direct naar inhoud van Toelichting
Plan: WesterWal Van Heemskerckstraat
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.UP003vHeemskerck-vg03

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Aan de westzijde van de Zeeheldenbuurt, net binnen de stadsring, bevindt zich een onbebouwd, voormalig bedrijventerrein. Hier zijn circa 180 appartementen en studio's en maximaal 30 grondgebonden woningen in een groene setting geprojecteerd. Het belangrijkste uitgangspunt voor de ontwikkeling van dit terrein is, dat het deel van het netwerk van de stad gaat uitmaken. Dat betekent dat gestreefd wordt naar een gevarieerd woningaanbod, met een mix van huur- en koopwoningen, op korte afstand van de binnenstad en met een goede toegankelijkheid en een uitnodigende uitstraling. Aan de noordzijde ligt het water van het Hoendiep met daarlangs een stevige bosstrook. Ten westen van het terrein loopt de spoorlijn Groningen-Sauwerd met daarachter de westelijke ringweg. Het spoor wordt begeleid door een ecologische zone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP003vHeemskerck-vg03_0001.png" Figuur 1.1 Luchtfoto plangebied

De inzet van dit uitwerkingsplan is het realiseren van dit hiervoor beschreven woningaanbod in een groene setting. Een impressie van de voorgestelde invulling is weergegeven in figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP003vHeemskerck-vg03_0002.png" Figuur 1.2 Impressie vogelvlucht

1.2 Hernieuwde vaststelling

Het ontwerp van dit uitwerkingsplan heeft met ingang van 20 december 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Vervolgens is het plan vastgesteld en is beroep ingesteld door Citeq/Sulvateq, vanwege het onvoldoende gemotiveerd overschrijden van de 30 meter grens tussen de nieuwbouw en het bedrijf. De Raad van State heeft het beroep op 23 oktober 2019 gegrond verklaard en het vaststellingsbesluit vernietigd (201904533/1/R3). Vervolgens is het uitwerkingsplan aangepast, zodanig dat er geen aanleiding meer bestond voor bezwaar vanuit Citeq/Sulvateq (vergroten afstand tot de nieuwbouw van 21 naar 30 meter). Inmiddels heeft het benodigde aanvullend onderzoek plaatsgevonden en heeft Citeq/Sulvateq aangegeven akkoord te zijn met dit nadere onderzoek en in te stemmen met de 21 meter afstand. Daarmee kan het uitwerkingsplan alsnog doorgang vinden in de vorm zoals dat in ontwerp ter inzage heeft gelegen. Het voorliggende plan voorziet hier in.

1.3 Begrenzing plangebied

Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 2,23 hectare en is begrensd door het Hoendiep aan de noordzijde, een spoorlijn aan de westzijde, de voormalige toerit naar het Suikerfabriekterrein aan de zuidzijde (Van Heemskerckstraat) en deels de Admiraal de Ruyterlaan aan de oostzijde. De begrenzing is afgestemd op de uit te werken bestemming in het geldende bestemmingsplan. De ligging en begrenzing van het plangebied zijn weergegeven in figuur 1.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP003vHeemskerck-vg03_0003.png"

Figuur 1.3 De ligging en begrenzing van het plangebied

1.4 Planologisch kader

De regeling voor het plangebied is opgenomen in het bestemmingsplan Van Heemskerckstraat, dat op 26 juni 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad van gemeente Groningen. Het plangebied is hierin bestemd als 'Wonen - Uit te werken'. Het realiseren van woningbouw is binnen deze bestemming pas mogelijk nadat burgemeester en wethouders het plan binnen de opgenomen uitwerkingsregels hebben uitgewerkt. Voor het plan gelden de volgende uitwerkingsregels.

  • a. De autoverkeersontsluiting dient plaats te vinden vanaf de Van Heemskerckstraat en/of de Admiraal de Ruyterlaan.
  • b. De bouwhoogte van de gebouwen mag maximaal 5 bouwlagen bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. in de uitwerking percentages kunnen worden aangegeven voor de hoeveelheid bebouwing die in 2, 3, 4 en 5 bouwlagen mag worden gebouwd;
    • 2. er geen afwijkingsbevoegdheid voor een zesde bouwlaag wordt opgenomen;
    • 3. in de uitwerking de bouwhoogte in meters wordt aangegeven.
  • c. Een gebouwde parkeervoorziening is toegestaan.
  • d. Langs het water Hoendiep en langs het terrein van de spoorlijn aan de westkant dient een ecologische verbinding tot stand te worden gebracht met een nader te bepalen breedte. Langs het Hoendiep dient in elk geval een strook van 15 meter te worden ingericht ten behoeve van duurzaam beheer van de aanwezige bomen.
  • e. De geluidbelasting vanwege industrielawaai, het wegverkeer en het spoorwegverkeer op geluidgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.
  • f. De afstand tussen de bebouwing en het aangrenzende trafostation aan de Van Heemskerckstraat 77 dient 50 meter te zijn, gerekend vanaf de perceelsgrens van het trafostation. Deze afstand kan kleiner zijn, indien afschermende maatregelen worden getroffen rondom het trafostation.
  • g. De afstand tussen de bebouwing en de bedrijven aan de Admiraal de Ruyterlaan 5 en 5a dient 30 meter te zijn, gerekend vanaf de perceelsgrens van deze bedrijven. Deze afstand kan kleiner zijn in overleg met de betreffende bedrijven en op basis van een onafhankelijk milieukundig advies.
  • h. Er dient een verantwoording te worden vastgesteld van het groepsrisico externe veiligheid.

In dit uitwerkingsplan wordt toepassing gegeven aan de uitwerking van de bestemming. In deze toelichting is aangetoond dat en hoe wordt voldaan aan de uitwerkingsregels. Paragraaf 4.1 gaat hierop in.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zette het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen, draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen. Dit uitwerkingsplan raakt geen rijksbelangen zoals opgenomen in het Barro.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt niet alleen regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in ruimtelijke plannen moeten worden opgenomen. Dit uitwerkingsplan raakt geen rijksbelangen zoals opgenomen in het Barro.

Besluit ruimtelijke ordening
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Het artikel is op 12 mei 2017 gewijzigd en op 1 juli 2017 in werking getreden. Voor dit plan wordt getoetst aan deze nieuwe regeling, die inhoudt dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het plan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. In dit ruimtelijk plan is, op basis van het aantal woningen dat gerealiseerd wordt, sprake van een stedelijke ontwikkeling. Deze ontwikkeling vindt plaats binnen het bestaand stedelijk gebied. In paragraaf 2.3 wordt omschreven hoe ook de ontwikkelingen van de woningen passen binnen de woningbehoefte die binnen de gemeente Groningen geldt. Hiermee is aan- getoond dat er behoefte is aan deze woningen.

2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie 2016-2020 en Omgevingsverordening
Op 1 juni 2016 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie 2016-2020 vastgesteld. De Omgevingsvisie bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. Deze is in de plaats van het Provinciaal Omgevingsplan (POP) gekomen. Uit de Omgevingsvisie vloeien richtlijnen en voorschriften voort, die zijn vastgelegd in de provinciale Omgevingsverordening. In de Omgevingsvisie heeft de provincie al het provinciale beleid, dat op de een of andere manier raakt aan de fysieke leefomgeving, geformuleerd en geordend in vijf samenhangende thema's en elf provinciale 'belangen'. Voor de voorgenomen ontwikkeling is het thema 'ruimte' met de daar bijbehorende belangen 'ruimtelijke kwaliteit' en 'aantrekkelijk vestigingsklimaat ' van belang.

Ruimtelijke kwaliteit
De provincie streeft naar een zo hoog mogelijke ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit wordt bepaald door de mate waarin binnen een gebied de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde in onderlinge verhouding geoptimaliseerd zijn. In het beleid wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied en buitengebied. Dit plangebied ligt in het stedelijk gebied. Hier kunnen stedelijke functies, zoals woningen, toegevoegd worden. Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor de ruimtelijke kwaliteit binnen het stedelijk gebied. Er worden vanuit het provinciale beleid dan ook geen aanvullende eisen gesteld.

Aantrekkelijk vestigingsklimaat
De kwaliteit van het wonen levert een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid van de provincie. Een hoge woonkwaliteit kan worden bereikt door het woningaanbod optimaal te laten aansluiten bij de wens van de inwoners, ook als het gaat om het soort kern waar men wil wonen. De provincie geeft aan dat inbreidingslocaties geschikte locaties zijn voor woningbouw. De provincie heeft hierin zelf een faciliterende rol.

Verordening
In artikel 2.15.1 van de verordening worden regels gegeven met betrekking tot woningbouw. Een ruimtelijk plan kan alleen in woningbouw voorzien, voor zover deze woningbouwmogelijkheden naar aard, locatie en aantal overeenstemmen met een regionale woonvisie. In paragraaf 2.3 wordt beschreven dat de voorgenomen woningbouwontwikkeling past binnen het gemeentelijk woonbeleid. 

Conclusie  
Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de Omgevingsvisie 2016-2020 en de Omgevingsverordening van de provincie Groningen.

2.3 Gemeentelijk beleid

Omgevingsvisie The Next City
In de omgevingsvisie 'The Next City' (2018) zijn de strategische keuzes beschreven voor de toekomstige ontwikkeling van de stad. Het accent ligt op de fysieke leefomgeving. De Groningse leefkwaliteit is het samenbindende thema voor de ontwikkeling van de gemeente richting 250.000 inwoners. Er zijn 20.000 woningen nodig en er is een groei voorzien van 15.000 banen. Dat betekent een heel stevige ontwikkelopgave. De gemeente blijft vasthouden aan de compacte stad en streeft ernaar de groei voor tweederde deel op te vangen in (binnen)stedelijk gebied. De ontwikkelzones, stedelijke knooppunten en wijkcentra zijn dè plekken voor verdichting. In de schaarse ruimte moet veel gebeuren. In de omgevingsvisie is aangegeven hoe een evenwicht kan worden gevonden tussen verschillende functies, belangen, wensen en de kwaliteit van de leefomgeving. De omgevingsvisie is niet op uitvoering gericht en bevat daarom geen concrete uitspraken ten aanzien van de ontwikkeling aan de Van Heemskerckstraat. In algemene zin streeft de gemeente naar aantrekkelijke, onderscheidende wijken en een woningaanbod dat voldoet aan de specifieke woonwensen: van jong tot oud, van arm tot rijk, van modern tot meer traditioneel. Het accent is bij de nieuwbouw gelegd op drie belangrijke doelgroepen voor de stad: jongerenhuishoudens, gezinnen en ouderen. Zo komt er ook gevarieerd aanbod voor gezinnen en ouderen op korte afstand van de binnenstad en wordt diezelfde binnenstad enigszins ontlast wat betreft de hoeveelheid jongerenhuishoudens. Woningbouw op deze ontwikkelingslocatie draagt verder bij aan de verstedelijkings- ambities van de gemeente Groningen. Zij ligt binnen bestaand stedelijk gebied en op korte afstand (circa 1,5 km) van het centrum. Het concept 'compacte stad' draagt al geruime tijd bij aan de ambities van verstedelijking van Groningen. Naast de groei vraagt die concentratie van mensen ook om maatregelen om de stad én alle delen van de stad bereikbaar te houden. Infrastructurele maatregelen hebben vervolgens een wisselwerking op het woningbouwprogramma. Zo is er in dit gebied ruimte gemaakt voor een fiets- en wandelroute langs het water en onder de spoorweg in het westen door naar het Suikerfabriekterrein. Doordat het gebied voor autoverkeer is afgesneden van dit terrein, is er sprake van een relatieve luwte, waardoor in een deel van het project ook woningen voor stedelijk georiënteerde gezinnen mogelijk zijn.

Woonvisie gemeente Groningen
De gemeenteraad heeft op 19 mei 2015 de woonvisie “Wonen in Stad” vastgesteld. In de woonvisie wordt geconstateerd, dat de stad de komende jaren verder zal doorgroeien: van 200.000 inwoners in 2015 tot ongeveer 235.000 inwoners in 2030. De stad Groningen zal een grote aantrekkingskracht uit blijven oefenen op omliggende kernen en gemeenten en de trek naar de stad zal voorlopig blijven toenemen. Daarbij gaat het onder meer om studenten en kenniswerkers. Nieuwbouw zal hierdoor de komende tijd nodig blijven.

Met de verwachte groei staat Groningen de komende tijd nog voor een aantal vragen en uitdagingen, zoals hoe de groei concreet moet worden vormgegeven in woningtypen en eigendomsvormen, hoe huisvesting voor jongeren moet worden georganiseerd en hoe het wonen betaalbaar gehouden moet worden. In de woonvisie wordt richting gegeven aan de oplossingsrichtingen voor deze vraagstukken.

De agenda voor de komende jaren is bepaald aan de hand van de volgende acht thema's:
1. betaalbaarheid van woningen;
2. duurzaamheid;
3. wonen en zorg;
4. jongerenhuisvesting;
5. meer kwaliteit in de bestaande voorraad;
6. bijzondere woonvormen;
7. aardbevingen;
8. stad maken en stad zijn.
Per thema is vervolgens aangegeven wat de gemeente Groningen de komende jaren gaat doen. Voor het plangebied zijn hierbij voornamelijk de thema's betaalbaarheid, duurzaamheid, wonen en zorg en aardbevingen van belang.

Betaalbaarheid
In de woonvisie is aangegeven dat de betaalbaarheid en de beschikbaarheid van woningen in Groningen onder druk staat. Het gedifferentieerde aanbod dat binnen het plangebied wordt gerealiseerd, is gedeeltelijk een voor starters betaalbaar segment en heeft zodoende een gunstig effect op de woningmarkt in Groningen.

Duurzaamheid
De gemeente Groningen streeft ernaar dat alle nieuwbouw in Groningen vanaf 2017 energieneutraal is: er wordt niet meer energie verbruikt dan opgewekt. Daarnaast moeten binnen vijf jaar meer dan duizend corporatiewoningen energieneutraal worden gemaakt. In paragraaf 4.3 wordt ingegaan op de maatregelen die in dit specifieke project worden toegepast.

Wonen en zorg
Door grote veranderingen op het vlak van wonen en zorg sluiten veel verzorgingstehuizen hun deuren. Ouderen en zorgbehoevenden zullen hun zorg steeds meer zelf en binnen hun directe omgeving moeten oplossen. Ondertussen willen steeds meer mensen het liefst oud worden in hun eigen woning en woonomgeving.

Aardbevingen
Nieuwbouw zal moeten voldoen aan de geldende normen ten aanzien van aardbevingsbestendig bouwen.

Meerjarenprogramma Wonen 2017-2020
Elk jaar maakt de gemeente een meerjarenprogramma Wonen. Het Meerjarenprogramma is een uitvoeringsprogramma van de Woonvisie. Op basis van actuele ontwikkelingen, nieuwe beleidsthema's en concrete realisatie van projecten en beleid kan worden bepaald of de doelstellingen uit de structuurvisie behaald worden. Het actuele meerjarenprogramma dateert van januari 2018.

Het voorliggend plan
Voor dit uitwerkingsplan is het intensiveren van de verbinding tussen de stad en het Suikerfabriekterrein van belang. Onlangs heeft de gemeenteraad de ontwikkelstrategie van het Suikerfabriekterrein behandeld. Eén van de uitgangspunten van de strategie is het creëren van een goede verbinding met de (binnen)stad. Naast concrete verbindingen, zoals langzame verkeersroutes voor fietsers en voetgangers, hoort daarbij ook een programmatische aansluiting van de binnenstad op het Suikerfabriekterrein.

In eerste instantie was het terrein enkel in beeld voor jongerenhuisvesting. Er zijn echter kansen om in het gebied een aantrekkelijker mix van stedelijke woonmilieus te realiseren, van grondgebonden woningen voor gezinnen tot appartementen voor één- en tweepersoons huishoudens. Ook kan een deel van de vraag naar vrije sector huurwoningen in dit gebied gerealiseerd worden.

De toevoeging van ongeveer 200 woningen in bestaand stedelijk gebied biedt mogelijkheden om een deel van de bevolkingsgroei in Groningen en de trek naar de stad op te vangen. De binnenstedelijke ligging van het plangebied maakt de locatie aantrekkelijk voor zowel starters als doorstromers en eventueel ouderen. Het gedifferentieerde aanbod draagt hieraan bij.

Groenstructuurvisie 'Groene pepers 2009'
In de groenstructuurvisie Groene Pepers doet de gemeenteraad uitspraken over de kwaliteit, kwantiteit en de betekenis van het groen in de stad. In de visie is een groenstructuurkaart opgenomen, waarin onderscheid is gemaakt tussen de basisgroenstructuur en de nevengroenstructuur. De basisgroenstructuur heeft waarde voor de gehele stad, de nevengroenstructuur heeft meer betekenis op wijk- of buurtniveau. Voor de basisgroenstructuur streeft de gemeente naar versterking van de functionele kwaliteit en complementering van de samenhang in het netwerk. Het groen in het plangebied is niet op de groenstructuurkaart opgenomen.

Tot de basisgroenstructuur behoren ook de ecologisch waardevolle gebieden die onderdeel zijn van de Stedelijke Ecologische Structuur (SES). De noordelijke rand van het plangebied (langs het Hoendiep) en de strook langs het spoor aan de westzijde zijn hierin ecologische groenverbindingen. De basisgroenstructuur is weergegeven in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP003vHeemskerck-vg03_0004.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP003vHeemskerck-vg03_0005.png"

Figuur 2.1 Groenstructuurvisie Groene Pepers

Het tot stand brengen c.q. het behouden van een ecologische verbinding langs het Hoendiep en langs de spoorlijn is een voorwaarde voor het uitwerkingsplan. Zoals beschreven in paragraaf 3.2.5 wordt hieraan tegemoet gekomen. Het plan is op deze wijze passend binnen de kaders van de groenstructuurvisie.

