bitumen en behandeld hout logen milieugevaarlijke stoffen uit welke via het regenwater in het oppervlaktewater terecht kunnen komen.

Het toepassen van vegetatiedaken is een prima middel om regenwater vast te houden en vertraagd af te voeren. De vegetatie neemt vocht op, bergt water en gebruikt op die manier water. Tevens verdampt het water door zon en wind. Bij hevige neerslag zal het water minder snel tot afstroming komen. Ook dit kan een bijdrage leveren in de compensatie van de toename van het verhard en bebouwd oppervlak. Daarnaast isoleren de groene daken in de zomer. Door het verdampingsproces in de grondlaag wordt voorkomen dat het dak te veel opwarmt. Op deze wijze kan bespaard worden op energieslurpende voorzieningen zoals airco's en dergelijke.

5.6 Zon en schaduw

Er is in juli 2017 een driedimensionaal computermodel opgesteld van de bebouwing in de omgeving, waarin het ontwerp is geplaatst. In het computermodel is een schaduwberekening gemaakt op vier momenten in het jaar: 21 maart (wintertijd), 21 juni (hoogste punt van de zon), 21 september (zomertijd) en 21 december (laagste punt van de zon). Zie hiervoor bijlage 4 van de bijlagenbundel, behorend bij deze toelichting. De stand van de zon is op 21 maart en 21 september gelijk, reden waarom de afbeeldingen van die data zijn samengevoegd.

Op vier tijdstippen, te weten 9:00 uur, 13:00 uur, 15:00 en 18:00 uur is de schaduwwerking berekend. Bij de beoordeling van de uitkomsten van het bezonningsonderzoek is de TNO-norm gehanteerd. Volgens de TNO-norm moet er in de periode van 19 februari tot en met 21 oktober van een jaar elke dag minimaal twee uur zonlicht in een woning zijn.

Uit het bezonningsonderzoek blijkt dat er geen woningen worden gehinderd, omdat er geen woningen zijn gesitueerd binnen het beïnvloedingsgebied.

5.7 Wind

Door Bureau Peutz BV is een windtunnelonderzoek uitgevoerd aan een schaalmodel van het nieuwbouwplan Atlas en Pleione te Groningen. Het doel van het onderzoek was het geven van een eerste beoordeling van het te verwachten windklimaat rondom de geplande nieuwbouw. Naar aanleiding van de eerste meetresultaten is vervolgonderzoek uitgevoerd met betrekking tot windafschermende maatregelen. Het onderzoek is opgenomen in de bijlage (zie bijlage 6 van de bijlagenbundel behorend bij deze toelichting).

Voor de opzet van het onderzoek en de beoordeling van het windklimaat is uitgegaan van de Nederlandse norm NEN 8100:2006 Windhinder en windgevaar in de gebouwde omgeving. Uit de resultaten van het onderzoek kunnen de volgende conclusies getrokken worden.

  • De voorgenomen nieuwbouw levert geen windhinder op bij de bestaande bebouwde omgeving.
    De directe omgeving heeft een overwegend goed windklimaat met op enkele plekken een windklimaat dat als matig (categorie doorloopgebied) is aan te merken. De bestaande hoogbouw ten westen van de planlocatie heeft lokaal een matig tot slecht windklimaat, maar is ook al slecht zonder de geplande bebouwing. De invloed van de geplande bebouwing op deze betreffende locatie is gering.
  • Binnen het plangebied is er rondom de geplande bebouwing veelal sprake van een goed windklimaat, maar hier wordt in enkele gevallen het criterium voor een matig windklimaat overschreden (criterium doorlopen). Het windklimaat is goed bij de gebouwentrees. Op twee meetposities in de zone tussen de twee torens is het windklimaat slecht in de basisvariant. Dit wordt veroorzaakt door valwinden tegen de noordelijke toren, die over de oprijlaan van het parkeerdek langs deze posities worden gestuwd.

Voor het plangebied zal de ontwikkelaar bij de inrichting van het gebied maatregelen nemen om, waar dit nog niet het geval is, een aanvaardbaar windklimaat te krijgen.

5.8 Milieu

5.8.1 Geluid

Geluid is één van de factoren die invloed kan hebben op de beleving van de leefomgevingskwaliteit. Daarom moet er bij nieuwe ruimtelijke of verkeersontwikkelingen akoestisch onderzoek plaatsvinden om de geluidsituatie in beeld te brengen. Hierbij moet de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen worden getoetst aan de wettelijke geluidnormen. Er worden drie bronnen van geluidhinder onderscheiden: wegverkeerslawaai, industrielawaai en spoorweglawaai. Voor de situatie in dit plangebied zijn alleen wegverkeers- en industrielawaai relevant.

