direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Uitwerkingsplan Reitdiep 2015
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.UP550Reitdiep2015-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Het plangebied van het voorliggend uitwerkingsplan bevindt zich in de wijk Reitdiep in het noordwesten van de stad Groningen. Aan de noord- en oostzijde van de wijk en rond de nieuw aangelegde jachthaven aan de zuidzijde is begin deze eeuw woningbouw gerealiseerd.
De belangrijkste uitgangspunten bij het ontwerp van de wijk waren de thema's 'wonen aan het water' en 'wonen in het landschap'. De wijk biedt een gevarieerd woonmilieu, dat zich nadrukkelijk onderscheidt van andere wijken in de stad. Kenmerkend zijn de stedelijke, compacte woonomgeving en groepen van woningen in kleinere concentraties in een landelijke en waterrijke omgeving. Het wijkontwerp is zorgvuldig afgestemd op het omliggende landschap.
In het moederplan Reitdiep 2012 heeft het gebied tussen het noordelijke deel van de wijk Reitdiep en de Reitdiephaven - het gebied heet ook wel Reitdiep fase 3 en 4 - de bestemming 'Wonen uit te werken' gekregen, omdat de plannen nog onvoldoende uitgekristalliseerd waren. Nu dat wel het geval is, kan in aansluiting op de uitgangspunten voor het wijkontwerp het gebied worden ingevuld en kan de woonwijk Reitdiep worden afgerond.
Dit met dien verstande dat een klein gebiedje ten westen van de Professor Uilkensweg/ten zuiden van Joeswerd buiten het uitwerkingsplan is gehouden (zie hieronder, en gedetailleerder: zie de verbeelding). Hier is een basisschool voorzien. Voor deze school geldt een afzonderlijke procedure.
De inzet van het voorliggend uitwerkingsplan is derhalve: afronding van de woonwijk Reitdiep door het realiseren van nieuwe woonbuurtjes in een landelijke, waterrijke omgeving.

1.2 Begrenzing plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP550Reitdiep2015-vg01_0001.png"

Ligging van het plangebied

Het plangebied wordt globaal begrensd door weilanden in het westen, de bestaande bebouwing langs Joeswerd en de Professor Uilkensweg in het noorden, de Hoogeweg in het oosten, de bebouwing rond de Reitdiephaven in het zuidoosten en de Friesestraatweg in het zuidwesten.

1.3 Voorgeschiedenis

Het uitwerkingsplan Reitdiep 2015 ligt aan de zuidelijke rand van het kweldergebied, dat zich ten noorden van Groningen uitstrekt. Meer precies ligt het gebied in het stroomdal van de benedenloop van de Drentse Aa, op de overgang naar het oerstroomdal van de Hunze. Het gebied wordt gedomineerd door kleiige lagen, die werden afgezet door de zee, maar ook door de hoofdgeulen Aa en Hunze die via kleinere geulen het zoete water naar zee afvoerden.
De aanwezigheid van bewoning is in het gebied sterk wisselend geweest, omdat de invloed van de zee onregelmatig voor overstroming zorgde. Toch heeft men zich hier al vanaf de jaartelling proberen te vestigen, met wisselend succes. Een kleine wierde onder de Friesestraatweg is een restant van een nederzetting uit de eerste eeuwen van de jaartelling.
Perioden van veel overstromingen en wat drogere perioden wisselden elkaar af. Zo raakte in de vierde eeuw na Christus een groot gedeelte van het gebied overslibd door de zee. Dit zal merkbare gevolgen hebben gehad voor de hier aanwezige kleine nederzettingen. In de (vroege) middeleeuwen werden nieuwe pogingen ondernomen om zich in het gebied te vestigen totdat in 1200 grote springvloeden het land weer overstroomden. Aan de Professor Uilkensweg bevindt zich een middeleeuwse wierde. Pas in de late middeleeuwen werd het gebied door bedijking afgeschermd van de invloed van de zee. De nog resterende verkaveling dateert dan ook op zijn vroegst uit de 12de eeuw na Christus. Na de bedijking was het gebied tot de laatste eeuwwisseling in gebruik als landbouwgrond.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Provinciaal beleid

Provinciaal Omgevingsplan 2009-2013

Basis voor het provinciale ruimtelijke beleid wordt gevormd door het Provinciaal Omgevingsplan (POP), alsmede door de Omgevingsverordening Groningen. Provinciale Staten hebben deze beleids- stukken op 17 juni 2009 vastgesteld. De in de verordening opgenomen regels sluiten aan op het POP. De Omgevingsvisie 2015-2019 wordt de opvolger van het huidige POP, dat tot juni 2015 liep. De visie gaat over de kwaliteit, de inrichting en het beheer van de leefomgeving in de provincie Groningen. De onderwerpen milieu, ruimte, mobiliteit en water staan hierin centraal. Het bestaande POP vormt de basis voor de nieuwe Omgevingsvisie.
In het huidige POP staat het omgevingsbeleid van de provincie op het gebied van milieu, verkeer en vervoer, water en ruimtelijke ordening. De drie centrale uitgangspunten zijn:
1. werken aan een duurzame leefomgeving;

2. eigen karakter handhaven en versterken;

3. sterke steden en vitaal platteland.

In de volgende hoofdstukken wordt op deze punten ingegaan.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk-functionele structuur en ontwikkeling

3.1 Begrenzing plangebied

Het plangebied wordt begrensd of doorsneden door de volgende wegen: de Friesestraatweg, de Professor Uilkensweg, de ontsluitingsweg Joeswerd en de Hoogeweg; zij zijn allen gelegen buiten het plangebied van dit uitwerkingsplan.
De wegen en straten die het plangebied begrenzen verschillen in betekenis in stedenbouwkundige zin.

  • De Friesestraatweg is belangrijk voor de ontsluiting van het hele noordwestelijk deel van de provincie op de stad. Daarmee is zij van betekenis voor de stad als geheel (1ste orde).
  • De Professor Uilkensweg doorsnijdt het plangebied en is globaal deels de noordgrens van het gebied. Deze weg zorgt voor de verbinding tussen verschillende stadsdelen en is daarmee van belang voor het functioneren van het stadsdeel (2de orde).
  • De Hoogeweg in het oosten is de oorspronkelijke en historische ontsluitingsroute; deze weg vormt de ruggengraat van het gebied in stedenbouwkundige zin (2de orde).
  • De ontsluitingsweg Joeswerd is van betekenis op het niveau van de wijk zelf (3de orde).
    De woonstraten zijn van betekenis op het niveau van de buurt of de straat zelf (4de orde).

3.2 Inpassing in de ruimtelijk-functionele structuur

De wijk Reitdiep bevindt zich in het open wierdenlandschap ten noordwesten van de stad Groningen. De wijk vormt voor de stad een specifieke begrenzing en dit deel van de stad vormt een helder begrensd gebied in een open landschap. Dit is dan ook het uitgangspunt geweest voor het ontwikkelen van het woongebied aan het begin van deze eeuw: heldere begrenzingen, duidelijke en herkenbare randen. De keuze voor een harde, scherpe overgang, als contrast met het open wierdenlandschap, komt voort uit de nota 'De Stad van Straks': De overgang van het landschap naar de stad is hier de overgang van een open wierdenlandschap -met een ecologische hoofdstructuur en tegelijkertijd een weidevogelgebied -naar de harde randen van de wijken Vinkhuizen en Paddepoel. Het realiseren van een nieuw stuk stad in dit gebied is een opgave die op veel verschillende manieren vorm gegeven kan worden. Kenmerkend moet echter altijd zijn, dat er sprake is van een 'stedelijk gevoel' bij bewoners en bezoekers, die deze plek bewonen en bezoeken. Een gevoel dat ontstaat door een zekere mate van concentratie (en) door verschillen in bewonersgroepen, woon-/leefstijlen en architectuur…”
De belangrijkste uitgangspunten bij het ontwerp van de wijk waren de thema's 'wonen aan het water' en 'wonen in het landschap'. De wijk biedt een gevarieerd woonmilieu, dat zich nadrukkelijk onderscheidt van andere wijken in de stad. De wijk kenmerkt zich door een stedelijke, compacte woonomgeving en groepen van woningen in kleinere concentraties. Het ontwerp is zorgvuldig afgestemd op het omliggende landschap. Het aan de zuidkant gelegen havengebied vormt een aantrekkelijke overgang tussen de bestaande stad en de achterliggende woonwijk.
Met de invulling van dit laatste woongebied van Reitdiep als wijk wordt bovenstaand uitgangspunt onverkort gehandhaafd. Daarbij wordt ook de entree van de stad via de Friesestraatweg nader vormgegeven.

De hoofdopzet van het plan wordt gevormd door twee woonstrips langs twee kenmerkende assen en door het woongebied rondom de Reitdiephaven. De beide assen zijn georiënteerd op de wierde Dorkwerd. Het betreft de wateras van het Reitdiep, waarlangs de woonstrip 'Eilanddomeinen' is gerealiseerd, en een zone hier ten westen van, waar het woongebied 'De Groene domeinen' is gerealiseerd. Tussen beide domeinen bevindt zich een groene enclave. Onderdeel van de Groene domeinen zijn twee woonwierden die als vooruitgeschoven posten in het landschap zijn gerealiseerd. De ingesloten ruimte die wordt gevormd door de twee hiervoor genoemde assen, die een hoek met elkaar vormen, bestaat aan de zuidzijde uit het havengebied met op dit havengebied georiënteerde woningen, een jachthaven, wijkvoorzieningen en andere stedelijke functies. Dit is het dynamische en levendig hart van het plan. Naar het noorden toe ligt het nu uit te werken woongebied. Deze wordt aan de noordkant deels begrensd door de Professor Uilkensweg. Hier is een scholencomplex gerealiseerd. In de hoek die de twee assen met elkaar maken, opent zich een groene ruimte, 'de groene enclave', een hoogwaardige en waardevolle, groene ruimte waar het waterwonen langs de randen op is georiënteerd en die daar mede haar kwaliteit aan ontleent. Een ruimte die lucht geeft aan het woongebied en een specifieke bijdrage levert aan het open karakter van het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP550Reitdiep2015-vg01_0002.jpg"

Deelgebieden

De Eilanddomeinen

De woonstrip 'Eilanddomeinen' tussen de Hoogeweg en de Reitdiepdijk bestaat uit een reeks woondomeinen in de vorm van eilanden in het water met als thema 'wonen aan en op het water'. De noordzijde van dit woongebied wordt begrensd en gemarkeerd door een rij woningen achter de Reitdiepdijk, die de verbinding vormt tussen land en water. Langs de wateras, achter de Reitdiepdijk, is het gebied in geringe mate verhoogd. De overgang met het gebied aan de binnenzijde van de Reitdiepdijk is zorgvuldig ingepast.
Langs de Hoogeweg is de verkaveling in een rechte lijn langs het water gerealiseerd. De eilanden zelf zijn niet met elkaar verbonden. Achtererven grenzen aan het water. Hier zijn ook plekken voor aanlegsteigers aanwezig. De overgang met de Reitdiepdijk is natuurlijker vormgegeven.

De Groene domeinen

De woonstrip 'Groene domeinen' bestaat uit een aantal woondomeinen in het landschap met als thema 'wonen in het landschap'.
Op de grens van het landschap is een harde woonrand gerealiseerd. De woondomeinen zijn ten opzichte van het bestaande maaiveld aanmerkelijk verhoogd.
Het centrale deel van de woonstrip tussen de groene enclave en Joeswerd bestaat uit kleine woondomeinen die in oost-westelijke richting zijn verkaveld en die door middel van woonstraatjes worden ontsloten vanaf de groene enclave. De woonstraatjes van de woonstrip hebben een gevarieerd straatprofiel. Een drietal ervan is voorzien van een groene zone. Op deze wijze wordt een groene oostwestverbinding tussen het landschap en de centrale groene zone mogelijk gemaakt. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan een gedifferentieerd woonmilieu. Er zijn hier veel vrije kavels uitgegeven en er komen verschillende woningtypen voor. Langs de groene enclave speelde particulier opdrachtgeverschap een belangrijke rol bij het ontwerp van de woningen. Langs Joeswerd bestaat het bebouwingslint uit zogenaamde flexibele woningen. De woningen zijn gevarieerd qua hoogte (2 of 3 lagen, met of zonder kap) en qua diepte.
Aan de zuidkant van de 'Groene domeinen' is in samenwerking met Kuub (centrum voor particuliere bouw) Reitdiep 't Dorp ontwikkeld. Binnen bepaalde randvoorwaarden hebben de bewoners veel inspraak in de nieuwe woning gehad.
De beide vooruitgeschoven woonwierden aan de westrand bestaan uit vrijstaande, twee-onder- een-kapwoningen en enkele rijwoningen. De wierden vormen een uitzonderlijke stadsrand. Ze worden op een centrale plek ontsloten vanaf de groene enclave. Door hun ligging in het landschap en vanwege het feit dat ze de rand van de stad markeren, is met name de vormgeving van de randen van cruciaal belang. Ze zijn verschillend van karakter, maar vertonen intern een sterke ruimtelijke en architectonische samenhang. Ze hebben elk een eigen specifieke identiteit: de 'introverte' wierde aan de noordzijde en de 'extraverte' wierde aan de zuidzijde. De introverte wierde heeft een meer landelijk ingetogen karakter, terwijl de extraverte wierde een nadrukkelijk naar buiten gericht, meer stedelijk karakter heeft.

De noordelijke 'introverte wierde'
Voor de noordelijke 'introverte wierde' geldt dat ze kenmerkende eigenschappen van de klassieke wierde heeft, zoals een organische structuur en een hoger gelegen kern. Door deze hoger gelegen kern ontstaat een bolvormige wierde met naar de rand toe aflopende tuinen. De wierde wordt omgeven door een waterpartij en door middel van een vaste brug ontsloten. De waterpartij vormt de fysieke grens tussen wierde en landschap. De buitenrand van de wierde, langs het water aan de voet van de aflopende tuinen, is door middel van een voetpad openbaar toegankelijk. Een collectieve haag aan de voet van deze tuinen schermt de tuinen af en benadrukt de groene grens tussen wierde en landschap. De woningen worden door middel van een binnenring' ontsloten. De buitenring wordt gevormd door het rondgaand openbaar voetpad langs het water. Door de hoger gelegen kern en door variatie in de hoogte van bebouwing wordt de oriëntatie van de woningen in de kern op het omliggende landschap mogelijk gemaakt. De bebouwing bestaat uit een ensemble van vrijstaande en dubbele woningen, en is organisch gerangschikt. De woningen vormen een ruimtelijk en architectonisch ensemble. Kleur, materiaalgebruik en architectonische vormtaal zijn afgestemd op het introverte karakter van de wierde. Daarmee onderscheidt deze zich van de andere onderdelen van het noordwestelijk woongebied van de wijk Reitdiep.