Bomenstructuurvisie Groningen 2014
In 2014 heeft de gemeenteraad van Groningen de bomenstructuurvisie 'Sterke stammen' vastgesteld. De bomenstructuurvisie geeft de huidige situatie weer en geeft een doorkijk naar de gewenste situatie zoals de gemeente Groningen die in de komende 10 jaar wil realiseren. De bomen in de stad zijn verdeeld in een bomenhoofdstructuur en een bomennevenstructuur. De hoofdstructuur bestaat uit bomen die voor het stadsaanzicht beeldbepalend zijn, die een cultuurhistorische waarde hebben of die langs belangrijke historische routes of waterwegen staan. De bomennevenstructuur ligt vaak in de woonwijken.

De strook langs het Hoendiep is aangeduid als te ontwikkelen boomstructuur. Het gaat aan deze zijde met name om de ecologische waarde van de bomenrij. Deze groene verbinding is ook onderdeel van de hoofdgroenstructuur. In dit uitwerkingsplan wordt de instandhouding van de ecologische zone dan ook geregeld door middel van een specifieke aanduiding. De regeling is gericht op het behoud van het groen.

Ook aan weerzijden van de Van Heemkerckstraat is de aanduiding 'te ontwikkelen boomstructuur' opgenomen. Hier is het uitgangspunt om tot een laanbeplanting te komen die aansluit bij de situatie in de Van Heemkerckstraat voor zover deze ten oosten van de Admiraal de Ruyterlaan ligt. Bij de uitvoering van de plannen wordt hier zoveel mogelijk rekening mee gehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP003vHeemskerck-vg03_0006.jpg"

Figuur 2.2 Afbeelding uit de Bomenstructuurvisie 'Sterke stammen'

Welstandsnota 2017
De gemeente Groningen heeft sinds kort een nieuwe welstandsnota. Hierin zijn welstandseisen opgenomen die zijn bedoeld voor de aanvragers van een omgevings- vergunning, de architect/aannemer, de aanwonenden en de welstandscommissie. Het geeft een toetsingskader voor bouwplannen en levert daarmee een bijdrage aan het behoud en daar waar nodig de versterking van de schoonheid en aantrekkelijkheid van de gemeente. De nota maakt deel uit van het integrale ruimtelijke kwaliteitsbeleid en is daarom afgestemd op de geldende bestemmingsplannen.

Op de welstandskaart in de welstandsnota is het plangebied als werklocatie opgenomen. De welstandscriteria die hierbij horen zijn niet geheel toepasbaar op het voorgestelde programma. Voor de woningbouw in het plangebied geldt dat maatwerk is vereist. De plannen zijn in nauwe samenwerking met de gemeentelijke stedenbouwkundige en de Stadsbouwmeester, die het gemeentebestuur adviseert over de kwaliteit van de ruimtelijk-functionele ontwikkeling van de stad en tevens verantwoordelijk is voor de welstandsbeoordeling, tot stand gekomen.

Hoofdstuk 3 Huidige situatie en beschrijving initiatief

3.1 Huidige ruimtelijk-functionele structuur

3.1.1 Ontstaansgeschiedenis

Dit uitwerkingsplan heeft betrekking op een voormalig industriegebied, dat oorspronkelijk ver buiten de stad lag en nog lange tijd een landelijk karakter had. Het bestond grotendeels uit laaggelegen weilanden waar geen bebouwing voorkwam. Het Hoendiep aan de noordzijde van het terrein vormde sinds de 17de eeuw de belangrijke vaarverbinding met het westelijke deel van de provincie en Friesland. Zoals bij de meeste waterwegen rondom de stad vestigden zich ook hier - ten zuiden van het Hoendiep - aan het einde van de 18de en het begin van de 19de eeuw enkele molens als voorlopers van de latere industriële ontwikkeling op het terrein.

In 1794 wordt aan de zuidzijde van het Hoendiep oliemolen 'De Hoop' met een bijbehorend pakhuis gebouwd. In de molen wordt uit koolzaad en lijnzaad olie geslagen om er raap- en lijnkoeken en raap- en lijnolie van te fabriceren. Omstreeks het midden van de 19de eeuw krijgt deze molen gezelschap van de uit Dokkum afkomstige houtzaagmolen 'De Bok'. Deze molen heeft een eindje verderop gestaan tussen de huidige Abel Tasmanbrug en de Admiraal de Ruyterlaan. De verbreding van het Hoendiep, ten oosten van de olieslagerij, is een restant van het zogeheten 'balkgat'. Hier worden de balken gewaterd. De molen 'De Bok' gaat in 1913 in vlammen op. De oliemolen was omstreeks 1900 al overgegaan op stoom en ging voortaan door het leven als stoomolieslagerij. Het westelijke deel van het oude pakhuis werd in 1908 verbouwd tot woonhuis.

In het begin van de 20ste eeuw wordt het terrein aan de westzijde begrensd door de aanleg van de spoorlijn naar het noordelijk deel van de provincie. Deze spoorlijn krult met een ruime bocht rondom het toenmalige Groningen. Het gebied binnen deze spoorlijn wordt bij de stad getrokken. In 1914 vestigt zich ten westen van de spoorlijn en van het terrein de Coöperatieve Friesch-Groningsche Beetwortelsuikerfabriek, waarmee het industriële karakter van het gebied verder wordt versterkt. De Van Heemskerckstraat wordt in westelijke richting doorgetrokken en vormt lange tijd de hoofdtoegang van de suikerfabriek. Tegelijkertijd wordt aan de noordzijde van deze straat de directeursvilla van de fabriek gebouwd.

Omstreeks de jaren '20 van de vorige eeuw is de oliemolen aan het Hoendiep verdwenen. In het oude pakhuis en een aantal bijgebouwen is dan de N.V. Oliefabriek gevestigd.

Vanaf circa 1955 tot halverwege de jaren '70 is het complex in gebruik bij de Noordelijke Chemicaliënhandel, vandaar de naam Encehaterrein. Nog in de jaren '60 wordt een loods bijgebouwd. Daarna raakt het complex langzamerhand in verval en wordt het gekraakt; het braakliggende terrein wordt in gebruik genomen door zogenaamde stadsnomaden. Het voormalige pakhuis, waarin koolzaad en lijnzaad opgeslagen waren, heeft nog lange tijd op het terrein gestaan. In de zijgevel zat een gevelsteen met het jaartal 1794. Uiteindelijk gaat ook dit met het oude woonhuis in 2003 in vlammen op.

Het deel van het terrein dat grenst aan de Van Heemskerckstraat is niet bebouwd geweest. Het is gebruikt als weiland en de laatste jaren als klein moestuincomplex. De ontwikkeling van de locatie sinds het begin van de 20ste eeuw tot nu is geïllustreerd met topografische kaarten in figuur 3.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP003vHeemskerck-vg03_0007.png"

Figuur 3.1 Historische topografische kaarten

3.1.2 De (huidige) ruimtelijk - functionele structuur

Het plangebied ligt aan de rand van een gemengd gebied, net binnen de stadsring. Deze vormt hier de begrenzing van de schil rondom de binnenstad. Nabij dit gebied, buiten de plangrens van het uitwerkingsplan, liggen twee bedrijfsgebouwen van de farmaceutische bedrijven Citeq en Sulfateq, de voormalige directeursvilla van de Suikerfabriek en een koppelstation van Essent. Deze gebouwen zijn gericht op de Admiraal de Ruyterlaan en de Van Heemskerckstraat. Langs de noordzijde van het Hoendiep liggen woonschepen. In het voormalig 'balkgat' (het verbrede deel van het Hoendiep) liggen nog twee woonboten. Aan de noordzijde, aan de overzijde van het Hoendiep, ligt de wijk Kostverloren. Hier staat woonbebouwing variërend van één laag met kap tot drie lagen met kap.

Ten oosten van het terrein liggen de Admiraal de Ruyterlaan en de Zeeheldenbuurt. Aan de oostzijde van de Admiraal de Ruyterlaan staat een schoolgebouw van het Alfacollege. Het noordelijke deel van de school is gebouwd in drie lagen en het zuidelijke deel telt vier bouwlagen. Het gebouw is gericht naar de Admiraal de Ruyterlaan en wordt ook via deze weg ontsloten. Het schoolgebouw heeft een grotere schaal dan de woonbebouwing aan de straat, die bestaat uit portiekflats in drie lagen met kap.

Ten zuiden van het gebied, aan de Van Heemskerckstraat, liggen gronden die ruimte bieden aan verschillende functies. Hier staat de Erasmusschool voor speciaal basisonderwijs. Verder is er een voormalig schoolgebouw (Aborg) dat nu dienst doet als studentenhuis. Meer naar het zuiden staat het Augustinuscollege.

Ten westen van de ringweg is een bedrijventerrein ontwikkeld. Het terrein van de Suikerfabriek ligt nog grotendeels braak en wordt periodiek voor evenementen en culturele activiteiten gebruikt. Er zijn plannen om hier op termijn woningbouw te ontwikkelen.

Het voormalige Encehaterrein is een overgebleven tussengebied, dat ruimtelijk begrensd wordt door het Hoendiep met daarlangs een stevige bosstrook aan de noordzijde, de spoorlijn Groningen-Sauwerd aan de westzijde en de bebouwde percelen aan de noordzijde van de Van Heemskerckstraat en de Admiraal de Ruyterlaan aan de zuid- en oostzijde. Het perceel is op de Van Heemskerckstraat ontsloten op het uiteinde van deze straat, die nu doodloopt.

Het terrein is onbebouwd en heeft een verwilderde groene uitstraling. Het is voornamelijk begroeid met hoog gras, struiken en verspreid staande jonge bomen. Er staan op het terrein enkele behoudenswaardige en monumentale bomen. De zones langs de oostzijde, langs het spoor, en de noordzijde, zuidelijk van het Hoendiep, zijn onderdeel van de door de raad vastgestelde stedelijk ecologische structuur (SES-kaart 2011) met de status van te ontwikkelen en versterken groenverbinding. Ze behoren tot de zogenaamde basisgroenstructuur van het Groenstructuurplan (zie paragraaf 2.3).

3.2 De gewenste ruimtelijk-functionele structuur

3.2.1 Voorgeschiedenis

Het plangebied is het laatste terrein binnen de stadsring dat zich aan het openbare stadsleven onttrekt. Na beëindiging van de industriële functie zijn er diverse plannen voor een nieuwe invulling van het terrein geweest. In 1977 is er een plan ontwikkeld door Bureau voor Architectuur en Bouwtechniek voor de invulling van het terrein met 94 woningen. Tussen 2000 en 2003 waren er plannen om het terrein een invulling te geven als kantorenpark. Beide plannen zijn niet uitgevoerd. Daarna is het terrein verkocht aan een andere ontwikkelaar, die tot eind 2012 voornemens was om op het terrein jongerenhuisvesting te realiseren. Door faillissement van de eigenaar is deze planontwikkeling tot stilstand gekomen.

In 2013 is voor de locatie in het kader van een actualiseringstraject van bestemmingsplannen een nieuw bestemmingsplan vastgelegd. Op dat moment was er nog geen nieuwe ontwikkelaar en ook nog geen stedenbouwkundig plan. Wel was er de intentie om de ontwikkeling in te vullen met woningbouw, in principe voor jongerenhuisvesting. Daarvoor is de huidige uit te werken woonbestemming op het terrein gelegd. Op deze manier worden geen directe bouwmogelijkheden geboden. Bovendien houdt de gemeente grip op de invulling van het gebied, omdat een uitwerkingsplan dient te worden opgesteld voordat tot de uitvoering kan worden overgegaan. De voorwaarden voor de uitwerking hangen voornamelijk samen met wetgeving en richtlijnen op het gebied van milieu.

3.2.2 Ontwerpuitgangspunten

De dynamiek van de stad heeft zich nu ook op dit terrein gericht. Dit is mede te danken aan de verdwijning van de Suikerfabriek uit de directe omgeving en een concentratie ervan in Hoogkerk. Het belangrijkste uitgangspunt voor de ontwikkeling van het plangebied is dat het deel van het netwerk van de stad gaat uitmaken. Dat betekent dat het een goede toegankelijkheid en een uitnodigende uitstraling gaat krijgen door de te ontwikkelen woonfunctie.

Er is bebouwing voorzien die in hoogte varieert van 3 tot 5 bouwlagen. Daarmee kan worden ingespeeld op de verschillende stedenbouwkundige situaties en recht worden gedaan aan de schaal van de opgave en het programma. Het plan heeft respect voor de ecologische betekenis van de oever van het Hoendiep aan de kant van het Encehaterrein. Deze krijgt een openbaar karakter. Langs de spoorbaan kan het groene karakter en daarmee de kwaliteit worden versterkt.

Het parkeren moet voldoen aan de geldende normen volgens de Parkeernota en wordt opgelost op een openbaar plein. De wegenstructuur voor de auto-ontsluiting wordt tot een minimum beperkt. De hoofdontsluiting van het terrein vindt plaats via de Van Heemskerckstraat. Ook vanaf de Admiraal de Ruyterlaan is op de plek van het huidige weggetje een ontsluiting van het gebied voorzien.

Het project moet verder tot stand komen binnen een aantal milieutechnische randvoorwaarden. Vanuit de omgeving zijn de volgende beperkingen aan de orde:

  • wegverkeerslawaai als gevolg van de ringweg;
  • spoorweglawaai;
  • een risicozone en een invloedsgebied vanwege vervoer van gevaarlijke stoffen over de ringweg;
  • het trafostation aan de Van Heemskerckstraat.

In hoofdstuk 4 wordt beschreven hoe met deze belemmeringen is omgegaan.

3.2.3 Het structuurontwerp

In opdracht van Van Omme & de Groot is voor de locatie een structuurontwerp opgesteld. Het uitgangspunt daarvan is het ontwikkelen van een passend plan dat een schakel vormt tussen het nieuwe stadsdeel 'Suikerfabriek' en de binnenstad. Het plan loopt hierop vooruit en vormt de aanzet hiervoor, zowel in structuur als programma.

Basisprincipe
Het programma wordt ontwikkeld langs twee hoofdassen, namelijk de Van Heemskerck- straat en de fietsverbinding langs het Hoendiep, begeleid door een groene ecologische zone. Beide assen versterken de ruimtelijke verbinding met het voormalige Suikerfabriekterrein en de binnenstad en vormen de randen van het plangebied.

De Van Heemskerckstraat wordt de ontsluitingsroute voor de ontwikkeling op Westerwal. Door de aanwezigheid van de spoorweg, direct langs de rondweg, is het niet mogelijk om de Van Heemskerckstraat door te laten lopen als ontsluiting voor het Suikerfabriekterrein.

Onderling worden de assen verbonden door de nieuw aan te leggen straat die tevens de entree vormt voor het plangebied. De inrichting van deze straat wordt benaderd als een binnenhof tussen twee individuele bouwblokken.

Programma
Het structuurontwerp gaat uit van een gedifferentiëerd woonprogramma. Bouwblok A wordt ingevuld met een appartementencomplex, met daarin 171 appartementen en studio's. Het gaat om een gedifferentiëerd aanbod van maximaal 66 appartementen en studio's (huur/koop) die kleiner zijn dan 50 m2, huur-/koopwoningen tussen 50 en 80 m2 en huur-/koopwoningen van 80 tot 100 m2. Omwille van enige flexibiliteit in de uitwerking maakt dit uitwerkingsplan in dit bouwblok 180 woningen mogelijk. In bouwblok B worden 22 grondgebonden woningen gerealiseerd. Deze zijn in drie rijen geprojecteerd. Het uitwerkingsplan maakt omwille van de flexibiliteit maximaal 30 woningen mogelijk in dit bouwblok.

Stedenbouwkundige uitwerking
Het woonprogramma wordt ontwikkeld tussen de Van Heemkerckstraat en het nieuwe fietspad langs het Hoendiep. Het stedenbouwkundig plan is zo ontwikkeld dat het nieuwe woongebied aansluit bij de bestaande stedelijke functies aan de Van Heemkerckstraat en de Admiraal de Ruyterlaan, maar dat er in de toekomst nog een eventuele afronding richting de Admiraal de Ruyterlaan kan plaatsvinden. Aan de zijde van het spoor en het Hoendiep staat een groene en ecologisch verantwoorde inrichting voorop. Deze groene zones hebben een belangrijke functie als verbindingszone in de ecologische structuur van de stad. Deze verbindingen worden gehandhaafd en waar mogelijk versterkt. De zones vormen tevens een fraaie groene afronding van het stedelijk gebied.

Bij de stedenbouwkundige uitwerking is ook rekening gehouden met diverse milieu- technische randvoorwaarden, waaronder de milieuzones rondom het transformatorstation van Enexis, het farmaceutisch bedrijf Citeq Health Products en de zones langs de ringweg, de spoorlijn en de invalsweg Hoendiep.

De bouwblokken zijn verder uitwerkt binnen de kaders van de uitwerkingsregels. Zoals ook zichtbaar is in andere delen van de wijk, wordt er een gradiënt in de hoogte toegepast.

Hierbij is de bebouwing aan de rand, gericht op de ringweg, het hoogst. Het woongebouw aan deze zijde wordt opgetrokken uit 5 bouwlagen. De bebouwing in bouwblok B krijgt ook een gradiënt. Deze woningen worden aan de zijde van het Hoendiep opgetrokken uit vier bouwlagen en ten zuiden hiervan uit drie bouwlagen. De woonbebouwing wordt in een raamwerk van straten gerealiseerd, waarbij de noord-zuid gerichte straten een duidelijk groene uitstraling krijgen. Het stedenbouwkundig plan als geheel volgt de bestaande stedenbouwkundige structuur van de wijk en wordt op die manier ingepast volgens het eerder genoemde basisprincipe.