Het plangebied ligt voor wat betreft industrielawaai voor een deel binnen de zone van het industrieterrein Groningen-West. Sinds het verdwijnen van de suikerfabriek is de geluidsbelasting ten gevolge van het industrieterrein Groningen-West dusdanig laag geworden, dat het plangebied aan de geluidszone zou kunnen worden onttrokken. Echter, dit is niet mogelijk op grond van dit wijzigingsplan. Het vaststellen van een wijzigingsplan is de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders, terwijl het aanpassen van een zone de bevoegdheid is van de raad.

Naar de geluidbelasting vanwege wegverkeer is onderzoek gedaan. De bevindingen zijn vastgelegd in het akoestisch onderzoek 'Nieuwbouw woontoren Atlas en Pleione te Groningen'. Uit dit onderzoek blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van de Pleiadenlaan en de Dierenriemstraat op een aantal gevels de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder overschrijdt. Voor deze gevels wordt een hogere waarde aangevraagd. Het maximaal toelaatbaar geluidniveau wordt nergens overschreden, zodat er geen dove gevels nodig zijn.

5.8.2 Luchtkwaliteit

De Wet Milieubeheer geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet staan luchtkwaliteitsnormen voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10 en PM2,5). Een groot deel van de luchtverontreiniging in Groningen wordt van elders aangevoerd met de wind. Dit geldt vooral voor fijnstof. Met name voor NO2 komen langs drukke wegen verhoogde concentraties voor.

Het 'Verslag luchtkwaliteit 2016 gemeente Groningen' geeft een actueel beeld van de luchtkwaliteit in Groningen. Op de bijbehorende luchtkwaliteitskaart is per locatie/weg aan de hand van kleuren te zien wat de concentratie van luchtverontreiniging is. Het verslag en de kaart zijn gebaseerd op meetgegevens van het RIVM en op gedetailleerde modelberekeningen (conform het Besluit Regeling beoordeling luchtkwaliteit). Het verslag en de luchtkwaliteitskaart staan op het internet. Hierbij kan ook per woning kan worden ingezoomd om de plaatselijke concentraties van stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) af te lezen. Zie: https://gemeente.groningen.nl/luchtkwaliteitskaart 

Uit het verslag luchtkwaliteit en de luchtkwaliteitskaart 2016 blijkt, dat in Groningen overal ruimschoots wordt voldaan aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen. Ook komen in Groningen geen situaties voor, die uit het oogpunt van gezondheid als 'onvoldoende' moeten worden beoordeeld. Dit betekent, dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmering is voor het vaststellen van het wijzigingsplan.

5.8.3 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bij voorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

Voor risicovolle inrichtingen, transportroutes en transportleidingen is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Voor inrichtingen is dit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), voor transportroutes het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en voor hogedruk aardgastransportleidingen het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden. Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Bij het vaststellen van ruimtelijke plannen dient de gemeente het groepsrisico te verantwoorden.

De Omgevingsdienst Groningen heeft voor het wijzigingsplan Atlas en Pleione Pleiadenlaan te Groningen een risico-inventarisatie uitgevoerd (zie bijlage 5 van de bijlagenbundel, behorend bij deze toelichting). Hieruit blijkt dat in de omgeving van het plangebied de provinciale weg N370 en de spoorlijn Onnen - Sauwerd aanwezig zijn. Uit nader onderzoek is echter gebleken dat aan de veiligheidsnormen wordt voldaan. Dat wil zeggen dat voor deze risicobronnen wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico, alsmede voor het plasbrandaandachtsgebied (PAG). Gezien de afstand van het plangebied tot de provinciale weg N370 zal het groepsrisico niet of nauwelijks worden beïnvloed en kan een berekening van het groepsrisico achterwege blijven. Het berekende groepsrisico voor de spoorlijn Onnen - Sauwerd wijzigt niet door het realiseren van de twee woontorens Atlas en Pleione Pleiadenlaan te Groningen.

De Veiligheidsregio Groningen concludeert dat voor het aspect bestrijdbaarheid het plangebied goed bereikbaar is en dat rondom het plangebied voldoende primaire bluswatervoorzieningen aanwezig zijn. Veiligheidsregio Groningen adviseert om ook in de nieuwbouwsituatie te zorgen voor goede bereikbaarheid en adequate bluswater- voorzieningen. Voor het aspect zelfredzaamheid concludeert de Veiligheidsregio om de bevolking niet alleen via het bestaande WAS maar ook op een andere wijze te alarmeren (radio, NL-Alert, televisie, geluidswagen, enz.). Het advies van de Veiligheidsregio is opgenomen in de bijlage (zie bijlage 5 van de bijlagenbundel behorend bij deze toelichting).

