direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Polaris-Pleiadenlaan geconsolideerde versie
Status: geconsolideerd
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP660PolarisGV-gv01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Ten zuiden van het winkelcentrum in de wijk Paddepoel bevindt zich de zogenoemde Rabotoren.

Dit is een nagenoeg leegstaand kantoor, waarin voorheen de Rabobank was gevestigd en dat nu in eigendom is van Stichting Lefier. Deze corporatie heeft al enige jaren plannen om ter plaatse jongerenhuisvesting te realiseren, waarbij de nadruk ligt op kleine appartementen voor starters op de woningmarkt (werkende jongeren, meestal boven de 23 jaar). Het voorliggend bestemmingsplan voorziet hierin: de Rabotoren wordt vervangen door twee woontorens met als projectnaam Polaris.

De gebouwen bestaan uit 21 en 6 bouwlagen. De openbare ruimte, waarvan de kwaliteit op dit moment te wensen overlaat, zal met aandacht worden vormgegeven; er komt meer ruimte voor groen langs de Wilgenlaan.

Op dit moment ligt er nog een geluidszone vanwege industrieterrein Groningen-West over het plangebied. Echter, de geluidbelasting vanwege dit industrieterrein is nergens hoger dan 35 dB(A). Om deze reden zal het plangebied aan de geluidszone worden onttrokken.

De inzet van het voorliggend bestemmingsplan is:

- het realiseren van Polaris, c.q. een woontoren met daarnaast lagere hoogbouw, en een verbeterde
groenstructuur langs de Wilgenlaan;

- het onttrekken van het plangebied aan de geluidszone vanwege industrieterrein Groningen-West.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP660PolarisGV-gv01_0001.png"

Begrenzing plangebied

1.2 Geconsolideerde versie

Het bestemmingsplan Polaris-Pleiadenlaan is door de raad van Groningen vastgesteld op 25 januari 2017. Sindsdien is er een facetbestemmingsplan door de gemeenteraad vastgesteld die wijzigingen in die versie hebben aangebracht. Het gaat om het volgende plan:

  • 1. Herziening bestemmingsregels wonen 2, vastgesteld op 1 april 2020

In de regels van deze geconsolideerde versie zijn de wijzigingen uit dit plan verwerkt. Het gaat daarbij niet alleen om bestemmingsregels, maar ook om begripsbepalingen en algemene bepalingen. Gewijzigde teksten zijn gemarkeerd met kleur.
Ook de eventuele wijzigingen op de verbeelding zijn verwerkt in een geconsolideerde verbeelding. De teksten in de toelichting zijn – met uitzondering van de juridische toelichting - niet aangepast naar aanleiding van de bovengenoemde plan. Het is dus mogelijk dat teksten over beleid achterhaald zijn door beleid dat ten grondslag ligt aan het plan Herziening bestemmingsregels wonen 2. Het gaat dan met name over het beleid ten aanzien van wonen en kamerverhuur.

1.3 Begrenzing plangebied

Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door de Zonnelaan, aan de noordzijde door de Pleiadenlaan, aan de oostzijde door het parkeerterrein (met benzinestation) van winkelcentrum Paddepoel en aan de zuidzijde door een waterpartij en openbaar groen aan de Wilgenlaan.

Hoofdstuk 2 De bestaande ruimtelijk-functionele structuur

2.1 De ruimtelijk-functionele structuur in breder verband

Het plangebied ligt in de wijk Paddepoel. Het is de centrale wijk van het noordwestelijke stadsdeel van Groningen. De wijk, die is gerealiseerd tussen 1963 en 1967, ligt tussen de wijken Selwerd en Vinkhuizen. Paddepoel is opgebouwd uit stempels die zijn ontworpen vanuit de tuinstadgedachte. De stempels, bestaande uit grondgebonden woningen en portieketagewoningen, worden in diverse variaties en verdraaiingen herhaald. Ten zuiden van het plangebied, aan de Wilgenlaan, staan portiekflats die deel uitmaken van dergelijke stempels.

De Rabotoren maakt onderdeel uit van het stadsdeelcentrum Paddepoel.