De zuidelijke 'extraverte wierde'
De zuidelijke 'extraverte wierde' wordt, net als de 'introverte wierde', omgeven door een watergang. In tegenstelling tot de 'introverte' wierde worden de woningen door middel van een buitenring ontsloten; daarnaast heeft deze wierde, in plaats van een ingetogen en organisch karakter, een naar buiten gericht en meer formeel karakter. De woningen langs de buitenring maken een front naar het landschap en vormen op deze wijze een duidelijke stedelijke rand. Behalve door een buitenring worden de overige woningen op de wierde ook intern ontsloten. Pleintjes of groene ruimtes bieden plek voor kleine speelvoorzieningen. De richting en vormgeving van de kappen benadrukken de ruimtelijke samenhang binnen de wierde; gezamenlijk vormen ze het 'dak' van de wierde.
De wierde wordt voor het verkeer door middel van een duikerdam aan de oostzijde ontsloten vanaf de groene as. Aan de zuidzijde is een tweede ontsluiting geprojecteerd, die aangesloten zal worden op het toekomstige, aangrenzende woongebied dat is geprojecteerd tussen deze extraverte wierde en de Friesestraatweg. De buitenrand en het binnendeel van de wierde zijn door middel van fiets-en voetpaden met elkaar verbonden.

Reitdiephaven

Reitdiephaven ligt ten noorden van de wijk Vinkhuizen, in de oksel van de Friesestraatweg en het Reitdiep. De jachthaven met zijn voorzieningen aan de zuidzijde ervan vormt de kern van de woonwijk Reitdiep.

3.3 Toekomstige ontwikkelingen

Het voorliggend uitwerkingsplan is opgesteld ten behoeve van de bouw van circa 400 woningen. Deze capaciteit is nodig om te voldoen aan de vraag naar groenstedelijk wonen. Het programma betreft globaal een voortzetting van buurtjes met een vergelijkbaar woonmilieu als in de rest van de wijk, waar wordt aangesloten op de vraag naar groen stedelijk wonen. Er moeten vooral grondgebonden woningen gebouwd worden in een ruime groene setting; gedacht wordt aan vrijstaande woningen, twee-onder-één kap-en enkele rijenwoningen. Met het oog op de huidige woningmarkt is een grote mate van differentiatie wenselijk. In de uitwerking van het plan moet ruimtelijk rekening worden gehouden met de aanwezigheid van een hoogspanningsleiding die dwars door het gebied loopt. Hierdoor kan aan weerszijden van de leiding in een zone van 50 meter (2x25 meter) geen woonbebouwing worden gerealiseerd. Dit biedt kansen om het karakter van de wijk (wonen in het landschap) te versterken en het biedt tevens ruimte voor andere functies.

Westelijk woongebied; wonen in het landschap
De woongebieden zijn een voortzetting van de woonstrip ' groene domeinen' met als thema 'wonen in het landschap'.
Op de grens van het landschap wordt opnieuw een harde woonrand gerealiseerd. De woondomeinen worden evenals de al gerealiseerde woondomeinen ten opzichte van het bestaande maaiveld aanmerkelijk verhoogd.
Het centrale deel van de woonstrip, in het verlengde van Joeswerd, wordt verlengd en bestaat opnieuw uit kleine woondomeinen die in oost-westrichting zijn verkaveld en die door middel van woonstraatjes worden ontsloten vanaf Joeswerd. Het eerste domein, gerekend vanaf de bestaande bebouwing, wordt voorlopig gebruikt voor de bouw van tijdelijke schoollokalen; dat is dan ook reden om deze locatie niet mee te nemen in dit uitwerkingsplan. De woonstraatjes van de woonstrip hebben een gevarieerd straatprofiel. Eén ervan is voorzien van een interne groene zone. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan een gedifferentieerd woonmilieu. Er kunnen hier veel vrije kavels uitgegeven worden en er kunnen verschillende woningtypen voorkomen. Particulier opdrachtgeverschap kan hier een belangrijke rol bij het ontwerp van de woningen spelen.
Langs Joeswerd bestaat het bebouwingslint in het verlengde van de bestaande bebouwing uit zogenaamde flexibele woningen. De woningen zijn gevarieerd qua hoogte (2 of 3 lagen, met of zonder kap) en qua diepte.
Langs de Professor Uilkensweg worden woningen gerealiseerd, waarbij de oriëntatie van de woning en de belangrijkste gevel op deze voor de wijk belangrijke route wordt gericht. De woningen nemen afstand tot deze weg door een brede waterpartij, kenmerkend voor de wijk Reitdiep als geheel.

Een nieuwe wierde
De beide vooruitgeschoven woonwierden aan de westrand worden aangevuld en afgemaakt met een derde afzonderlijk te onderscheiden wierde die eveneens als de al gerealiseerde wierden bestaat uit vrijstaande, twee-onder-een-kapwoningen en enkele rijwoningen. De wierden vormen gedrieën een uitzonderlijke stadsrand. Ze worden elk afzonderlijk op een centrale plek ontsloten vanaf de doorgaande ontsluitingsroute Joeswerd.
Kenmerkend voor de drie wierden is de rondgaande waterpartij die de identiteit van de verschillende te onderscheiden wierden benadrukt en kenmerkend is voor de stedenbouwkundige opzet van de wijk Reitdiep.
Door hun ligging in het landschap en vanwege het feit dat ze de rand van de stad markeren, is vooral de vormgeving van de randen van de verschillende wierden van cruciaal belang. Ze zijn verschillend van karakter, maar vertonen intern een sterke ruimtelijke en architectonische samenhang. Ze hebben elk een eigen specifieke identiteit: de 'introverte' wierde aan de noordzijde en de 'extraverte' wierden aan de zuidzijde. De introverte wierde heeft een meer landelijk ingetogen karakter, terwijl de extraverte wierden een nadrukkelijk naar buiten gericht, meer stedelijk karakter hebben.
De nieuwe zuidelijke 'extraverte wierde' wordt, net als de al bestaande wierden, omgeven door een watergang. De woningen worden door middel van een buitenring ontsloten. De nieuwe wierde heeft een naar buiten gericht en meer formeel karakter. De woningen langs de buitenring maken een front naar het landschap en vormen op deze wijze een duidelijke stedelijke rand. Behalve door een buitenring worden de overige woningen op de wierde ook intern ontsloten. Pleintjes of groene ruimtes bieden plek voor kleine speelvoorzieningen.
De wierde wordt voor het verkeer door middel van een duikerdam aan de oostzijde ontsloten vanaf de groene as. Aan de noordzijde is een tweede ontsluiting geprojecteerd, die aangesloten zal worden op de bestaande gerealiseerde wierde.

Oostelijk woongebied: wonen nabij het water
In het gebied begrensd door de school in het noorden, de Hoogeweg in het oosten, Reitdiephaven in het zuiden en de Professor Uilkensweg in het westen kunnen twee woondomeinen worden gerealiseerd. Deze zijn van elkaar gescheiden door een brede groene zone van 100 meter, inclusief de 50-meterzone voor de hoogspanningsleiding die vanwege milieu-eisen niet met woningen mag worden bebouwd. Deze groene zone biedt ruimte voor onder andere speelplekken; drie toegestane speelplekken zijn buiten de zone van de hoogspanningsmasten aangegeven op de verbeelding. In het groen bevindt zich hier ook een archeologisch monument, waarbij de gedachte is dit monument meer zichtbaar en bereikbaar te maken in de openbare ruimte.

Zowel langs de Professor Uilkensweg als langs de Hoogeweg neemt de nieuwe bebouwing afstand tot de weg. Er worden woningen gerealiseerd waarbij de oriëntatie van de woning en de belangrijkste gevel op deze, voor de wijk belangrijke, routes wordt gericht. De woningen nemen afstand tot deze wegen door een brede waterpartij, kenmerkend voor de wijk Reitdiep als geheel.

Tussen de beide voorzieningenclusters van de wijk (de school en de Reitdiephaven) wordt van noord naar zuid een langzaam-verkeerroute voor fietsers en voetgangers aangelegd die informeel door de buurtjes en de groene ruimte slingert en deze belangrijke functies van de wijk met elkaar verbindt.

Het meest noordelijke woondomein krijgt ten gevolge van deze route een langgerekt groen hart met ruimte voor speelplekken. Dit zorgt voor identiteit van de buurt en levert een bijdrage aan een gedifferentieerd woonmilieu. Woningen worden consequent op de omringende openbare ruimte gericht, waarbij binnen de formelere randen veel ruimte is voor vrije kavels.
Het zuidelijk woondomein is beperkter in omvang, maar is qua opzet in principe hetzelfde. Het woongebied krijgt een duidelijke grens met de voorkant van woningen aan de zijde van de Reitdiephaven. De woningen nemen hier afstand tot de weg door een openbare groenstrook, waarin eventueel ook ruimte is voor kleinschalige speelvoorzieningen. Ontsluiting voor het autoverkeer en parkeren vindt hier plaats vanaf de straten binnen het woondomein op eigen erf.

Beide woondomeinen worden via een ontsluiting gekoppeld aan de Hoogeweg. Deze weg heeft al een functie als ontsluitingsroute voor de woningenclusters langs het Reitdiep. Daarnaast is voor autoverkeer een ontsluiting van de woondomeinen geprojecteerd vanaf de Professor Uilkensweg (noordelijk deel) en de weg Reitdiephaven (zuidelijk deel).

Parkeervoorzieningen
Buiten het plangebied, direct ten zuiden daarvan, is in de 'oksel' van de Friesestraatweg en de Professor Uilkensweg, en daarmee zowel vanuit het ommeland als de stad gezien een logische plek, ruimte voor een Park & Ride gecombineerd met een overstapstation voor de bus en voorzieningen in de vorm van een liefst ecologisch benzinestation. Langs de Friesestraatweg neemt de incidentele bebouwing richting de stad in intensiteit langzaam toe. Hier is dan ook in combinatie met de P+R ruimte voor een strook met een beperkt aantal woon-/ werkwoningen. Aangezien de ontsluiting van deze kavels en van de P+R vanaf de Professor Uilkensweg plaats moet vinden, zal er extra zorg moeten worden besteed aan de architectonische uitwerking van de volumes langs deze belangrijke stadsentree (geen achterkanten).
Omdat dit gebiedje buiten de randvoorwaarden van de uitwerkingsplicht valt, zal voor deze ontwikkeling een afzonderlijke procedure moeten worden gevolgd.
De zuidrand van het plangebied sluit op het hiervoor bedoelde gebiedje aan. In deze rand zijn parkeervoorzieningen mogelijk met daarbij behorende additionele voorzieningen, zoals zonnecollectoren en fietsenstallingen.

3.4 Wonen

Met het in ontwikkeling brengen van de laatste fase van het plangebied Reitdiep kan een aantal belangrijke woondoelen worden gerealiseerd. Nu de woningmarkt zich wat lijkt te herstellen, is het gewenst dat consumenten kunnen kiezen uit een zo divers mogelijk woningaanbod. Met 'ruim en groen' wonen in Reitdiep wordt het stedelijk aanbod in dit woonmilieu completer. De locatie nabij het wierdenlandschap biedt hiervoor uitstekende condities.

Doelgroep en woonmilieu
In de Structuurvisie Wonen is de doelstelling aangegeven om onder andere de vraag van jonge, doorstromende gezinnen zo goed mogelijk te faciliteren. De belangstelling van deze doelgroep gaat traditioneel uit naar ruime eengezinswoningen in een rustige en veilige woonomgeving, waaronder aan de rand van de stad.
In het recent uitgevoerd woningmarktonderzoek wordt voor stad en regio een blijvend grote behoefte voorzien aan hoogwaardige eengezinswoningen in groene woonmilieus. Dit beeld wordt bevestigd door de verkoopcijfers voor nieuwbouwwoningen in dit woonmilieu in de afgelopen jaren. Deze ontwik- keling wordt ondersteund met nieuwbouwaanbod in het voorliggend plangebied.

Programma
Voor dit plangebied wordt uitgegaan van een gevarieerd woningaanbod in een aantrekkelijk en groen woonmilieu. De plancapaciteit bedraagt maximaal 400 grondgebonden woningen.
Het merendeel van de woningen zal worden ontwikkeld in de middeldure koopsector. Voor sociale huurwoningen is maximaal 10 % van het programma gereserveerd.
Ruim de helft van het projectmatige programma is gericht op doorstromende huishoudens. Met het oog op de verwachte doorlooptijd is de verdeling naar woningtypes tamelijk flexibel. Het aanbod, en daarmee uiteindelijk de verdeling, wordt bepaald door de werkelijke vraag.
In het programma voor de koopsector is in verhouding vooralsnog veel ruimte opgenomen voor particuliere kavels. Daarmee krijgen huishoudens die zelf willen (laten) bouwen de ruimte hun wenswoning te realiseren. Dit kan natuurlijk individueel, maar ook huishoudens die gezamenlijk willen bouwen (Collectief Particulier Opdrachtgeverschap) kunnen hier terecht.
Ook voor de projectmatige bouw is keuzeruimte voor consumenten een aandachtpunt. Het is belan- grijk dat de vraag naar meer maatwerk wordt gehonoreerd. Dit kan op verschillende manieren en op verschillende schaalniveaus. In fase 2 van Reitdiep is aan de Joeswerd een voorbeeld van 'het zelf samenstellen van een woning met modulaire bouwdelen' gerealiseerd. Ook door variatie aan woningtypes en door uitwerkingsvarianten binnen een basisontwerp kan kopers keuze worden geboden.
De ontwikkeling van sociale huurwoningen hangt af van een aantal factoren. Zo is het de vraag of een woningcorporatie momenteel prioriteit kan toekennen aan bouwen in de uitleg. Mocht dit niet zo zijn, dan is ook een alternatieve vorm van ontwikkeling en exploitatie denkbaar. Ook zijn (goedkopere) vrije-sector-huurwoningen een optie. Aan dergelijke woningen wordt een tekort gesignaleerd, terwijl marktpartijen steeds meer geïnteresseerd zijn in de ontwikkeling en exploitatie van dergelijke woningen.

3.5 Verkeer

Verkeersstructuur

De verschillende gemeentelijke beleidsnota's gaan uit van een nauwe samenhang tussen het ruimtelijke beleid en het verkeers- en vervoersbeleid. Dit tegen de achtergrond van het verbeteren van de bereikbaarheid en leefbaarheid van de stad. Het verkeers- en vervoersbeleid is vooral gericht op stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en langzaam verkeer. Dit impliceert een efficiënter gebruik van de bestaande verkeersruimte en een duidelijke verkeersstructuur. De doorstromingscapaciteit op het stedelijke hoofdwegennet en de bundeling van verkeersstromen is daarbij van belang. In de tussenliggende gebieden is een aangenaam en veilig woon- en leefklimaat het doel.
In het kader van het landelijke concept 'Duurzaam Veilig' zijn in de gemeentelijke nota 'Kalm aan en rap een beetje' alle wegen in de gemeente Groningen onderverdeeld in een drietal categorieën, te weten stroomwegen (ringwegen) en gebiedsontsluitingswegen (50 km/u), waar stromen centraal staat, en erftoegangswegen (30 km/u), waar verblijven centraal staat.