Het parkeren wordt zoveel mogelijk binnen het plan opgelost. Op een binnenplein van het woongebouw in bouwblok A worden parkeerplaatsen aangelegd. Dit geldt ook voor de ruimte tussen de grondgebonden woningen. Omdat hiermee nog niet kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, worden ook langs de westzijde van het woongebouw en langs de straten parkeervoorzieningen aangelegd.

De basiskaart van het structuurontwerp is weergegeven in figuur 3.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP003vHeemskerck-vg03_0008.png"

Figuur 3.2 Basiskaart structuurontwerp

3.2.4 Verkeer en parkeren

Verkeer
Het gemeentelijk beleid gaat uit van een nauwe samenhang tussen het ruimtelijke beleid en het verkeers- en vervoersbeleid. Dit tegen de achtergrond van het verbeteren van de bereikbaarheid en leefbaarheid van de stad. Het verkeers- en vervoersbeleid is vooral gericht op stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en langzaam verkeer. Dit impliceert een efficiënter gebruik van de bestaande verkeersruimte door een duidelijke verkeersstructuur, het vergroten van de doorstromingscapaciteit op het stedelijke hoofdwegennet en bundeling van verkeersstromen, zodat in de tussenliggende gebieden een aangenaam en veiliger woon- en leefklimaat kan ontstaan.

In het kader van het landelijke concept 'Duurzaam Veilig' zijn in de gemeentelijke nota 'Kalm aan en rap een beetje' alle wegen in de gemeente Groningen onderverdeeld in een drietal categorieën, te weten stroomwegen (ringwegen), gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen (woonstraten).

Het plangebied wordt via de bestaande verkeersstructuur in de Zeeheldenbuurt op de hoofdstructuur ontsloten. Deze ontsluiting vindt aan de zuidzijde plaats op de Peizerweg (via de Admiraal De Ruyterlaan wijk-in en de Van Wassenaerstraat wijk-uit) en aan de oostzijde op de Eendrachtskade Zuidzijde (via de Van Heemskerckstraat - beide richtingen). Het plangebied wordt in het noorden omgeven door het Hoendiep en in het westen door de Westelijke Ringweg; beide wegen zijn echter voor het autoverkeer niet vanuit het plangebied rechtstreeks bereikbaar. De huidige ontsluitingsstructuur is weergegeven in figuur 3.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP003vHeemskerck-vg03_0009.png"

Figuur 3.3 Huidige ontsluitingsstructuur

De toekomstige bewoning van het plangebied zal extra verkeersgeneratie met zich meebrengen. Dit verkeer zal via de huidige verkeersstructuur afgewikkeld worden, wat zorgt voor een toename van verkeer op deze wegen. Op basis van verkeerstellingen en de geprognosticeerde extra verkeersbewegingen wordt verwacht dat de bestaande verkeersstructuur deze toename van het verkeer aan kan en dat dit dan ook niet tot noemenswaardige problemen leidt.

Omdat omwonenden toch problemen verwachten zal nader onderzoek plaatsvinden en worden zonodig maatregelen in overleg met de bewonersorganisatie genomen.

Parkeren
Bij nieuwbouwprojecten moeten de door de raad vastgestelde parkeernormen worden gehanteerd, zoals vastgelegd in de “Beleidsregels parkeernormen 2012 (versie februari 2016)”. In de beleidsregels is vastgelegd dat initiatiefnemers bij nieuwbouwontwikkelingen zelf verantwoordelijk zijn voor het oplossen van de parkeerbehoefte en deze parkeerbehoefte op eigen terrein wordt opgelost.

In het kader van een kwalitatief goede openbare ruimte, moet gezocht worden naar een optimale verhouding tussen parkeren op 'eigen erf' en parkeren in de toekomstige openbare ruimte, bedoeld voor bijvoorbeeld parkeren door bezoekers. Indien in het gebied betaald parkeren geldt of gaat gelden, moet daarvoor een parkeervergunning bij de gemeente worden aangevraagd.

Het plangebied ligt in de ringwijken, waar de gemeente de volgende beleidsregels parkeernormen 2012 voor de voorgestelde bebouwingstypen hanteert.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP003vHeemskerck-vg03_0010.jpg"

Parkeernormen en berekende behoefte

In het plan worden in totaal 181 parkeerplaatsen aangelegd. Binnen het plangebied is voldoende ruimte om te voorzien in de parkeerbehoefte. Wanneer in de toekomst blijkt dat de parkeerbehoefte groter is, dan is er nog voldoende ruimte beschikbaar om het aantal parkeerplaatsen te vergroten. Op deze manier wordt parkeerhinder in de omgeving voorkomen. De aanleg van voldoende parkeerplaatsen is gewaarborgd door het opnemen van een parkeerbepaling in de regels. Daarnaast zal een aantal adressen uitgesloten worden van een parkeervergunning in de openbare ruimte. Het plan veroorzaakt zodoende geen parkeeroverlast in de omgeving, omdat het plangebied voorziet in zijn eigen parkeerbehoefte.

Openbaar vervoer
Het plangebied is met het openbaar vervoer ontsloten door middel van de bushaltes langs het Hoendiep, ter hoogte van de Hoendiepsbrug. Deze bushaltes wordt aangedaan door zowel het HOV-netwerk als het reguliere stads- en streekvervoer en voorzien in een verbinding met het Hoofdstation.

Fietsstructuur
De gemeente onderscheidt het hoofdnetwerk, gericht op de snelle en doorgaande fietser, en het basisnetwerk, dat ontsluitend en fijnmazig is (Fietsstrategie Groningen 2015-2025). Het gebied is goed aangesloten op het hoofd- en basisnetwerk voor de fiets. De gemeente is eveneens voornemens om een fietsverbinding vanuit de binnenstad naar het westelijke gelegen Suikerfabriekterrein te realiseren. Deze verbinding sluit aan op de Admiraal De Ruyterlaan en zal parallel aan de watergang Hoendiep voeren. Dit was een belangrijk uitgangspunt voor de uitwerking van het plangebied.

3.2.5 Groenstructuur

In de gemeente Groningen zijn vier beleidsplannen van toepassing voor het groen, namelijk het groenstructuurplan, het bomenstructuurplan, de Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Groningen (APVG), en daaraan gekoppeld de beleidsregels voor het vellen van een houtopstand (2013). De ambitie van deze beleidsstukken is vooral gericht op de completering en de kwalitatieve verbetering van de groen-bomenstructuur met de ambitie de kwaliteit van de leefomgeving te versterken, een bijdrage te leveren aan een aangenaam stadsklimaat en een gevarieerde stadsnatuur te verkrijgen.

Bomen en houtopstanden, en dan met name de hoofdstructuren, moeten behouden en versterkt worden door de groeizone te verbeteren en zo mogelijk 'gaten' in deze structuur op te vullen met in de structuur passende bomen. De groeizone voor de bomen omvat de boomkroonprojectie (verticale projectie van de boomkroon op de grond) vermeerderd met een zone van 2 meter rondom deze projectie. Om de boomkronen volwaardig te laten uitgroeien, kan bebouwing alleen vanaf 10 meter verwijderd uit de stam worden gebouwd.

De groenstructuurvisie geeft aan dat Groningen de ambitie heeft het groen in het basisgroen te handhaven en te versterken. Indien dit absoluut onmogelijk is, dient het te kappen groen 1:1 te worden gecompenseerd. Er staan binnen het plangebied geen bomen die deel uitmaken van de bomenhoofd- of nevenstructuur. Langs de Van Heemskerckstraat, ten oosten van de Admiraal de Ruyterlaan, is op de kaart bij het groenstructuurplan aangegeven dat er sprake is van een waardevolle laanbeplanting. Voor het deel van de Van Heemskerckstraat ten westen van de Admiraal de Ruyterlaan, waaraan het plangebied is gelegen, is aangegeven dat het ontwikkelen van de boomstructuur wordt nagestreefd. Hier zou een laanbeplanting in het verlengde van de bestaande beplantingen kunnen worden toegevoegd. Binnen het plangebied is alleen de bomenrij aan het Hoendiep als waardevol aangemerkt. De bomenrij is, net als de zone langs de westzijde van het plangebied, onderdeel van de Stedelijke Ecologische Structuur.

Om te bepalen welke bomen behoudenswaardig zijn voor cultuur en ecologie, zijn de bomen geïnventariseerd en ingemeten. In de uitgevoerde ecologische onderzoeken (zie paragraaf 4.6) is de ecologische waarde van de bomen beoordeeld. Daarbij is beoordeeld dat de plannen op de beschreven wijze uitgevoerd kunnen worden. De bomen langs het Hoendiep hebben wel ecologische en een belevingswaarde. De woonbebouwing komt op ruime afstand en zeker buiten de groeizone van deze bomen te staan. Bij de uitvoering wordt ook rekening gehouden met het beschermen van deze bomen. Hiermee is voldaan aan het uitgangspunt van de gemeente Groningen om het bouwplan af te stemmen op de groeiplaats van behoudenswaardige bomen.

De waardevolle bomenrij langs het Hoendiep wordt in dit uitwerkingsplan aangeduid als groen. Hier staat het behoud van de bomen voorop. De nieuwe bebouwing blijft buiten de groeizone van de bomen. De zone langs de westzijde van het plangebied ligt buiten de reikwijdte van dit uitwerkingsplan, maar het behoud hiervan staat voorop. Deze zone wordt versterkt door het opheffen van de doorbreking ter hoogte van de Van Heemskerckstraat, die hier doodloopt.

Voor de 22 bomen die wel worden gekapt worden de gemeentelijke beleidsregels voor het vellen van een houtopstand gevolgd. Hiervoor is een Bomen Effect Analyse1 uitgevoerd (bijlage 1 in de bijlagenbundel bij deze toelichting), waarmee wordt aangetoond dat met name basisgroen (zoals aangegeven in de Groenstructuurvisie) en bomenhoofdstructuur (zoals aangegeven in de Bomenstructuurvisie) behouden en versterkt worden. Het uitgangspunt hierbij is dat het groenareaal in de stad, kwalitatief en kwantitatief niet achteruit gaat. Als er toch groen verdwijnt, moet dit in natura of, als dat aantoonbaar niet lukt, financieel worden gecompenseerd. Dit proces staat los van het uitwerkingsplan, maar moet wel vóór de vergunningverlening zijn afgerond.

3.2.6 Waterstructuur

Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Wel liggen langs de westzijde en langs de noordzijde watergangen. Het Hoendiep is onderdeel van het boezemwater. Langs de watergang ligt een lokale waterkering. De functionaliteit van deze waterkering moet behouden worden. In de nieuwe situatie zal het fietspad ten zuiden van de ecologische verbindingszone de waterkering vormen.

De spoorsloot langs de westzijde is niet rechtstreeks verbonden met het Hoendiep. De afwatering van de spoorsloot gaat via een gemengd stelsel. Omdat dit niet voldoet aan het voorkeursbeleid van het waterschap, is het niet mogelijk om regenwater op de spoorsloot af te voeren. Water wordt daarom afgekoppeld op het Hoendiep, door middel van uitstroomvoorzieningen met terugslagklep.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden/omgevingsaspecten

4.1 Toetsing aan de uitwerkingsregels

Dit uitwerkingsplan geeft toepassing aan de uitwerkingsregels die zijn opgenomen in het geldende bestemmingsplan. Het college van burgemeester en wethouders werkt het plan met inachtneming van de uitwerkingsregels uit. In deze paragraaf wordt kort getoetst aan de uitwerkingsregels, waarbij indien relevant wordt verwezen naar de hoofdstukken waar een nadere onderbouwing wordt gegeven.

De autoverkeersontsluiting dient plaats te vinden vanaf de Van Heemskerckstraat en/of de Admiraal de Ruyterlaan.

De ontsluiting van het nieuwe woongebied voor auto's zal plaatsvinden via de Van Heemskerckstraat. Dit is de enige mogelijkheid voor ontsluiting van het plangebied.

De bouwhoogte van de gebouwen mag maximaal 5 bouwlagen bedragen, met dien verstande dat:

  • in de uitwerking percentages kunnen worden aangegeven voor de hoeveelheid bebouwing die in 2, 3, 4 en 5 bouwlagen mag worden gebouwd;
  • er geen afwijkingsbevoegdheid voor een zesde bouwlaag wordt opgenomen;
  • in de uitwerking de bouwhoogte in meters wordt aangegeven.

In de regels van artikel 4 is opgenomen dat ten hoogste 5 bouwlagen zijn toegestaan. Hiervan kan niet worden afgeweken. Per bouwdeel is op de verbeelding een maximale bouwhoogte in meters aangegeven.

Een gebouwde parkeervoorziening is toegestaan.
Hiervan wordt geen gebruik gemaakt.

Langs het water Hoendiep en langs het terrein van de spoorlijn aan de westkant dient een ecologische verbinding tot stand te worden gebracht met een nader te bepalen breedte. Langs het Hoendiep dient in elk geval een strook van 15 meter te worden ingericht ten behoeve van duurzaam beheer van de aanwezige bomen.

De ecologische zone langs de westzijde ligt buiten het plangebied van dit uitwerkingsplan. De huidige bestemming maakt het mogelijk om de spoorsloot aan deze zijde door te trekken door de huidige barrière, die de doodlopende Van Heemskerckstraat vormt, weg te halen en deze strook groen in te richten. Langs het Hoendiep is op de verbeelding de beoogde groenstrook aangeduid. Hier worden geen ingrepen mogelijk gemaakt die het duurzaam beheer van de bomen in de weg staan.

De geluidbelasting vanwege industrielawaai, het wegverkeer en het spoorwegverkeer op geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrens- waarde, of een verkregen hogere grenswaarde.
Zoals beschreven in paragraaf 4.8.2 worden voor het plan hogere waarden vastgesteld. Daar waar de gevelbelasting hoger is dan de vastgestelde hogere waarden, wordt een dove gevel toegepast, zodat de geluidbelasting in de woningen binnen de gestelde kaders blijft.

De afstand tussen de bebouwing en het aangrenzende trafostation aan de Van Heemskerckstraat 77 dient 50 meter te zijn, gerekend vanaf de perceelsgrens van het trafostation. Deze afstand kan kleiner zijn indien afschermende maatregelen worden getroffen rondom het trafostation.
Zoals beschreven in paragraaf 4.8.1 worden afschermende maatregelen getroffen bij de transformators bij het trafostation. Hiermee wordt ter plaatse van de nieuwe woningen voldaan aan de geluidsnormen en kan afgeweken worden van de genoemde afstand van 50 meter.

De afstand tussen de bebouwing en de bedrijven aan de Admiraal de Ruyterlaan 5 en 5a dient 30 meter te zijn, gerekend vanaf de perceelsgrens van deze bedrijven. Deze afstand kan kleiner zijn in overleg met de betreffende bedrijven en op basis van een onafhankelijk milieukundig advies terzake.
Zoals beschreven in paragraaf 4.8.1 wordt aan de afstand van 30 meter voldaan voor wat betreft Admiraal de Ruyterlaan 5. Wat betreft Admiraal de Ruyterlaan 5a: zie paragraaf 4.8.1.

Er dient een verantwoording te worden vastgesteld van het groepsrisico externe veiligheid.
Het risico is inzichtelijk gemaakt en verantwoord in paragraaf 4.8.5.

Conclusie
Er wordt aan alle uitwerkingsregels voldaan. Er zijn daarom geen belemmeringen voor het vaststellen van het uitwerkingsplan.

4.2 Mer-beoordeling

In het Besluit milieueffectrapportage is aangegeven welke activiteiten in het kader van het uitwerkingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Wanneer niet voldaan wordt aan de drempelwaarden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Daarbij lettend op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Ten aanzien van woningen ligt de drempelwaarde op een aaneengesloten gebied met 2.000 of meer woningen. Dit uitwerkingsplan maakt slechts plm. 200 woningen mogelijk en is dus niet rechtstreeks planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig.

Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit betreft een vormvrije mer. Hiertoe is een Aanmeldingsnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling2  opgesteld, die is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 11-12-2018 (bijlage 2 in de bijlagenbundel bij deze toelichting).

Kenmerken van het project
Het plan omvat de bouw van een woongebouw met 180 woningen en maximaal 30 grondgebonden woningen. Daarmee samenhangend worden enkele wegen en parkeerplaatsen gerealiseerd. Dit wordt gerealiseerd op een locatie van ruim 2 hectare. In een stad met ruim 200.000 inwoners op een oppervlakte van ruim 8.000 hectare is de omvang van het project relatief klein; dit rechtvaardigt geen volledige mer.

Plaats van het project
Het plangebied ligt niet in een gevoelig gebied, zoals een Natura 2000-gebied of een verbindingszone binnen het Nederlands Natuurnetwerk. De locatie ligt binnen de stedelijke structuur van Groningen, op een locatie die in het verleden voor industriële activiteiten in gebruik is geweest. Het betreft een aangewezen plek voor woningbouw. De plaats van het project rechtvaardigt geen volledige mer.

Kenmerken potentiële effecten
Een woningbouwlocatie heeft geen belangrijke uitstraling van milieueffecten naar de omgeving. Te verwachten effecten hangen samen met de verkeersaantrekkende werking en mogelijk veranderingen in de waterhuishouding. Het bereik van het effect van een woningbouwlocatie is lokaal en heeft zeker niet een grensoverschrijdend karakter. Directe effecten zijn alleen aan de orde in de directe omgeving van het plangebied en op de ontsluitende wegen, tot aan de hoofdinfrastructuur. Significante effecten op het milieu zijn uitgesloten. In de navolgende paragrafen wordt dieper op de effecten van de ontwikkeling op de omgeving en andersom ingegaan. De kenmerken van de effecten van het project rechtvaardigen geen volledige mer.

Conclusie
Door de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten treden geen belangrijke negatieve milieugevolgen op. Dit blijkt ook uit de beoordeling van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen.