5.8.4 Bodem

Voor dit wijzigingsplan is op 20 april 2016 een inventarisatie uitgevoerd naar de aanwezigheid van gegevens over de bodemkwaliteit bij de gemeente Groningen. Daarvoor zijn de volgende aspecten beoordeeld:

  • de locaties die verdacht zijn van (ernstige) bodemverontreiniging;
  • de aanwezigheid van (ernstige) bodemverontreinigingen;
  • de locaties waar na sanering een zorgmaatregel van kracht is en mogelijke gebruiksbeperkingen liggen;
  • de diffuse bodemkwaliteit, zoals vastgesteld in de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart.

De inventarisatie is gebaseerd op de op dat moment bij de gemeente beschikbare gegevens. Dagelijks worden gegevens aangeleverd en bijgewerkt. Voor een actuele situatie of voor informatie over individuele locaties wordt daarom verwezen naar https://gemeente.groningen.nl/bodemonderzoek-en-bodemsanering. Verder bestaat de mogelijkheid om op afspraak rapporten in te zien. Voor de inventarisatie van de bodemkwaliteitsgegevens is gebruik gemaakt van de informatie zoals opgeslagen in het bodeminformatiesysteem (BIS) van de gemeente Groningen.

Het verrichten van bodemonderzoeken en het uitvoeren van eventuele sanerings- werkzaamheden is een verantwoordelijkheid van de veroorzaker, de eigenaar en/of een belanghebbende.

Voor de locaties die verdacht zijn van een geval van (ernstige) bodemverontreiniging is een bodemonderzoek bij de aanvraag van een Wabo-vergunning in ieder geval noodzakelijk. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de gemeentelijke bouwverordening regelen in welke gevallen de aanvraag van een vergunning vergezeld dient te gaan van een bodemonderzoek. Daarnaast geldt voor nieuwe bodem- verontreiniging, ontstaan na 1987, een ander regiem. Op deze gevallen is de zorgplicht van toepassing. Dit betekent dat nieuwe bodemverontreiniging altijd zoveel mogelijk ongedaan gemaakt moet worden, ongeacht hoe ernstig de bodemverontreiniging is.

De toetsing van de bodemkwaliteit vindt plaats aan de normen die gekoppeld zijn aan het gebruik of de functie van de bodem. Het toekomstige gebruik betreft voornamelijk wonen.

Bodemverontreiniging kan bestaan uit bronverontreiniging of diffuse verontreiniging.

Bronverontreiniging

Eventuele bronverontreiniging wordt veroorzaakt door huidige of voormalige bedrijfs- functies en/ of dempingen en ophogingen met verontreiniging.

Bij een geval van ernstige bodemverontreiniging zijn de functionele eigenschappen die de bodem voor mens, plant of dier heeft ernstig verminderd. Een bodemsanering is dan nodig om de locatie weer geschikt te maken voor het beoogde gebruik.

Uit de BIS-inventarisatie blijkt dat binnen het plangebied geen locaties aanwezig zijn, die verdacht zijn van een geval van (ernstige) bodemverontreiniging.

Locatiecode   Locatienaam   Beoordeling verontreiniging   Zorgplicht   Vervolg  
GO001406585   Dierenriemstraat 100   Niet ernstig, licht tot matig verontreinigd   Nee   Voldoende onderzocht  
GO001402172   Zonnelaan, dempingen Paddepoel eerste gedeelte   Onverdacht, niet verontreinigd   Nee   Voldoende onderzocht  

Tabel beschikbare bodeminformatie geïnventariseerd op status en vervolg

Diffuse bodemverontreiniging

In de loop van de tijd zijn op allerlei manieren puinhoudend materiaal, kooldeeltjes en ander afval in de bodem terechtgekomen. Bewoning, bedrijvigheid en ook neerslag van luchtverontreiniging heeft op vele plaatsen de bodem belast. Dit heeft mogelijk geleid tot diffuse, niet tot een bron te herleiden, bodemverontreiniging.

De gemeente Groningen heeft voor haar gehele grondgebied een bodemkwaliteitskaart opgesteld. Deze bodemkwaliteitskaart geeft inzicht in de diffuse bodemkwaliteit.

De bodemkwaliteitskaart is onderdeel van de 'Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem'. De kaart is volgens de regels uit het Besluit Bodemkwaliteit opgesteld.

Uit de bodemkwaliteitskaart blijkt dat de verwachte gemiddelde kwaliteit binnen het plangebied lager is dan de Achtergrondwaarde (bodemnormering Besluit bodem- kwaliteit).

Bij het toepassen en hergebruik van grond dient de 'Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem' in acht genomen te worden.

5.8.5 Kabels en leidingen

In bestemmings- en wijzigingsplannen worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben en/of van belang zijn in het kader van beheer, externe veiligheid of gezondheidsrisico's. Het gaat dan altijd om de hoofdtransportstructuur. In vrijwel elk plangebied bevinden zich uiteraard ook kabels en leidingen voor distributie en huisaansluitingen, maar die worden niet in het plan opgenomen.
In het plangebied bevindt zich een diepriool, die op de verbeelding is aangegeven met een zone van 2.5 meter uit het hart van de leiding.