Ten noorden van het plangebied ligt het centrale winkelcentrum van de wijk Paddepoel. Dit is een grotendeels overdekt winkelcentrum dat is gebouwd in twee lagen. De zijde van het winkelcentrum die is gericht naar het plangebied bestaat uit een parkeerterrein en achterzijden van winkelpanden waar laden en lossen plaatsvindt. Ten westen van het plangebied, aan de overzijde van de Zonnelaan, staat een recenter woongebouw, de Trefkoellocatie, en ten oosten ervan de voormalige UWV-locatie. In het plangebied zelf bevindt zich een kantoorpand: een voormalig kantoor van de Rabobank.

Het oorspronkelijke uitgangspunt was, dat het winkelcentrum van Paddepoel aan de Zonnelaan en de functies er omheen als een subcentrum van de binnenstad moesten functioneren: een winkelcentrum op stadsdeelniveau met een breed scala aan functies.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP660PolarisGV-gv01_0002.png"

Stadsdeelcentrum Paddepoel, gezien vanuit het zuiden naar het noorden (circa 1971)

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP660PolarisGV-gv01_0003.png"

Pleiadenlaan: rechts het winkelcentrum en links de voormalige Rabotoren

De geprojecteerde ontwikkeling in het voorliggend bestemminsplan voor Polaris maakt deel uit van een stedelijke ontwikkeling, waarbij, in tegenstelling tot de oorspronkelijke opzet, het winkelcentrum met de daarbij behorende functies veel meer op de omgeving zal worden gericht. Er zullen andere functies worden toegevoegd, met name wonen ter plaatse van het winkelcentrum en in de directe omgeving ervan. Daarmee wordt het winkelcentrum omgebouwd van een introvert tot een extrovert en multifunctioneel stadsdeelcentrum. Het oplossen van het parkeerprobleem is een integraal onderdeel van deze opgave.

Op de kruising van Zonnelaan en Eikenlaan, de Trefkoellocatie, is een hoogteaccent van circa 70 meter voorzien om de stedenbouwkundige betekenis van dit subcentrum van de stad ook op stadsdeelniveau zichtbaar te maken. Dit geldt tevens voor de naast het plangebied gelegen UWV-locatie.

Op de Trefkoellocatie, als onderdeel van het totale centrum, is ruimte voor functies in de sociaal- maatschappelijke dienstverlening, terwijl de ruimtelijke relatie van de erachter liggende buurten met het winkelcentrum in de nieuwe stedenbouwkundige opzet wordt verbeterd. Het is de bedoeling het winkelcentrum Paddepoel uit te breiden. Een bestemmingsplan om dit mogelijk te maken is in voorbereiding.

De voormalige UWV-locatie en Polaris maken onlosmakelijk onderdeel uit van het verder ontwikkelen van het stadsdeelcentrum als totaal. Op deze beide locaties is met name de functie wonen voor studenten en starters op de woningmarkt voorzien.

Ontstaansgeschiedenis

In de jaren zestig van de vorige eeuw groeide het vertrouwen in de toekomst. De toegenomen welvaart leidde tot de vraag naar grotere huizen en meer voorzieningen dan voorheen. Groningen zou in 1980 uitgroeien tot een stad met 265.000 inwoners! Om te voldoen aan de vraag naar woningen zijn in die jaren nieuwe wijken gebouwd. Aan de zuidkant van de stad de wijken Corpus den Hoorn en De Wijert-noord, aan de noordwestgrens de wijken Selwerd, Paddepoel en Vinkhuizen.

De kwantitatieve en kwalitatieve woningnood was groot. Ook Paddepoel is daarvan een mooi voorbeeld. De verwachte sterke groei van het aantal inwoners liet geen ruimte voor kwaliteit en creativiteit. De in Paddepoel gebouwde woningen waren - zeker voor die tijd - groot, ruim en licht. De kwaliteit van de woningen en de woonomgeving was veel beter dan die waar de nieuwe bewoners vandaan kwamen. Voor goed en goedkoop was het noodzakelijk om snel te bouwen en het is dan ook geen wonder dat de kraanbanen de stedenbouwkundige opzet van de wijk mede hebben bepaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP660PolarisGV-gv01_0004.png"

Plangebied en omgeving

Stedenbouwers gingen destijds uit van een 'sociologische benadering'. Het algemene leefklimaat, zo vond men, vroeg om een specifieke organisatie van de woonomgeving, van de buurt en van de wijk. Een buurt was in zichzelf gekeerd, los van het omringende landschap. De woning was het middelpunt waaromheen in steeds wijder wordende cirkels alle activiteiten georganiseerd werden. Een dergelijk wooneenheid wordt een 'stempel' genoemd. Een stempel bestaat uit rijtjes woningen, waarin steeds in een bepaalde verhouding gezinnen, alleenstaanden en bejaarden gehuisvest worden. Een aantal stempels samen vormt een woonbuurt met bijbehorende voorzieningen en speel- en kijkgroen. Een aantal woonbuurten samen vormt de wijk met bijbehorende voorzieningen.