4.3 Duurzaamheid, energie en leefomgevingskwaliteit

Duurzame ontwikkeling is ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen.

Beleidskaders
De raad van de gemeente Groningen heeft in 2007 het 'Beleidskader Duurzaamstestad' en de 'Routekaart Groningen Energieneutraal' vastgesteld. Hierin is uitgewerkt hoe in Groningen duurzame ontwikkeling concreet gemaakt wordt. In 2011 is de Routekaart geactualiseerd in het 'Masterplan Groningen Energieneutraal' en in het bijbehorende uitvoeringsprogramma 'Groningen geeft energie'. In 2015 is deze routekaart geactualiseerd met "Groningen geeft energie, programma 2015-2018". Een uitwerking van dit programma is het in 2017 vastgestelde actieplan "Groningen aardgasloos in 2035". Hierin wordt geschetst hoe in de gemeente Groningen in de warmtebehoefte kan worden voorzien zonder het gebruik van aardgas. Landelijk is sinds 1 juli 2018 de plicht om bebouwd gebied aan te sluiten op aardgas vervallen.

Energie
In een bestemmingsplan/uitwerkingsplan kunnen alleen ruimtelijk relevante aspecten van energie worden gereguleerd. Een dergelijk plan regelt namelijk alleen het gebruik van de (boven- en onder)grond, (oppervlakte)water en de opstallen en bepaalt de functies en daarmee de bouwmogelijkheden. Het bestemmingsplan fungeert als toetsingskader voor omgevingsaanvragen voor bouw, aanleg of sloop. Het gebruik van zonnepanelen en zonneboilers op gebouwen is in een groot aantal situaties mogelijk zonder vergunning. Het is wenselijk dat rekening gehouden wordt met een dakoriëntatie die maximaal geschikt is voor de opwekking van zonne-energie en met groene daken nu of in de nabije toekomst. Voor het project betekent dit het volgende. Warmte-koude-opslag met warmtelevering is mogelijk. Daarnaast zullen gebouwen zeer goed geïsoleerd worden (zowel gevels als beglazing), worden zonnepanelen toegepast en zal er gasloos worden gebouwd.

Leefomgevingskwaliteit
De leefomgevingskwaliteit vormt een belangrijk onderdeel van de totale afweging over ruimtelijke plannen binnen de gemeente. Naast de milieukwaliteiten, zoals onder andere geluidhinder, fijnstof, externe veiligheid en bodemkwaliteit maken water en ecologie deel uit van de leefomgevingkwaliteit. Hieraan wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed.

Meer aandacht voor klimaatadaptieve wijken is in verband met toenemende neerslagfluctuaties en hittestress wenselijk. Mogelijk komen hiervoor in de nabije toekomst nieuwe beleidskaders of wettelijke regels. Het stimuleren van de duurzaamheidsprincipes is het uitgangspunt voor de uitvoering van de plannen. Zo zal er gasloos worden gebouwd. Op de daken worden zonnepanelen toegepast.

4.4 Archeologie

Beoordelingskader
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze

datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.

Archeologische verwachting

In het geldende bestemmingsplan is geconstateerd dat de archeologische verwachting binnen het plangebied hoog is. In het verleden heeft hier bebouwing gestaan waarvan de fundamenten nog in de grond kunnen zitten. Het betreft hier de restanten van twee gebouwen, waarvan er één oliemolen is geweest. Ter plekke kunnen zich wellicht ook nog oudere voorgangers in de ondergrond bevinden. Op basis hiervan is op het plangebied een beschermende regeling van kracht. Bij ingrepen groter dan 200 m2 en een grotere diepte dan 0,3 meter moet archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

Archeologisch onderzoek

In het kader van de voorgenomen ontwikkelingen is een inventariserend archeologisch onderzoek3 uitgevoerd. De bijbehorende rapportage is opgenomen in de bij dit plan behorende bijlagenbundel, bijlage 3. Hierin is op basis van een verwachtingsmodel een aantal boringen gezet, die inzicht geven in de bodemopbouw en in eventuele archeologische indicatoren.

Uit het onderzoek blijkt dat de toplaag van de bodem binnen het plangebied overal uit een vergraven kleipakket bestaat, dat vooral dik is langs de noordelijke rand, waar in de negentiende eeuw gebouwen van een olieslagerij stonden. Langs deze noordrand van het plangebied zijn in de rommelige toplaag sloopresten aangetroffen op de locatie waar in

het verleden gebouwen van de olieslagerij hebben gestaan. Het is op basis van booronderzoek nauwelijks na te gaan of het om grote losse puinbrokken gaat of om resten van funderingen. Indien het laatste het geval is, zijn in de ondergrond nog in situ liggende resten van de voormalige gebouwen aanwezig. Deze liggen buiten de zones waarin diepe bodemingrepen zullen plaatsvinden.

Op twee boorpunten, eveneens in de noordelijke rand van het plangebied, zijn laagjes verkoolde plantenresten aangetroffen. Op één van deze twee boorpunten bleek een bodemprofiel aanwezig te zijn, dat binnen de omgeving van het plangebied kenmerkend is voor de zones met menselijke activiteiten in de ijzertijd, Romeinse tijd en (mogelijk), vroege middeleeuwen. Dit boorpunt ligt in de noordwesthoek van het plangebied in een zone waarin geen bodemingrepen zijn gepland. Dit betekent dat de hier aangetroffen laagopeenvolging beschikbaar blijft voor eventueel onderzoek in de toekomst.

In verband met het bewaard blijven van deze laagopeenvolging en het ontbreken van relevante archeologische indicatoren binnen de overige delen van het plangebied, geven de resultaten van het onderzoek geen aanleiding om archeologisch vervolgonderzoek te adviseren. Evenmin zijn tijdens het onderzoek archeologische resten aangetroffen waarmee tijdens de verdere planvorming of bij de uitvoering van de geplande werkzaamheden rekening zou moeten worden gehouden.

Archeologische bescherming

Omdat dit plan de uitwerking van een bestemming in het geldende bestemmingsplan mogelijk maakt en niet een nieuw planologisch kader biedt, wordt de beschermende regeling conform het geldende bestemmingsplan van kracht. Op deze wijze worden eventuele archeologische resten beschermd en is het plan uitvoerbaar binnen de kaders van de Erfgoedwet.

4.5 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Hoewel de locatie een rijke industriële geschiedenis en daarmee een betekenis voor de ontwikkeling van Groningen als stad heeft, is er binnen het plangebied geen sprake meer van specifieke cultuurhistorische waarden. Het Hoendiep als historisch-geografische structuur en oude waterweg heeft wel cultuurhistorische waarde die van belang is voor de ontwikkeling van het plangebied. Deze watergang wordt ongemoeid gelaten en de begeleidende bosstrook wordt behouden en waar mogelijk versterkt. Bovendien is het Hoendiep als structuurlijn als uitgangspunt gehanteerd in het ontwerp voor het plan. De geometrische hoofdstructuur van het stedenbouwkundig plan is op de verbeelding vastgelegd door middel van de positie en vorm van de bouwvlakken. Het is niet noodzakelijk om nadere regels te stellen ter bescherming van cultuurhistorische waarden.

4.6 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN) beschermd. De bescherming van gebieden en de bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Wet natuurbescherming. Verder moet rekening worden gehouden met de door de gemeente Groningen vastgestelde Stedelijke Ecologische Structuur (SES).

Gebiedsbescherming

Wet natuurbescherming en Natuurnetwerk Nederland

Onder de gebiedsbescherming vallen in eerste plaats de onder de Wet natuurbescherming beschermde Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland. De Natura 2000-gebieden maken deel uit van het Europese netwerk van natuurgebieden. Hiervoor gelden de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn). Een ruimtelijk plan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Het plangebied ligt in een binnenstedelijk gebied en maakt zodoende geen deel uit van beschermde natuurgebieden. Uit de kaart van het Natuurbeheerplan blijkt dat in het plangebied of directe omgeving geen beschermde landschapselementen aanwezig zijn.

Stikstofdepositie

Nabij Groningen liggen twee natuurgebieden, nl. het Leekstermeergebied en het Zuidlaardermeergebied. In deze gebieden zijn geen stikstofgevoelige habitatten aanwezig. Op grotere afstand liggen wel stikstofgevoelige gebieden, nl. het Drentsche Aa-gebied (12 kilometer), Norgerholt (18 kilometer) en de Bakkeveense Duinen (20 kilometer). Voor deze gebieden is de kritische depositiewaarde (KDW) overschreden. Een kleine toename zou theoretisch tot negatieve effecten kunnen leiden. Er is een berekening4 uitgevoerd om de gevolgen voor de stikstofdepositie op deze gebieden in beeld te brengen en te toetsen of de eventuele toename past binnen de eisen die gelden op grond van de Wet natuurbescherming. Er is daarbij uitgegaan van een drempelwaarde van 0,00 mol N/ha/jaar. De resultaten zijn de volgende.

gebruiksfase: in de gebruiksfase gaat het om gebouwgebonden emissies en emissies als gevolg van de verkeersaantrekkende werking van de nieuwe woonbuurt. Gebouwgebonden emissies spelen hier geen rol omdat de woningen gasloos worden gebouwd. De verkeerstoename is berekend op 1450 motorvoertuigen per etmaal.

aanlegfase: de aanlegfase heeft potentieel een tijdelijk effect op de stikstofdepositie. In de aanlegfase is er sprake van inzet van zwaar materieel en aanvoer van materiaal met vrachtwagens. De gefaseerde aanleg zal minimaal 2 jaar duren. Zwaar transport komt uit op 1.500 vrachtwagens per jaar en licht transport op 7.100 mvt/jaar. De 1.500 vrachtwagens komen neer op gemiddeld 4 vrachtwagens per dag; een aantal dat direct opgaat in het heersende verkeersbeeld. Personenvervoer van werklieden en aanvoer van klein materiaal (22 mvt/etmaal) is weg te strepen tegen de 1.450 auto's per etmaal in de gebruiksfase. Daarom is de aanlegfase gecumuleerd met de gebruiksfase.

Uit de berekeningen van de depositie blijkt dat er geen sprake is van uitkomsten die hoger zijn dan 0,00 mol N/ha/jr.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP003vHeemskerck-vg03_0011.jpg" Uitsnede AERIUS calculator, ligging Natura 2000 inclusief rekenpunten en uitkomsten depositietoename

Hiermee is aangetoond dat het project, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor de Natura 2000-gebieden, de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied niet kunnen verslechteren of een significant verstorend efeect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen. De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het project niet in de weg. Het is met het oog op potentiële effecten van de stikstofdepositie niet nodig om voor dit project een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming aan te vragen.

Stedelijke Ecologische Structuur

Vanuit de raad zijn er onderdelen binnen de gemeente Groningen vastgesteld die behoren tot de Stedelijke Ecologische Structuur (SES). De groenverbindingen langs het Hoendiep en langs het spoor zijn in de SES aanwezen als 'ecologisch waardevol'. Langs het Hoendiep kunnen diverse vogelsoorten voorkomen. Ook de houtwal langs het water is een goed ontwikkelde boomstructuur met leefplaatsen voor diverse vogels. Daarnaast geven onderzoeken uit het verleden aan dat de houtwal langs het Hoendiep een vaste foerageerroute en trekroute van vleermuizen is. Het behoud en het versterken van de twee ecologische verbindingszones is een uitgangspunt voor dit plan.

De uitgangspunten ter bevordering van de ecologische waarde van het gebied, zoals opgenomen in het geldende bestemmingsplan en genoemd in paragraaf 5.1 van de quickscan, gelden ook als uitgangspunt voor de uitvoering van dit uitwerkingsplan. Het uitwerkingsplan kan hiervoor geen verplichtingen opleggen.

Soortenbescherming

Voor een inzicht in de mogelijk aanwezige soorten binnen het plangebied is een ecologische quickscan5  uitgevoerd. Hierin is op basis van veldbezoek en ecologisch inzicht beoordeeld welke beschermde soorten en habitats binnen de invloedsfeer van de ontwikkeling aanwezig (kunnen) zijn. De bijbehorende rapportage is opgenomen in de bij dit plan behorende bijlagenbundel, bijlage 4. Uit dit onderzoek is gebleken dat binnen het plangebied (potentieel) verschillende plant- en diersoorten voorkomen. Voor de aangetroffen flora, zoogdieren en amfibieën geldt dat deze niet of licht zijn beschermd.

Voor deze soorten moet de zorgplicht in acht worden genomen. Ten aanzien van de aanwezigheid van vogels geldt dat het verwijderen van het groen uitgevoerd dient te worden buiten het broedseizoen. Op deze manier zijn nadelige effecten en overlast voor de vogels te beperken. Het uitgangspunt is om in de planvorming rekening te houden met compensatie van groen of faunavoorzieningen (aan woningen), zodat er voldoende nestgelegenheid blijft.

Binnen het plangebied zijn er mogelijke foerageergebieden (en vliegroutes) voor vleermuizen. De groenstrook langs het Hoendiep is mogelijk geschikt als belangrijke foerageergebied voor vleermuizen. Ook elders op het terrein kan mogelijk gefoerageerd worden door vleermuizen. Daarnaast zijn er holen aangetroffen, welke potentieel geschikt kunnen zijn als verblijfsplaats voor vleermuizen. Daarom is nader onderzoek6  uitgevoerd naar vleermuizen. De bijbehorende rapportage is opgenomen in de bij dit plan behorende bijlagenbundel, bijlage 5. Uit de resultaten van het onderzoek komt naar voren dat in het gebied de laatvlieger, gewone en ruige dwergvleermuizen vliegen en foerageren. De vleermuizen vliegen en foerageren voornamelijk in de groenzone. Deze zone wordt behouden. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren.

Conclusie

Op grond van de hiervoor beschreven analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten. De plannen zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.

4.7 Water

Deze 'waterparagraaf' bevat de wettelijk verankerde watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het plan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Noorderzijlvest. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Waterschapsbeleid

Het beleid van waterschap Noorderzijlvest is verwoord in het Waterbeheerprogramma 2016 - 2021 en in de Notitie Water en Ruimte 2013. De ruimtelijke zonering van de provincie heeft het waterschap vertaald naar een eigen zonering met water als belangrijkste element. Het waterschap benadrukt in zijn functiezonering de volgende aspecten: de hoogte van de waterpeilen en het gewenste grondwaterregime (GGOR), een optimale wateraanvoer en -afvoer (waterkwantiteit), de waterkwaliteit voor verschillende functies en de inpassing van water in het landschap.

Gemeentelijk beleid

Na het maken van het eerste 'verbrede' GRP: het Groninger Water- en Rioleringsplan (GWRP) is het water- en rioleringsbeheer in Groningen goed op orde, maar in de totale waterketen moet worden bespaard en het moet efficiënter. Daarbij is het denken over afval sinds een aantal jaren aan het veranderen. Afval bestaat eigenlijk niet meer. Vrijwel alles wat oorspronkelijk werd bestempeld als afval, kan na bewerking opnieuw worden benut. Dit kan zijn voor energieproductie, maar in veel gevallen zijn er ook hoogwaardiger toepassingen mogelijk. Afvalwater bijvoorbeeld bevat energie en voedingsstoffen, die kunnen worden gebruikt in de landbouw. Maar naast nuttige stoffen bevat afvalwater ook steeds meer stoffen die ongewenst zijn in het milieu, zoals medicijnresten. Deze ontwikkelingen leiden tot nieuwe doelen, zoals het energiezuiniger maken van de afvalwaterketen, het sluiten van kringlopen door innovatie en het verbeteren van zuiveringsprocessen. Daarnaast blijven uiteraard de bestaande doelen voorop staan, zoals een water- en rioleringssysteem dat de volksgezondheid waarborgt en waar de burger op kan vertrouwen. Samenwerking kan er voor zorgen, dat zowel de bestaande als nieuwe doelen efficiënter en goedkoper kunnen worden behaald.

Waterhuishoudings- en rioleringsplan

Over de wateraspecten in het plan heeft zorgvuldige afstemming plaatsgevonden met het waterschap. De resultaten hiervan zijn opgenomen in een waterhuishoudings- en rioleringsplan, waarover overeenstemming is bereikt tussen gemeente, waterschap en ontwikkelaar. Het document is vooral een uitvoeringstechnisch document. De voor dit uitwerkingsplan relevante aspecten zijn in deze paragraaf samengevat.

Huidige situatie

Binnen het plangebied varieert de maaiveldhoogte van -1,00 tot +0,30 meter NAP. De grondwaterstand varieerde ten tijde van het onderzoek tussen -1,30 en -0,10 meter NAP. Er is sprake van een afgeperkte grondwaterverontreiniging (zie paragraaf 4.8.5).

Aan de noordzijde ligt het Hoendiep, deze is onderdeel van het boezemwater. Langs de watergang ligt een regionale waterkering die in stand moet worden gehouden. Het streefpeil van het Hoendiep ligt op -0,93 meter NAP. Het peil van het Hoendiep kan fluctueren. De spoorsloot langs de westzijde is niet verbonden met het Hoendiep: de sloot wordt daarvan gescheiden door een regionale waterkering. Deze heeft een streefpeil van -1,50 m NAP. Deze watergang watert af naar de zuidzijde op het gemeentelijke gemengd rioolstelsel.

Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en het vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Hemelwater wordt losgekoppeld van het vuilwaterriool. In het plangebied wordt een nieuw vuilwaterriool aangelegd. Deze wordt aangesloten op het bestaande gemengde riool van de Admiraal de Ruyterlaan. Het nieuwe rioleringsstelsel wordt ruim voldoende gedimensioneerd.

Ontwatering en hemelwaterafvoer

Het bestaande plangebied watert af naar de spoorsloot. In de nieuwe situatie gaat het plangebied afwateren op het Hoendiep. Om aan de ontwateringdiepte te voldoen, worden de wegen 1,2 meter boven het peil van het Hoendiep (-0,93 meter NAP) aangebracht. Bij de uitvoering van de plannen wordt rekening gehouden met voldoende drooglegging. Voor woningen is dit 1,3 meter boven grondwaterpeil.