Hoofdstuk 6 Juridische toelichting

6.1 Algemeen

Het wijzigingsplan Atlas en Pleione Pleiadenlaan voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor beheer en ontwikkeling van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarmee kunnen met direct recht omgevingsvergunningen worden verleend. De gekozen bestemmingen en de daarbij behorende regels geven helder aan welke functies op welke plaats zijn toegestaan. Om de nodige flexibiliteit te waarborgen zijn tevens afwijkingsbevoegdheden opgenomen.

Dit wijzigingsplan is gemaakt conform SVBP 2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) en het standaard-bestemmingsplan van de gemeente Groningen. Daarin zijn de regels gestandaardiseerd.

Het wijzigingsplan is digitaal gemaakt. De digitale verbeelding is variabel in schaal doordat kan worden in- en uitgezoomd, en bezit een meetfunctie. Het digitale plan is raadpleegbaar via het internet (gemeente.groningen.nl/projecten-en-bestemmingsplannen alsook www.ruimtelijke plannen.nl). Daar zijn de digitale bestanden ook te downloaden.

De papieren (analoge) verbeelding bestaat uit één kaartblad met schaal 1: 1000. Deze verbeelding is getekend conform de PRABPK 2012 (Praktijkrichtlijn Analoge Bestemmingsplankaart). De verbeelding geeft in samenhang met de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied aan.

6.2 Geldend bestemmingsplan en overige regelingen

Het plangebied van het voorliggend plan betreft een wijziging van de bestemming Kantoor, zoals opgenomen in bestemmingsplan Pleiadenlaan-oost 2, vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 26 juni 2013, nr.6.t.8. Lid 4.4 in bestemmingsplan Pleiadenlaan-oost 2 (het moederplan) bevat de randvoorwaarden voor de bevoegdheid tot wijziging van de bestemming Kantoor naar de bestemming Wonen (zie paragraaf 1.3).

Behalve bestemmingsplan Pleiadenlaan-oost 2 geldt voor het plangebied de Facet- herziening Parkeren, vastgesteld d.d. 8 juni 2016.

6.3 Toelichting op de artikelen

6.3.1 Artikelsgewijze toelichting

Inleidende regels

De artikelen 1 tot en met 3 bevatten achtereenvolgens de in het plan gebruikte begrippen en hun definitie, de wijze waarop moet worden gemeten en de manier van omgaan met uitmetingsverschillen.

Bestemmingsregels

Artikel 4 Wonen
De bestemming Wonen maakt binnen de bouwgrenzen twee wooncomplexen en een parkeergarage mogelijk.

Artikel 5 Leiding - Riool
De dubbelbestemming Leiding-Riool betreft een diepriool, die op de verbeelding is aangegeven met een zone van 2.5 meter uit het hart van de leiding.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
De dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 heeft ten doel mogelijke archeologische waarden te beschermen.

Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Dit artikel bevat de anti-dubbeltelregel. De redactie is conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling is ervoor om te voorkomen dat dezelfde grond meer dan eens betrokken wordt in een omgevingsvergunningstoets en daarmee meer gebouwd kan worden dan is toegestaan.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Woningsplitsing

Met het programma voor Altas en Pleione worden meerdere doelgroepen bediend. Om het programma en de bijbehorende woonkwaliteit voor deze doelgroepen te borgen worden de regels voor woningsplitsing hier ook toegepast. Het splitsen van de woning zou namelijk leiden tot kleinere appartementen, waar ook andere doelgroepen mee kunnen worden getrokken. Bovendien neemt het aantal bewoners toe en daarmee de druk op de omgeving.

8.2 Parkeren

In dit artikel is geregeld dat in een omgevingsvergunning voor bouwen of verbouwen in het plangebied moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor de beoogde functie. Het toetsingskader dat hierbij wordt gehanteerd zijn de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Groningen die op het moment van aanvragen van de vergunning gelden. De verwijzing naar deze beleidsregels is toegestaan op grond van artikel 3.1.2 tweede lid onder a. van het Besluit ruimtelijke ordening. In principe dient op eigen terrein in de parkeerbehoefte te worden voorzien. Voor gevallen waarin dit door bijzondere omstandigheden redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd, of wanneer elders aan de parkeerbehoefte kan worden voldaan, kunnen burgemeester en wethouders gebruik maken van de opgenomen afwijkingsmogelijkheid.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

Dit artikel bevat de gebruiksregels die het plangebied van toepassing zijn.

In het voorliggend wijzigingsplan zijn geen seksinrichtingen toegestaan. Reden is, dat de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders, de raad gehoord, hebben besloten seksinrichtingen te concentreren in één concentratiegebied binnen de Diepenring en in de tippelzone. Daarbuiten wordt vestiging van prostitutie-inrichtingen tegengegaan. Het gemeentelijk beleid heeft onder meer ten doel om het woon- en leefklimaat te beschermen. De strijdigheid met de woonfunctie ontstaat door de ruimtelijke uitstraling door bijvoorbeeld aanstootgevende of storende uiterlijke kentekenen, en/of door de mogelijke verkeers- en parkeeroverlast.