De doorgaande wegen Zonnelaan en Eiken- en Pleiadenlaan verdelen de wijk in vier delen. Daarnaast zorgen twee groene verbindingen   (Venus-/Saturnuslaan en Wilgenlaan/ Zonnelaan/Grote Beerstraat)   tussen wijkpark Selwerd en de groene ecologische zone langs het Reitdiep voor een vanzelfsprekende en afleesbare opdeling in buurten.

Op het kruispunt van de belangrijkste wegen ligt het stadsdeelcentrum waar de winkels en welzijns- voorzieningen zijn. Op de kruising van de Zonnelaan en de belangrijkste buurtontsluitingsroutes komen nog kleine clusters met winkels voor. Scholen zijn van oorsprong in een aantal stroken achter de centrale zone gegroepeerd en in de randen van de wijk in het groen.

Ook in Paddepoel is deze sociologische benadering in de opbouw van de wijk als totaal duidelijk herkenbaar. De wijk werd in een paar jaar gebouwd met maar weinig verschillende woningtypes. De wijk heeft daardoor geen jaarringen, je kunt er de groei niet aan aflezen, zoals bij oudere delen van de stad dat nog wel het geval is. Als gevolg van het feit dat de wijk van binnenuit is ontwikkeld, is de wijk niet op zijn omgeving gericht en zijn er nauwelijks verwijzingen naar de oorspronkelijke landschappelijke inbedding.

De herstructurering in Paddepoel-zuidwest en -zuidoost samen met andere ontwikkelingen, zoals de voorgestane ontwikkeling van Polaris, zorgen ervoor dat de wijk naast een ontstaansgeschiedenis langzamerhand ook een ontwikkelingsgeschiedenis krijgt. Daarbij wordt nadrukkelijk ingezet op een voortborduren op het oorspronkelijke stedenbouwkundige kader, alsmede op een ontwikkeling die op zijn omgeving is gericht (van introvert naar extrovert).

Paddepoel heeft veel goede kanten en kwaliteiten. De wijk ligt relatief dichtbij het centrum van de stad. De relatie met het ommeland is op loop- en fietsafstand. Er is veel groen, licht en lucht binnen de wijk zelf, de wijk is ruim en rustig. De nadruk ligt op het wonen, maar daarnaast zijn er nog veel voorzieningen.

2.2 Ruimtelijke structuur van het plangebied

Het plangebied, als onderdeel van het stadsdeelcentrum Paddepoel, ligt op de kruising van de twee belangrijkste wegen in de wijk, de Zonnelaan en Pleiadenlaan. De Zonnelaan zorgt voor de relatie met de binnenstad, de Pleiadenlaan zorgt samen met de Eikenlaan voor de relatie met de omringende wijken op stadsdeelniveau.

De Rabotoren is neergezet als een hoogteaccent op de kruising van de hier genoemde twee belangrijke stedenbouwkundige routes binnen de wijk Paddepoel. Het is een los in de ruimte staand, alzijdig gebouw met een ontsluiting vanaf de Pleiadenlaan. Van oorsprong stond het kantoorgebouw als een object in de openbare ruimte die bestond uit een voornamelijk groene zone tussen wijkpark Selwerd en de Zonnelaan. De architectuur is typerend voor de tijd waarin het gebouw werd gebouwd.

Later werd de stedenbouwkundige kwaliteit ten gevolge van enkele verbouwingen en aanbouwen, met name de bouw van parkeerboxen met de achterkant naar de Wilgenlaan, aangetast. De belangrijkste oriëntatie van het gebouw op beganegrondniveau is in de huidige situatie dan ook met name gericht op de Pleiadenlaan. Ook van de groene zone bleef weinig over, met name door de aanleg van een parkeerterrein met benzinepomp bij het winkelcentrum.

