direct naar inhoud van Regels
Plan: Bestemmingsplan Poelestraat-achterzijde geconsolideerde versie
Status: geconsolideerde versie
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP667PoelachtzGV-gv01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Poelestraat-achterzijde van de gemeente Groningen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0014.BP481Poelestrac-oh01 met de bijbehorende regels.

1.3 de kaart:

de plankaart van het bestemmingsplan Poelestraat-achterzijde

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bestaand

op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand.

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.11 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.12 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.13 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.14 maatvoeringsgrens:

een op de kaart aangegeven lijn, die de grens aanduidt van een maatvoeringsvlak.

1.15 maatvoeringsvlak:

een op de kaart geheel of gedeeltelijk door maatvoeringsgrenzen omsloten vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarop bebouwingsregelingen van eenzelfde aard van toepassing zijn.

1.16 achtererf:

gedeelte van het erf dat achter de achtergevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan is gelegen.

1.17 additionele voorzieningen:

voorzieningen, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie.

1.18 archeologische waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten.

1.19 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.20 beschermd wonen

wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

1.21 bestaand

bestaand legaal gebruik op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
een bouwwerk dat op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig is, in uitvoering is of gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen.

1.22 bestaande legale kamerverhuur en bestaand beschermd wonen

in afwijking van artikel 1.22 wordt onder bestaande legale kamerverhuur respectievelijk bestaand beschermd wonen verstaan: het hebben of gebruiken van wooneenheden voor kamerverhuur respectievelijk woningen of wooneenheden voor beschermd wonen
- voor zover ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan Herziening Bestemmingsregels Wonen 2 legaal en daadwerkelijk aanwezig of nog niet aanwezig, maar wel legaal mogelijk op grond van vóór dat tijdstip verleende specifieke toestemmingen;
- in de op dat moment aanwezige configuratie van het aantal bewoners en het aantal wooneenheden c.q. woningen.

1.23 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak. Een vrijstaand bijbehorend bouwwerk is tevens functioneel ondergeschikt aan het hoofdgebouw.

1.24 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.25 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw.

1.26 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 bruto vloeroppervlakte:

de som van de oppervlaktes van alle bouwlagen van een gebouw, gemeten op de vloer van de bouwlaag, tussen de binnenzijde van de gevelmuren.

1.28 culturele voorzieningen:

musea, expositieruimten/galerieën en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.29 cultuur en ontspanning:

het al dan niet bedrijfsmatig verrichten van activiteiten, gericht op cultuur en ontspanning, waaronder begrepen culturele voorzieningen, bibliotheken, bioscopen/filmhuizen, en naar de aard daarmee vergelijkbare activiteiten, met uitzondering van seksinrichtingen, automaten-/amusementshallen en horeca.

1.30 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.31 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.32 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder ook een belwinkel en een internetcafé.

1.33 erf:

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw.

1.34 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.35 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.36 gebruiksoppervlakte

de vloeroppervlakte binnen de bouwmuren bepaald volgens NEN 2580 met dien verstande dat daarbij aangebouwde bergingen, garages en andere niet voor bewoning geschikte ruimtes niet worden meegeteld.

1.37 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.38 horecabedrijf:

een bedrijf of instelling, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.39 horeca - 1:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken zoals cafetaria's, snackbars, lunchrooms, grillrooms, shoarmazaken, broodjeszaken en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.40 horeca - 2:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, zoals restaurants, bistro's en daarmee vergelijkbare horecabedrijven.

1.41 horeca - 3:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel daaraan ondergeschikt het verstrekken van etenswaren of maaltijden voor gebruik ter plaatse, zoals (eet)café's, met uitzondering van discotheken en nachtclubs.

1.42 horeca - 4:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektrisch versterkte muziek of het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen, zoals discotheken, alsmede horecabedrijven gericht op het verstrekken van dranken en kleine etenswaren voor gebruik ter plaatse, ook tussen 02.00 en 06.00 uur, zoals nachtclubs en automatieken.