Artikel 10 Bijzondere aanduidingsregels - geluidzone industrie

Het plangebied ligt voor wat betreft industrielawaai voor een deel binnen de zone van het industrieterrein Groningen-West. Sinds het verdwijnen van de suikerfabriek is de geluidsbelasting ten gevolge van het industrieterrein Groningen-West dusdanig laag geworden, dat het plangebied aan de geluidszone zou kunnen worden onttrokken. Echter, dit is niet mogelijk op grond van dit wijzigingsplan. Het vaststellen van een wijzigingsplan is de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders, terwijl het aanpassen van een zone de bevoegdheid is van de raad.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Dit artikel bevat enkele afwijkingsbepalingen, die op het plangebied van toepassing zijn. Bedoeling van de bepaling is om relatief kleine afwijkingen van het wijzigingsplan toe te staan, zowel qua omvang als qua functie.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 12 Overgangsrecht

Dit artikel regelt het overgangsrecht. De redactie is conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 13 Slotregel

Dit artikel bevat de zogenaamde slotregel, die bedoeld is voor een eenduidige vastlegging van de naam van het wijzigingsplan.

6.3.2 Toelichting regeling van vrije beroepsactiviteiten en bedrijfsmatige activiteiten in en bij woningen

De begrippen aan huis verbonden beroep en vrij beroep worden vaak, en ook hier, synoniem gebruikt. Het voorliggend wijzigingsplan biedt de mogelijkheid aan huis verbonden beroepen -met behoud van de woonfunctie- uit te oefenen in een woning.

In het algemeen is het verboden om, indien aan gronden en bouwwerken een woonbestemming of -functie is gegeven, deze te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de woonbestemming. Een ander gebruik dan wonen is niet toegestaan. In de jurisprudentie is echter bepaald dat het vestigen van een vrij beroep niet in strijd is met de woonbestemming, tenzij het bestemmingsplan/wijzigingsplan het tegendeel bepaalt en het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de uitoefening van het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het gaat veelal om een eenpersoonsberoep.

Op grond van de definitie van aan huis verbonden beroepen in dit wijzigingsplan zijn de betreffende activiteiten (onder voorwaarden, zie hierna) in overeenstemming met de functie wonen. Voor dergelijke activiteiten in een woning is geen afwijking bij een omgevingsvergunning nodig.

Of een bepaald gebruik in overeenstemming is met de functie woondoeleinden wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:
a. de aard van het gebruik
b. de omvang van het gebruik
c. de intensiteit van het gebruik

Ad a. Bij de 'aard' van het gebruik kan men denken aan een beroep welke naar zijn aard (ernstige) hinder voor zijn omgeving oplevert, of welke naar zijn aard grote verkeersproblemen zal opleveren. Het gebruik mag immers geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Het mag evenmin een onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

Ad b. Bij de 'omvang' van het gebruik is relevant of het gebruik meerdere ruimten of gebouwen in beslag neemt, welk gedeelte van het gebouw door het gebruik in beslag wordt genomen, hoeveel vierkante meter het gebruik in beslag neemt.

Ad c. Bij de 'intensiteit' van het gebruik kan worden gedacht aan frequent of incidenteel gebruik.

Als nu blijkt dat het gebruik aldus een uitstraling heeft welke niet te rijmen valt met de gelegde woonbestemming, dan is het gebruik strijdig met de woonbestemming (zie ARRvS, AB 1993/163).

Onder een 'vrije beroepsbeoefenaar' wordt verstaan: 'iemand die wordt gevraagd om zijn individuele, persoonlijke kwaliteiten, die in het algemeen op artistiek of academisch/HBO-niveau liggen'. In de praktijk is het onderscheid moeilijk aan te geven. Bij vrije beroepen valt te denken aan: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundig architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar, logopedist, makelaar, medisch specialist, notaris, oefentherapeut, Cesar/Mensendieck, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tandarts-specialist, (al dan niet beëdigd) tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige.

Hoofdstuk 7 Participatie, inspraak en overleg

7.1 Participatie

Bij de totstandkoming van BOUWJONG heeft een uitgebreid participatietraject met bewoners plaatsgevonden over grootschalige jongerenhuisvesting in Paddepoel.

Over de planontwikkeling hebben de ontwikkelaars -woningcorporatie Nijestee en Mensenborgh Pleione BV- en de gemeente een aantal gesprekken gevoerd met de Wijkraad Paddepoel (Werkgroep Duurzaamheid en Bouwen). In een eerste gesprek op 13 juli 2016 zijn eerste contouren van de planontwikkelingen geschetst. Op 9 mei 2017 vond het tweede gesprek met de werkgroep plaats.