Evenals de opzet van de wijk zelf is het winkelcentrum Paddepoel oorspronkelijk als een in zichzelf gekeerde eenheid ontwikkeld. Alleen de met allure vormgegeven gevel aan de Zonnelaan is een echte voorkant. Daar vormt het winkelcentrum met de woningen erboven een prachtig voorbeeld van de 60er-jaren architectuur. Het laden en lossen en het parkeren vindt aan de achterzijde van het complex plaats.

Aan de Pleiadenlaan doet het probleem van achterkanten zich voelen. De ruimtelijke relatie tussen het winkelcentrum en de omgeving aan de kant van de Rabotoren laat ten gevolge van de introverte opzet te wensen over. De door de omgeving aangereikte kwaliteiten worden nauwelijks benut. Zo wordt de kwaliteit van water en groen van de groene verbindingszone langs de Wilgenlaan maar marginaal benut. Weliswaar is er een verbinding via het groen langs het water van de Zonnelaan naar de Dierenriemstraat, maar door het gebrek aan kwaliteit (achterkanten van garageboxen en een parkeerterrein) wordt deze route nauwelijks gebruikt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP660PolarisGV-gv01_0005.png"

Zuidkant plangebied gezien vanaf de Wilgenlaan; links de Rabotoren

Hoofdstuk 3 De beoogde ontwikkeling

3.1 Uitgangspunten voor herontwikkeling

Ontwikkelingen in de directe omgeving

Woningbouwvereniging Nijestee heeft een plan ontwikkeld voor de voormalige Trefkoellocatie met sociaal-maatschappelijke dienstverlening op de begane grond en circa 445 appartementen voor jongeren op de verdieping. Daarnaast ontwikkelt Nijestee op de voormalige UWV-locatie op de hoek van de Pleiadenlaan en de Dierenriemstraat een wooncomplex voor onder meer jongeren. Voor winkelcentrum Paddepoel is er een stedenbouwkundig concept voor de uitbreiding van het huidige winkelcentrum. Daarbij is herontwikkeling tot een multifunctioneel stadsdeelcentrum voor de toekomst het uitgangspunt.

Polaris op de hoek van Zonnelaan en Pleiadenlaan past naadloos binnen deze herontwikkeling van het stadsdeelcentrum. Woningstichting Lefier bouwt maximaal 225 starterseenheden.

Alle plannen samen behoren alle potenties van de plek en de omgeving uit te nutten en een oplossing te bieden aan de problemen, waarmee het stadsdeelcentrum worstelt ten aanzien van het parkeren, uitstraling naar de omgeving en het toevoegen van programma.

Het plan voor Polaris verhoudt zich tot de plannen voor het winkelcentrum op een zodanig ruimtelijk- functionele manier, dat de samenhang in het stadsdeelcentrum wordt gewaarborgd en vergroot. Dit uitgangspunt dient ook het leidende motief te zijn bij de ontwikkeling van het winkelcentrum zelf en de verdere ontwikkelingen in de directe omgeving. Uiteindelijk kan de vernieuwing van de wijk het beste worden zichtbaar gemaakt in het centrum van de wijk zelf. Daarbij kan worden verwezen naar de volgende visies, analyses en plannen: Masterplan Paddepoel Zuid, Stadsdeelvisie Noordwest en het Structuurplan.

Ruimtelijk concept voor Polaris

Het gebied van het winkelcentrum met directe omgeving is het belangrijkste, meest stedelijke gebied in Paddepoel en de andere noordelijke stadsdelen.

Het plan voor Polaris moet in samenhang met de ontwikkeling van het winkelcentrum Paddepoel een bijdrage leveren aan het onderstrepen van de betekenis van de plek. De ruimtelijke en functionele versterking zal een intensivering en concentratie van functies en voorzieningen tot gevolg hebben. De ontwikkeling - zoals op dit moment voorzien - van de Trefkoellocatie, het winkelcentrum Paddepoel, de UWV-locatie en Polaris dragen samen bij aan de ingezette wijkvernieuwing van Paddepoel. Tevens dragen deze ontwikkelingen bij aan de versterking van de fysieke en sociale structuur van het centrumgebied.