1.43 horeca - 5:

horecabedrijven gericht op het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden of dranken voor gebruik ter plaatse, zoals hotels en pensions.

1.44 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; hieronder niet begrepen bewoning in de vorm van kamerverhuur.

1.45 kamerverhuur

gebruik voor bewoning anders dan door een huishouden of voor beschermd wonen.

1.46 kantoor:

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige, financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een publiekgerichte baliefunctie.

1.47 korrelgrootte:

de in de voorgevel van een gebouw gemeten pandbreedte dan wel de maat van de verticale geleding van de voorgevel van een gebouw, afgeleid van de gemiddelde pandbreedte in de straatwand.

1.48 maatschappelijke dienstverlening:

het geheel van diensten die de overheden aan hun burgers leveren, alsmede het verlenen van maatschappelijke diensten, medische dienstverlening, psychosociale zorg, onderwijs, kinderdagopvang, sociaal-culturele voorzieningen, voorzieningen van levensbeschouwelijke aard, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie, evenwel met uitzondering van een seksinrichting.

1.49 mantelzorg

zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie.

1.50 meergeneratiewoning

een woonhuis met meerdere zelfstandige woningen die inpandig zijn verbonden en worden bewoond door huishoudens met een familierelatie, waarbij sprake is van mantelzorg voor ouderen of personen met een beperking.

1.51 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1.20 meter boven peil is gelegen.

1.52 onzelfstandige woning

een woning die geen zelfstandige woning is.

1.53 peil:

voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

voor schepen: de waterspiegel.

1.54 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.55 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.56 vloerindex:

de verhouding van de bruto vloeroppervlakte van een gebouw (niet inbegrepen de kapverdieping) tot de grondoppervlakte van een perceel, gelegen binnen de bouwgrens.

1.57 voorgevel:

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw, of indien een perceel met meerdere zijden aan de weg grenst, de gevel aan de zijde van de weg, waarop de hoofdtoegang van de woning is ontsloten.

1.58 winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.

1.59 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.60 zakelijke dienstverlening:

het verlenen van diensten in een kantoorachtige omgeving op administratief, financieel en juridisch gebied, alsmede op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie, de verhuur en handel in onroerend goed, architecten-, onderzoeks-, marketing-, uitzend- en beveiligingsbureaus en daarmee naar de aard vergelijkbare vormen van dienstverlening.

1.61 zelfstandige woning

een woning met een eigen afsluitbare toegang die een huishouden kan bewonen zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten de woonruimte.

1.62 zijerf:

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het hoofdgebouw tussen het verlengde van de voor- en achtergevel is gelegen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevelvlakken en / of de buitenkant dakoverstek en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 horizontale diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 hoogte van een bouwlaag:

de hoogte tussen de bovenkanten van boven elkaar gelegen vloeren, of tussen bovenkant vloer en vlakke afdekking;

2.8 bruto vloeroppervlakte van een bouwlaag:

op de vloer van de bouwlaag, tussen de binnenzijde van de gevelmuren.

Artikel 3 Uitmetingsverschillen

Voorzover op de kaart niet anders is aangegeven, wordt de vaststelling van afmetingen bepaald door middel van meting op de kaart, met dien verstande dat:

  • a. de maatbepaling tot op 1 meter nauwkeurig geschiedt, en
  • b. de maat van de openbare ruimte wordt berekend naar de ter plaatse geldende werkelijke situatie, behoudens indien de grenslijn van de bebouwing niet in de bestaande voorgevellijn is geprojecteerd.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 4 Centrum - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Doeleinden