In deze twee gesprekken werden de plannen toegelicht en werd vanuit de wijkraad de ambitie op tafel gelegd om de kwaliteit van het gebied tussen het winkelcentrum en de Wilgenlaan een impuls te geven. Daarvoor zou met name de groenzone langs het water versterkt en meer beleefbaar moeten worden gemaakt.

Een derde gesprek vond plaats op 20 december 2017. In dit gesprek werd de werkgroep door de gemeentelijke projectmanager bijgepraat over de actualiteit rond het plan.

Op 30 maart 2018 vond een vierde gesprek plaats met vertegenwoordigers van de Werkgroep van de Wijkraad. In dit gesprek zijn de gewijzigde en geïntensiveerde plannen gepresenteerd. De ontwikkelaar heeft namelijk tussentijds zijn plannen moeten bijstellen vanwege hoge bouwkosten. Het aantal woningen in het plan is daardoor toegenomen.

De vertegenwoordigers van de Wijkraad reageerden positief op de plannen, de keuze van de architect, de mobiliteits- en parkeeroplossing en situering van de gebouwen, die ertoe bijdraagt dat de groenzone wordt versterkt. De wijkraad was er tevreden over, dat hun ambities tot uitdrukking komen in het ontwerp van de groene ruimte rondom en in het plangebied.

7.2 Inspraak

Op 10 april 2018 is het voorontwerp-wijzigingsplan Atlas en Pleione Pleiadenlaan vrijgegeven voor inspraak en vooroverleg. De formele inspraakperiode van vier weken is van start gegaan op 19 april 2018 na een advertentie in de Gezinsbode. Het betrof een inloopbijeenkomst d.d. 26 april 2018 en schriftelijke en digitale inspraak. De inspraak heeft niet tot aanpassing van het wijzigingsplan geleid (zie hierna).

Inloopbijeenkomst

Op de inloopbijeenkomst waren circa 30 à 35 bezoekers aanwezig. Zij reageerden overwegend positief op de voorgenomen ontwikkeling. De voorgenomen ontwikkeling wordt ervaren als een logische stedenbouwkundige aanvulling op het centrumgebied van Paddepoel, waarbij bovendien de groenstrook aan de zuidkant van het perceel wordt gerespecteerd en versterkt. Ook wordt het plan gezien als welkome aanvulling op de woningvoorraad in Paddepoel.

De volgende punten aandachtspunten kwamen naar voren.

Doelgroep
Een omwonende stelt dat er door de ontwikkelingen in Paddepoel veel jongeren in de buurt komen wonen. Er moet wel een redelijke balans blijven tussen oud en jong en de integratie in de wijk moet wel goed blijven. Een andere omwonende pleit voor een huismeester in de flat voor studenten (Atlas).
Eén van de bezoekers juicht verjonging in de buurt toe en wil integratie/vermenging in de buurt graag bevorderen door bijvoorbeeld het organiseren van festivals. Kan de gemeente hierin helpen?

Gemeentelijke reactie
Groningen groeit vooral door het aantal jongeren en er komen ook steeds meer eenpersoonshuishoudens (ook in oudere leeftijden). Er is dus veel behoefte aan woonruimte voor deze doelgroepen. Het gaat bij Atlas en Pleione om werkende jongeren en om Nederlandse en internationale studenten.
De gemeente wil met het bouwen van dit soort woningen de druk van de woningmarkt afhalen. Om te voorkomen dat bestaande gezinswoningen in de wijken omgezet worden naar kleine appartementen of kamers is er bewust voor gekozen om nieuwe woningen voor jongeren te realiseren in solitaire complexen. Op deze manier blijven de gezinswoningen beschikbaar voor gezinnen. Dit levert ook minder overlast in straten en buurten op. De bestaande, en vooral oudere, grondgebonden woningen kunnen zorgen voor overlast door de indeling (bijvoorbeeld als een studentenkamer zich bevindt naast een slaapkamer van de buren) en de kwaliteit van dergelijke woningen (deze zijn vaak matig geluidgeïsoleerd). Van solitaire complexen voor jongeren komen niet of nauwelijks klachten binnen bij de gemeente. Bijkomend voordeel is dat er bijna altijd een beheerder/huismeester op zit, zoals ook hier het geval zal zijn bij Atlas. Ontwikkelaars/ corporaties zijn er namelijk zelf ook bij gebaat dat dergelijke complexen, gezien de investeringen die zij doen, netjes bewoond worden.
Dus bij het bouwen van jongerenhuisvesting gaat het niet alleen om een kwantitatieve vraag, maar ook en vooral om de kwalitatieve vraag. Gezien de ervaringen elders met dergelijke wooncomplexen is overlast van Atlas en Pleione niet te verwachten.
Door bewoners georganiseerde evenementen ten behoeve van de integratie kunnen eventueel door de gemeente worden gefaciliteerd. Voor het organiseren van evenementen die ten doel hebben om het samenleven tussen studenten en andere stadjers te bevorderen, is bijvoorbeeld een subsidie mogelijk vanuit het flankerend beleid Leven in stad.