In het plangebied wordt een nieuw hemelwaterriool aangelegd. Deze stroomt uit op het Hoendiep. Het hemelwaterriool wordt met uitzondering van de verontreinigde plekken in het plangebied drainerend uitgevoerd. Op het hemelwaterriool worden de terreinverharding en de gebouwen aangesloten.

Bij een extreme situatie kan het peil van het Hoendiep stijgen tot -0,20m NAP. Voor deze extreme situatie wordt in de laatste inspectieput bij de uitstroom schuiven aangebracht. Om het systeem werkend te houden wanneer de schuiven zijn gesloten, wordt er een noodoverloop gemaakt naar de spoorsloot.

Watercompensatie

Door toename van verhard oppervlak stroomt regenwater, zonder extra maatregelen, sneller af richting oppervlaktewater, waardoor piekwaterstanden en afvoeren toenemen. Dit kan leiden tot wateroverlast. Bij een toename van het verhard oppervlak met meer dan 750 m2 is compensatie door aanleg van waterberging nodig. Niet voor elk ruimtelijk plan is het noodzakelijk op gedetailleerde wijze de waterberging te berekenen. Aan de hand van de volgende regels kan bepaald worden hoe de waterberging berekend dient te worden. Voor plannen kleiner dan 10 hectare kan de waterberging volgens de volgende praktische vuistregel berekend worden, het extra te realiseren wateroppervlak is gelijk aan 10% van de toename van het verhard oppervlak in een ruimtelijk plan.

Het plan maakt de realisatie van een woongebouw met 180 woningen en 30 grondgebonden woningen mogelijk. De toename van verharding bedraagt 12.212 m2 . De toename aan verharding is gevisualiseerd in figuur 4.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.UP003vHeemskerck-vg03_0012.jpg"

Figuur 4.1 Opgave verhardingstoename en compensatie

Aangezien er binnen het plangebied geen ruimte is om deze toename te compenseren zal hiervoor ruimte gezocht worden binnen het peilvak van -0,93 m NAP (Electraboezem 3e schil). Compensatie zal bestaan uit de aanleg van oppervlaktewater met een oppervlakte van minimaal 1.221 m2 . Het nieuw te ontwikkelen voormalige Suikerunieterrein is vanwege de ligging en geplande inrichting hiervoor op dit moment het meest geschikt.

Waterkering

Langs het Hoendiep ligt een regionale waterkering, die het plangebied en het achterliggende gebied beschermt tegen hoge waterstanden van het Hoendiep, dat op boezempeil ligt. De functionaliteit van deze waterkering moet behouden worden. In de nieuwe situatie zal het fietspad de waterkering vormen. Het wordt hiervoor op voldoende hoogte aangelegd.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de Keur. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Proces en vervolg

Het Waterhuishoudings- en rioleringsplan is in opdracht van de ontwikkelaar tot stand gekomen. Hierover is overeenstemming bereikt met zowel gemeente als waterschap. Bij de uitvoering wordt het watersysteem uitgevoerd volgens dit plan. Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.

4.8 Milieu

4.8.1 Milieuzonering

Beoordelingskader
Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Waardering omgeving

Voor het beoordelen van de mate van hinder die aanvaardbaar is ter plaatse van hindergevoelige functies wordt onderscheid gemaakt tussen een 'rustige woonomgeving' en een 'gemengd gebied'. Het komt erop neer dat als beoordelingskader voor een goede ruimtelijke ordening voor woningen in een gemengd gebied de normen uit het Activiteitenbesluit toereikend zijn. Voor woningen in een rustige woonomgeving geldt een strengere norm.

Binnen het plangebied wordt een stedelijk woonmilieu gerealiseerd nabij diverse bedrijfsfuncties en voorzieningen. Bovendien ligt het plangebied nabij de hoofdinfrastructuur en binnen de geluidzone van het naastgelegen industrieterrein. De omgeving karakteriseert zich daarom duidelijk als een gemengd gebied.

Gezoneerd industrieterrein

Het industrieterrein Groningen-west/Hoogkerk betreft een gezoneerd industrieterrein met een geluidzone. Dit betekent dat op het bedrijventerrein zogenaamde 'grote lawaaimakers' gevestigd mogen worden. Rondom dergelijke bedrijventerreinen geldt een geluidzone. De geluidzone bepaalt hoeveel geluid de bedrijven op het industrieterrein gezamenlijk mogen produceren. In paragraaf 4.8.2 wordt ingegaan op de akoestische aspecten van de geluidzone.

Relevante bedrijven
Rondom het plangebied zijn verschillende bedrijfsfuncties aanwezig. Relevant voor het plangebied zijn Citeq Health Products, dat direct ten oosten van het plangebied ligt, en het transformatorstation van Enexis, direct ten zuiden, aan de Van Heemskerckstraat 77. Aan de zuidzijde van de Van Heemskerckstraat staan enkele scholen. Van dergelijke functies is bekend dat deze in een gemengd gebied naast woningen kunnen bestaan. Tot slot ligt aan de overzijde van de Ringweg het terrein van de voormalige Suikerfabriek.

Citeq Health Products

Citeq/Sulfateq is een farmaceutisch bedrijf dat valt in milieucategorie 3.1. Voor het bedrijf geldt het bestemmingsplan Kostverloren, Zeeheldenbuurt en Badstratenbuurt, waarin het onder een gemengde bestemming valt. Hierin zijn bedrijven tot en met categorie 2 toegestaan. Het gaat op het perceel Admiraal de Ruyterlaan 5 evenwel om een bestaand bedrijf, en daarom is het daar - als categorie 3.1-bedrijf - op grond van het overgangsrecht toegestaan. Voor een dergelijk bedrijf geldt een richtafstand van 30 meter in gemengd gebied.

Op het perceel Admiraal de Ruyterlaan 5a zijn alleen categorie 2-bedrijven toegestaan, omdat, zoals de Stichting advisering bestuursrechtspraak stelt in het kader van het moederplan Van Heemskerckstraat "het overgangsrecht geen betrekking kan hebben op het bedrijfspand Admiraal de Ruyterlaan 5a aangezien daarin in 2007 nog een drukkerij gevestigd was." Conform het vigerend bestemmingsplan Kostverloren, Zeeheldenbuurt en Badstratenbuurt is hier dus maximaal milieucategorie 2 toegestaan.

Dit betekent dat op grond van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering een minimale richtafstand tot woningbouw van 10 meter moet worden aangehouden. Hieraan wordt ruimschoots voldaan. Een categorie 2-bedrijf is goed verenigbaar met de geprojecteerde woningbouw.

Echter, de randvoorwaarde voor uitwerking in bestemmingsplan Van Heemskerckstraat is: “De afstand tussen de bebouwing en de bedrijven aan de Admiraal de Ruyterlaan 5 en 5a dient 30 meter te zijn, gerekend vanaf de perceelsgrens van deze bedrijven. Deze afstand kan kleiner zijn in overleg met de betreffende bedrijven en op basis van een onafhankelijk milieukundig advies.” Om aan deze randvoorwaarde te voldoen heeft DGMR een akoestisch onderzoek7 en een milieukundig advies8 opgesteld. Ook heeft er overleg plaatsgevonden met de eigenaar van de betreffende bedrijven. De onderzoeksrapportages zijn bijgevoegd als bijlage 6 en 7.

Er is vastgesteld dat er voor de milieuaspecten geur, luchtkwaliteit, externe veiligheid en geluid zowel in de actuele situatie als bij een representatieve invulling van de maximale planmogelijkheden geen belemmeringen zijn voor het bouwen van woningen op 21 meter afstand van Sulfateq (Admiraal de Ruyterlaan 5a) en Citeq (Admiraal de Ruyterlaan 5).

Transformatorstation Enexis

Het transformatorstation heeft een maximaal opgesteld vermogen van 74 MVA. Het valt hiermee in milieucategorie 3.1, waarbij een richtafstand van 30 meter tot woningen in een gemengde omgeving geldt. Aan deze afstand kan niet worden voldaan. De woningen zijn op minimaal 15 meter vanaf het terrein van Enexis geprojecteerd. Indien niet aan de richtafstanden wordt voldaan, moet door middel van akoestisch onderzoek worden aangetoond of aan de milieunormen wordt voldaan. In dit geval is geluidhinder de bepalende factor. Daarom is een akoestisch onderzoek9 uitgevoerd. De bijbehorende rapportage is opgenomen in de bij dit plan behorende bijlagenbundel, bijlage 8.

In het akoestisch onderzoek is de geluidsbelasting als gevolg van het transformatorstation op de gevels van de nieuwe woongebouwen berekend en getoetst aan de geluidsnormen zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit. Geconcludeerd is dat er zonder het nemen van maatregelen sprake is van overschrijdingen van de geluidsnormen. Hierbij is rekening gehouden met een toeslag van 5 dB voor tonaal geluid, omdat het geluid van een brommende transformator relatief goed hoorbaar is.

Door middel van geluidreducerende maatregelen aan de trafocellen, bestaande uit verhoogde afschermende cellen, is het mogelijk de geluidniveaus ter plaatse van de geprojecteerde woningen zodanig te reduceren dat tijdens de representatieve bedrijfssituatie voldaan wordt aan de geluidsnormen. Bij groot onderhoud of storing zal een reservetransformator worden ingeschakeld, waardoor ondanks maatregelen toch overschrijdingen van de geluidsnormen ontstaan. Verwacht wordt dat deze laatste situatie zeer zelden zal plaatsvinden. Het betreft hier een incidentele bedrijfssituatie, die niet getoetst hoeft te worden aan de geluidsnormen.

Geconcludeerd wordt dat met het nemen van maatregelen in de representatieve bedrijfssituatie wordt voldaan aan de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit.

In opdracht van Enexis B.V. zijn de magneetveldzones berekend rondom het bestaande en toekomstige 110/10kV station aan de Van Heemskerckstraat te Groningen. Dit station wordt uitgebreid met een nieuw 10kV middenspanningsinstallatie. Door de gemeente Groningen is bovendien woningbouw voorzien in het aangrenzende gebied van het station. De resultaten van de berekeningen zijn neergelegd in het rapport Magneetveld- berekeningen 110/10kV Station Heemskerckstraat te Groningen10, dat is opgenomen in de bij dit plan behorende bijlagenbundel, bijlage 9. In dit rapport is de grens van de magneetveldzone rond het bestaande en het toekomstige station Heemskerckstraat aangegeven. Op basis van voorzorgbeleid ligt deze grens op de advieswaarde van 0,4 microtesla. Bij de oude situatie ligt die lijn maximaal 10 meter uit het hekwerk. In de nieuwe situatie maximaal 8 meter. De geprojecteerde woningen liggen op 15 meter vanaf het hekwerk.

Terrein voormalige Suikerfabriek

Begin 2008 is er voor de suikerfabrieken in Groningen een IMR-contour vastgesteld. IMR staat voor Integratie Milieu en Ruimtelijke ordening. Binnen de IMR-contour hanteert de gemeente een restrictief beleid voor de bouw van nieuwe woningen. Het plangebied ligt binnen de IMR-contour. Omdat de nabij het plangebied gelegen suikerfabriek inmiddels buiten werking is gesteld, is de oostgrens van de contour in westelijke richting opgeschoven en valt dit uitwerkingsplan feitelijk buiten de contour. Daarom legt de IMR-contour geen beperkingen op aan het realiseren van nieuwe woningen. Op het terrein is nog wel bedrijvigheid uit milieucategorie 3.2 mogelijk. Voor dergelijke bedrijven geldt een richtafstand van 50 meter tot woningen in een gemengd gebied. Aan deze afstand wordt voldaan. Bovendien ligt het niet in de rede dat zich op dit terrein nog bedrijvigheid zal ontwikkelen.

Conclusie

Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er binnen het plangebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in een gemengd gebied. Vanuit de milieu- zonering bestaan geen belemmeringen voor het plan.

4.8.2 Geluid

Beoordelingskader

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidzones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen.

Voor dit uitwerkingsplan zijn geluidzones van verschillende wegen, een spoorweg en die van het industrieterrein Groningen-west/Hoogkerk relevant.

Spoor- en wegverkeerslawaai

Het plangebied ligt binnen de zone van de westelijke ringweg en de weg Hoendiep. De westelijke ringweg heeft een geluidzone van 400 meter. Het Hoendiep heeft een zone van 200 meter. Omdat er geluidsgevoelige objecten in deze geluidzones mogelijk worden gemaakt is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De maximaal toelaatbare geluidbelasting bij nieuwe geluidgevoelige bestemmingen bij de westelijke ringweg bedraagt 53 dB. Het is een zogenaamde buitenstedelijke situatie, omdat de ringweg een provinciale weg is. De maximaal toelaatbare belasting vanwege het Hoendiep bedraagt voor nieuwe gevoelige bestemmingen 63 dB.

Aan de westzijde van het plangebied loopt de spoorlijn Groningen-Sauwerd. De geluidzone bedraagt 300 meter. De maximaal toelaatbare geluidbelasting voor gevoelige functies bedraagt 68 dB. De belasting kan eventueel gereduceerd worden door het aanbrengen van een afscherming langs het spoor. Bij ontwikkeling van het plangebied wordt rekening gehouden met de op 1 juli 2012 vastgestelde geluidproductieplafonds.

Voor een inzicht in de geluidsituatie ten aanzien van spoor- en wegverkeerslawaai binnen het plangebied is een akoestisch onderzoek11  uitgevoerd. De bijbehorende rapportage is opgenomen in de bij dit plan behorende bijlagenbundel, bijlage 10.

Geluidsbelasting Westelijke Ringweg

Uit het onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting vanwege het verkeer op de Westelijke Ringweg in een groot deel van het plangebied boven de voorkeurswaarde van 48 dB uitkomt. Vanwege de hoogteligging van de weg met het geluidsscherm neemt de geluidsbelasting toe bij grotere hoogte. De geluidsbelasting op de bovenste verdiepingen is maximaal 60 dB. Daarmee is de geluidsbelasting op een deel van de gevels hoger dan de maximale waarde van 53 dB.

De geluidsbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai op het westelijk gelegen woongebouw is hoger dan 53 dB. Daarom wordt voor een deel van de gevels van dit woongebouw een dove gevel toegepast. Dit is verankerd in de regels van dit uitwerkingsplan.

Geluidsbelasting Hoendiep

Uit het onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op het Hoendiep in een groot deel van het plangebied boven de voorkeurswaarde van 48 dB uitkomt. De geluidsbelasting op de gevels van de woningen is maximaal 54 dB. De geluidsbelasting blijft ruim onder de maximale waarde van 63 dB.

Geluidsbelasting spoorweg

Uit het onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting vanwege het spoorwegverkeer in een groot deel van het plangebied boven de voorkeurswaarde van 55 dB uitkomt. De geluidsbelasting op de gevels van de appartementen is maximaal 66 dB. De geluidsbelasting blijft onder de maximale waarde van 68 dB.

Industrielawaai

Op het industrieterrein Groningen-west/Hoogkerk zijn geluidzoneringsplichtige bedrijven toegestaan. Rondom dit bedrijventerrein is een geluidzone voor industrielawaai van kracht

(artikel 53 Wgh). Dit betekent dat op de vastgestelde zonegrens het totale geluidsniveau, vanwege alle op het industrieterrein gelegen bedrijven tezamen, de grenswaarde van 50 dB(A)-etmaalwaarde niet mag worden overschreden. Daarnaast gelden ook maximale toegestane grenswaarden voor woningen die buiten de grens van het bedrijventerrein, maar binnen de geluidzone daarvan zijn gelegen. Deze maximale waarden bepalen de geluidsruimte voor bedrijven op het bedrijventerrein.

Binnen de geluidzone rondom het bedrijventerrein kunnen nieuwe gebouwen, die worden aangemerkt als geluidsgevoelige objecten, alleen gebouwd worden wanneer de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevels van dit gebouw niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde (50 dB(A)), dan wel de vastgestelde hogere grenswaarde (maximaal 55 dB(A)).

Voor het plangebied was de suikerfabriek de bepalende inrichting. Deze is inmiddels niet meer aanwezig. De andere inrichtingen op het industrieterrein hebben geen invloed op het plangebied. Echter, de geluidzone op het plangebied blijft gehandhaafd. De gemeenteraad heeft met de wijzigingsbevoegdheid, zoals opgenomen in bestemmingsplan Van Heemskerckstraat, niet de bevoegdheid aan Burgemeester en Wethouders gegeven tot het wijzigen van de geluidszone. Dit betekent dat het volledige plangebied in de geluidzone van het industrieterrein Groningen West Hoogkerk blijft liggen. De geluidzone voor industrielawaai is op de verbeelding opgenomen. Deze houdt voor de ontwikkelingen binnen het plangebied geen belemmeringen in.

Cumulatieve geluidsbelasting

In het plangebied liggen geluidzones vanwege wegverkeers-, spoorweg- en industrielawaai. Omdat grote delen van dit plangebied in twee of meer geluidzones liggen, is in het onderzoek (bijlagenbundel, bijlage 11) onderzocht in welke mate de geluidbelasting toeneemt als gevolg van cumulatie. Uit het onderzoek is gebleken dat in het grootste deel van het plangebied het wegverkeer en spoorwegverkeer de dominante geluidsbronnen zijn. De maximale gecumuleerde geluidsbelasting is 65 dB. Dit blijft onder de maximale waarde van 68 dB. Als gevolg van cumulatie van wegverkeer, spoorweglawaai en industrielawaai zal er geen onaanvaardbaar hoge geluidsbelasting optreden.