Autoverkeer
Aan de zuidzijde wordt het gebied begrensd door de Friesestraatweg (N355). Het plangebied wordt via de Professor Uilkensweg op de Friesestraatweg ontsloten. De Friesestraatweg is ten oosten van de Professor Uilkensweg aangesloten op de noordelijke en westelijke Ringweg (N370). De wijk Reitdiep is daardoor goed aangesloten op de hoofdwegenstructuur van de stad. Via de Professor Uilkensweg is het plangebied tevens ontsloten op Zernike Campus Groningen ten noordoosten van Reitdiep.

De Friesestraatweg is gecategoriseerd als een gebiedsontsluitingsweg. Op het gedeelte binnen de bebouwde kom mag 70 km/u worden gereden. Buiten de bebouwde kom is de maximumsnelheid 80 km/u. De gemeente heeft medio 2015 de provincie verzocht het bebouwdekombord met 100 meter op te schuiven, zodat ter hoogte van het voorliggend uitwerkingsgebied maximaal 70 km/u zal mogen worden gereden. In het gebied bevindt zich één weg die is aangemerkt als gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 50 km/u. Het betreft hier de Professor Uilkensweg.

Alle overige wegen zijn erftoegangswegen (woonstraten), waar een maximum snelheid van 30 km/u geldt. Overgangen van een gebiedsontsluitingsweg naar een erftoegangsweg zijn zo vormgegeven, dat de weggebruiker wordt gewezen op het veranderde snelheidsregiem en het te verwachten verkeersgedrag.

Binnen de bestemming Groen is rekening gehouden met de mogelijkheid voor een parallelweg; dit zou kunnen worden gerealiseerd aan de westzijde van het plangebied ten zuiden/zuidwesten van de op de verbeelding getekende waterstructuur.

Fietsverkeer
In de beleidsnota 'Fietsstrategie 2015 - 2025' staat het fietsnetwerk weergegeven. In het plangebied behoren de Professor Uilkensweg en de Friesestraatweg tot de hoofdfietsstructuur. Langs beide wegen hebben fietsers de beschikking over een vrijliggende fietsstructuur. De hoofdfietsroute langs de Friesestraatweg is via de Reitdiephaven verbonden met de Hoogeweg en vervolgens met de Zernike Campus en het Jaagdpad en vormt daarmee een belangrijke doorgaande route wat met de komst van het nieuwe P&R-terrein in Reitdiep versterkt kan worden.

De Hoogeweg maakt voor een klein deel ook onderdeel uit van het hoofdfietsnetwerk van de stad. Het overige deel van de Hoogeweg, ten noorden van de Reitdiephaven tot aan het Kromme Riet, maakt geen onderdeel uit van de hoofdfietsstructuur, maar vanwege de grote hoeveelheid fietsers op dit wegvak zijn op dit deel wel fietsstroken aangebracht op de rijbaan. Op alle andere wegen binnen Reitdiep maken fietsers en autoverkeer gezamenlijk gebruik van de rijbaan.

Parkeren
Parkeren bij woningen vindt plaats op eigen terrein, bij uitzondering in de openbare ruimte. Er dient rekening te worden gehouden met voldoende parkeerruimte voor zowel de auto als de fiets. Het aantal parkeerplaatsen wordt bepaald door de geldende gemeentelijke parkeernormen. De kosten van de parkeerplaatsen zijn voor rekening van de ontwikkelaar. De parkeerplaatsen dienen in principe op eigen terrein te worden gerealiseerd.

Openbaar vervoer
Het gebied wordt ontsloten door het openbaar vervoer in de vorm van busverbindingen. Eén van de lijnen betreft de lijndienst tussen Groningen en het transferium Zuidhorn. Via de op- en afritten met de Friesestraatweg bij de Professor Uilkensweg komt de bus het plangebied binnen, waarna de route via de Professor Uilkensweg naar Zernike Campus Groningen loopt. Een andere lijn betreft de streeklijn van Groningen naar Munnekezijl. Via een halte aan de Friesestraatweg nabij de aansluiting met de Professor Uilkensweg doet deze lijn het plangebied aan. Om de stad goed bereikbaar te houden wordt ter hoogte van de aansluiting van de Professor Uilkensweg met de Friesestraatweg tevens een nieuw transferium gerealiseerd.

3.6 Openbare ruimte

3.6.1 Groenstructuur

Het landschap waarin de wijk Reitdiep is gebouwd, wordt gekenmerkt door een open wierden- landschap dat zich uitstrekt tot aan de Waddenzee. In het oosten kent het gebied een scherpe begrenzing in de vorm van het Reitdiep. Met zijn kenmerkende dijken is dit water het belangrijkste landschappelijke element in het gebied. De kaarsrechte lijn van de Hoogeweg, die zich door het landschap een weg naar de wierde Dorkwerd baant, vormt het tweede karakteristieke element in het gebied. Beide elementen vormen samen met de vergezichten over het landschap een belangrijk uitgangspunt voor het groenconcept van de wijk.

Langs de Hoogeweg en ter plaatse van de Professor Uilkensweg, beiden gelegen buiten het plangebied, is er ruimte voor een groene inrichting. Ten westen van de Hoogeweg is de opzet van de wijk zo, dat het landschap in de wijk kan doordringen en omgekeerd is er op verschillende plekken zicht op het omringende landschap. De bermen van de Hoogeweg en de Professor Uilkensweg maken deel uit van de stedelijke ecologische structuur. Het aansluiten van het groen tussen de nieuw te bouwen woningen op de al bestaande groenstructuren, zoals de zijkanten van deze wegen en de Groene enclave, zal een meerwaarde opleveren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP550Reitdiep2015-vg01_0003.png"

Groene enclave tussen woondomeinen

Groenstructuurplan
In de groenstructuurvisie Groene Pepers, vastgesteld in maart 2009, is op de groenstructuurkaart onderscheid gemaakt tussen de basisgroenstructuur en de nevengroenstructuur (zie de afbeelding hierna). Gestreefd wordt naar versterking van de functionele kwaliteit en complementering van de basisgroenstructuur.

Mede vanwege de jonge leeftijd van de wijk is er weinig basisgroen aanwezig. Alleen de zone langs de Professor Uilkensweg is als basisgroenstructuur aangegeven. De zone langs de Hoogeweg behoort tot de nevenstructuur. Beide wegen bevinden zich buiten het plangebied van dit uitwerkingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP550Reitdiep2015-vg01_0004.png"

Groenstructuurplan


De oostelijke bermen langs de Hoogeweg hebben een groenbestemming. Het betreft structureel groen. Omdat verder weinig structureel groen aanwezig is in de wijk, is aanvulling hiervan in de nieuw te bouwen delen wenselijk. Op die manier kan de basisgroenstructuur in de wijk versterkt worden.

Bomenstructuurvisie

In de bomenstructuurvisie van 2014 is aangegeven dat langs de Hoogeweg en de Professor Uilkensweg laanbomen staan. Door het open karakter van het gebied en de relatie met het omliggende weidegebied zijn er verder geen belangrijke boomstructuren aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP550Reitdiep2015-vg01_0005.png"

3.6.2 Waterstructuur

Water is kenmerkend en onderscheidend voor de Reitdiep als wijk en bepaalt in hoge mate de identiteit van de wijk. Bij de opzet en uitwerking van het plangebied van dit uitwerkingsplan is dit dan ook als ruimtelijk uitgangspunt in het plan mee genomen. Dat betekent dat aansluitend op de reeds aanwezige sloten en watergangen een samenhangende waterstructuur is ontworpen, die de identiteit van de wijk als geheel versterkt.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden / omgevingsaspecten

4.1 Duurzaamheid, energie en leefomgevingskwaliteit

De gemeente heeft de ambitie dit laatste deelgebied in Reitdiep zo duurzaam mogelijk in te vullen. Dit geldt zowel voor de inrichting van het gebied (bijvoorbeeld groen, water, materiaalgebruik, openbare verlichting) als de woningbouwontwikkeling. Het speerpunt van de gemeente ligt daarbij op het thema energie.

Voor de woningbouwontwikkeling wil de gemeente:
a. de bouwers, ontwikkelaars en kavelkopers uitdagen om zo duurzaam mogelijk te bouwen;
b. de potentiële kopers zo goed mogelijk informeren over de mogelijkheden op dit vlak en de voordelen daarvan.
Uit onderzoek blijkt dat het realiseren van een energieneutrale woning of een woning zonder energierekening ('energienotanul') inmiddels een rendabele investering is, die ook nog eens waardevast is.
Daarnaast is er vanaf 1 januari 2015 meer ruimte voor de financiering van energiezuinige maatregelen.
De gemeente gaat er dan ook vanuit dat de toekomstige bewoners, maar ook de ontwikkelaars/ bouwers er in het Reitdiep voor kiezen om woonconcepten aan te bieden die energienotanul zijn, of energieneutraal.

Maar ook op het vlak van duurzaamheid hebben kopers keuzevrijheid, dus kopers kunnen ook kiezen voor een woning die alleen voldoet aan het Bouwbesluit (EPC 0,4 per 1 januari 2015).
Van belang daarbij is wel dat deze woningen toekomstbestendig zijn. Dat wil in dit geval zeggen dat de woning op termijn op relatief eenvoudige wijze energieneutraal te maken is (de norm vanaf 2020). Dat betekent dat deze woningen minimaal zijn voorzien van een heel goede schil, waardoor de warmtevraag beperkt is. Daarbij moet de woning geschikt zijn om op een later moment energieneutraal te maken, bijvoorbeeld door extra zonnepanelen te plaatsen en/of een warmtepomp.

Ook worden de mogelijkheden verkend om collectief zonnepanelen te laten plaatsen, bijvoorbeeld op de naastgelegen parkeervoorzieningen of in de groenzone onder de hoogspanningsleidingen.

Tot slot zullen kopers geïnformeerd worden over de mogelijkheden om kwaliteitseisen/garanties te stellen aan de woning die men koopt (bij de extra financiering voor energie is dit zelfs voorwaarde). Doel van deze eisen/garanties is om er toe bij te dragen dat de woning presteert, zoals is beloofd bij de verkoop.

Aardbevingsbestendig bouwen
De gemeente Groningen, en dus ook het voorliggend plangebied, ligt binnen het gebied waarvoor door de rijksoverheid de voorlopige richtlijn voor aardbevingsbestendig bouwen van toepassing is verklaard (NPR 9998).  Deze richtlijn zal te zijner tijd worden vervangen door een meer definitieve regeling en bijbehorende normering.  
De gemeente vindt het belangrijk dat bij nieuwbouwprojecten (woningbouw- en utiliteitsbouw) aardbevingsbestendig wordt gebouwd. In afwachting  van een nieuwe, meer definitieve, regeling zijn met het ministerie van EZ en de NAM daarom afspraken gemaakt over een voorlopige regeling voor vergoeding van meerkosten aardbevingsbestendige nieuwbouw. Het gaat om de redelijkerwijs toerekenbare meerkosten die bij nieuwbouwprojecten worden gemaakt om te voldoen aan de voorlopige richtlijn voor aardbevingsbestendig bouwen (NPR 9998). De regeling geldt zowel voor particuliere als professionele opdrachtgevers.

4.2 Archeologie

In 1992 is door Nederland het 'verdrag van Valletta' ondertekend, in de volksmond ook wel 'verdrag van Malta' genoemd. Het verdrag van Malta is wettelijk vertaald met een ingrijpende wijziging in de Monumentenwet 1988 en enkele andere wetten, zoals de Ontgrondingenwet en de Woningwet. Hierin wordt de verantwoordelijkheid voor een goede omgang met eventueel aanwezige archeologische waarden bij de gemeenten gelegd. De bescherming van die waarden dient te worden meegenomen in de ruimtelijke ordening, dat wil zeggen in de bestemmings- of uitwerkingsplannen.
Een dergelijk plan dient vanaf 1 september 2007 daarom een paragraaf archeologie te bevatten, waarin wordt aangegeven welke archeologische waarden in het plan aanwezig, dan wel te verwachten zijn. Daarnaast dient het plan regels te bevatten om eventueel aanwezige archeologische waarden te beschermen. Het gaat om regels voor bepaalde, op archeologische gronden geselecteerde, gebieden, waarvoor een 'omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden' verplicht wordt. Daarmee wordt de aanvrager van een dergelijke vergunning verantwoordelijk voor het behoud van archeologisch erfgoed. De Monumentenwet 1988, de erfgoedverordening van de gemeente en het ruimtelijk plan beschrijven vervolgens de procedure.

Uitwerkingsplan Reitdiep 2015

In het gehele gebied bevinden zich in principe twee vegetatieniveaus, waarvan de onderste dateert uit de Midden-IJzertijd en de jongste uit de Laat-Romeinse tijd. Het onderste vegetatieniveau betreft een fossiel oppervlak, dat gedateerd wordt in de periode van circa 400 tot 200 jaar voor Christus. Op dit oude oppervlak ontstonden wierden, die later werden overslibd door afzettingen van de zee. Waarschijnlijk raakte in de 4de eeuw na Christus het gebied overslibd als gevolg van het stijgen van de zeespiegel. Op deze relatief dunne kleilaag ontstond een tweede vegetatieniveau (rond 0,2 m -NAP).

Vanwege de kans dat er zich nog (restanten van de hier bedoelde) wierden bevinden in de westelijke helft van het nog te ontwikkelen woongebied heeft er in 2012 en 2013 een archeologisch proefsleuvenonderzoek plaatsgevonden om eventuele archeologische waarden op te sporen. Tijdens het onderzoek zijn geen nederzettingssporen aangetroffen. Het gebied is arm aan vondstmateriaal. Afgezien van enkele scherven nieuwetijds aardewerk, werd in de meest oostelijke werkputten een enkel scherfje kogelpotaardewerk gevonden. Binnen het onderzoeksgebied liggen meerdere geulen (zie de afbeelding hierna) die op grond van de vegetatiehorizonten (op basis van eerder onderzoek) globaal te dateren zijn. Het onderzoek gaf een fraai beeld van het landschap, zoals dat eruit zag in de periode tussen globaal 500 voor Christus en de 10de eeuw na Christus. Het was een waterrijk gebied dat door diverse geulen werd doorsneden.

Vanwege de afwezigheid van een intact bewoningsniveau werd de archeologische verwachting bijgesteld naar een lage verwachting en is er geen dubbelbestemming opgenomen om deze verwachting te beschermen.

  • afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP550Reitdiep2015-vg01_0006.png"

Archeologische proefsleuf, gezien naar het noorden.

De donkere banen representeren één van de geulen die in het gebied zijn aangetroffen.