Het ruimtelijke concept van de diverse plannen is erop gericht de functionele betekenis van het stadsdeelcentrum voor geheel noordwest, ook in de architectuur van de omsluitende randen van het winkelcentrum en door middel van een aantal hoogteaccenten, zichtbaar te maken. De vanzelfsprekende allure die de bebouwing van het winkelcentrum aan de Zonnelaan uitstraalt, moet een vervolg krijgen in de overige omsluitende nieuwe gevels van het winkelcentrum zelf alsook in de ontwikkelingen rondom. De gevelwand van de nieuwe Trefkoellocatie aan de Zonnelaan is in ontwerp gereed. De diverse centrumfuncties in het blok worden hier zichtbaar in de gevels en geven het wijkcentrum een gezicht naar buiten.

Voor de Rabotoren werd oorspronkelijk ingezet op handhaving en daarmee verbouw van het oorspronkelijke plan uit de 60er jaren, waaraan twee nieuwe volumes zouden worden toegevoegd. Na uitgebreid modellenonderzoek naar de mogelijkheden is uiteindelijk gebleken dat verbouw niet tot de mogelijkheden behoort. Dat betekent dat uitgegaan wordt van een nieuw hoogte-accent op deze locatie, waarbij het hoogte-accent meer op de hoek van de kavel wordt gezet in verband met zichtlijnen naar deze plek vanaf de Pleiadenlaan en de ruimtelijke samenhang met de bebouwing van het winkelcentrum. Het complex bestaat uit twee volumes. De toren richt zich met de entree op de belangrijkste stedenbouwkundige structuur (de Zonnelaan) en is verder alzijdig. Aan de Pleiadenlaan komt een nieuwe voorkant richting het winkelcentrum.

Het tweede volume richt zich met de voorkant op het groen en het water rondom, met name naar de Wilgenlaan. Doordat het volume meer naar de Pleiadenlaan wordt opgeschoven, ontstaat er aan de kant van de Wilgenlaan meer ruimte voor groen. Het pad langs het water wordt daardoor sociaal- veiliger, krijgt meer allure en kan beter worden benut. De toren zelf richt zich, zoals oorspronkelijk het geval was, veel meer op de Zonnelaan.

Onderzocht wordt of er in een nevenruimte op de begane grond ruimte is voor een stedelijke functie. Daarbij kan worden gedacht aan een Grand Café of eetcafé met terras op de zon.

Het voor de nieuwe woonfunctie benodigde parkeren wordt geconcentreerd opgelost aan de kant van het parkeerterrein. Er wordt onderzocht of het mogelijk is een uitwisseling van parkeren te regelen met de diverse eigenaren, waardoor meer kwaliteit aan de openbare ruimte kan worden toegevoegd. Een herinrichting van de openbare ruimte, inclusief de Pleiadenlaan, die past bij de nieuwe opzet, waarbij de inrichting meer kan worden toegesneden op het verblijven dan op het parkeren en het laden en lossen, zoals dat in de huidige situatie het geval is.

Uitgangspunten voor de ontwikkeling van Polaris

Uitgangspunten voor de ontwikkeling van Polaris zijn de volgende.

Polaris in relatie tot de omgeving

  • Er wordt op deze plek, voortbordurend op het oorspronkelijke stedenbouwkundige plan voor Paddepoel, ingezet op een verdere stedelijke ontwikkeling. Naast een ontstaansgeschiedenis krijgt het gebied hiermee de mogelijkheid om een ontwikkelingsgeschiedenis op te bouwen. Verdichting op deze plek in de stad en in de wijk is wenselijk.
  • De programma's van de verschillende ontwikkelingen moeten zich goed verhouden tot die van de omringende ontwikkelingen en de bestaande woongebieden in het gebied.
  • Op het niveau van de stad en de wijk wordt ernaar gestreefd op deze plek de opbouw van de stad beter afleesbaar maken: het hoogteaccent als markering van het stadsdeelcentrum in de stad; de positie van de toren ten opzichte van het winkelcentrum; de zichtlijn vanaf de Pleiadenlaan; het creëren van meer ruimte voor water en groen aan de Wilgenlaan.
  • Op het niveau van de wijk wordt het stadsdeelcentrum als samenhangend geheel gezien, waarbij de verschillende ontwikkelingen op elkaar zijn betrokken. Dit zal consequenties hebben voor de omringende openbare ruimte van met name de Pleiadenlaan en de Dierenriemstraat.