De cumulatieve geluidsbelasting zal als uitgangspunt dienen voor de geluidwering van de gevels. Hierdoor is een goed binnenklimaat verzekerd. Voor de nieuwe woningen en woongebouwen geldt dat aanvullende eisen worden gesteld aan de geluidswering van de gevels, teneinde aan het maximaal toelaatbaar binnenniveau van 33 dB te voldoen. De benodigde geluidswering om het binnenniveau van 33 dB te halen is opgenomen in de tabel in bijlage 17 van het onderzoek.

Vaststelling hogere grenswaarden

In het kader van het uitwerkingsplan wordt zowel voor wegverkeerslawaai als spoorweglawaai als industrielawaai een procedure hogere grenswaarden gevoerd.

4.8.3 Trillingshinder door treinverkeer

Kader

Aangezien de te realiseren gebouwen op korte afstand (30 meter) van het spoor zijn gelegen, bestaat de kans dat passerende treinen zorgen voor trillingen in de nieuwe gebouwen. Er is daarom in het kader van de ontwikkeling aandacht besteed aan trillinghinder ten gevolge van het treinverkeer.

Voor trillingen zijn geen wettelijke grenswaarden van toepassing. Wel moet er in het kader van een goede ruimtelijke ordening in de zin van de Wet ruimtelijke ordening, inzicht worden gegeven in de invloed van trillingen op eventuele hinder in de te realiseren woningen.

Uit informatie van Infomil blijkt dat het onderzoeksgebied van trillingen bij (spoor)wegen meestal binnen een afstand van ongeveer 100 meter vanaf de bron ligt. Buiten dit gebied treden bijna nooit voelbare trillingen op. Alleen het westelijk gelegen woongebouw bevindt zich binnen deze zone. Voor de grondgebonden woningen is zodoende geen aandacht voor trillinghinder nodig.

Er is indicatief trillingsonderzoek gedaan naar het risico van trillingshinder afkomstig van het spoor en op de te bouwen woningen12, als bijlage 11 opgenomen in de bijlagenbundel. Daarbij is de gesteldheid van de bodem in het plangebied betrokken.

Waarschijnlijkheid en frequentie trillinghinder

Een belangrijke factor voor het beoordelen van trillinghinder is het type en het aantal treinen dat over het spoor rijdt. Qua personenvervoer rijden er kleine treinen van Arriva (enkele Spurts) over het spoor. Het gaat om treinen in de richting van Bedum en in de richting van Winsum. Beide rijden tweemaal per uur heen en terug, acht treinen per uur. Het gaat om relatief lichte treinen (68-87 ton) in verhouding tot de veelvoorkomende treinen van NS (koplopers: 144-192 ton en dubbeldekkers: 350 ton). Deze treinen veroorzaken daarom relatief weinig trillinghinder.

Daarnaast vindt over het spoor goederentransport vanuit Delftzijl en Eemshaven plaats. Voor deze spoorverbinding geldt een lengtebeperking van 519 meter en een tonnage tot maximaal 800 ton. Er rijden 2 à 3 goederentreinen per werkdag, met name 's nachts, met een maximum snelheid van 60 kilometer per uur13. Dit is een relatief lage snelheid voor goederentreinen, een hogere snelheid laat het spoor niet toe. Genoemde grenswaarden zijn vastgelegd in de jaarlijkse netverklaring van ProRail, opgesteld op grond van de Spoorwegwet. De waarden genoemd in deze verklaring gelden als de randvoorwaarden voor het gebruik van het spoor, blijkend uit een uitspraak van de Raad van State van 19 juli 2017. Deze treinen veroorzaken mogelijk wel trillingen, maar niet regelmatig.

Indicatief onderzoek

Bovengenoemd onderzoek heeft de optredende trillingen beoordeeld aan de hand van de in Nederland gebruikelijke SBR-richtlijn Trillingen - deel B: "Trillingshinder voor personen in gebouwen". Als vergelijkbare bodem is gehanteerd de stijfheid van de bovenste bodemlaag in de omgeving Amsterdam. De prognoseberekeningen zijn uitgevoerd voor een betonnen draagsysteem met massieve vloeren met een overspanning van 5 tot 6 meter. Het blijkt dat in zowel het appartementencomplex (>30 meter afstand) als in de grondgebonden eengezinswoningen (>120 meter afstand) wordt voldaan aan de (bovenste) streefwaarde van 0,2 in de nachtperiode volgens de SBR-B. Trillingssterkten vanaf 0,1 zijn waarneembaar, dus zwaardere goederentreinen kunnen incidenteel gevoeld worden. De gedane trillingsprognoses, gebaseerd op de gemeten trillingsopwekking van treinmaterieel uit referentieprojecten, wijzen uit dat de te verwachten trillingssterkten in zowel de appartementenbouw als in de eengezinswoningen zullen voldoen aan de streefwaarden uit de SBR-B.

Overweging trillinghinder betreffende spoorlijn

De spoorlijn door Groningen loopt langs diverse bestaande woonwijken, waarin grondgebonden woningen en woongebouwen op vergelijkbare en ook op kleinere afstand vanaf het spoor liggen. Het gaat daarbij zowel om oude woningen als om nieuwe projecten. Er is bij de gemeente geen hinder door trillingen kenbaar gemaakt door bewoners. Dit betekent niet per definitie dat er nergens trillingen ervaren worden, maar wel dat de betreffende spoorlijn geen onaanvaardbare mate van trilling veroorzaakt op de afstand waar nu gebouwd wordt. Dit wordt bevestigd door de bevindingen uit het indicatief onderzoek.

Maatregelen bouwplan

Bij de realisatie van de nieuwe woningen kunnen maatregelen worden overwogen zoals een verzwaarde fundatie (zware funderingsplaat en meer heipalen) en het aan elkaar koppelen van woningen, waardoor in totaliteit meer massa ontstaat. Deze massa absorbeert trillingen. Het woongebouw dat in de relevante zone langs het spoor is beoogd, is ontworpen als een fors woongebouw, met een aaneengesloten oppervlakte van 5.000 m2, opgetrokken uit 5 bouwlagen. Vanwege de omvang zal dit gebouw niet bijzonder gevoelig zijn voor trillingen en wordt op voorhand niet verwacht dat er extra maatregelen getroffen moeten worden.

Voor alle woningen geldt dat deze aardbevingsbestendig worden gebouwd. Daarbij wordt gebouwd op paalfundering volgens de Nederlandse Praktijkrichtlijn voor aardbevingsbestendig bouwen (NPR 9998). De maatregelen ten aanzien van aardbevingsbestendig bouwen beperken tegelijkertijd het effect van meetrillen met de trillingen van de (goederen)treinen.

4.8.4 Luchtkwaliteit

Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden liggen op 40 µg/m³.

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen, indien de ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate
In het Besluit 'niet in betekenende mate' is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek
Het uitwerkingsplan maakt de realisatie van 210 woningen mogelijk. Dit aantal valt ruim onder de grens van 1.500 woningen, die is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt dan ook voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2016 die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de ringweg, direct ten westen van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijnstof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2015; 23 µg/m³ voor NO2, 16 µg/m³ voor PM10 en 9 µg/m³ voor PM2,5. De normen liggen voor NO2 en PM10 op 40 µg/m³ en voor PM2,5 op 20 µg/m³. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6 dagen, ruim onder de toegestane 35 dagen.

Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.8.5 Externe Veiligheid

Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Op basis van het gemeentelijk Externe Veiligheidsbeleid geldt een een plaatsgebonden risicozone (Plasbrand Aandacht Gebied) van 30 meter vanaf de spoorlijn. Het bouwvlak is hierop afgestemd.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.

Onderzoek

De Omgevingsdienst Groningen heeft voor het EnCeHa-terrein de situatie voor het aspect externe veiligheid inzichtelijk gemaakt. Het advies14is opgenomen in de bij dit plan behorende bijlagenbundel, bijlage 12.

In het advies zijn de externe veiligheidsrisico's inzichtelijk gemaakt en getoetst aan de wettelijke normen en het externe veiligheidsbeleid van de provincie en van de gemeente Groningen. Geconcludeerd wordt dat op voldoende afstand van de verschillende risicobronnen wordt gebouwd en dat de risico's binnen de normen blijven.

Tevens gaat het advies in op de verantwoording van het groepsrisico. Hierbij is een extern veiligheidsadvies van de Veiligheidsregio Groningen ingewonnen en verwerkt. Dit gaat in op de bestrijdbaarheid, en zelfredzaamheid bij calamiteiten.

Conclusie
De belangrijkste constateringen en te nemen maatregelen voor de verantwoording van het groepsrisico kunnen als volgt worden samengevat:

  • In, en in de nabijheid van, het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen en geen risicovolle transportleidingen gelegen waarvan het invloedsgebied reikt tot over het plangebied.
  • De spoorlijn Groningen Noord - Sauwerd kent ter hoogte van het plangebied, volgens het Basisnet een plaatsgebonden risicocontour 10-6 van 5 meter. De plaatsgebonden risicocontour reikt niet tot het plangebied.
  • De spoorlijn is gelegen op een afstand van circa 29 meter afstand van het plangebied. Het plasbrandaandachtsgebied / De veiligheidszone 3 transport Omgevingsverordening provincie Groningen 2016 reiken tot in het plangebied en zijn gelegen in de bestemming wonen. Het bouwvlak met de bestemming wonen is gelegen buiten het plasbrandaandachtsgebied / de veiligheidszone 3 transport Omgevingsverordening provincie Groningen 2016.
  • De spoorlijn Groningen Noord - Sauwerd heeft een invloedsgebied van 4000 meter en ligt over het plangebied.
  • De provinciale weg N370 kent ter hoogte van het plangebied, volgens de Omgevingsverordening provincie Groningen 2017, een plaatsgebonden risicocontour 10-6 van 12 meter. De vastgestelde veiligheidszone 1 provinciale wegen (PRmax) voor de provinciale weg N370 is niet van toepassing.
  • De veiligheidszone 3 transport van de provinciale weg N370 reikt niet tot het plangebied en hierdoor is dit aspect niet relevant.
  • Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de provinciale weg N370 geldt een veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen van 880 meter. De veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen voor de provinciale weg N370 is gelegen over het plangebied.
  • Het berekende groepsrisico voor de provinciale weg N370 en de spoorlijn Groningen Noord - Sauwerd, ter hoogte van het plangebied, is gelegen onder de oriënterende waarde.
  • Voor de toekomstige situatie geldt dat het groepsrisico, door de invulling van wooneenheden op het EnCeHa-terrein te Groningen met circa 500 personen voor de provinciale weg N370 en de spoorlijn Groningen Oost - Sauwerd marginaal toeneemt, maar onder de oriënterende waarde ligt.

Uit de beoordeling van de bestrijdbaarheid blijkt, dat het plangebied slechts matig bereikbaar is en bluswatervoorziening ontbreken. De Veiligheidsregio Groningen adviseert om het plangebied adequaat te ontsluiten en om te zorgen voor een goede, tweezijdige bereikbaarheid van alle objecten in het plangebied. Geadviseerd wordt om dit te doen in afstemming met de veiligheidsregio en gebaseerd op de handleiding 'Bereikbaarheid en Bluswatervoorziening'. Ten aanzien van de bluswatervoorzieningen adviseert de veiligheidsregio om adequate bluswatervoorziening aan te leggen. Ook dit in overleg met de veiligheidsregio.

Uit de beoordeling van de aspecten bereikbaarheid, zelfredzaamheid en alarmeringsmogelijkheden blijkt, dat in het plangebied woningbouw is gepland in het invloedsgebied van risicobronnen en dat de bewoners in het geval van een calamiteit slechts één kant op kunnen vluchten. De Veiligheidsregio Groningen adviseert om geen objecten en/of functies voor het verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen toe te staan in het plangebied en dit expliciet uit te sluiten in de planregels. Verder wordt geadviseerd om bij de verdere uitwerking van het plan rekening te houden met een goede ontsluiting van het plangebied, zodat mensen beter van het incident af kunnen vluchten. Daarnaast wordt geadviseerd om in nieuwe woongebouwen extra bouwkundige en installatietechnische effectreducerende maatregelen te treffen, zodat de hier aanwezige personen in het geval van een incident in het pand kunnen verblijven. Tenslotte adviseert de veiligheidsregio om de toekomstige bewoners bij een ramp niet alleen via het bestaande WAS-netwerk te alarmeren, maar ook op een andere wijze (NL-Alert, social media, televisie, radio, geluidswagen, enz.).

Ongeacht de inzet van de gemeente Groningen en de hulpverleningsdiensten om de situatie zo veilig mogelijk te maken, zal er altijd sprake zijn van een restrisico. Immers, de kans op een ongeval, hoe klein dan ook, blijft altijd aanwezig. Alles overwegende wordt geconcludeerd dat vanuit oogpunt van externe veiligheid het verantwoord is om het plan EnCeHa-terrein vast te stellen. Het restrisico is in dit kader aanvaardbaar.

4.8.6 Bodem

Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd, dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging, dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Naar aanleiding van het historisch onderzoek is voor het plangebied een saneringsplan opgesteld in overleg met het bevoegd gezag en met een goede onderbouwing.

Historisch onderzoek

Op basis van het actualiserend onderzoek in 2007 blijkt dat de bodem plaatselijk sterk verontreinigd is. Aan de noordzijde van het plangebied is in de bovengrond een grondverontreiniging aangetroffen met PAK en zware metalen. De verontreiniging heeft een omvang van circa 2.100 m3 . Het betreft hier een geval van ernstige bodem- verontreiniging conform de Wet bodembescherming.

Het grondwater ter plaatse van het oostelijk terreindeel is sterk verontreinigd met VOCl, zowel het freatisch grondwater als het diepe grondwater (eerste watervoerend pakket). In 2012 was geconstateerd dat ook het tweede watervoerend pakket sterk verontreinigd was. Dit wordt geschaard onder zorgplicht, waarbij niet de terreineigenaar, maar de veroorzaker aangesproken wordt op haar saneringsplicht. Dit traject is reeds afgerond, waardoor er geen actieve saneringshandeling meer noodzakelijk is.

Buiten de gevallen van ernstige bodemverontreinigingen bevinden zich in de toplaag van de locatie puinbijmengingen. Deze lagen zijn niet asbestverdacht (zie ook onderzoek 2007). De grond met puinbijmenging bevindt zich in de toplaag van 0 tot 0,5 meter onder maaiveld over een oppervlakte van circa 20.000 m2 . De omvang wordt geschat op 10.000 m3 . Aangezien de toplaag van de locatie is vermengd met puin dient bij hergebruik van grond rekening te worden gehouden met een hoeveelheid puin/bodemvreemd materiaal.

Deze is aan een maximum gebonden (hier wordt aangesloten aan de Nota bodembeheer van de gemeente Groningen).

Het actualisatieonderzoek van 2007 heeft ook plaatsgevonden op gemeentegrond nabij de woonarken (noordwestzijde locatie). Hieruit blijkt dat de bodem sterk verontreinigd is met asbest. De verontreiniging bevindt zich in de toplaag van 0 tot 0,5 meter onder maaiveld over een oppervlakte van circa 1.800 m2 . De omvang wordt geschat op 900 m3.

Conclusie

Het project heeft op zichzelf geen relevant risico op het veroorzaken van bodemverontreiniging. Wel is vanuit verschillende uitgevoerde bodemonderzoeken bekend dat de locatie plaatselijk sterk verontreinigd is als gevolg van bedrijfsactiviteiten uit het verleden. Bij herinrichting (nutsvoorzieningen, infrastructuur, gebouwen en omliggende terreindelen) zijn sterke bodemverontreinigingen in de toplaag (contactzone) niet wenselijk. Gezien het beoogde gebruik wordt de bovengrond van de locatie functiegericht gesaneerd. De aanwezige verontreiniging wordt geïsoleerd middels een leeflaag van voldoende dikte of een aaneengesloten verharding in de vorm van wegen of bebouwing. Er wordt rekening gehouden met de verplichtingen uit de Wet bodembescherming inzake grondwaterverontreiniging (bijvoorbeeld inzake de monitoringsverplichtingen en bronbemaling).

In het Waterhuishoudings- en rioleringsplan, dat is behandeld in paragraaf 4.7, is voorts rekening gehouden met de aanwezige verontreinigingen. Hiervoor zijn maatregelen opgenomen, zoals gesloten rioleringsbuizen ter plaatse van verontreinigde grond, waarmee vervuiling van het water wordt voorkomen. Op deze manier worden risico's voor de volksgezondheid en relevante milieu-effecten voorkomen en is het project uitvoerbaar.

In dit kader zijn twee saneringsplannen opgesteld in overleg met het bevoegd gezag. Eén saneringsplan voor het terreindeel van de ontwikkelaar en een saneringsplan voor de grond in eigendom van de gemeente Groningen. Met het saneringsplan komt de actuele informatie op basis van de laatste plannen beschikbaar.

4.8.7 Kabels en leidingen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteits- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels die voorzien moeten worden van een planologische regeling.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Algemeen

Het uitwerkingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP 2012 geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding, zowel digitaal als analoog. De regels van dit uitwerkingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het uitwerkingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

Het Bro bepaalt dat een uitwerkingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het uitwerkingsplan is geregeld en om de uitleg daarvan.

5.2 Geldend bestemmingsplan en Facetherziening

Het geldende bestemmingsplan is het bestemmingsplan Van Heemskerckstraat, vastgesteld op 26 juni 2013. Het voorliggende plan vormt een uitwerking van de uit te werken woonbestemming, die is opgenomen in het geldende bestemmingsplan.

Naast het bovenstaande bestemmingsplan geldt voor het plangebied momenteel voor het plangebied de Facetherziening Parkeren, vastgesteld d.d. 8 juni 2016. Deze is opgenomen in dit uitwerkingsplan.

5.3 Toelichting op de artikelen

5.3.1 Artikelsgewijze toelichting

Inleidende regels
De artikelen 1 tot en met 3 bevatten achtereenvolgens de in het plan gebruikte begrippen en hun definitie, de wijze waarop moet worden gemeten en de manier van omgaan met uitmetingsverschillen.