Archeologisch monument en terrein ten oosten van de Professor Uilkensweg
Er zijn wel waardevolle intacte archeologische resten en sporen aangetroffen op een verhoogd terrein ten oosten van de Professor Uilkensweg. Bij de aanleg van deze weg werden opgravingen uitgevoerd, waarbij middeleeuwse en postmiddeleeuwse bewoningssporen werden aangetroffen. De restanten zijn van dien omvang en waarde, dat het terrein aan de oostkant van de weg tot archeologisch rijks- monument is aangewezen. Mochten hier ingrepen worden gepland, dan zal een separate monumentenvergunning worden aangevraagd bij het Rijk. Het gebied om het rijksmonument is ook van archeologische waarde. Zowel het rijksmonument als het betreffende gebied worden in dit uitwerkingsplan beschermd als archeologisch terrein met een dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 1'. Aan deze waarde zijn regels verbonden die bij eventuele ingrepen in het terrein het benodigd archeologisch onderzoek regelen.

4.3 Ecologie

Ecologische groenstructuur
Dit gebied wordt omringd met jonge bebouwing, die voor een groot deel in het open landschap ligt. De omliggende wijk kenmerkt zich door relatief veel water, een hoog percentage twee-onder-een- kapwoningen, rijenwoningen en vrijstaande woningen met tuinen die natuurfuncties dragen.
De natuurwaarden in en direct rond het gebied zijn te vinden in de waterpartijen, watergangen, laanbomen en grazige zones. Het te ontwikkelen gebied bestaat nu nog uit een open weidegebied waar in het voorjaar nog enkele weidevogels broeden en in en langs de sloten verschillende amfibiesoorten leven.

Groen
Ecologisch gezien zijn vooral de buiten het plangebied gelegen Professor Uilkensweg en de, eveneens buiten het plangebied gelegen, Hoogeweg van belang. De kruidenvegetaties in de bermen leveren geschikte leefplaatsen voor vlinders, kleine zoogdieren en amfibieën. Daarnaast foerageren in dit gebied veel zwaluwsoorten, waaronder de zeldzamere huiszwaluw en de oeverzwaluw. De oostelijke berm van de Hoogeweg is ingezaaid met kruiden en heeft daardoor een belangrijke waarde voor insecten als vlinders, bijen en hommels. De bermen van de Professor Uilkensweg hebben deze waarde in veel mindere mate, maar door de schrale ondergrond is de vegetatie en vooral ook de potentie voor zeldzame soorten hier toch bijzonder. Beide bermen worden gezien als belangrijke ecologische verbindingen op wijk- en buurtniveau die de verbinding vormen naar grotere groengebieden zoals het Reitdiepgebied en het agrarisch achterland. Bovengenoemde gebieden zijn op de Stedelijke Ecologische Structuurkaart van 2014 vastgelegd.

Gewenste ontwikkeling
Genetische uitwisseling en het tegengaan van klimaatopwarming vragen om duurzame, goed functionerende ecologische verbindingen. Zij zijn voorts van belang voor een gezond leefmilieu op wijk- en buurtniveau. Optimale stadsverbindingen zijn minimaal 25 meter breed en bevatten een boom-, struik- en kruidlaag om voor een doelsoort als wezel en egel passeerbaar te zijn. Bij langere verbindingszones zijn aansluitende kleinere groengebieden als ondersteuning van belang. Ook een goede aansluiting van het (inheemse) groen in de nieuwe woongebieden met de bestaande groenstructuren is van belang.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen is niet alleen het behoud van de genoemde verbindingen van belang, maar juist ook het veiligstellen en ecologisch functioneel houden van de wijk als geheel door een verbinding of aansluiting met het buitengebied en de nationale Ecologische Hoofdstructuur. Woonwijken moeten door middel van watergangen, al dan niet in combinatie met landschappelijk inheems groen, gescheiden worden van weidepercelen. Lokale weidevogelpopulaties worden door huiskatten in hun voortbestaan bedreigd.

Alle boomstructuren in het gebied zijn waardevol voor vogels en vleermuizen: als nestplaats, voedselvoorziening en trekroute.

De inrichting en het beheer van alle groengebieden moet afgestemd zijn op het Doelsoortenbeleid Noord. Deze randvoorwaarden gelden als uitgangspunt voor het nog te ontwikkelen open weidegebied.

Overige aandachtspunten
De bouwwijze van huizen in de wijk Reitdiep kenmerkt zich wel door pannendaken, maar er zijn vrijwel geen overkappingen en/of dakoverstekken. Daarnaast ontbreken spleten of nestkasten in daken en gevels, zodat de gierzwaluw, mus, spreeuw, roodstaart en vleermuizen geen vestigingskans krijgen. De aantallen van deze soorten nemen stadsbreed af. Bij renovatie en nieuwbouwplannen is het wenselijk voorzieningen voor deze soorten als randvoorwaarde op te nemen. Ook de nieuw ontwikkelde huiszwaluwtillen zouden in deze wijk meer toegepast kunnen worden.

Wet en regelgeving
Door middel van quickscans en zonodig nader onderzoek dienen ruimtelijke ontwikkelingen getoetst te worden aan de Flora- en faunawet en aan het stedelijke ecologische beleid. Het plangebied heeft reeds een woonbestemming. De afstand tot de Ecologische Hoofdstructuur, die zich ten noorden van het plangebied bevindt, bedraagt circa 600 meter. De afstand tot het Leekstermeergebied bedraagt ruim 3,5 kilometer. Gezien de afstand en de afscherming door bestaande bebouwing is er geen sprake van invloed ten gevolge van het voorliggend plan op beide gebieden.

4.4 Water

Beleid
Het waterbeleid voor Groningen is vastgelegd in 'Waterwerk', het Groninger water- en rioleringsplan 2014-2018. Daarnaast wordt gewerkt volgens de stedelijk wateropgave van het waterschap Noorderzijlvest en Hunze en Aa's.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP550Reitdiep2015-vg01_0007.jpg"

Beleidskader


Het beleid is vertaald in ambities voor de gemeente Groningen. Na het maken van het eerste 'verbrede' Groninger Water- en Rioleringsplan (GWRP) is het water- en rioleringsbeheer in Groningen goed op orde, maar in de totale waterketen moet worden bespaard en het moet efficiënter. Daarbij is het denken over afval sinds een aantal jaren aan het veranderen. Afval bestaat eigenlijk niet meer. Vrijwel alles wat we oorspronkelijk bestempelden als afval, kan na bewerking opnieuw worden benut. Dit kan zijn voor energieproductie, maar in veel gevallen zijn er ook hoogwaardiger toepassingen mogelijk. Afvalwater bijvoorbeeld bevat energie en voedingsstoffen die kunnen worden gebruikt in de landbouw. Maar naast nuttige stoffen bevat afvalwater ook steeds meer stoffen die we niet in het milieu willen hebben, zoals medicijnresten. Deze ontwikkelingen leiden tot nieuwe doelen, zoals het energiezuiniger maken van de afvalwaterketen, het sluiten van kringlopen door innovatie en het verbeteren van zuiveringsprocessen. Daarnaast blijven uiteraard de bestaande doelen voorop staan, zoals een water- en rioleringssysteem dat de volksgezondheid waarborgt en waar de burger op kan vertrouwen. Samenwerking kan er voor zorgen, dat zowel de bestaande als nieuwe doelen efficiënter en goedkoper kunnen worden behaald.

Bij de planvorming wordt in een vroegtijdig stadium overleg met waterbeheerders gezocht (Water- toets). In het kader van de watertoets vindt nadere uitwerking van de principes van afwatering en ontwatering in relatie tot de waterkwaliteit en de waterkwantiteit plaats in overleg met de waterbeheerder. De locatie valt binnen het beheergebied van waterschap Noorderzijlvest. Het waterschap vervult een adviserende en toetsende rol.

Waterstructuur huidige situatie
Het plangebied bevindt zich in het noordwesten van de stad nabij Dorkwerd. In de huidige situatie is het gebied van fase 1, 2 en Reitdiephaven ontwikkeld en het gebied van fase 3 en 4 nog onbebouwd.
De betreffende gebieden zijn weergegeven op de hierna opgenomen afbeelding en worden per onderdeel beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP550Reitdiep2015-vg01_0008.jpg"

Deelgebieden


Het totale gebied maakt onderdeel uit van polder De Jonge Held (winterpeil NAP -1,20 m; zomerpeil NAP -1,00 m). Het Reitdiep (boezem) aan de oostkant van het plan heeft een waterpeil van NAP +0,53 m.
Af- en aanvoer van het water geschiedt via een stelsel van hoofdwatergangen richting het gemaal De Helden in het zuidelijker gelegen dorp Hoogkerk. Dit gemaal heeft een verbinding met het Hoendiep.
Het landbouwgebied watert zoveel mogelijk af naar gemaal De Jonge Held, bij de molen aan de N355. Dit gemaal heeft een verbinding met het Aduarderdiep. Tijdens hoge afvoeren kan het landbouw- gebied ook gebruik maken van gemaal De Helden.

Fase 1 en 2 (buiten het voorliggend plangebied)
Het gebied tussen het Reitdiep en de Hoogeweg is uitgevoerd met voor het overgrote deel bevaarbaar water. Er is een vaarverbinding vanuit de wijk naar het Reitdiep via twee kleine sluizen, die het peilverschil van -1,00/-1,20 m naar +0,53 m (boezem) overbruggen. Het gebied is aangelegd als eilandenzone. Het gebied ten oosten van de Hoogeweg is momenteel nog grasland; het betreft een groene enclave. Deze is omringd met brede watergangen.

Reitdiephaven (buiten het voorliggend plangebied)
De jachthaven heeft een open verbinding met de boezem. Tijdens hoge waterstanden op het Reitdiep kan de verbinding worden geblokkeerd door het optrekken van de keerklep en eventueel het aanbrengen van keerwanden. Bij langdurige natte perioden, met gesloten keerklep, moet water uit het afgesloten deel van de wijk worden afgevoerd via een tijdelijke noodpomp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP550Reitdiep2015-vg01_0009.jpg"

Huidige waterstructuur

Waterstructuur geprojecteerde situatie
De fasen 3 en 4, c.q. het voorliggend plangebied, zijn momenteel nog grasland, met uitzondering van de natuurspeelplaats en het gedeelte waar de school is gebouwd. Het gebied heeft de bestemming Wonen.
Het plan houdt zoveel mogelijk de huidige waterstructuur aan en daar waar watergangen gedempt worden of verhard oppervlak (wegen en daken) wordt aangelegd, zal compensatie van oppervlaktewater plaatsvinden.

Op de watergang ten (zuid)oosten van de weg Joeswerd is de aansluiting van de toekomstige aanvoer van Drents water gepland. Voor dit Drentse water is al een deel van de route gerealiseerd. De route begint in dit uitwerkingsplan bij de ringweg, waar het water via een duiker aangevoerd kan worden. Vervolgens moet het water via een watergang in het voorliggend plangebied getransporteerd worden. Deze watergang moet van voldoende afmeting zijn. In de figuur is deze verbinding met een lichtblauwe lijn aangegeven. De locatie van de watergang is nog nader te bepalen, maar moet meegenomen worden in het ontwerp. Het water vervolgt zijn weg via de watergang langs de weg Joeswerd in noordelijke richting. Via een duiker komt het terecht in het watersysteem tussen de Hoogeweg en het Reitdiep. Het water stroomt vervolgens in zuidelijke richting langs de Professor Uilkensweg en voert vervolgens af via een infiltratieriool/-duiker langs de Reitdiephaven. Vervolgens gaat het water via een duiker onder de ringweg door en stroomt hier zuidelijk van de ringweg richting het oosten naar de vijvers van Vinkhuizen.

In de volgende figuur is de bovenstaande tekst grafisch weergegeven. De donkerblauwe lijnen zijn bestaande verbindingen, de rode lijnen zijn duikers, de lichtblauwe lijn is de ontbrekende schakel in het te ontwikkelen gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP550Reitdiep2015-vg01_0010.jpg"

Waterafvoerrichtingen


Waterberging
Bij de bouw van de woningen in het plangebied moet rekening gehouden worden met de gevolgen van een toename van verhard en bebouwd oppervlak. Door deze verdere verstedelijking komt regenwater sneller tot afstroming. Voor het bestaande watersysteem betekent deze toename een extra belasting: er moet meer water worden geborgen. Hiervoor wordt door de waterschappen een compensatie in de vorm van oppervlaktewater vereist.

Als vuistregel wordt een compensatie van 10% van de toename van het verhard en / of bebouwd oppervlak in de vorm van oppervlaktewater geëist, mits de toename van het verhard oppervlak meer dan 750 m2 bedraagt. Als de toename van het verhard oppervlak minder dan 750 m2 bedraagt, is in de regel geen compensatie nodig. Indien watergangen gedempt worden door nieuwe ontwikkelingen moet dit gecompenseerd worden door de aanleg van nieuwe watergangen/partijen. Het water moet indien mogelijk vertraagd afvoeren op de bestaande hoofdwatergangen door het plangebied.

Een ander nadeel van de verdere verstedelijking is, dat er nog maar weinig regenwater in de bodem terecht komt. Door de hiermee gepaard gaande grondwaterstanddaling kan een verdroging van de ondergrond optreden. Dit is voor met name de bomen en het overige groen nadelig. Door toepassing van bijvoorbeeld infiltratievoorzieningen en waterdoorlatende bestrating wordt water geïnfiltreerd. Door toepassing van deze systemen kan ook water geborgen worden. De plaatselijke grondslag moet duidelijk maken of deze toepassingen gebruikt kunnen worden.

De aanleg van een vegetatiedak/groene daken kan, afhankelijk van de uitvoering, een bijdrage leveren aan het vertraagd afvoeren van regenwater. Het vegetatiedak gebruikt water voor de groei van de beplanting, het bergt enig water en, afhankelijk van de uitvoering, voert het vervolgens vertraagd af. Ecologisch gezien biedt dit ook de nodige voordelen: meer ruimte en ontwikkeling voor insecten, vogels en andere flora en fauna.

Het huidige ontwerp van fase 3 en 4 bestaat in hoofdzaak uit kavels, verharding, openbaar groen en water. Hierbij ontstaat een toename van het verhard oppervlak van ca. 100.000 m2 (incl. kavels en transferium).
Voor plannen van 10-200 hectare stelt waterschap Noorderzijlvest vast hoeveel berging vereist is. Het waterschap heeft op basis van regenduurlijnen (inclusief klimaatverandering) berekend dat het plan van fase 3 en 4 voldoet aan de normen voor de benodigde waterberging.
Berekening heeft namelijk aangetoond dat bij hevige neerslag (bui T=100+10%) er een theoretische stijging van het waterpeil ontstaat van circa 0,52 m. Bij een gebiedsafvoer van 1,33 l/s/ha en een drooglegging van 1,40 m is dit acceptabel.