Functies in de plint van het gebouw
Een vertegenwoordiger van het winkelcentrum wil graag de zekerheid dat er in de plint van de gebouwen geen commerciële functies worden gerealiseerd.

Gemeentelijke reactie 
De regeling in het wijzigingsplan staat, behalve de functie wonen, in de eerste bouwlaag uitsluitend de functies 'maatschappelijke dienstverlening', 'sport en recreatie' en 'cultuur' toe. In het algemeen zal de geprojecteerde bebouwing een gunstig effect hebben op het winkelcentrum doordat deze extra draagvlak creëert voor het winkelcentrum. (P.S. In de voorliggende vaststellingsversie is extra zekerheid gecreëerd dat een commerciële functie op grond van dit wijzigingsplan niet is toegestaan, zie lid 4.1).

Parkeren
Een aantal bewoners maakt zich zorgen over de extra parkeerdruk die de ontwikkeling van Atlas en Pleione kan opleveren voor de buurt.
Een bewoner stelt dat er bij de 6 (bestaande) parkeerplaatsen langs de Wilgenlaan een versmalling van de rijbaan is, hetgeen resulteert in een onoverzichtelijke en potentieel gevaarlijke verkeerssituatie. De bewoner stelt voor om deze parkeerplaatsen te verwijderen en merkt op dat de bebording niet geheel eenduidig lijkt te zijn.

Gemeentelijke reactie 
De nieuwbouw brengt geen parkeerproblemen met zich mee, doordat de benodigde parkeerruimte op eigen terrein kan worden gevonden, met name in een gebouwde parkeervoorziening op eigen terrein (zie paragraaf 4.4).
De punten inzake de parkeerplaatsen langs de Wilgenlaan en de bebording vallen buiten het voorliggend project, maar zijn wel onder de aandacht gebracht van het verkeersloket van de gemeente.  

Overige aspecten
Een enkele bewoner toont zich kritisch over de verdichting rondom het winkelcentrum (Polaris, Atlas en Pleione, Trefkoellocatie etc).

Gemeentelijke reactie
De voorgenomen ontwikkeling zorgt voor enige verdichting. Deze blijft echter beperkt, doordat gebouwd wordt op/bij de plaats van het voormalige GAK-UWV-gebouw.

Digitale inspraakreacties

Tijdens de inspraaktermijn van vier weken zijn twee digitale inspraakreacties ingediend.
1. De werkgroep Toegankelijk Groningen vraagt: Wordt er bij de bouw van de gebouwen rekening gehouden met toegankelijkheid voor slechtzienden, blinden en rolstoel- of rollatorgebruikers en qua indeling en grootte van toilet/badkamer met levensloopbestendig wonen?

2. Een bewoner aan de Lierstraat (die dit ook tijdens de inloopbijeenkomst heeft gemeld) stelt in zijn inspraakreactie:
- de gebouwen worden te hoog, het woongenot (uitzicht) gaat achteruit;
- het idee om hier studenten te huisvesten is alweer achterhaald nu universiteiten niet steeds meer studenten willen; er wordt niet gesproken over sociale huurwoningen, terwijl juist deze sector onder druk staat;
- de nieuwbouw brengt parkeerproblemen met zich mee.

Gemeentelijke reactie

Ad 1. Beide gebouwen zijn voor bewoners met visuele en lichamelijke beperkingen goed toegankelijk. De structuur naar en in de complexen is helder en duidelijk van opzet. Daarbij zullen de eisen inzake drempel- en deurbreedte conform het Bouwbesluit worden gehanteerd. Een inrichting van de woningen specifiek voor mensen met een beperking of ouderen is niet aan de orde. Het woningprogramma voor Atlas en Pleione is ontwikkeld voor studenten respectievelijk Young Professionals. Voor mensen met een zware lichamelijke beperking zijn de woningen minder geschikt.

Ad 2.
- De geprojecteerde hoogte van de gebouwen is wenselijk, omdat de torens in stedenbouwkundige zin het centrum als het belangrijkste deel van de wijk markeren. Het uitzicht van de woningen zal inderdaad veranderen. In plaats van het al vrij forse UWV-GAK-gebouw komen er nu twee woontorens. Het is inherent aan het wonen in de stad dat het uitzicht in de loop van de tijd kan veranderen.
- Wat betreft het idee om hier studenten te huisvesten: zie hiervoor de gemeentelijke reactie onder het kopje Doelgroep.
Een goede menging van woningsoorten is goed voor een wijk. Ook de herstructurering van Paddepoel heeft dat als uitgangspunt. Op verschillende plekken wordt sociale huur toegevoegd. Er is daarnaast ook behoefte aan vrije-sector-huurwoningen in de stad. Overigens liggen de meeste jongereneenheden onder de huurtoeslaggrens, zodat zij onder de sociale huur vallen.
- Wat betreft eventuele parkeerproblemen: zie hiervoor de gemeentelijke reactie onder het kopje Parkeren (zie ook paragraaf 4.4).