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het in sublid 4.1.2 bepaalde, bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. horecabedrijven;
  • c. dienstverlening met een publieksgericht karakter, zoals een bank met een baliefunctie of reisbureau;
  • d. cultuur en ontspanning;
  • e. zelfstandige woningen, met inbegrip van logies en ontbijt, met dien verstande dat:
    • 1. de gebruiksoppervlakte van een woning zich in ieder geval voor de helft op of boven peil bevindt, met uitzondering van woningen waarvan de bestaande gebruiksoppervlakte zich geheel beneden peil bevindt;
  • f. zelfstandige woningen met een gebruiksoppervlakte van minimaal 24 m2, uitsluitend bij omvorming van onzelfstandige woningen en/of eenheden voor kamerverhuur naar zelfstandige woningen, met dien verstande dat:
    • 1. alle onzelfstandige woningen en eenheden voor kamerverhuur vervallen;
    • 2. het totaal aantal woningen en eenheden afneemt; en
    • 3. minimaal 24 m² van de gebruiksoppervlakte van een nieuwe woning zich op één bouwlaag bevindt en een nettohoogte heeft van minimaal 2,1 m;
  • g. bestaande legale kamerverhuur en bestaand beschermd wonen;
  • h.  maatschappelijke dienstverlening;
  • i.  kantoren;
  • j.  fiets- en voetpaden en verblijfsgebied;
  • k.  voorzieningen ten behoeve van een (ondergrondse) fietsenstalling;
  • l.  additionele voorzieningen.
4.1.2 Nadere regeling doeleinden
  • a. De functies bedoeld in sublid 4.1.1, onder a tot en met d, zijn uitsluitend toegestaan op de begane grond, met dien verstande dat
    • 1. horecabedrijven uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum-horeca verdieping' horecabedrijven in alle bouwlagen zijn toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' uitsluitend detailhandel is toegestaan.
  • b. De functies bedoeld in sublid 4.1.1, onder e tot en met i, zijn uitsluitend toegestaan op de verdiepingen, met dien verstande dat woningen ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens op de begane grond zijn toegestaan.
  • c. De functie logies met ontbijt mag uitsluitend worden uitgeoefend in een woning, ten behoeve waarvan maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemene bouwregels
  • a.  Er mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met de doeleinden, zoals deze in lid 4.1 zijn geregeld.
  • b. Het is verboden een woning te veranderen in en/of te vergroten tot twee of meer woningen.
4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient ononderbroken in de bouwgrens te worden gebouwd, met dien verstande dat, voor zover de bestaande bebouwing niet aaneen sluit, de bestaande opening in de gevelwand mag worden gehandhaafd;
  • c. het aantal bouwlagen mag niet minder bedragen dan het minimum en niet meer dan het maximum, aangegeven op de kaart, met dien verstande dat indien de bestaande bebouwing hiervan afwijkt, het bestaande aantal bouwlagen is toegestaan;
  • d. de hoogte van de eerste bouwlaag mag niet meer bedragen dan 4,50 meter en van de overige bouwlagen niet meer dan 3,50 meter;
  • e. daar waar dit in verband met uit de aard of de functie van de bebouwing voortvloeiende eisen noodzakelijk is, mag in plaats van een bouwlaag een overeenkomstige bouwhoogte worden aangehouden;
  • f. de korrelgrootte mag niet meer bedragen dan de op de kaart aangegeven korrelgrootte;
  • g. de vloerindex mag niet meer bedragen dan de op de kaart aangegeven vloerindex.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen.

a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2,50 meter bedragen;

b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

a. de woonsituatie;

b. het straat- en bebouwingsbeeld;

c. de verkeersveiligheid;

d. de sociale veiligheid;