In de eventuele verdere uitwerking van de plannen moet duidelijk worden hoe de compensatie van de toename van verhard oppervlak gerealiseerd wordt.

Bodem
Het totale gebied maakt onderdeel uit van polder De Jonge Held (winterpeil NAP -1,20 meter; zomerpeil NAP -1,00 meter). Het Reitdiep in het oosten heeft een boezempeil van NAP + 0,53 meter NAP; dit kan in extreme situaties oplopen tot NAP +1,50 meter.

De drooglegging is de afstand van het oppervlaktewaterpeil tot aan de bovenzijde van het maaiveld. De ontwateringsdiepte is de afstand van de grondwaterstand tot aan het maaiveld. Het verschil tussen de drooglegging en de ontwateringsdiepte wordt veroorzaakt door de opbolling van het grondwater tussen de watergangen. De ontwateringsdiepte moet bij wegen en bomen minimaal 1,00 m zijn en bij gebouwen moet dit minimaal 0,20 m zijn beneden de afdekking van de bodem van de kruipruimte. Bij kruipruimteloos bouwen moet deze afstand minimaal 0,20 m beneden de fundering zijn. Op dit moment zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om een uitspraak te doen over de ontwateringsdiepte.

Gesteld kan worden dat de toekomstige maaiveldhoogte minimaal +0,40 m (t.o.v. NAP) moet zijn om aan de drooglegging van 1,40 m te voldoen.

Riolering
Rondom het plangebied is een gescheiden stelsel aanwezig waarop kan worden aangesloten. Deze riolering ligt onder andere in de Hoogeweg en de Professor Uilkensweg met een afvoer naar het gemaal aan de Hoogeweg. Bij de realisatie van woningbouw in fase 3 en 4 moet een gescheiden rioolsysteem aangelegd worden, waarbij regenwater gescheiden wordt van het afvalwater.
Het huishoudelijk afvalwater van onder meer toilet, douche en keuken wordt aangesloten op het dwa-stelsel (het vuilwaterstelsel). Het huidige gemaal heeft voldoende capaciteit om ook het afvalwater van fase 3 en 4 af te voeren.
Voor fase 3 vind er een onderzoek plaats naar de wijze waarop efficiënter met het afvalwater kan worden omgegaan. In plaats van het afvoeren van het afvalwater naar de RWZI in Garmerwolde wordt er onderzocht in hoeverre het mogelijk is om het te gebruiken voor bijvoorbeeld energieproductie en het terugwinnen van voedingsstoffen voor kunstmest in de landbouw. Ook de mogelijkheid van decentrale zuivering wordt in dit onderzoek meegenomen. De ervaringen die zijn opgedaan in de wijk Drielanden op het gebied van nieuwe sanitatie worden in dit onderzoek meegenomen.

Het dakwater plus het overige regenwater gaat naar het oppervlaktewater. Ook eventuele drainage- systemen moeten, indien mogelijk, afwateren op het oppervlaktewater. Daar waar woningen rechtstreeks aan oppervlaktewater grenzen, kan rechtstreeks afgevoerd worden op oppervlaktewater.

Bouwmaterialen
Ten behoeve van de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater moet er bij de bouw van de gebouwen naar gestreefd worden geen materialen te gebruiken die milieuverontreinigend zijn zoals lood, zink en koper. Ook bepaalde bitumen en behandeld hout logen milieugevaarlijke stoffen uit welke via het regenwater in het oppervlaktewater terecht kunnen komen.

Het toepassen van vegetatiedaken is een prima middel om regenwater vast te houden en vertraagd af te voeren. De vegetatie neemt vocht op, bergt water en gebruikt op die manier water. Tevens verdampt het water door zon en wind. Bij hevige neerslag zal het water minder snel tot afstroming komen. Ook dit kan een bijdrage leveren in de compensatie van de toename van het verhard en bebouwd oppervlak. Daarnaast isoleren de groene daken in de zomer. Door het verdampingsproces in de grondlaag wordt voorkomen dat het dak te veel opwarmt. Op deze wijze kan bespaard worden op energieslurpende voorzieningen zoals airco's e.d.

4.5 Milieu

De volgende paragrafen gaan in op de milieuaspecten die relevant zijn voor dit uitwerkingsplan. Achtereenvolgens wordt ingegaan op bedrijven, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid en bodem.

4.5.1 Bedrijven

Bedrijven kunnen hinder (geur, stof of geluid) of gevaar veroorzaken en daardoor de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Dit moet zoveel mogelijk worden voorkomen, vooral bij woongebieden of gevoelige bestemmingen. Anderzijds is het zaak, dat bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden.
Wonen is het kenmerk van het plangebied. In het plangebied is het daarom slechts mogelijk dat zich - op grond van de afwijkingsbevoegdheid in lid 8.6 en na een Collegebesluit - inrichtingen vestigen in de categorieën 1 en 2 (conform de beschrijving van de VNG in 'Bedrijven en milieuzonering'). Dit type inrichtingen is geschikt voor dit plangebied. De voorschriften van dit uitwerkingsplan staan geen nieuwe bedrijven toe die vanwege de aard van de bedrijvigheid een risicocontour hebben die buiten het eigen terrein is gelegen.

Ten zuiden van het plangebied bevindt zich een stalhouderij. Deze stalhouderij heeft een veebezetting met schapen en paarden. De afstand tussen de stalhouderij en de meest nabijgelegen woningen bedraagt meer dan 100 meter. Hiermee wordt voldaan aan de minimale afstand uit de Wet geurhinder en veehouderij. Dit betekent dat geen aanvullend onderzoek nodig is.

De Wet ruimtelijke ordening schrijft de zorg voor een goede ruimtelijke ordening voor. Bedrijfsmatige activiteiten kunnen invloed hebben op de leefomgeving. Het aanhouden van een bepaalde afstand tussen een bedrijfsmatige activiteit en een woonbestemming is een middel om overmatige hinder te voorkomen. De VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' geeft hiervoor een handreiking. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Wet Milieubeheer stellen regels aan de milieugevolgen die ontstaan als gevolg van bedrijfsmatige activiteiten. Het gaat daarbij om regels ten aanzien van het voorkomen of beperken van bijvoorbeeld geluidhinder, bodemverontreiniging en risicovolle situaties. In artikel 2.1 Wabo is aangegeven dat het verboden is een inrichting op te richten zonder daarbij in het bezit te zijn van een oprichtingsvergunning. Dit verbod is niet van toepassing, indien de inrichting in het activiteitenbesluit (Barim) genoemd is als een type A- of B-inrichting. Indien het een type A-inrichting is, is geen melding nodig. Indien het een type B-inrichting is, is het doen van een melding verplicht.

4.5.2 Geluid

Geluid is één van de factoren die invloed kan hebben op de beleving van de leefomgevingskwaliteit. Daarom moet er bij nieuwe ruimtelijke of verkeersontwikkelingen akoestisch onderzoek plaatsvinden om de geluidsituatie in beeld te brengen.
Hierbij moet de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen worden getoetst aan de wettelijke geluidnormen. Hierbij worden drie bronnen van geluidhinder onderscheiden: 1. weg- verkeerslawaai, 2. industrielawaai en 3. spoorweglawaai. Voor de bestaande situatie in dit plangebied is alleen wegverkeerslawaai relevant.

In en langs het plangebied liggen als belangrijkste zoneplichtige wegen de Friesestraatweg en de Professor Uilkensweg. Deze zoneplichtige wegen vallen onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder. Er is ten behoeve van dit plan een akoestisch onderzoek uitgevoerd ('Berekening geluidsbelasting vanwege het Uitwerkingsplan Reitdiep fase 3 en 4 te Groningen' (26 januari 2015); dit onderzoek is als afzonderlijke bijlage bij dit plan gevoegd. Hierna zijn de resultaten van het onderzoek samengevat.

De Friesestraatweg wordt gedeeltelijk als binnen- en buitenstedelijk gezien. Voor een buitenstedelijke weg geldt een maximale ontheffingswaarde van 53 dB, voor een binnenstedelijke weg bedraagt de maximale ontheffingswaarde 63 dB. De overige wegen in de directe omgeving zijn 30 km-wegen met een beperkte geluiduitstraling. Deze zijn niet onderzoeksplichtig en worden buiten beschouwing gelaten.
De geluidbelasting op de randen van de bouwvlakken van de geplande woningen zijn voor weg- verkeerslawaai berekend.
Uit de resultaten blijkt dat de geluidsbelasting op de randen van de bouwvlakken van de geplande woningen op enkele plaatsen de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschrijden. Dit ten gevolge van de Friesestraatweg (binnen- en buitenstedelijk) en de Professor Uilkensweg. De geluidsbelasting overschrijdt niet de maximale ontheffingswaarde van 53 dB respectievelijk 63 dB. Derhalve zal vóór de vaststelling van dit uitwerkingsplan voor een aantal bouwvlakken een hogere-waarde-procedure zijn gevoerd. De cumulatie van geluid bedraagt maximaal 2,7 dB en zorgt nergens voor onacceptabele geluidsbelastingen.
Conform het Bouwbesluit bedraagt, om een aanvaardbaar binnenklimaat te realiseren, het maximaal toelaatbare binnenniveau 33 dB voor nieuw te bouwen woningen. Op basis van het Bouwbesluit moet de karakteristieke geluidwering van een gevel minimaal 20 dB bedragen. De benodigde isolatie zal bij de behandeling van de aanvraag om een omgevingsvergunning worden getoetst.

4.5.3 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet staan luchtkwaliteitsnormen voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model.

Op 29 januari 2013 is het 'Verslag luchtkwaliteit 2011 gemeente Groningen' met de bijbehorende luchtkwaliteitskaart vastgesteld. Op deze gedetailleerde kaart is per locatie/weg aan de hand van kleuren te zien wat de concentratie van luchtverontreiniging is. Het verslag luchtkwaliteit en de luchtkwaliteitskaart zijn gebaseerd op modelberekeningen van een extern bureau en op meetgegevens van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit in Groningen. Het verslag luchtkwaliteit en de bijbehorende luchtkwaliteitskaart zijn te vinden op het internet: zie groningen.nl/luchtkwaliteit
Uit beide stukken blijkt dat in Groningen overal (ruimschoots) wordt voldaan aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen. Dit betekent, dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmering is voor het vaststellen van het uitwerkingsplan.

4.5.4 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bijvoorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term externe veiligheid wordt gehanteerd, omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

De minister van Infrastructuur & Milieu (I&M) is verantwoordelijk voor de coördinatie van het externe veiligheidsbeleid voor gevaarlijke stoffen. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven. Voor het transport van gevaarlijke stoffen via weg, water en spoor heeft het Rijk normen vastgesteld in de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. In de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is de nota verder uitgewerkt. Voor aardgastransportleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden.
De Omgevingsdienst Groningen heeft voor dit plan een risico- inventarisatie uitgevoerd. Uit de risico-inventarisatie blijkt, dat nabij het plangebied risicobronnen aanwezig zijn die invloed hebben op de veiligheidssituatie binnen het plangebied, namelijk:
• hogedrukaardgasleiding N-507-26;

• hogedrukaardgasleiding N-507-50;

• provinciale weg N355.
Het plan ligt binnen het invloedsgebied van de provinciale weg N355. Uit nader onderzoek is gebleken dat aan veiligheidsnormen wordt voldaan. Dat wil zeggen dat voor deze risicobron wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico, alsmede voor het plasbrandaandachtsgebied (PAG). Het berekende groepsrisico voor de provinciale weg N355 laat een zeer minimale verandering/verhoging van het groepsrisico zien. Het berekende groepsrisico ligt zowel voor de in het verleden berekende situatie als voor de nieuwe situatie onder de oriënterende waarde.

Voor de twee hogedrukaardgastransportleidingen geldt dat de toetsingsgebieden zich uitstrekken over een afstand van respectievelijk 70 en 170 meter ter weerszijden van de leidingen binnen het plangebied. Aangezien hierbinnen woningen zijn gelegen is er een groepsrisicoberekening voor beide leidingen gemaakt waarbij de geprojecteerde nieuwbouw is meegenomen. Gebleken is dat de geprojecteerde nieuwbouw, 400 woningen, een afname van het GR tot gevolg heeft. Deze afname wordt veroorzaakt doordat in de Carolaberekening van 2010 voor het bestemmingsplan Reitdiep 2012 met 2434 personen is gerekend en nu voor de 400 woningen met 960 personen.

Het advies van de Omgevingsdienst Groningen met daarin de resultaten van de berekeningen is als bijlage 1 bij de toelichting van dit plan gevoegd.

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de uitwerking van fase 3 en 4 niet leidt tot een ander risiconiveau dan berekend in 2010.

4.5.5 Bodem

Voor dit uitwerkingsplan is op 8 januari 2015 een inventarisatie uitgevoerd naar de aanwezigheid van gegevens over de bodemkwaliteit bij de gemeente Groningen. Daarvoor zijn de volgende aspecten beoordeeld:

  • de locaties die verdacht zijn van (ernstige) bodemverontreiniging;
  • de aanwezigheid van (ernstige) bodemverontreinigingen;
  • de locaties waar na sanering een zorgmaatregel van kracht is en mogelijke gebruiksbeperkingen liggen; en
  • de diffuse bodemkwaliteit zoals vastgesteld in de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart.


De inventarisatie is gebaseerd op de op dat moment bij de gemeente beschikbare gegevens. Dagelijks worden gegevens aangeleverd en bijgewerkt. Voor een actuele situatie of voor informatie over individuele locaties wordt daarom verwezen naar www.groningen.nl. Verder bestaat de mogelijkheid om op afspraak rapporten in te zien.

Voor de inventarisatie van de bodemkwaliteitsgegevens is gebruik gemaakt van de informatie zoals opgeslagen in het bodeminformatiesysteem (BIS) van de gemeente Groningen.

Het verrichten van bodemonderzoeken en het uitvoeren van eventuele saneringswerkzaamheden is een verantwoordelijkheid van de veroorzaker, de eigenaar en/of een belanghebbende.
Voor de locaties die verdacht zijn van een geval van (ernstige) bodemverontreiniging is een bodemonderzoek bij de aanvraag van een Wabo-vergunning in ieder geval noodzakelijk. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de gemeentelijke bouwverordening regelen in welke gevallen de aanvraag van een vergunning vergezeld dient te gaan van een bodemonderzoek. Daarnaast geldt voor nieuwe bodemverontreiniging, ontstaan na 1987, een ander regiem. Op deze gevallen is de zorgplicht van toepassing. Dit betekent dat nieuwe bodemverontreiniging altijd zoveel mogelijk ongedaan gemaakt moet worden, ongeacht hoe ernstig de bodemverontreiniging is.

De toetsing van de bodemkwaliteit vindt plaats aan de normen die gekoppeld zijn aan het gebruik of de functie van de bodem. Het toekomstige gebruik betreft voornamelijk wonen en (openbaar) groen.