De inspraakreacties zijn afzonderlijk bij dit wijzigingsplan gevoegd.

7.3 Overleg

In het kader van het vooroverleg is het wijzigingsplan toegezonden aan de bij het plan betrokken instanties. Daarop is gereageerd door de provincie, het waterschap Noorderzijlvest en de Veiligheidsregio Groningen. Het wijzigingsplan geeft deze instanties geen aanleiding tot inhoudelijke opmerkingen.

Dit, met dien verstande dat de provincie de volgende service-opmerkingen meegeeft:

  • a. De duurzaamheidsambities kunnen goed worden afgewogen met bijvoorbeeld de duurzaamheidsafweging Grond-, Weg- en Waterbouw.
  • b. In verband met energiereductie is een terughoudend lichtplan gewenst, rekening houdend met verkeerveiligheid, sociale veiligheid en ruimtelijke kwaliteit.
  • c. Actuele milieuhygiënische bodemkwaliteitsgegevens zouden moeten worden opgenomen in het plan.

Gemeentelijke reactie op de service-opmerkingen

Ad a. Als publieke opdrachtgever heeft de gemeente Groningen 'Duurzaam GWW 2.0' omarmd. De gemeente gaat er ook daadwerkelijk mee aan de slag, uiteraard alleen wat betreft de openbare ruimte. De gemeente streeft er naar om Duurzaam GWW 2.0 zoveel mogelijk te implementeren in haar projecten. Samenwerken met opdrachtnemers is daarbij het adagium. Volgens onze informatie hebben private opdrachtgevers, zoals Nijestee en Mensenborgh dit concept nog niet omarmd. Wij attenderen deze partijen erop dat Duurzaam GWW 2.0 een positieve bijdrage kan leveren aan duurzaamheid.

Ad b. Het bouwplan Atlas en Pleione maakt onderdeel uit van een groter samenhangend stedenbouwkundig geheel waarvan de uitbreiding van het Winkelcentrum Paddepoel en de realisatie van de woontoren Polaris op de hoek van de Pleiadenlaan en de Zonnelaan ook onderdeel uitmaken. Er moet nog een definitief en hoogwaardig ruimtelijk ontwerp worden gemaakt voor de samenhangende openbare ruimte. Er zijn verschillende routes langs en door het gebied voorzien die onderscheidend zijn in sfeer en beleving. Het verlichtingsniveau zal afhankelijk van de sfeer en de betekenis van de plek verschillen. Zo zal de route langs het water een terughoudend verlichtingsniveau krijgen dat past bij een parkachtige omgeving, terwijl de entree van het winkelcentrum juist verlichting krijgt die de aandacht op deze plek zal vestigen. Voor de torens Atlas en Pleione zijn, naast de verlichting die noodzakelijk is, vanuit verkeer of sociale veiligheid in de openbare ruimte geen extra verlichtingsarmaturen voorzien.

Ad c. Wij zijn van mening dat een extra bodemonderzoek niet nodig is, omdat het verrichte bodemonderzoek afdoende is. Dat hierover anders zou kunnen worden gedacht, komt door de (verwarrende) aanduiding van de locatie. De begrenzing en naam van de locatie in het kader van het bodemonderzoek is niet gelijk aan de grenzen van dit wijzigingsplan, maar volgt de indeling 'Onderzoekslocaties met bodemrapport'. Het plangebied valt voor wat betreft de bodemkwaliteit onder de voldoende onderzochte locaties 'Dierenriemstraat 100' en 'Zonnelaan, dempingen Paddepoel eerste gedeelte'.

De overlegreacties zijn afzonderlijk bij het voorliggend wijzigingsplan gevoegd (zie de bijlagenbundel, bijlage 7).

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid / exploitatie

De geprojecteerde ontwikkeling betreft een particulier initiatief van Stichting Nijestee en Mensenborgh Pleione BV en zal op eigen grondgebied plaatsvinden. Uit het project vloeien geen financiële consequenties voor de gemeente voort. De te maken kosten worden gedekt door de leges en door kostenverhaal op grond van een met Nijestee en Mensenborgh afgesloten exploitatie-overeenkomst. Er zijn geen inrichtings- of faseringseisen e.d. zoals bedoeld in artikel 6.12 Wro nodig. Dit betekent dat van een exploitatieplan wordt afgezien: de kosten worden op andere wijze verzekerd en het stellen van verdere eisen via een dergelijk plan is niet nodig.