e. de milieusituatie;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. lid 4.2.1.b voor het splitsen ten behoeve van een meergeneratiewoning;
  • b. lid 4.2.1.b voor het anderszins splitsen van woningen, mits:
    • 1. de gebruiksoppervlakte van de te splitsen woning groter is dan of gelijk is aan 140 m², en
    • 2. de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580 van elke zelfstandige woning die als gevolg van de splitsing ontstaat groter is dan 50 m²;  
  • c. het bepaalde in sublid 4.1.2, onder a, aanhef, en sublid 4.2.1 voor het bouwen van een horecabedrijf op de verdiepingen;
  • d. het bepaalde in sublid 4.1.2, onder a, sub 1, en sublid 4.2.1 voor het bouwen van een horecabedrijf op andere percelen dan de gronden ter plaatse van de aanduiding 'horeca', mits het aantal horecabedrijven gelijk blijft;
  • e. het bepaalde in sublid 4.1.2, onder b, en sublid 4.2.1 voor het bouwen ten behoeve van de functies bedoeld in lid 4.1, onder f en g, op de begane grond, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • f. het bepaalde in sublid 4.1.2, onder a, sub 3, voor het bouwen ten behoeve van de functies bedoeld in lid 4.1, onder b tot en met d en h en i, op gronden ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', met dien verstande dat, onverminderd het bepaalde in lid 4.7,
      • slechts toepassing aan de afwijkingsbevoegdheid mag worden gegeven indien het gebruik voor detailhandel een onafgebroken periode van ten minste een jaar gestaakt is geweest;
      • het bepaalde onder b, laatste zinsnede, in acht dient te worden genomen;
  • g. het bepaalde in sublid 4.2.2, onder b, ten aanzien van het ononderbroken bouwen in de bouwgrens;
  • h. het bepaalde in sublid 4.2.2, onder c, voor een onder- respectievelijk overschrijding van het minimum- en maximum-aantal bouwlagen met ten hoogste één bouwlaag, met dien verstande dat het aantal bouwlagen van een bijbehorend bouwwerk op een niet aan de weg grenzend achter- of zijerf mag worden verlaagd tot één bouwlaag;
  • i. het bepaalde in sublid 4.2.2, onder f, met dien verstande dat de korrelgrootte niet meer dan het dubbele en niet minder dan de helft van deze maat mag bedragen;
  • j. het bepaalde in sublid 4.2.2, onder g, voor een overschrijding van de vloerindex met 20%;
  • k. het bepaalde in sublid 4.2.2, onder g, voor hoekpanden, waarvan de gevels langs twee straten grenzen, die een hoek vormen, met dien verstande dat de vloerdindex gelijk mag zijn aan het maximale aantal bouwlagen;
  • l. het bepaalde in lid 4.2.3, onder b, voor een overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte met 3 meter.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 7.10, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor logies met ontbijt.
  • b. het gebruik van gebouwen voor kamerverhuur of beschermd wonen, voor zover niet toegestaan op grond van het bepaalde in lid 4.1.1.g;
  • c. het gebruik van een woning voor bewoning anders dan door één huishouden;
  • d. het gebruik van een woning als meer dan één zelfstandige woning, behalve als voor splitsing afwijking is verleend met toepassing van lid 4.4.a of lid 4.4.b.

 

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in sublid 4.1.2, onder a, aanhef, ten behoeve van de uitoefening van het horecabedrijf op de verdiepingen;
  • b. het bepaalde in sublid 4.1.2, onder a, sub 1, ten behoeve van de uitoefening van het horecabedrijf op andere percelen dan de gronden ter plaatse van de aanduiding 'horeca', mits het aantal horecabedrijven gelijk blijft;
  • c. het bepaalde in sublid 4.1.2, onder b, voor de uitoefening van de functies bedoeld in lid 4.1, onder f en g, op de begane grond, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • d. het bepaalde in sublid 4.1.2, onder a, sub 3, ten behoeve van de uitoefening van functies bedoeld in lid 4.1, onder b tot en met d en f en g, op gronden ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', met dien verstande dat, onverminderd het bepaalde in lid 4.7,
      • slechts toepassing aan de afwijkingsbevoegdheid mag worden gegeven indien het gebruik voor detailhandel gedurende een onafgebroken periode van ten minste een jaar gestaakt is geweest;
      • het bepaalde onder b, laatste zinsnede, in acht dient te worden genomen.
  • e. het bepaalde in lid 4.5 onder c voor beschermd wonen. 
4.7 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels met toepassing van de leden 4.4 en 4.6 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Centrum - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Doeleinden