Bodemverontreiniging kan bestaan uit bronverontreiniging of diffuse verontreiniging.

Bronverontreiniging
Eventuele bronverontreiniging wordt veroorzaakt door huidige of voormalige bedrijfsfuncties en/ of dempingen en ophogingen met verontreiniging.
Bij een geval van ernstige bodemverontreiniging zijn de functionele eigenschappen die de bodem voor mens, plant of dier heeft ernstig verminderd. Een bodemsanering is dan nodig om de locatie weer geschikt te maken voor het beoogde gebruik.

Uit de BIS- inventarisatie blijkt dat binnen het plangebied geen locaties aanwezig zijn, die verdacht zijn van een geval van (ernstige) bodemverontreiniging.

systeemcode   locatienaam   vervolgtaak   Status oordeel   na1987   categorie  
GO001400049   Hoogeweg, nieuwbouw van de wijk Reitdiep   voldoende onderzocht   niet ernstig, plaatselijk sterk verontreinigd   nee   overig  

Voldoende onderzocht: Voldoende onderzocht voor het beoogde doel van het onderzoek. Onderzoek is niet vanzelfsprekend geschikt voor alle doeleinden.

Diffuse bodemverontreiniging
In de loop van de tijd zijn op allerlei manieren puinhoudend materiaal, kooldeeltjes en ander afval in de bodem terechtgekomen. Bewoning, bedrijvigheid en ook neerslag van luchtverontreiniging heeft op vele plaatsen de bodem belast. Dit heeft mogelijk geleid tot diffuse, niet tot een bron te herleiden, bodemverontreiniging.
De gemeente Groningen heeft voor haar gehele grondgebied een bodemkwaliteitskaart opgesteld. Deze bodemkwaliteitskaart geeft inzicht in de diffuse bodemkwaliteit.
De bodemkwaliteitskaart is onderdeel van de 'Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem' (zie voor meer informatie www.groningen.nl). De kaart is volgens de regels uit het Besluit Bodemkwaliteit opgesteld.
Uit de bodemkwaliteitskaart blijkt dat de verwachte gemiddelde kwaliteit binnen het plangebied, lager is dan de Achtergrondwaarde (bodemnormering Besluit bodemkwaliteit).

Bij het toepassen en hergebruik van grond dient de 'Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem' in acht genomen te worden.

4.5.6 Kabels en leidingen

In het plangebied bevindt zich een 110 kV-hoogspanningslijn. Met de bescherming van de leiding moet rekening worden gehouden. Daarnaast moet ook met de magneetvelden rondom hoogspanningslijnen rekening worden gehouden.
Met betrekking tot de langetermijneffecten van langdurig verblijf binnen magnetische velden van hoogspanningsleidingen is op rijksniveau beleid ontwikkeld. Dit beleid is gebaseerd op het Europese voorzorgsbeginsel.
In het (rijks)beleid rond hoogspanningsleidingen spelen twee zones een rol: de indicatieve zone en de belemmeringenstrook. Dit beleid houdt het volgende in. Binnen de belemmeringenstrook, 25 meter uit het hart van de leiding (een strook van 50 meter), is in principe geen bebouwing toegestaan; binnen de indicatieve zone is de oprichting van gevoelige bestemmingen ter beoordeling van de gemeente en onder voorwaarden toegestaan. Onder 'gevoelige bestemmingen' wordt verstaan: woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen, alsmede de bijbehorende erven.
In dit uitwerkingsplan is gekozen voor een zeer ruime veiligheidsmarge: op het gebied binnen een afstand van 50 meter ter weerszijden van het hart van de leiding (een strook van 100 meter) is de bestemming Groen gelegd. Hier is dan ook geen verblijfsfunctie geprojecteerd. Wel zijn buiten de 50 meterzone in de bestemming Groen speelplekken toegestaan.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Algemeen

Het uitwerkingsplan Reitdiep 2015 voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor beheer en ontwikkeling van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarmee kunnen met direct recht omgevingsvergunningen worden verleend. De gekozen bestemmingen en de daarbij behorende regels geven helder aan welke functies op welke plaats zijn toegestaan.

Om de nodige flexibiliteit te waarborgen zijn tevens afwijkingsbevoegdheden opgenomen.
Dit uitwerkingsplan is gemaakt conform SVBP 2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012). De bestemmingsregels zijn opgemaakt in een vaste indeling en bevatten in principe voor elke bestemming achtereenvolgens: een bestemmingsomschrijving, bouwregels, nadere eisen, afwijken van de bouwregels en waar nodig, specifieke gebruiksregels, afwijken van de gebruiksregelsen/of een vergunningenstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
Het uitwerkingsplan is digitaal gemaakt. De digitale verbeelding is variabel in schaal, doordat kan worden in- en uitgezoomd, en bezit een meetfunctie. Het digitale plan is raadpleegbaar via het internet (http://gemeente.groningen.nl/bestemmingsplan, alsook www.ruimtelijke plannen.nl). Daar zijn de digitale bestanden ook te downloaden.
De papieren (analoge) verbeelding bestaat uit één kaartblad met schaal 1:1000. Deze verbeelding is getekend conform de PRABPK 2012 (Praktijkrichtlijn Analoge Bestemmingsplankaart). De verbeelding geeft in samenhang met de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied aan.

5.2 Geldende bestemmingsplannen en overige regelingen

Het plangebied van het voorliggend plan betreft een uitwerking van de bestemming Wonen- Uit te werken, zoals opgenomen in bestemmingsplan Reitdiep 2012 (nr. 495), vastgesteld op 18 juli 2012, nr. 6 j, onherroepelijk op 11 juli 2013.

Artikel 17 in bestemmingsplan Reitdiep 2012 (het moederplan) geeft een regeling voor het voorliggend plangebied, dat is voorzien van de bestemming Wonen - uit te werken. Binnen deze bestemming zijn de volgende functies toegestaan:

  • a. wonen;
  • b. bijzondere vormen van huisvesting, zoals begeleid wonen en kamerverhuur;
  • c. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  • d. woon-werkcombinaties;
  • e. wegen en paden;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. additionele voorzieningen.


Bij de bestemming zijn de volgende uitwerkingsregels opgenomen als randvoorwaarde voor de uitwerking in het voorliggend uitwerkingsplan:

  • a. De autoverkeersontsluiting dient plaats te vinden vanaf de centrale weg die het uit te werken woongebied doorsnijdt (de Professor Uilkensweg). Tevens dient ten behoeve van de tweezijdige bereikbaarheid voor de brandweer van zowel het uit te werken woongebied als de woonbuurt Kleiwerd een verbinding te worden gerealiseerd tussen deze beide gebieden.
  • b. Het aantal te bouwen woningen mag maximaal 400 bedragen.
  • c. Als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd.
  • d. Het bebouwingspercentage in het totale uitwerkingsgebied mag maximaal 50% bedragen.
  • e. De bouwhoogte van de gebouwen mag maximaal 11 meter bedragen.
  • f. Direct langs de westzijde van de Professor Uilkensweg dient in hoofdzaak gesloten bebouwing te worden gerealiseerd.
  • g. Geluidgevoelige gebouwen mogen geen hogere geluidbelasting ondervinden dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde of zij dienen, om een aanvaardbaar binnenniveau te bereiken, te worden voorzien van dove gevels of extra gevelisolatie; als geheel of gedeeltelijk alternatief kan geluidafschermende bebouwing langs de Friesestraatweg worden toegepast.
  • h. Bijzondere vormen van huisvesting behorende tot de inrichtingen voor verminderd zelfredzame personen zijn uitsluitend toegestaan buiten de 30-meterzone van de Friesestraatweg en buiten de 100%-letaliteitsgrens van de op de verbeelding aangegeven bestemming Leiding-Gas.

In het moederplan is het volgende voorlopig bouwverbod opgenomen:
Zolang en voorzover de (..) uitwerking niet in werking is getreden, mogen bouwwerken uitsluitend worden gebouwd, mits:
- het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp-uitwerkingsplan;
- de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.

Behalve bestemmingsplan Reitdiep 2012 gelden voor het plangebied de aanvullende en uniforme voorschriften van het bestemmingsplan Woningsplitsing (nr. 534), vastgesteld op 23 april 2014 en in werking getreden op 27 juni 2014. Deze voorschriften zijn in het voorliggend uitwerkingsplan overgenomen.

5.3 Toelichting op de artikelen

5.3.1 Artikelsgewijze toelichting

Inleidende regels
De artikelen 1 tot en met 3 bevatten achtereenvolgens de in het plan gebruikte begrippen en hun definitie, de wijze waarop moet worden gemeten en de manier van omgaan met uitmetingsverschillen.

Met de definitie van een aantal begrippen is, vaak letterlijk, aangesloten bij de definitie, zoals opgenomen in bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor), dat op 1 november 2014 in werking is getreden. De definities 'achtererfgebied', 'bebouwingsgebied', 'dakvoet', 'daknok', 'openbaar toegankelijk gebied' en 'voorerfgebied' zijn letterlijk overgenomen en met de definitie van 'erf' is aangesloten bij bijlage II van het Bor. Deze begrippen zijn vooral van belang voor de bij recht toegestane bijbehorende bouwwerken (zie ook hierna de toelichting op artikel 8).

Achtererfgebied
Voor een toelichting zie hierna: onder Voorerfgebied en onder de toelichting op artikel 8.

Bebouwingsgebied
Het bebouwingsgebied is het achtererfgebied met inbegrip van de aan het oorspronkelijk hoofdgebouw toegevoegde bijbehorende bouwwerken. Dit begrip is van belang om te kunnen bepalen hoeveel de maximale oppervlakte bedraagt van bijbehorende bouwwerken die in totaal (bij recht) aanwezig mogen zijn.

Gevellijn
Het Besluit omgevingsrecht van 2014 maakt -onder voorwaarden (bijvoorbeeld betreffende maatvoering en functie)- een groot aantal bouwwerken omgevingsvergunningvrij op het achtererf mogelijk. Voor het bepalen van de situering van het achtererf is het van groot belang waar de voorgevel van een hoofdgebouw zich bevindt.
De situering van de voorgevel, c.q. de voorgevelrooilijn, is voor de woningen in de randen van het uitwerkingsgebied op de verbeelding aangegeven als 'gevellijn'. De voorgevel van een hoofdgebouw moet hierin in overwegende mate worden geprojecteerd.
Waar geen gevellijn op de verbeelding is aangegeven, is de feitelijke situatie doorslaggevend. Mede gebaseerd op jurisprudentie zijn er daarbij de volgende aanknopingspunten: de systematiek van huisnummering (dus waar zich het huisnummer bevindt), de zijde van het gebouw waar zich voordeur of hoofdingang bevindt, de plaats waar de brievenbus is aangebracht en de plaats waar de hoofd- ontsluiting van het perceel zich bevindt.

Openbaar toegankelijk gebied
Met openbaar toegankelijk gebied wordt bedoeld: gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is. Hieronder valt niet het restgroen dat niet bedoeld is om te betreden, c.q. kleine strookjes langs de gevels van woningen, of brandgangen (vaak paden langs achtertuinen).
Onder openbaar toegankelijk gebied valt ook vaarwater, dat geschikt is om te worden gebruikt door scheepvaart, waaronder pleziervaart, zoals een rivier, gracht, beek, kanaal of wetering. Doorsnee- sloten/smalle watergangen vallen hier niet onder.

Voorerfgebied
Het voorerfgebied betreft het erfdeel dat geen onderdeel uitmaakt van het achtererfgebied.

Het voorerfgebied is het gebied vóór de voorgevel plus 1 meter daarachter èn de delen van het zijerf die naar openbaar toegankelijk gebied zijn gekeerd (zie ook hierna onder de toelichting op artikel 8).

Bestemmingsregels

Artikel 4 Gemengd
De bestemming Gemengd bevindt zich aan de zuidwestzijde van het plangebied. Hier is de mogelijkheid om te parkeren opgenomen. In de toekomst zal in aansluiting hierop een transferium worden gerealiseerd.

Artikel 5 Groen
De bestemming Groen omvat de hoofdgroenstructuur in het plangebied. Het gaat hier om de randen rondom het woongebied en om de groene scheggen in het oostelijke plandeel.
Binnen de bestemming is een parallelweg voor landbouw- en bestemmingsverkeer toegestaan; het is mogelijk dat deze wordt gerealiseerd aan de westzijde van het plangebied ten zuiden/zuidwesten van de op de verbeelding getekende waterstructuur. Daarnaast zijn binnen deze bestemming onder meer speelvoorzieningen en fiets- en voetpaden voorzien.

Artikel 6 Verkeer
De bestemming Verkeer wordt gewoonlijk toegekend aan de hoofdverkeersstructuur. De overige straten vallen onder de bestemming Wonen.
De hoofdverkeersstructuur bevindt zich hoofdzakelijk buiten het plangebied van het voorliggend uitwerkingsplan. De bestemming Verkeer is in dit uitwerkingsplan alleen toegekend aan de ontsluiting die het westelijke plandeel doorsnijdt.

Artikel 7 Water
De bestemming Water is toegekend aan de meeste randen van het westelijke en het oostelijke plandeel, alsmede aan de sloot langs de weg die het westelijk plandeel doorsnijdt.

Artikel 8 Wonen
De regels van de bestemming Wonen zijn gericht op een sterke ruimtelijke karakteristiek met, voor hoofdgebouwen, veel ruimte voor invulling binnen de randvoorwaarden van de uitwerkingsplicht en -in aansluiting op het Besluit omgevingsrecht- veel ruimte voor bijbehorende bouwwerken in het achtererfgebied.

Hoofdgebouwen (sublid 8.2.2)
Binnen de bestemming Wonen is de woning het hoofdgebouw op de kavel. Voor het bouwen van een woning is een omgevingsvergunning nodig. Globaal zijn er de volgende regels.

  • De voorgevel van een woning moet, daar waar geen gevellijn op de verbeelding is aangegeven, op een afstand van minimaal 4 meter tot de voorste perceelsgrens te worden geplaatst en de situering van hoofdgebouwen moet voldoende ruimte laten voor het kunnen voldoen aan de parkeernormen; in principe wordt uitgegaan van parkeren op eigen erf;
  • De afstand tussen vrijstaande woningen en de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt minimaal 1 meter.
  • De afstand tussen de achtergevel van een woning en achterste perceelsgrens bedraagt minimaal 2,5 meter.
  • De bouwhoogte mag maximaal 11 meter bedragen.
  • Het bebouwingspercentage per kavel bedraagt maximaal 40%.

Een eenduidige uitstraling van de woonbuurtjes naar de belangrijkste toegangswegen (met water en groen) is gewenst. Daarom moeten de woningen in de randen van de buurtjes met de voorzijde in de gevellijn - daar waar die op de verbeelding is aangegeven - worden gebouwd en zijn hier voornamelijk aaneengebouwde woningen gewenst. Onder een aaneengebouwde woning wordt verstaan: een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee of meerdere grondgebonden woningen. Zo zijn bijvoorbeeld twee-onder-een-kappers toegestaan, maar ook rijenwoningen of woningen die worden geschakeld door middel van een garage.