Bestemmingsregels
Artikel 4 Wonen
De regels van de bestemming Wonen zijn gericht op het bouwen van woningen, zowel in woongebouwen als in grondgebonden woonhuizen. Binnen de bestemming zijn ook alle voorzieningen die ten dienste van de woningen staan opgenomen, zoals straten, parkeren, groenvoorzieningen enzovoorts.

Voor hoofdgebouwen geldt dat deze binnen de op de verbeelding opgenomen bouwvlakken gebouwd moeten worden. Per bouwdeel is op de verbeelding opgenomen welke maximale bouwhoogte wordt gehanteerd. Aanvullend hierop geldt in algemene zin dat gebouwen uit niet meer dan 5 bouwlagen mogen zijn opgetrokken. Per bouwvlak is op de verbeelding aangegeven hoeveel woningen gebouwd mogen worden.

Dove gevels

Op de verbeelding is aangegeven dat de gevels aan de west- en zuidzijde van het westelijke gelegen bouwblok uitgevoerd moeten worden met dove gevels. In bijlage 1 van

de regels is aangegeven op welke punten een dove gevel dient te worden gerealiseerd. De gevels waarop deze regeling betrekking heeft, zijn op de verbeelding aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel'. Een afwijkingsbevoegdheid is opgenomen ingeval aangetoond kan worden dat er op een andere wijze voldaan kan worden aan de normen van de Wet geluidhinder.

Ecologische verbinding

De aanduiding 'Groen' omvat de hoofdgroenstructuur in het plangebied. Het gaat hier om de ecologische verbindingszone langs het Hoendiep. Deze zone dient te worden gebruikt als ecologische zone. Deze gronden mogen niet anders worden gebruikt dan als ecologische zone, bestaande uit beplanting, water en -in beperkte mate- voet-/fietspaden. Ook mag het duurzaam beheer van de bomen niet in het geding zijn.

Woningsplitsing

Ingevolge het op 23 april 2014 door de gemeenteraad vastgestelde facet- bestemmingsplan Woningsplitsing bevat dit artikel een verbod om een bestaande woning te veranderen in en/of te vergroten tot twee of meer zelfstandige woningen. Met dit verbod wordt het realiseren van kamerverhuurachtige zelfstandige eenheden tegengegaan. Het verbod is bedoeld om de diversiteit aan woningtypen in een woonbuurt te borgen en de kleinere gezinswoningen (tot 140 m² oppervlakte) in stand te laten.

Omdat in het plangebied nog geen bestaande woningen voorkomen, is het splitsingsverbod in dit artikel van toepassing verklaard op 'een woning', en niet op 'een bestaande woning'.

Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Dit artikel bevat de anti-dubbeltelregel. De redactie is conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling is ervoor om te voorkomen dat dezelfde grond meer dan eens betrokken wordt in een omgevingsvergunningstoets en daarmee meer gebouwd kan worden dan is toegestaan.

Artikel 8 Algemene bouwregels
Lid 8.1 Parkeren
In dit artikel is geregeld dat in een omgevingsvergunning voor bouwen of verbouwen in het plangebied moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor de beoogde functie. Het toetsingskader dat hierbij wordt gehanteerd zijn de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Groningen die op het moment van aanvragen van de vergunning gelden. De verwijzing naar deze beleidsregels is toegestaan op grond van artikel 3.1.2 tweede lid onder a. van het Besluit ruimtelijke ordening. In principe dient op eigen terrein in de parkeerbehoefte te worden voorzien. Voor gevallen waarin dit door bijzondere omstandigheden redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd, of wanneer elders aan de parkeerbehoefte kan worden voldaan, kunnen burgemeester en wethouders gebruik maken van de opgenomen afwijkingsmogelijkheid.

Lid 8.2 Ruimte tussen bouwwerken
De bepalingen omtrent dit onderwerp zijn overgenomen uit de inmiddels uit de Woningwet geschrapte stedenbouwkundige bepalingen van de (in dit geval) Groninger Bouwverordening.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat de gebruiksregels die in het plangebied van toepassing zijn. In dit uitwerkingsplan zijn geen seksinrichtingen toegestaan. Reden is, dat de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders, de raad gehoord, hebben besloten seksinrichtingen te concentreren in één concentratiegebied binnen de Diepenring en in de tippelzone. Daarbuiten wordt vestiging van prostitutie-inrichtingen tegengegaan. Het gemeentelijk beleid heeft onder meer ten doel om het woon- en leefklimaat te beschermen. De strijdigheid met de woonfunctie ontstaat door de ruimtelijke uitstraling door bijvoorbeeld aanstootgevende of storende uiterlijke kentekenen, en/of door de mogelijke verkeers- en parkeeroverlast.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
Voor het plangebied was de suikerfabriek de bepalende inrichting. Deze is inmiddels niet meer aanwezig. De andere inrichtingen op het industrieterrein hebben geen invloed op het plangebied. Echter, de geluidzone op het plangebied blijft gehandhaafd. De gemeenteraad heeft met de wijzigingsbevoegdheid, zoals opgenomen in bestemmingsplan Van Heemskerckstraat, niet de bevoegdheid aan Burgemeester en Wethouders gegeven tot het wijzigen van de geluidszone.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel bevat enkele afwijkingsbepalingen, die op alle bestemmingen in het plangebied van toepassing zijn. Bedoeling van de bepaling is om relatief kleine afwijkingen van het uitwerkingsplan toe te staan, zowel qua omvang als qua functie.

Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 12 Overgangsrecht
Dit artikel regelt het overgangsrecht. De redactie is conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 13 Slotregel
Dit artikel bevat de zogenaamde slotregel, die bedoeld is voor een eenduidige vastlegging van de naam van het uitwerkingsplan.

5.3.2 Toelichting regeling van vrije beroepsactiviteiten en bedrijfsmatige activiteiten in en bij woningen

De begrippen aan huis verbonden beroep en vrij beroep worden vaak, en ook hier, synoniem gebruikt. Dit uitwerkingsplan biedt de mogelijkheid aan huis verbonden beroepen - met behoud van de woonfunctie - uit te oefenen in een woning.

In het algemeen is het verboden om, indien aan gronden en bouwwerken een woonbestemming of -functie is gegeven, deze te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de woonbestemming. Een ander gebruik dan wonen is niet toegestaan. In de jurisprudentie is echter bepaald dat het vestigen van een vrij beroep niet in strijd is met de woonbestemming, tenzij het plan het tegendeel bepaalt en het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de uitoefening van het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het gaat veelal om een eenpersoonsberoep.

Op grond van de definitie van aan huis verbonden beroepen in dit uitwerkingsplan zijn de betreffende activiteiten (onder voorwaarden, zie hierna) in overeenstemming met de functie wonen. Voor dergelijke activiteiten in een woning is geen afwijking bij een omgevingsvergunning nodig.

Of een bepaald gebruik in overeenstemming is met de functie woondoeleinden wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

  • a. de aard van het gebruik;
  • b. de omvang van het gebruik;
  • c. de intensiteit van het gebruik.

Ad a. Bij de 'aard' van het gebruik kan men denken aan een beroep welke naar zijn aard (ernstige) hinder voor zijn omgeving oplevert, of welke naar zijn aard grote verkeersproblemen zal opleveren. Het gebruik mag immers geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Het mag evenmin een onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

Ad b. Bij de 'omvang' van het gebruik is relevant of het gebruik meerdere ruimten of gebouwen in beslag neemt, welk gedeelte van het gebouw door het gebruik in beslag wordt genomen, hoeveel vierkante meter het gebruik in beslag neemt.

Ad c. Bij de 'intensiteit' van het gebruik kan worden gedacht aan frequent of incidenteel

gebruik.

Als nu blijkt dat het gebruik aldus een uitstraling heeft welke niet te rijmen valt met de gelegde woonbestemming, dan is het gebruik strijdig met de woonbestemming (zie ABRvS, AB 1993/163).

Onder een 'vrije beroepsbeoefenaar' wordt verstaan: 'iemand die wordt gevraagd om zijn individuele, persoonlijke kwaliteiten, die in het algemeen op artistiek of

academisch/HBO-niveau liggen'. In de praktijk is het onderscheid moeilijk aan te geven. Bij vrije beroepen valt te denken aan: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundig architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar,logopedist, makelaar, medisch specialist, notaris, oefentherapeut, Cesar/Mensendieck, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts,

tandarts-specialist, (al dan niet beëdigd) tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige.

Aan huis verbonden beroepen in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk

Voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep is het nodig om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het uitwerkingsplan. Hiertoe is een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen in lid 4.6.

Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Overige activiteiten, die niet vallen onder de aan huis verbonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen zijn, worden aangemerkt als beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten, die niet rechtstreeks passen binnen de woonbestemming. Zij zijn daarom niet bij recht toegestaan in dit plan. Wel is het mogelijk voor deze activiteiten bij een omgevingsvergunning af te wijken van het uitwerkingsplan (zie lid 4.6) voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Lijst van bedrijfstypen wonen-werken (bijlage 2).

Hoofdstuk 6 Participatie, inspraak en overleg

6.1 Participatie

Voortraject: bestemmingsplan Van Heemskerckstraat

Het voorliggend uitwerkingsplan Westerwal Van Heemskerckstraat betreft een uitwerking van het in 2013 vastgestelde bestemmingsplan Van Heemskerckstraat. In dat kader is de Bewonersvereniging Zeeheldenbuurt, voorafgaand aan een formele inspraakronde, op de hoogte gesteld van de ontwikkelingen. De vereniging heeft daarop een reactie ingestuurd. Het uitwerkingsplan is op enkele punten aangepast op de reactie van de bewonersvereniging. Vervolgens is een inspraakprocedure gevoerd. Uiteindelijk is tegen het ontwerpuitwerkingsplan alleen door het naastgelegen farmaceutisch bedrijf een zienswijze ingediend. In beroep heeft de Raad van State uitgesproken dat het belang van dit bedrijf alleen is gelegen in een ongestoorde voortzetting van de bedrijfsvoering en dat de uitwerkingsregels deze voldoende beschermen. Dit uitwerkingsplan conformeert zich geheel aan de uitwerkingsregels uit het geldende bestemmingsplan.

Participatie inzake het voorliggend wijzigingsplan

De afgelopen jaren is er vanuit de gemeente verschillende keren gesproken met een afvaardiging van het bestuur van de Bewonersvereniging Zeeheldenbuurt. Tijdens deze gesprekken zijn het stedenbouwkundig ontwerp voor het plangebied Westerwal en de stand van zaken besproken. De vereniging heeft aangegeven content te zijn met het gevarieerde aanbod van woningen en vindt het positief, dat er is afgestapt van het oorspronkelijke plan hier alleen studentenhuisvesting te realiseren. De vereniging vraagt aandacht voor een goede afwikkeling van het extra autoverkeer dat zal ontstaan. Naast het contact met de gemeente heeft de bewonersvereniging geregeld contact met de ontwikkelaar van het plangebied.

6.2 Inspraak

Op 17 april 2018 is het voorontwerp-uitwerkingsplan Westerwal Van Heemskerckstraat door het College vrijgegeven voor inspraak en overleg.

De inspraakperiode van vier weken is van start gegaan op 26 april 2018 na een advertentie in de Gezinsbode. Het betrof een inloopbijeenkomst op 7 mei 2018 en schriftelijke en digitale inspraak.

Inloopbijeenkomst
Op de inloopbijeenkomst kwamen plm. 100 belangstellenden af. Zij reageerden over het algemeen positief op de voorgenomen ontwikkeling, omdat het al jaren braakliggend stuk terrein hard toe is aan revitalisatie. Daarnaast is men blij dat met de bouw geen studentenhuisvesting is beoogd. Bovendien was er grote belangstelling voor de geprojecteerde woningen.

De volgende verzoeken/aandachtspunten kwamen naar voren.

  • De bewonersorganisatie Zeeheldenbuurt is blij met de invulling, maar maakt zich zorgen over de ontsluiting die nu al tot problemen leidt, over het langsgaande bouwverkeer tijdens de bouw en de trillingen op de huizen die dat met zich meebrengt, en over het aantal parkeerplaatsen en verzoekt om overleg hierover.
  • De fietsersbond verzoekt om een uitdrukkelijker vermelding van het geprojecteerde fietspad, omdat er anders de vrees is, dat dit niet wordt aangelegd.
  • Een belangstellende vraagt om meer groene daken en om nestkasten voor vogels en vleermuizen.

De eerste twee onderwerpen komen hierna in deze paragraaf terug en worden dan beantwoord. Wat betreft de groene daken en nestkasten: Nestkasten zullen worden aangebracht, maar groene daken zijn niet mogelijk, omdat er zonnepanelen op de gebouwen zijn voorzien.

Digitale/schriftelijke inspraakreacties
Tijdens de inspraaktermijn zijn 4 digitale/schriftelijke inspraakreacties ontvangen. Hierna zijn deze reacties samengevat. De ingezonden reacties zijn ter kennisneming aan het College gezonden.

1. Bewonersorganisatie Zeeheldenbuurt
Inspraakreactie
Zie hiervoor de verzoeken en aandachtspunten van de bewonersorganisatie.

Gemeentelijke reactie
De gemeente en de bewonersorganisatie, aangevuld met enkelen belanghebbenden hebben overleg gehad over deze punten.

Wat betreft het zware bouwverkeer dat straks door de wijk moet, geeft de ontwikkelaar aan dat nog nagedacht moet worden over het minimaliseren van de overlast waarbij ook de verkeersveiligheid een belangrijk aspect is. In overleg met de gemeente zal worden bepaald wat de best passende route is voor het bouwverkeer. Afgesproken is dat de gemeente daarop terugkomt voordat de bouwactiviteiten echt gaan beginnen.

Zodra de woningen in gebruik zijn genomen, komen er ook verkeersbewegingen. Op basis van verkeerstellingen en de geprognosticeerde extra verkeersbewegingen is de verwachting, dat de bestaande verkeersstructuur deze toename van het verkeer aankan en dat dit dan ook niet tot noemenswaardige problemen leidt. Echter, vanwege de zorgen van de bewoners is afgesproken dat de gemeente gaat onderzoeken of het haalbaar en mogelijk is maatregelen te nemen die aan de bezwaren tegemoet komen. Mogelijke maatregelen worden met de bewonersorganisatie besproken.

Wat betreft het aantal parkeerplekken: Het laatste deel van de Van Heemskerckstraat is eigen terrein van de projectontwikkelaar. Hoewel het terrein dus in particulier eigendom is, wordt het al jaren gebruikt als 'alternatieve P+R-locatie'. Aangezien de gehele Van Heemskerckstraat straks openbaar terrein wordt en daarmee onder het geldende parkeerregime van de Zeeheldenbuurt (betaald parkeren) gaat vallen, is het na de bouw niet meer mogelijk daar de auto gratis neer te zetten. De geprojecteerde ontwikkeling zelf zal geen parkeerprobleem veroorzaken. Er worden ruim voldoende parkeerplekken gerealiseerd in het plangebied om aan de parkeernormen voor de geprojecteerde ontwikkeling te voldoen.

2. Binlaw/ een bewoonster aan het Van Brakelplein
Inspraakreactie
Gevreesd wordt dat de ongewijzigde ontsluiting van de bestaande wegenstructuur leidt tot een toename van de verkeersdruk met daarbij geluids-, stank- en stofhinder direct langs de woning.

Voorts is er bezwaar tegen de functie 'logies en ontbijt', waarvan meer voertuigen, alsmede geluid, stank en afval aan de vijver aan het Van Brakelplein wordt verwacht.

Gemeentelijke reactie
Over de ontsluiting: zie de gemeentelijke reactie onder Bewonersorganisatie Zeeheldenbuurt.

Wat betreft het bezwaar tegen de functie 'logies en ontbijt': Deze functie is volgens het standaardbestemmingsplan van de gemeente Groningen opgenomen. Onder meer gezien het beperkt aantal woningen waarin deze functie in het plangebied een mogelijkheid is (alleen in de grondgebonden woningen) en gezien de afstand tot het Van Brakelplein verwachten wij dat hierdoor geen grote toeloop van toeristen/recreanten naar het Van Brakelplein ontstaat, zodat dit geen hinder voor omwonenden oplevert.

3. De Fietsersbond
Inspraakreactie
De Fietsersbond verzoekt om in het uitwerkingsplan expliciet het in de toelichting vermelde fietspad langs de zuidzijde van het Hoendiep te regelen.

Gemeentelijke reactie
Wij kunnen hiermee instemmen. Langs het Hoendiep is een deels verdiept fietspad geprojecteerd. Dit zal buiten het plangebied via een tunnel doorlopen richting het Suikerunieterrein. Het fietspad is expliciet op de verbeelding aangegeven en geregeld in sublid 4.2.4.

4. Citeq

Inspraakreactie

Bout Advocaten stelt namens Citeq, die eigenaar is van het farmaceutisch bedrijf aan de Admiraal de Ruyterlaan 5 en 5a, het volgende. Citeq wordt ter plaatse al vanaf 2000 geëxploiteerd.

Aan de continuering van de bedrijfsvoering, inclusief de wens uit te breiden op de eigen percelen, mag niet worden getornd. Het uitwerkingsplan moet hiermee in overeenstemming worden gebracht. Er is een noodzakelijke afstand van tenminste 30 meter tussen het perceel van Citeq en de voorgenomen bebouwing. Het uitwerkingsplan lijkt naar de percelen van Citeq te zijn opgeschoven.