De voor 'Centrum - 2' aangewezen gronden zijn, met inachtneming van het in sublid 5.1.2 bepaalde, bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. horecabedrijven in de categorieën horeca - 1, horeca - 2 en horeca - 3;
  • c. dienstverlening met een publieksgericht karakter, zoals een bank met een baliefunctie of reisbureau;
  • d. cultuur en ontspanning;
  • e. zelfstandige woningen, met inbegrip van logies en ontbijt, met dien verstande dat:
    • 1. de gebruiksoppervlakte van een woning zich in ieder geval voor de helft op of boven peil bevindt, met uitzondering van woningen waarvan de bestaande gebruiksoppervlakte zich geheel beneden peil bevindt;
  • f. zelfstandige woningen met een gebruiksoppervlakte van minimaal 24 m2, uitsluitend bij omvorming van onzelfstandige woningen en/of eenheden voor kamerverhuur naar zelfstandige woningen, met dien verstande dat:
    • 1. alle onzelfstandige woningen en eenheden voor kamerverhuur vervallen;
    • 2. het totaal aantal woningen en eenheden afneemt; en
    • 3. minimaal 24 m² van de gebruiksoppervlakte van een nieuwe woning zich op één bouwlaag bevindt en een nettohoogte heeft van minimaal 2,1 m;
  • g. bestaande legale kamerverhuur en bestaand beschermd wonen;
  • h.  maatschappelijke dienstverlening;
  • i.  kantoren;
  • j.  fiets- en voetpaden en verblijfsgebied;
  • k.  voorzieningen ten behoeve van een (ondergrondse) fietsenstalling;
  • l.  additionele voorzieningen.
5.1.2 Nadere regeling doeleinden
  • a. De functies bedoeld in sublid 5.1.1, onder a tot en met d, zijn uitsluitend toegestaan op de begane grond, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum-horeca verdieping' horecabedrijven in alle bouwlagen zijn toegestaan.
  • b. De functies bedoeld in sublid 5.1.1, onder e tot en met i, zijn uitsluitend toegestaan op de verdiepingen.
  • c. De functie logies met ontbijt mag uitsluitend worden uitgeoefend in een woning, ten behoeve waarvan maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemene bouwregels
  • a.  Er mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met de doeleinden, zoals deze in lid 5.1 zijn geregeld.
  • b. Het is verboden een woning te veranderen in en/of te vergroten tot twee of meer woningen.
5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal bouwlagen mag niet minder bedragen dan het minimum en niet meer dan het maximum, aangegeven op de kaart, met dien verstande dat indien de bestaande bebouwing hiervan afwijkt, het bestaande aantal bouwlagen is toegestaan;
  • c. de hoogte van de eerste bouwlaag mag niet meer bedragen dan 4,50 meter en van de overige bouwlagen niet meer dan 3,50 meter;
  • d. daar waar dit in verband met uit de aard of de functie van de bebouwing voortvloeiende eisen noodzakelijk is, mag in plaats van een bouwlaag een overeenkomstige bouwhoogte worden aangehouden.
  • e. de korrelgrootte mag niet meer bedragen dan de op de kaart aangegeven korrelgrootte;
  • f. de vloerindex mag niet meer bedragen dan de op de kaart aangegeven vloerindex.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen.

a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2,50 meter bedragen;

b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

a. de woonsituatie;

b. het straat- en bebouwingsbeeld;

c. de verkeersveiligheid;

d. de sociale veiligheid;