Concreet

  • Bouwen binnen de rooilijnen en de bebouwingsmatrix zoals aangegeven op de verbeelding, waarbij het hoogteaccent meer op de hoek van het kavel wordt gezet in verband met zichtlijnen naar deze plek vanaf de Pleiadenlaan en waarbij de ruimtelijke samenhang met de bebouwing van het winkelcentrum wordt versterkt.
  • Functies en architectuur zijn rondom georiënteerd op en met uitstraling naar de openbare ruimte.
  • De toren heeft, ook op de verdieping, een alzijdig karakter en een architectonische uitstraling die hoort bij de betekenis die een toren heeft op een hoger stedenbouwkundig schaalniveau.
  • Meer ruimte voor het groen langs het water van de Wilgenlaan tussen Zonnelaan en Dierenriem- straat; het wonen is hier tevens op deze ruimte georiënteerd.
  • Langs de Pleiadenlaan sluit de richting van het volume aan op die van het bestaande winkel- centrum; het wonen is op de straat georiënteerd. De gerichtheid van de toren met bijgebouwen op de Zonnelaan krijgt bijzondere aandacht.
  • De locatie krijgt de functie wonen; er is ruimte voor een stedelijke functie in de plint van de toren met bij voorkeur een oriëntatie op de Zonnelaan.
  • De hoofdentree van de woontoren wordt met allure vormgegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP660PolarisGV-gv01_0006.jpg"

Voorlopig ontwerp Polaris

3.2 Wonen

Groningen is de jongste stad van Nederland. Van de circa 200.000 inwoners zijn er circa 65.000 tussen de 18-30 jaar. Een groot deel van deze jongeren (circa 35.000) is bovendien student. Al deze jongeren zijn belangrijk. Ze zorgen voor een bruisende stad en creëren extra draagvlak voor voorzieningen: voor de winkels, de horeca, cultuur, zorg en openbaar vervoer. Bovendien zorgen ze voor vernieuwing en leveren ze een bijdrage aan de creatieve stad.

De gemeente wil, net als voor alle andere inwoners van de stad, zorgen voor goede huisvesting van jongeren. Uit onderzoek is bekend dat circa 60% van de jongeren in de stad een verhuiswens heeft en dat ze vooral op zoek zijn naar meer ruimte en privacy. In 2010/2011 is daarom onder de naam BOUWJONG (nu Campus Groningen) een start gemaakt met de ontwikkeling van grootschalige complexen voor jongerenhuisvesting op locaties die daar het meest geschikt voor zijn. Hiervoor heeft een uitgebreid participatietraject met bewoners plaatsgevonden.

Naast het voorzien in goede huisvesting voor jongeren heeft het toevoegen van grootschalige projecten ook tot doel om daarmee de bestaande particuliere woningvoorraad te ontlasten voor wat betreft kamerverhuur. Een groot deel van de jongeren/studenten huurt nu een kamer in de bestaande kamerverhuurmarkt en ondanks een meer ontspannen kamerverhuurmarkt neemt de kamerverhuur in populaire wijken verder toe. Het evenwichtig samenleven van studenten en stadjers komt hierdoor steeds vaker onder druk te staan.

Paddepoel is één van de zones die in Campus Groningen (voorheen BOUWJONG) die is aangewezen voor grootschalige jongerenhuisvesting. Binnen de zone Paddepoel zijn verscheidene locaties aangewezen zoals de Trefkoellocatie, de GAK-locatie en de locatie van het voormalige Rabobank- kantoor (Polaris). In de woonvisie 'Wonen in Stad' (juni 2015) is de keuze voor Paddepoel opnieuw bevestigd en is onder andere de voormalige Rabobanktoren (Polaris) als prioritair project aangewezen. Dit betekent dat partijen worden gestimuleerd en gefaciliteerd in het versneld realiseren van plannen voor jongeren. De focus ligt daarbij op het realiseren van kleinere zelfstandige eenheden voor studenten (vooral de doelgroep onder de 23 jaar) en grotere eenheden van 50 m² of groter voor starters op de woningmarkt (werkende jongeren meestal boven de 23 jaar).