Op de verbeelding is het maximale bebouwingspercentage voor hoofdgebouwen (woningen) nà eigendomssplitsing aangegeven. Dit is van belang na verkoop van de kavels, omdat de deelgebiedjes waarbinnen tientallen woningen kunnen worden gerealiseerd, aanvankelijk uitsluitend in handen zijn van slechts één partij, maar na eigendomssplitsing in handen van individuele woningeigenaren.

Bijbehorende bouwwerken , zoals aan-en uitbouwen, bijgebouwen, carports en serres in achtererfgebied (sublid 8.2.3)
Voor de regeling van bijbehorende bouwwerken is aangesloten bij de omgevingsvergunningvrije regeling in bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) 2014. Voor een goed begrip van de regeling: zie de relevante definities, die ook in deze paragraaf zijn weergegeven onder Inleidende regels. Het uitwerkingsplan staat in sublid 8.2.3 onder 1 niet meer toe dan het Bor al doet. Toch is deze regeling overgenomen ten behoeve van de duidelijkheid van het uitwerkingsplan èn omdat hiermee een basis is geschapen voor toepassing van de afwijkingsbevoegdheid.

Sublid 8.2.3 onder 1
De bij een woning behorende bouwwerken in het achtererfgebied (zie de afbeelding en de omschrijving hierna) zijn vergunningvrij als ze voldoen aan de voorwaarden die zijn beschreven in sublid 8.2.3 onder 1 van dit uitwerkingsplan. Globaal geldt het volgende.

  • Binnen een afstand van 4 meter van het oorspronkelijk hoofdgebouw is voor wat betreft bijbehorende bouwwerken meer toegestaan dan buiten die afstand. Er mag bijvoorbeeld hoger worden gebouwd.
  • Bij een bebouwingsgebied tot 100 m² mag 50% worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken, bij grotere percelen meer.
  • De bouwwerken moeten op de grond staan (en zijn dus zonder kelder).
  • Op een afstand van meer dan 4 meter van het hoofdgebouw moeten bijbehorende bouwwerken ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw. Een tuinschuurtje mag dan bijvoorbeeld wel, een echte woonfunctie niet.

Het achtererfgebied begint op 1 meter achter de voorkant van de woning en loopt dan daaruit evenwijdig met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied. Het erf dat niet bij het achtererf hoort, heet 'voorerf'. Woningen op een hoek zullen vaak aan twee zijden een voorerf hebben.

Achtererfgebied
Omgevingsvergunningvrije bouwwerken, en dus ook de bijbehorende bouwwerken in dit uitwerkingsplan, zoals opgenomen in sublid 8.2.3 onder 1, zijn toegestaan in het achtererfgebied.
Het achtererfgebied is het achtererf en het niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijerf.
De regeling is gebaseerd op het uitgangspunt dat aan de voorkant van hoofdgebouwen in beginsel niet mag worden gebouwd en aan de achterkant juist wel. Doel is de ruimtelijke kwaliteit van het publieke domein te beschermen.

De grens tussen voor- en achtererfgebied loopt door het hoofdgebouw op 1 meter achter de voorkant. Op 1 meter achter die voorkant komt die lijn uit de zijgevel van het hoofdgebouw; de lijn loopt vervolgens buiten het hoofdgebouw verder, evenwijdig aan het openbaar toegankelijk gebied dat grenst aan het perceel waarop zich het hoofdgebouw bevindt. Meestal bevindt dit openbaar toegankelijk gebied, dus ook het voorerfgebied, zich aan de voorzijde van een perceel. Maar in hoeksituaties bevindt zich ook aan de zijkant van het hoofdgebouw voorerfgebied.

(Zie ook in deze subparagraaf de beschrijving onder Inleidende regels van de begrippen 'gevellijn' en 'voorerfgebied'.)

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP550Reitdiep2015-vg01_0011.png"

Voor exacte en gedetailleerde informatie over deze regeling: zie de formele tekst van sublid 8.2.3 onder 1. Voor een uitgebreidere toelichting op deze regeling: zie de folder van de rijksoverheid, http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bouwregelgeving/documenten-en-publicaties/brochures/2014 /12/03/bij-een-hoofdgebouw-beh orende-bouwwerken.html

Sublid 8.2.3 onder 2
In sublid 8.2.3 onder 2 van dit uitwerkingsplan staan de voorwaarden voor het toestaan van bijbehorende bouwwerken in het voorerfgebied bij hoekwoningen:

  • een bijbehorend bouwwerk in voorerfgebied is uitsluitend toegestaan in hoeksituaties en uitsluitend in de vorm van een garage;
  • het bijbehorend bouwwerk moet op een afstand van meer dan 1,5 m vanaf openbaar toegankelijk gebied en 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw, zijn gesitueerd;
  • uitsluitend aangebouwde bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  • de maximale goothoogte mag niet hoger zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • een dakterras, balkon of andere niet op de grond gelegen buitenruimte is niet toegestaan;
  • door het hier bedoelde bouwen mag de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, in voorerfgebied maximaal 30 m² bedragen.

Voor bouwen in het voorerfgebied is wel een omgevingsvergunning nodig!

Artikel 9 Leiding - Gas en artikel 10 Leiding- Hoogspanningsverbinding
De artikelen 9 en 10 betreffen de dubbelbestemmingen waarin de leidingstroken in het plangebied worden geregeld. Om de leidingen te beschermen moet een minimum afstand voor het bouwen in acht worden genomen.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 1
De (dubbel)bestemming Waarde-Archeologie-1 heeft ten doel aanwezige archeologische waarden te beschermen. De bestemming ligt op het gebied rond het archeologisch rijksmonument ten oosten van de Professor Uilkensweg.

Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Dit artikel bevat de anti-dubbeltelregel. De redactie is conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling is ervoor om te voorkomen dat dezelfde grond meer dan eens betrokken wordt in een omgevingsvergunningstoets en daarmee meer gebouwd kan worden dan is toegestaan.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels
In dit artikel wordt aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval in strijd met dit uitwerkingsplan zijn.
In het voorliggend uitwerkingsplan zijn geen seksinrichtingen toegestaan. Reden is, dat de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders, de raad gehoord, hebben besloten seksinrichtingen te concentreren in één concentratiegebied binnen de Diepenring en in de tippelzone. Daarbuiten wordt vestiging van prostitutie-inrichtingen tegengegaan. Het gemeentelijk beleid heeft onder meer ten doel om het woon- en leefklimaat te beschermen. De strijdigheid met de woonfunctie ontstaat door de ruimtelijke uitstraling door bijvoorbeeld aanstootgevende of storende uiterlijke kentekenen, en/of door de mogelijke verkeers- en parkeeroverlast.

Artikel 14 Algemene bouwregels
Ingevolge het op 23 april 2014 door de gemeenteraad vastgestelde facet-bestemmingsplan Woningsplitsing bevat dit artikel een verbod om een bestaande woning te veranderen in en/of te vergroten tot twee of meer zelfstandige woningen. Met dit verbod wordt het realiseren van kamerverhuurachtige zelfstandige eenheden tegengegaan. Het verbod is bedoeld om de diversiteit aan woningtypen in een woonbuurt te borgen en de kleinere gezinswoningen (tot 140 m² oppervlakte) in stand te laten.
Het splitsingsverbod geldt voor zowel gebruik, verbouw als uitbreiding van woningen in het plangebied. Door middel van de hier opgenomen afwijkingsbevoegdheid mogen woningen met een gebruiksoppervlakte van 140 m² en meer eventueel gesplitst worden, onder voorwaarde dat na splitsing appartementen ontstaan die niet kleiner zijn dan 50 m² gebruiksoppervlakte. Dergelijke appartementen zijn niet vergelijkbaar met kamers in kamerverhuurpanden en vormen een ander segment op de woningmarkt. Ook voor het realiseren van een meergeneratiewoning (of mantelzorgwoning) is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen.

Artikel 15 Parkeren

In dit artikel is geregeld dat in een omgevingsvergunning voor bouwen of verbouwen in het plangebied moet worden voorzien in voldoende parkeer- en/of laad- en losgelegenheid voor de beoogde functie. Het toetsingskader dat hierbij wordt gehanteerd zijn de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Groningen die op het moment van aanvragen van de vergunning gelden. De verwijzing naar deze beleidsregels is mogelijk op grond van artikel 3.1.2 onder a van het Besluit ruimtelijke ordening. In principe dient op eigen terrein in de parkeerbehoefte te worden voorzien. Voor gevallen waarin dit door bijzondere omstandigheden redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd, of wanneer elders aan de parkeerbehoefte kan worden voldaan, kunnen burgemeester en wethouders gebruik maken van de opgenomen afwijkingsmogelijkheid.

Artikel 16 Algemene afwijkingsbevoegdheid
Dit artikel bevat enkele afwijkingsbepalingen, die op alle bestemmingen in het plangebied van toepassing zijn. Bedoeling van de bepaling is om relatief kleine afwijkingen van het uitwerkingsplan toe te staan, zowel qua omvang als qua functie.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 17 Overgangsrecht
Dit artikel regelt het overgangsrecht. De redactie is conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 18 Slotregel
Dit artikel bevat de zogenaamde slotregel, die bedoeld is voor een eenduidige vastlegging van de naam van het uitwerkingsplan.

Interpretatieve gebruiksbepalingen
Interpretatieve gebruiksbepalingen kunnen per bestemming worden opgenomen wanneer binnen die betreffende bestemming behoefte is aan specifieke gebruiksregels of -verboden.

5.3.2 Toelichting regeling van vrije beroepsactiviteiten en bedrijfsmatige activiteiten in en bij woningen

De begrippen aan huis verbonden beroep en vrij beroep worden vaak, en ook hier, synoniem gebruikt. Het voorliggend uitwerkingsplan biedt de mogelijkheid aan huis verbonden beroepen -met behoud van de woonfunctie- uit te oefenen in een woning en de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken.
In het algemeen is het verboden om, indien aan gronden en bouwwerken een woonbestemming of -functie is gegeven, deze te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de woonbestemming. Een ander gebruik dan wonen is niet toegestaan. In de jurisprudentie is echter bepaald dat het vestigen van een vrij beroep niet in strijd is met de woonbestemming, tenzij het ruimtelijk plan het tegendeel bepaalt en het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de uitoefening van het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het gaat veelal om een eenpersoonsberoep.

Op grond van de definitie van aan huis verbonden beroepen in dit uitwerkingsplan zijn de betreffende activiteiten (onder voorwaarden, zie hierna) in overeenstemming met de functie wonen. Voor dergelijke activiteiten in een woning en/ of de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken is geen afwijking bij een omgevingsvergunning nodig.

Of een bepaald gebruik in overeenstemming is met de functie woondoeleinden wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

a. de aard van het gebruik
b. de omvang van het gebruik
c. de intensiteit van het gebruik
Ad a. Bij de 'aard' van het gebruik kan men denken aan een beroep welke naar zijn aard (ernstige) hinder voor zijn omgeving oplevert, of welke naar zijn aard grote verkeersproblemen zal opleveren. Het gebruik mag immers geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Het mag evenmin een onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
Ad b. Bij de 'omvang' van het gebruik is relevant of het gebruik meerdere ruimten of gebouwen in beslag neemt, welk gedeelte van het gebouw door het gebruik in beslag wordt genomen, hoeveel vierkante meter het gebruik in beslag neemt.
Ad c. Bij de 'intensiteit' van het gebruik kan worden gedacht aan frequent of incidenteel gebruik.
Als nu blijkt dat het gebruik aldus een uitstraling heeft welke niet te rijmen valt met de gelegde woonbestemming, dan is het gebruik strijdig met de woonbestemming (zie ARRvS, AB 1993/163).
Onder een 'vrije beroepsbeoefenaar' wordt verstaan: 'iemand die wordt gevraagd om zijn individuele, persoonlijke kwaliteiten, die in het algemeen op artistiek of academisch/HBO-niveau liggen'. In de praktijk is het onderscheid moeilijk aan te geven. Bij vrije beroepen valt te denken aan: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundig architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar,logopedist, makelaar, medisch specialist, notaris, oefentherapeut, Cesar/Mensendieck, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tandarts-specialist, (al dan niet beëdigd) tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige.

Aan huis verbonden beroepen in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk
Voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep is het nodig om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het uitwerkingsplan. Hiertoe is een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen in lid 8.6.
Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Overige activiteiten, die niet vallen onder de aan huis verbonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen zijn, worden aangemerkt als beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten, die niet rechtstreeks passen binnen de woonbestemming. Zij zijn daarom niet bij recht toegestaan in dit plan. Wel is het mogelijk voor deze activiteiten bij een omgevingsvergunning af te wijken van het uitwerkingsplan (zie lid 8.6) voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Lijst van bedrijfstypen wonen-werken (bijlage 1 bij de regels).

Hoofdstuk 6 Participatie, inspraak en overleg

6.1 Participatie

Er is voldaan aan het bepaalde in artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening door middel van een kennisgeving van het voornemen tot het maken van het voorliggend uitwerkingsplan op 11 september 2014. Gezien het stadium waarin het plan op dat moment verkeerde, zijn toen geen stukken ter inzage gelegd, is toen evenmin gelegenheid geboden zienswijzen omtrent het voornemen naar voren te brengen en zijn onafhankelijke instanties niet in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het voornemen.

Over het concept-voorontwerpuitwerkingsplan vond op 22 januari 2015 een overleg plaats met vier leden van het bestuur van de Bewonersvereniging Reitdiep. Op deze bijeenkomst zijn de in ontwikkeling zijnde plannen, het uitwerkingsplan en de planprocedure toegelicht.

In een eerder overleg over de planontwikkeling Reitdiep hebben de vertegenwoordigers van de bewonersvereniging hun zorg uitgesproken over de wijze waarop de auto-ontsluiting van de oostelijk gelegen, nog te ontwikkelen woonvlekken is vormgegeven en over de verkeersveiligheid nabij de school De Rietwierde. Er is naar mede naar aanleiding van deze zorg in opdracht van de gemeente nader onderzoek met betrekking tot de verkeersafwikkeling verricht. Het ontwerpuitwerkingsplan is op dit punt aangepast, waarbij is aangesloten bij tijdens de inspraak gedane suggesties (zie hierna).

6.2 Inspraak

Op 10 februari 2015 is het voorontwerpuitwerkingsplan Reitdiep 2015 vrijgegeven voor inspraak en vooroverleg.
De formele inspraakperiode van vier weken, exclusief de Krokusvakantie, is van start gegaan op 19 februari 2015 na een advertentie in de Gezinsbode. Het betrof mondelinge inspraak in de vorm van een inloopbijeenkomst op 11 maart 2015 en voorts schriftelijke en digitale inspraak.