e. de milieusituatie;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. lid 5.2.1.b voor het splitsen ten behoeve van een meergeneratiewoning;
  • b. lid 5.2.1.b voor het anderszins splitsen van woningen, mits:
    • 1. de gebruiksoppervlakte van de te splitsen woning groter is dan of gelijk is aan 140 m², en
    • 2. de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580 van elke zelfstandige woning die als gevolg van de splitsing ontstaat groter is dan 50 m²;  
  • c. het bepaalde in sublid 5.1.1, onder b, en sublid 5.2.1 voor de uitoefening van horeca - 4 en horeca - 5.
  • d. het bepaalde in sublid 5.1.2, onder a, eerste zinsnede, en sublid 5.2.1 voor het bouwen ten behoeve van de in sublid 5.1.1, onder a tot en met d, bedoelde functies op de verdiepingen;
  • e. het bepaalde in sublid 5.1.2, onder b, en sublid 5.2.1 voor het bouwen ten behoeve van de in sublid 5.1.1., onder h en i, bedoelde functies op de begane grond;
  • f. sublid 5.2.2, onder b, voor een onder- , respectievelijk overschrijding van het minimum- en maximum-aantal bouwlagen met ten hoogste één bouwlaag, met dien verstande dat het aantal bouwlagen van een bijbehorend bouwwerk op een niet aan de weg grenzend achter- of zijerf mag worden verlaagd tot één bouwlaag;
  • g. het bepaalde in sublid 5.2.2., onder e, met dien verstande dat de korrelgrootte niet meer dan het dubbele en niet minder dan de helft van deze maat mag bedragen;
  • h. het bepaalde in sublid 5.2.2, onder f, voor een overschrijding van de vloerindex met 20%;
  • i. het bepaalde in sublid 5.2.2, onder f, voor hoekpanden, waarvan de gevels langs twee straten grenzen, die een hoek vormen, met dien verstande dat de vloerindex gelijk mag zijn aan het maximale aantal bouwlagen;
  • j. het bepaalde in sublid 5.2.3, onder b, voor een overschrijding van de maximaal toegestane bouwhoogte met ten hoogste 3 meter.
5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 7.10, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend:

  • a.  het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor logies met ontbijt.
  • b. het gebruik van gebouwen voor kamerverhuur of beschermd wonen, voor zover niet toegestaan op grond van het bepaalde in lid 5.1.1.g;
  • c. het gebruik van een woning voor bewoning anders dan door één huishouden;
  • d. het gebruik van een woning als meer dan één zelfstandige woning, behalve als voor splitsing afwijking is verleend met toepassing van lid 5.4.a of lid 5.4.b.

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in sublid 5.1.2 onder a, eerste zinsnede, ten behoeve van de uitoefening van de in sublid 5.1.1, onder a tot en met d, bedoelde functies op de verdiepingen;
  • b. het bepaalde in sublid 5.1.2, onder b, ten behoeve van de uitoefening van de in sublid 5.1.1, onder h en i, bedoelde functies op de begane grond;
  • c. het bepaalde in sublid 5.1.1, onder b, voor de uitoefening van horeca - 4 en horeca - 5.
  • d. het bepaalde in lid 5.5 onder c voor beschermd wonen.
5.7 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels met toepassing van de leden 5.4 en 5.6 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Verkeer - Verblijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'verkeer - verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. fiets- en voetpaden en verblijfsgebied;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. warenmarkten, evenementen en terrassen ten behoeve van horecabedrijven;
  • f. additionele voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemene bouwregels

Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde doeleinden.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 50 m2 en een grotere diepte dan 0,30 meter beneden maaiveld, waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, dient een advies te worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 mits aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;
  • c. er worden technische maatregelen getroffen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • d. er wordt archeologisch onderzoek door middel van opgraving uitgevoerd;
  • e. de bouw van het bouwwerk wordt begeleid door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
7.3.2 Voorwaarden voor afwijken

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de in lid 7.3.1 genoemde vergunning voorwaarden te verbinden wordt een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg om advies gevraagd.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
7.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende activiteiten uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van de gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur, tenzij deze in het kader van onderzoek naar mogelijke archeologische sporen worden uitgevoerd;
  • b. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  • c. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.
7.4.2 Uitzondering van de vergunningplicht

Het in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud betreffen;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. tot een oppervakte ten hoogste 50 m2 en een diepte van ten hoogste 0,30 meter beneden maaiveld;
  • d. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
7.4.3 Voorwaarden voor vergunningverlening