Gemeentelijke reactie

De gemeente stemt ermee in dat aan de bestaande rechten van Citeq en continuering van de bedrijfsvoering niet wordt getornd. Dit betekent concreet dat er een afstand tussen de woningen en Admiraal de Ruyterlaan 5 moet zijn van minimaal 30 meter en tussen de woningen en Admiraal de Ruyterlaan 5a van minimaal 10 meter. De afstand tussen de woningen en Admiraal de Ruyterlaan 5 in het voorontwerpuitwerkingsplan is abusievelijk 27.90 meter; dit zal worden aangepast. Uitbreidingsmogelijkheden van Citeq zullen moeten voldoen aan de voorheen, en de op grond van het voorliggend uitwerkingsplan nog steeds geldende, rechten van Citeq. Ter toelichting het volgende.

Bestaande situatie

Het bedrijf Citeq bevindt zich in het plangebied van bestemmingsplan 'Kostverloren, Zeeheldenbuurt en Badstratenbuurt' (vastgesteld 2006, goedgekeurd 2007). Het bedrijf valt onder de bestemming Gemengde doeleinden, waarbinnen alleen bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 zijn toegestaan.

Voor de locatie Admiraal de Ruyterlaan 5 geldt een uitzondering, want deze locatie valt onder het overgangsrecht, waardoor op deze locatie milieucategorie 3.1 is toegestaan; deze uitzondering is er niet voor Admiraal de Ruyterlaan 5a. De situatie concreet per locatie is als volgt.

Admiraal de Ruyterlaan 5

De Raad van State heeft op 12 november 2014 over bestemmingsplan Van Heemskerckstraat een uitspraak gedaan, hierna aangehaald als: 'de uitspraak' http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken-in-uitspraken/tekst-uitspraak.html?i d =814 29).
In deze uitspraak wordt het volgende gesteld: 'Voor de percelen waarop de bedrijven van Citeq zijn gevestigd, geldt het bestemmingsplan Kostverloren, Zeeheldenbuurt en Badstratenbuurt. Op grond van dit bestemmingsplan zijn ter plaatse bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 toegelaten. Op basis van het overgangsrecht kan Citeq haar bedrijf voortzetten. (..) Deze activiteit past in milieucategorie 3.1, met bijbehorende richtafstand van 50 meter. Aangezien het hier een gemengd gebied betreft, kan de richtafstand volgens de VNG-brochure met een stap verkleind worden. De raad heeft daarom in de uitwerkingsregels de eis opgenomen dat een afstand van 30 meter tussen de woonbebouwing en de farmaceutische bedrijven in acht dient te worden genomen. (..) Het plangebied maakt een klein woongebied mogelijk, grenzend aan een spoorweg en wegen en aan een gebied waarin woningen, bedrijven en een onderwijsinstelling zijn gevestigd. Gelet daarop kon de raad uitgaan van gemengd gebied en in redelijkheid de daarbij behorende richtafstanden hanteren.'

Admiraal de Ruyterlaan 5a

De randvoorwaarde voor de uitwerking op grond van bestemmingsplan Van Heemskerckstraat is: “De afstand tussen de bebouwing en de bedrijven aan de Admiraal de Ruyterlaan 5 en 5a dient 30 meter te zijn, gerekend vanaf de perceelsgrens van deze bedrijven. Deze afstand kan kleiner zijn in overleg met de betreffende bedrijven en op basis van een onafhankelijk milieukundig advies.”

De gemeente heeft gekeken naar de huidige (uitbreidings)mogelijkheden voor het perceel aan de Admiraal de Ruyterlaan 5a. Het vigerend bestemmingsplan Kostverloren (..) van 2006/2007 staat ter plaatse alleen bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de VNG-Lijst van bedrijfstypen toe. De uitzondering inzake het, in de uitspraak bedoelde, overgangsrecht geldt niet voor Admiraal de Ruyterlaan 5a. Dit komt, doordat de locatie Admiraal de Ruyterlaan 5a pas is gekocht in 2010.

Dit is overeenkomstig het advies van de StAB. Deze stelt: De overgangsregeling kan geen betrekking hebben op het pand Admiraal de Ruyterlaan 5a, aangezien daarin in 2007 nog een drukkerij was gevestigd (StAB-39449, 17 juni 2014, p.9, advies in het kader van de beroepsprocedure bestemmingsplan Van Heemskerckstraat).

Dit wordt niet anders door de uitwerkingsregels van bestemmingsplan Van Heemskerckstraat. Dat bestemmingsplan kan geen voorschriften bevatten voor de milieucategorie in een aangrenzend plangebied, c.q. het plangebied van bestemmingsplan Kostverloren, Zeeheldenbuurt en Badstratenbuurt'. Een vigerend bestemmingsplan kan niet worden overruled door een naastgelegen bestemmingsplan. Bij milieucategorie 2 in een gemengde omgeving is de richtafstand tussen het bedrijf op nr. 5a en woningen 10 meter. De afstand tussen perceel 5a en de geprojecteerde bebouwing, zoals weergegeven op de verbeelding behorend bij het ontwerpplan, is ruim 21 meter. Hiermee worden geen belangen van Citeq/Sulfateq geschaad, zoals ook wordt bevestigd in het DGMR-rapport7 dat in de bij dit uitwerkingsplan behorende bijlagenbundel is opgenomen (zie ook paragraat 4.8.1 onder Relevante bedrijven).

Op 27 november 2018 heeft de gemeente om de tafel gezeten met de eigenaar van de percelen Admiraal de Ruyterlaan 5 en 5a om te overleggen over de in het uitwerkingsplan voorgestelde regeling.

De gemeente heeft in het gesprek de inhoud van een aan de eigenaar toegezonden brief aan de orde gesteld en gevraagd om een reactie. De inhoud van de brief had dezelfde strekking als de in deze paragraaf opgenomen gemeentelijke reactie op de inspraakreactie van (de advocaat namens) de eigenaar. Na het verzoek om een reactie op de brief is door de eigenaar aangegeven dat alle argumenten door zijn advocaat reeds waren benoemd in de namens hem ingediende inspraakreactie en dat dit verder geen aanvulling behoeft. Verder heeft de eigenaar gesteld dat hij niet belemmerd wil worden in zijn bedrijfsvoering. Daarop is door de gemeentelijk projectleider aangegeven dat dit naar de mening van de gemeente niet het geval is. De eigenaar constateert dat de gemeente en hij het daarover oneens zijn. Op de vraag van de gemeentelijk projectleider om dit toe te lichten, verwijst de eigenaar naar de namens hem ingediende inspraakreactie.

Conclusie

Zoals blijkt uit paragraaf 4.8.1 en het bijgevoegde DGMR-rapport7 worden er met dit uitwerkingsplan geen belangen van Citeq/Sulvateq geschaad.

6.3 Overleg

In het kader van het vooroverleg is het uitwerkingsplan toegezonden aan de bij het plan betrokken instanties. Daarop is gereageerd door de provincie, waterschap Noorderzijlvest, de Veiligheidsregio Groningen, TenneT en ProRail. Hierna zijn de reacties samengevat. De ingezonden reacties zijn afzonderlijk bij dit uitwerkingsplan gevoegd (bijlage 13 in de bijlagenbundel).

De provincie
Het voorontwerpwijzigingsplan geeft de provincie aanleiding tot de volgende service-opmerkingen.

  • a. De kwaliteit van de eventueel geluiddichte gevels vraagt om bijzondere aandacht bij de uitwerking.
  • b. De duurzaamheidsambities kunnen goed worden afgewogen met bijvoorbeeld de duurzaamheidsafweging Grond-, Weg- en Waterbouw. In verband met energiereductie is een terughoudend lichtplan gewenst, rekening houdend met verkeerveiligheid, sociale veiligheid en ruimtelijke kwaliteit.
  • c. Verzocht wordt - gelet op de provinciale belangen bij de westelijke ringweg - aan te geven welke inspanningen/maatregelen zijn onderzocht en worden verricht om qua geluidsbelasting te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde dan wel aan waarden lager dan de maximaal toelaatbare waarden.
  • d. De provincie attendeert de gemeente erop dat ten behoeve van de vormvrije mer een besluit van het College van burgemeester en wethouders nodig is.
  • e. Verzocht wordt de actualiteitswaarde van het bodemonderzoek nog eens tegen het licht te houden. Actuele milieuhygiënische bodemkwaliteitsgegevens zouden moeten worden opgenomen in het plan.

Gemeentelijke reactie op de service-opmerkingen
Ad a.

Tijdens de omgevingsvergunningprocedure worden de dove gevels nader uitgewerkt; zij zullen in ieder geval voldoen aan het Bouwbesluit.

Ad b.

Als publieke opdrachtgever heeft de gemeente Groningen 'Duurzaam GWW 2.0' omarmd. De gemeente gaat er ook daadwerkelijk mee aan de slag, uiteraard alleen wat betreft de openbare ruimte. De gemeente streeft er naar om Duurzaam GWW 2.0 zoveel mogelijk te implementeren in haar projecten. Samenwerken met opdrachtnemers is daarbij het adagium. Volgens onze informatie hebben private opdrachtgevers, zoals Van Omme & De Groot en Mensenborgh dit concept nog niet omarmd. Wij attenderen deze partijen erop dat Duurzaam GWW 2.0 een positieve bijdrage kan leveren aan duurzaamheid.

Een definitief inrichtingsplan voor de openbare ruimte inclusief verlichtingsplan is in voorbereiding. Hierbij wordt wat betreft de hoeveelheid lichtpunten, de lichtsterkte en de richting van het licht rekening gehouden met de gewenste terughoudendheid vanuit ecologie en duurzaamheid. Gezien het feit dat er langs het Hoendiep ook wordt voorzien in een doorgaande hoofdfietsroute tussen het Suikerfabriekterrein en de binnenstad zal de verlichting tevens aan de vereisten vanuit verkeersveiligheid, sociale veiligheid, ruimtelijke kwaliteit moeten voldoen. Er zal gerichte LED-verlichting worden toegepast, waardoor beide doelstellingen goed te verenigen zijn.

Ad c.

  • Geluidsbelasting vanwege de ringweg
    Er is voor de ringweg gekeken naar hogere schermen. De ringweg ligt op circa 8,5 m +NAP, schermhoogte 1,5m. Bovenkant scherm 10m +NAP. Planhoogte 0,25m-NAP. Hoogte woningen circa 15 meter, afstand tot de ringweg circa 75 meter. Hogere schermen zullen een klein effect hebben op de geluidsbelasting op de gevels en de kosten zijn hoog. Het is bovendien de vraag of de constructie van de verhoogde ringweg dit aankan.
  • Snelheidsverlaging voor de ringweg zal vermindering van geluid brengen, maar dit is gezien de functie van de weg geen optie.
  • Stil asfalt zou kunnen. Hier is naar gekeken: het geeft een reductie van enkele dB's, maar de kosten voor de projectontwikkelaar zijn te hoog. Daarnaast is de provincie bezig met een reconstructie van de westelijke ringweg; daarbij is toegezegd dat er stil asfalt wordt gebruikt (Actieplan wegverkeerslawaai 17 september 2013 provincie Groningen). Wanneer dit gaat gebeuren is niet bekend.
  • De geluidsbelasting op de hoogste verdiepingen is maximaal 60 dB.

Geluidsbelasting vanwege het spoor

  • De spoordijk ligt op circa 1,5 m +NAP. Er is globaal gekeken naar een geluidscherm naast het spoor. Er zal dan circa 175 meter geluidscherm moeten worden aangebracht. Omdat er gereden wordt met dieseltreinen zullen deze schermen hoog moeten worden, willen ze effect hebben. De kosten zullen voor de projectontwikkelaar hoog zijn. Een scherm aan de spoorbrug over het Hoendiep is niet mogelijk. Stedenbouwkundig is een dergelijk scherm ook ongewenst.

Ad d.
Het College van burgemeester en wethouders zal vóór de tervisielegging een beoordelingsbesluit vormvrije mer nemen.

Ad e.
Naar aanleiding van het historisch onderzoek wordt momenteel de laatste hand gelegd aan een saneringsplan, opgesteld in overleg met bevoegd gezag en met een goede onderbouwing. Dit plan is gebaseerd op eerder uitgevoerde onderzoeken en actuele inzichten en wetgeving en zal zijn afgerond vóór de vaststelling van het voorliggend uitwerkingsplan. Ten behoeve van het saneringstraject wordt een separate procedure doorlopen. Deze tekst is verwoord in paragraaf 4.8.6.

Waterschap Noorderzijlvest
Waterschap Noorderzijlvest stemt in met het uitwerkingsplan met uitzondering van enkele tekstuele opmerkingen.
Gemeentelijke reactie
De tekstuele opmerkingen zijn verwerkt in de waterparagraaf (paragraaf 4.7).

De Veiligheidsregio
De Veiligheidsregio stemt in met het uitwerkingsplan.

TenneT
TenneT stemt in met het uitwerkingsplan en gaat er daarbij vanuit dat, in verband met het aan het plan grenzende hoogspanningsstation, rekening is gehouden met geluidsoverlast en veiligheidsafstanden.

Gemeentelijke reactie
Op basis van diverse onderzoeken kan worden geconcludeerd dat er geen probleem is ten gevolge van het aan het plan grenzende hoogspanningsstation voor woningbouw in het plangebied.

Wat betreft het geluid is een akoestisch onderzoek gedaan door Bureau Peutz (zie de bij dit plan behorende bijlagenbundel en paragraaf 4.8.1). Op basis van dat onderzoek worden door de gemeente maatwerkvoorschriften opgesteld. Ook het onderzoek inzake de magneetveldzone is opgenomen in de bijlagenbundel. Naar aanleiding van de reactie van TenneT is paragraaf 4.8.1. uitgebreid met de conclusie van het onderzoek.

ProRail
ProRail acht het wenselijk dat er in de planvorming aandacht is voor mogelijke trillingshinder als gevolg van treinverkeer. Aangeraden wordt een afweging te maken, (zie http://www.infomil.nl/onderwerpen/ruimte/handreiking/milieuthema/tril/tril-beleid-w /) danwel indicatief onderzoek te doen en de conclusies op te nemen in het uitwerkingsplan.

Gemeentelijke reactie
In paragraaf 4.8.3 is aandacht geschonken aan mogelijke trillingshinder ten gevolge van treinverkeer. Aangegeven is dat er in het plangebied geen onaanvaardbare mate van trillinghinder, veroorzaakt door treinverkeer, zal zijn. Dit komt doordat het treinverkeer in de meeste gevallen bestaat uit lichte treinen, die in een relatief beperkte frequentie rijden.

Voor het woongebouw dat in de relevante zone langs het spoor is beoogd, zal de gevoeligheid voor trilling verder worden beperkt door de bouwmassa en de aardbevingsbestendigheid van de toekomstige bebouwing.

Verder is er bij de gemeente geen hinder door trillingen kenbaar gemaakt door bewoners die wonen langs de spoorlijn in de bestaande woonwijken. Dit betekent niet per definitie

dat er nergens trillingen ervaren worden, maar wel dat de betreffende spoorlijn geen onaanvaardbare mate van trilling veroorzaakt op de afstand waarop de bebouwing is voorzien.

Naar verwachting zal zich dan ook geen of geen onaanvaardbare overlast voordoen.

6.4 Ontwerp

Het ontwerp van dit uitwerkingsplan heeft met ingang van 20 december 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Er zijn drie zienswijzen ingediend, welke door de gemeente zijn beantwoord. Het plan is naar aanleiding daarvan op enkele punten gewijzigd. Vanwege het onvoldoende gemotiveerd overschrijden van de 30 meter grens tussen de nieuwbouw en Citeq/Sulvateq is door dit bedrijf beroep ingesteld. De Raad van State heeft het beroep op 23 oktober 2019 gegrond verklaard en het vaststellingsbesluit vernietigd (201904533/1/R3). Vervolgens is het uitwerkingsplan aangepast, zodanig dat er geen aanleiding meer bestond voor bezwaar vanuit Citeq/Sulvateq (vergroten afstand tot de nieuwbouw van 21 naar 30 meter). Inmiddels heeft het benodigde aanvullend onderzoek plaatsgevonden en heeft Citeq/Sulvateq aangegeven akkoord te zijn met dit nadere onderzoek en in te stemmen met de 21 meter afstand. Daarmee kan het uitwerkingsplan alsnog doorgang vinden in de vorm zoals dat in ontwerp ter inzage heeft gelegen. Het voorliggende plan voorziet hier in.

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid en grondexploitatie

De economische uitvoerbaarheid van een plan wordt in eerste instantie bepaald door de financiële haalbaarheid ervan. Daarnaast is de grondexploitatieregeling uit de Wro van belang voor de economische uitvoerbaarheid. Deze regeling bepaalt dat de gemeente de door haar gemaakte kosten kan verhalen. Het kostenverhaal heeft dus ook invloed op de haalbaarheid van het plan.

Financiële haalbaarheid

Over de verdeling van de kosten, voor de herinrichting van het openbaar gebied, zijn afspraken gemaakt. De kosten hiervoor komen uit financiële middelen van de gemeente en de ontwikkelaars. De kosten voor de ontwikkeling van de woningen worden verhaald op de verhuur en verkoop van de woningen. Het in paragraaf 3.2 beschreven programma is afgestemd op de noodzakelijke investeringen. Zoals beschreven in hoofdstuk 2 is de behoefte voor dit programma evident. Daarmee is de financiële haalbaarheid geborgd.

Grondexploitatie
De grondexploitatieregeling uit de Wro is van toepassing op dit uitwerkingsplan. Het uitwerkingsplan voorziet in de bouw van woongebouwen en grondgebonden woningen. Dit zijn bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. De grondexploitatieregeling bepaalt dat de gemeente in beginsel samen met dit uitwerkingsplan een exploitatieplan moet vaststellen. Hiervan kan worden afgezien als de kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten.

De betrokken partijen hebben een exploitatieovereenkomst gesloten, waarin onder andere de verdeling van kosten is verzekerd. Van de verplichting tot het opstellen van een grondexploitatieplan kan daarom worden afgezien.