De inloopbijeenkomst is bezocht door naar schatting 150-200 bezoekers. Tijdens deze bijeenkomst is het plan toegelicht en is hierop een reactie gegeven, waarvan 36 op een reactieformulier.

Er zijn 6 schriftelijke/digitale inspraakreacties ingediend, waarvan 1 door een bewoner van Reitdiep- haven, 4 van bewoners van Tjariet en 1 van een bewoner van Barwerd.

De inspraakreacties betreffen met name de verkeerssituatie in de wijk. Gevreesd wordt dat deze door de opzet van het voorontwerpuitwerkingsplan verslechtert door de toename van het aantal wijkbewoners. Het gaat met name om de verkeerssituatie rond de bestaande school en om extra verkeer ter plaatse van de Hoogeweg en Reitdiephaven.
Voorts wordt het verdwijnen van de bestaande speelplek genoemd.
De inspraakreacties zijn in het afzonderlijk bijgevoegde inspraakverslag samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien. De integrale reacties zijn als onderdeel van het inspraakverslag daarbij gevoegd.

Wijzigingen naar aanleiding van de inspraak betreffen met name de verkeerssituatie, waarmee wordt aangesloten bij tijdens de inspraak gedane suggesties. De volgende wijzigingen zijn opgenomen.

  • Om de verkeersdruk op de omliggende wegen te spreiden, omrijden te voorkomen en de toegankelijkheid van de nieuwe buurtjes te verbeteren, wordt -voor het overgrote deel buiten het plangebied- een rotonde aangelegd in de Professor Uilkensweg. In verband met deze rotonde is het oostelijk woongebied in zeer geringe mate aangepast, evenals -buiten het plangebied- de situering van de weg richting het westelijk woongebied. Tevens zullen voor de verkeersafwikkeling twee extra buurtaansluitingen worden gerealiseerd ten behoeve van de oostelijke woonwijk (verbeelding en lid 5.1).
  • Naar aanleiding van de zorg om het verdwijnen van de bestaande tijdelijke speelvoorziening zijn in het groene parkachtig gebied drie plaatsen voor deze voorzieningen aangewezen (verbeelding). Overigens zijn speelvoorzieningen binnen de bestemming Wonen overal toegestaan.

Voorgenomen en toegezegde inrichtingsmaatregelen naar aanleiding van de inspraak zijn de volgende.

  • De weg Reitdiephaven tussen de Professor Uilkensweg en de Hoogeweg wordt heringericht.
  • Er komen hagen aan de Hoogeweg, onder andere ter plaatse van de nieuwe ontsluitingen van de beide geprojecteerde woonbuurtjes om lichthinder van koplampen van auto's te voorkomen.
  • Er komt verkeerssignalering bij de school; daarnaast zal overleg gevoerd worden met de school over gespreide aanvangstijden.
  • Er zullen borden richting Het Poortje worden geplaatst om zoekverkeer te voorkomen.

6.3 Overleg

In het kader van het vooroverleg is het uitwerkingsplan toegezonden aan de bij het plan betrokken instanties. Daarop is gereageerd door de provincie, TenneT, de Gasunie, het Waterbedrijf, de Veiligheidsregio Groningen en Waterschap Noorderzijlvest. De overlegreacties zijn integraal opgenomen in de bijlage 2 bij de toelichting van dit plan en hierna samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie.

Provincie Groningen
De provincie merkt het volgende op.

  • 1. Ten aanzien van het wegverkeer:
    - In de plantoelichting moet op de resultaten van het akoestisch onderzoek worden ingegaan. Voorts attendeert de provincie erop dat de hogere waarden uiterlijk gelijktijdig met het vaststellen van het uitwerkingsplan moeten zijn vastgesteld.
    - De provincie stelt dat de N355 is gecategoriseerd als een gebiedsontsluitingsweg. Geadviseerd wordt de term 'weggetje voor landbouw- en bestemmingsverkeer' te vervangen door de term 'parallelweg'.
  • 2. Ten aanzien van de hoogspanningsleiding: een punt van aandacht is de parkeerfunctie in het zuidwestelijk deel van het plangebied; geadviseerd wordt TenneT te raadplegen over de aanvaardbaarheid van de risico's van de hoogspanningsleiding. Voorts wordt gewezen op een eventuele mogelijkheid van verkabeling.
  • 3. Ten aanzien van de duurzame ontwikkeling wordt geadviseerd over de mogelijkheden op het gebied van duurzaam bouwen/ontwikkelen contact op te nemen met de provincie.
  • 4. De provincie wijst erop dat uit de plantoelichting niet blijkt, dat de Veiligheidsregio Groningen heeft geadviseerd over het aspect van zelfredzaamheid en hoe de gemeente met dit advies is omgegaan.

Gemeentelijke reactie
Ad 1. De plantoelichting is uitgebreid met de resultaten van het akoestisch onderzoek (paragraaf 4.5.2) en het akoestisch onderzoek is opgenomen als afzonderlijke bijlage bij dit plan. De hogere waarden zullen worden vastgesteld bij vaststelling van het uitwerkingsplan. De termen 'gebiedsontsluitingsweg' en 'parallelweg' zijn overgenomen.
Ad 2. Mede naar aanleiding van deze opmerking is TenneT geraadpleegd. Verkabeling wordt op dit moment niet overwogen, omdat onder de hoogspanningszone geen gevoelige bebouwing is geprojecteerd.
Ad 3. Bij de uitwerking van het thema 'duurzame ontwikkeling' zal vanuit de gemeente contact worden opgenomen met de provincie.
Ad 4. In de plantoelichting van de ontwerpversie van dit plan is het advies van de Veiligheidsregio opgenomen (bijlage 1).

TenneT

  • 1. TenneT verzoekt de strook van 100 meter voor de dubbelbestemming Leiding-Hoogspannings- verbinding te beperken tot een strook van 25 meter ter weerszijden van het hart van de verbinding (totaal 50 meter). Het betreft de zogenoemde de belemmerde strook, waarbinnen geen bebouwing of werkzaamheden zijn togestaan en er altijd schriftelijke toestemming van de netbeheerder noodzakelijk is.
  • 2. Naast de belemmerde strook is er de indicatieve zone, waar gevoelige bebouwing, slechts onder voorwaarden - ter beoordeling van de gemeente – mogelijk is. Het gaat daarbij om gebouwen met een verblijfsfunctie. Eventueel kan de veiligheidszone worden aangegeven op de verbeelding.
  • 3. In verband met de veiligheid van personen en goederen, de aan te houden veiligheidsafstanden, de bereikbaarheid van de hoogspanningsverbindingen en de benodigde ruimte voor het uitvoeren van onderhouds- en herstelwerkzaamheden en het streven naar een eenduidige werkwijze voor elke gemeente wordt verzocht de voorschriften aan te passen.


Gemeentelijke reactie
Ad 1. De breedte van de belemmerde strook is op de verbeelding en in paragraaf 4.5.6 overeenkomstig het verzoek aangepast.
Ad 2. De gemeente heeft geen gevoelige bebouwing geprojecteerd binnen de indicatieve zone. Daarom zal geen gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid de veiligheidszone aan te geven.
Ad 3. Wij kunnen instemmen met deze reactie voor wat betreft de bouwregels, maar dubbele regelingen of landelijk inmiddels gewijzigde terminologie zijn niet overgenomen. Dit heeft inhoudelijk geen consequenties. Concreet betekent dit, dat wat betreft de regeling inzake de bestemmings- omschrijving en bouwregels, de Groninger standaardregeling voor bestemmingsplannen gevolgd wordt, met dien verstande dat wij kunnen instemmen met vervanging van het vereiste van 'overleg' door 'schriftelijk advies' en wat betreft afbreuk aan de leiding met het schrappen van het woord 'onevenredige' (artikel 10).
Een vergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is niet toegevoegd, omdat in plaats daarvan is gekozen voor een praktischer oplossing. Afgesproken is met TenneT dat de gemeente een afgerond voorontwerp van de inrichting zal maken met daarop de hoogspanningsmasten en de 2x25-meterzone. Tennet kan op basis daarvan de inrichting beoordelen.

De Gasunie
De Gasunie merkt het volgende op.

  • 1. Gasunie verzoekt de strook voor de dubbelbestemming Leiding-Gas te beperken tot een strook van 4 meter ter weerszijden van de leiding.
  • 2. Verzocht wordt geen nieuwe watergangen te projecteren die de gastransportleidingen zullen kruisen, voordat er technisch overleg heeft plaatsgevonden met Gasunie.
  • 3. Verzocht wordt om voorrang voor de dubbelbestemming 'Leiding-Gas' bij samenvallen met andere bestemmingen en om aanscherping van de planregels in verband met de veiligheid.
  • 4. Verzocht wordt om de veiligheidsstudie alsnog toe te voegen.

Gemeentelijke reactie
Ad 1. De belemmerde strook is op de verbeelding overeenkomstig het verzoek aangepast.
Ad 2. In principe heeft dit overleg vorig jaar al plaatsgevonden. De afspraken waren echter nog niet goed vastgelegd. Ter plaatse van de gasleiding zullen dammen in de watergangen worden aangebracht.
Ad 3. Wij kunnen instemmen met deze reactie met dien verstande dat dubbele regelingen niet zijn overgenomen. Dit heeft inhoudelijk geen consequenties. Concreet betekent dit, dat wat betreft de regeling inzake de bestemmingsomschrijving en bouwregels, de Groninger standaardregeling voor bestemmingsplannen gevolgd wordt, met dien verstande dat wij kunnen instemmen met vervanging van het vereiste van 'overleg' door 'schriftelijk advies' en wat betreft afbreuk aan de leiding met het schrappen van het woord 'onevenredige'. Hiermee is het duidelijk dat de leiding niet mag worden geschaad. Kwetsbare objecten (gebouwen en terreinen waar mensen meerdere dagen achtereen verblijven) zijn reeds op grond van de bestemmingsregeling niet toegestaan (artikel 9).
De bestemming Leiding-Gas heeft voorrang op andere bestemmingen; zie hiervoor de regeling waarbij, in afwijking van de bepalingen bij de andere voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde toegestaan ten behoeve van de aardgastransportleidingen. Dit met dien verstande dat de onderlinge relatie voor de bestaande hoogspannings- en gasleidingen in de ontwerpversie is aangegeven: beide soorten bestaande leidingen zijn uiteraard toegestaan.
Aan het aanlegvergunningstelsel is het rooien van diepwortelende beplanting en bomen toegevoegd.
Ad 4. De veiligheidsstudie is aan het plan toegevoegd (bijlage 1 bij deze toelichting).

Het Waterbedrijf
Het Waterbedrijf merkt op dat een waterpartij is geprojecteerd langs de Professor Uilkensweg; aan de oostzijde ligt een transportleiding van Waterbedrijf Groningen naast het fietspad. Gevraagd wordt of deze leiding niet in het geding komt.
Gemeentelijke reactie
Naar aanleiding van deze reactie is overlegd met het Waterbedrijf. In dit overleg is aan de orde gekomen dat het de gemeente bekend is dat er in de berm van de Professor Uilkensweg een watertransportleiding ligt. De waterpartij aan de oostzijde van de Professor Uilkensweg is de reeds bestaande watergang. Deze watergang zal aan de zijde van de Professor Uilkensweg niet veranderen. De huidige watergang wordt mogelijk wel aan de andere zijde, de zijde met bestemming wonen, verbreed. Het Waterbedrijf kan met deze reactie instemmen.

Veiligheidsregio Groningen
De Veiligheidsregio acht de veiligheidssituatie door de beoogde inrichting van het plangebied voldoende. Wel wordt geadviseerd de geplande woningbouw tweezijdig bereikbaar te maken voor hulpvoertuigen en te voorzien van adequate blusvoorzieningen.
Gemeentelijke reactie
Het plangebied zal tweezijdig bereikbaar zijn voor hulpvoertuigen en er zal overleg met de Veiligheidregio plaatsvinden over de aanwezigheid van adequate bluswatervoorzieningen.

Waterschap Noorderzijlvest
Het waterschap en de gemeente hebben overlegd over een door het waterschap gewenste aanvulling van de waterparagraaf.
Gemeentelijke reactie
De door het waterschap gewenste aanvulling van de waterparagraaf is opgenomen in dit uitwerkingsplan (paragraaf 4.4).

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid / exploitatie

Nagegaan is of het op basis van de Wet ruimtelijke ordening en de daarin opgenomen regeling omtrent grondexploitatie noodzakelijk is een exploitatieplan aan het voorliggend uitwerkingsplan toe te voegen.
De gronden zijn in eigendom van de gemeente. Conclusie is dan ook dat voor dit uitwerkingsplan geen grondexploitatieplan hoeft te worden vastgesteld.
Het uitwerkingsplan sluit aan bij de GREX, zoals deze eind 2014 is vastgesteld.

1. Extern veiligheidsonderzoek

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP550Reitdiep2015-vg01_0012.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP550Reitdiep2015-vg01_0013.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP550Reitdiep2015-vg01_0014.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP550Reitdiep2015-vg01_0015.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP550Reitdiep2015-vg01_0016.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP550Reitdiep2015-vg01_0017.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP550Reitdiep2015-vg01_0018.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP550Reitdiep2015-vg01_0019.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP550Reitdiep2015-vg01_0020.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP550Reitdiep2015-vg01_0021.png"

2. Overlegreacties

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP550Reitdiep2015-vg01_0022.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP550Reitdiep2015-vg01_0023.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP550Reitdiep2015-vg01_0024.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP550Reitdiep2015-vg01_0025.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP550Reitdiep2015-vg01_0026.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP550Reitdiep2015-vg01_0027.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP550Reitdiep2015-vg01_0028.png"

Reactie van het Waterbedrijf d.d. 11 maart 2015

In de bijlage zie ik dat er een waterpartij geprojecteerd is langs de Prof. Uilkensweg. Aan de oostzijde ligt een transportleiding van Waterbedrijf Groningen naast het fietspad. Deze leiding komt hopelijk niet in het geding?

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP550Reitdiep2015-vg01_0029.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP550Reitdiep2015-vg01_0030.png"

Mail van het Waterbedrijf

In de bijlage zie ik dat er een waterpartij geprojecteerd is langs de Prof. Uilkensweg. Aan de oostzijde ligt een transportleiding van Waterbedrijf Groningen naast het fietspad. Deze leiding komt hopelijk niet in het geding?
Met vriendelijke groet,
Sander Klok
Regievoerder
Waterbedrijf Groningen
Griffeweg 99, Postbus 24, 9700 AA Groningen Telefoon (050) 368 86 88 / Direct (050) 368 8573 / Mobiel 06 204 413 42 S.Klok@waterbedrijfgroningen.nl / www.waterbedrijfgroningen.nl