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin, naar oordeel van burgemeester en wethouders:

  • a. de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' van de kaart te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Verwijzing naar beleidsregels

9.1 Beleidsregels inzake splitsing en bewoning

Burgemeester en wethouders passen de in Hoofdstuk 2 opgenomen afwijkingsbevoegdheden voor:

  • 1. het gebruik van een woning anders dan door één huishouden;
  • 2. het veranderen en/of vergroten van een bestaande woning tot twee of meer zelfstandige woningen;
  • 3. het stellen van nadere eisen in de onder 1 en 2 genoemde situaties;

toe met inachtneming van met betrekking tot dit onderwerp vastgestelde beleidsregels of, als die er niet zijn, het ruimtelijk relevante deel van de door hen vastgestelde beleidsregels ten aanzien van woningonttrekking en woningvorming, zoals die beleidsregels gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

9.2 Beleidsregels inzake het beschermd wonen

Burgemeester en wethouders passen de in Hoofdstuk 2 opgenomen afwijkingsbevoegdheden voor het toestaan van beschermd wonen toe met inachtneming van door hen vastgestelde beleidsregels ten aanzien van beschermd wonen, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning. Hetzelfde geldt voor de in dat hoofdstuk opgenomen bevoegdheden tot het stellen van nadere eisen als die worden toegepast in een situatie waar beschermd wonen aan de orde is.

Artikel 10 Parkeren

10.1 Parkeren

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

10.2 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1:

  • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
  • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
10.3 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 10.2 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
  • b. de woon- en leefsituatie.
10.4 Beleidsregels

Burgemeester en wethouders passen deze bouwregels toe met inachtneming van de door hen vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

Artikel 11 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 7.10, lid 1, van de Wet

ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en gebouwen ten behoeve van de uitoefening van een seksinrichting;
  • b. het gebruik van bouwwerken als automaten-/ amusementshal;
  • c. het gebruik van gronden voor de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer- of vaartuigen,werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, anders dan in verband met normaal onderhoud of ter verwezenlijking van de bestemming.

Artikel 12 Algemene afwijkingsbevoegdheid

12.1 Ontheffingsbevoegdheid

Voorzover zulks niet op grond van een andere bepaling van de regels kan worden toegestaan, kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan:

  • a. van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot maximaal 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. voor aanpassing in geringe mate van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. voor overschrijding van de bouwgrenzen:
    1. indien een meetverschil of de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
    2. ten behoeve van stoepen, toegangen, portieken, hellingbanen, buitentrappen, terrassen, erkers, balkons, luifels, hijsinrichtingen, lift- en trappenhuizen alsmede naar de aard vergelijkbare delen van bouwwerken;
  • d. voor overschrijding van de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en buitentrappen, mits:
    1. de oppervlakte van de vergroting maximaal 25 m² bedraagt;
    2. deze bouwhoogte met maximaal 25% wordt overschreden;
  • e. voor het oprichten van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwtjes voor zakelijke doeleinden, zoals kiosken en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met een maximale inhoud van 50 m3;
  • f. voor het oprichten van bouwwerken van openbaar nut, zoals abri's, telefooncellen, transformatorhuisjes, gasreduceerstations, verzamelcontainers voor flessen, oud papier e.d., en daarmee gelijk te stellen bouwwerken met een maximale inhoud van 200 m3;
  • g. voor het realiseren van voorzieningen ten behoeve van de verkeers- en waterinfrastructuur;
  • h. voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals vlaggenmasten, reclame-uitingen, gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstuitingen;
  • i. voor het innemen van een standplaats zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;
  • j. voor het oprichten van geluidwerende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 4 meter;
  • k. voor overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 10 meter vanaf peil;
  • l. voor overschrijding van de toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, tot maximaal 40 meter vanaf peil.
12.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels met toepassing van lid 12.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Poelestraat-achterzijde