Voor de locatie Polaris is primair gekozen voor de doelgroep starters. Het programma bestaat dan ook uit tweekamerappartementen van rond de 45 m² en voorziet daarmee in de behoefte van jongeren aan meer ruimte en kwaliteit. De ontwikkeling van Polaris kan, naast het voorzien in de woonbehoefte van jongeren op deze locatie, ook zorgen voor een upgrading van het totale gebied en het vergroten van het draagvlak voor het tegenoverliggend winkelcentrum Paddepoel.

3.3 Groen

Bomenstructuurvisie

In de bomenstructuurvisie is vastgesteld dat de bomenstructuren langs de Pleiadenlaan en Zonnelaan onderdeel zijn van de bomenhoofdstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP660PolarisGV-gv01_0007.png"

Gevolgen van het stedenbouwkundig concept

Afwaarderen van hoofdstructuur Pleiadenlaan (gedeelte)

In het voorliggend plan beweegt het doorgaande verkeer zich over de Pleiaden-, Zonne- en Eikenlaan langs het gebied. De Pleiadenlaan tussen Zonnelaan en Selwerderpark krijgt nog meer dan nu al het geval is een functie voor het parkeren en laden en lossen, terwijl de Dierenriemstraat nog slechts een fiets- en voetgangersroute is waar zo nu en dan ten behoeve van laden en lossen aan die kant van het winkelcentrum een vrachtauto rijdt. Met andere woorden: er vindt een 'downgrading' in stedenbouw- kundige betekenis plaats en de verschillende onderdelen van het stadsdeelcentrum worden nauwer op elkaar betrokken.

Opwaarderen groenstructuur groenzone Wilgenlaan (projectzijde)

Wat betreft het groen wordt in het voorliggende plan veel meer ingezet en aangesloten op hoe de wijk is opgebouwd. Naast het assenkruis gevormd door de Zonnelaan, Pleiadenlaan en Eikenlaan is de wijk bepaald door zijn randen, het Selwerderpark en de groene en ecologische zone langs het Reitdiep. Tussen deze twee 'Groene vingers' zorgen twee groene verbindingszones dwars door de wijk voor de opdeling van de wijk in afleesbare woonkwadranten. Deze verbindingszones zijn reeds versterkt (Grote Beerstraat westzijde) of worden versterkt. De water- en groenzone langs de Wilgenlaan is zo'n zone die in ruimtelijke betekenis versterkt kan worden door de bestaande route meer openbaar te maken, er functies op te oriënteren en groen toe te voegen.

Huidige situatie

Aan de oostzijde van het plangebied staan op de grens van het plangebied en de parkeerplaats bomen die voor een gedeelte waardevol zijn om te behouden. Langs de Zonnelaan is een goed ontwikkelde bomenstructuur aanwezig bestaande uit laanbomen. Dit geldt ook voor de boomstructuur langs de Wilgenlaan. Beide structuren bevinden zich vanaf de bouwlocatie gezien aan de overzijde van de aanwezige waterpartij. Op de bouwlocatie staat één grote populier met een verminderde conditie.

Langs de Pleiadenlaan staat ter hoogte van de te ontwikkelen locatie geen bomenstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP660PolarisGV-gv01_0008.jpg"  afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP660PolarisGV-gv01_0009.png"

De populier aan de zijde van de flat met De Pleiadenlaan zonder bomen aan de planzijde

links de bomenrij langs de Zonnelaan

 

Randvoorwaarden

De boomstructuur langs de Zonnelaan en de Wilgenlaan dient behouden te worden. De boomstructuur langs de Pleiadenlaan zal niet worden versterkt. Dit is een beleidswijziging (omdat dit tot nu toe een bomenhoofdstructuur was) ten opzichte van wat eerder in de bomenstructuurvisie is vastgesteld.

In plaats van de boomstructuur langs de Pleiadenlaan wordt de openbare groenstructuur langs het water aan de Wilgenlaan (zijde van de te ontwikkelen locatie) versterkt. Hiermee ontstaat er een voor mens en natuur aangename groenzone.

Voor een goede afweging is er een Boom Effect Analyse (BEA) gemaakt, die de basis is voor de vergunning voor het eventuele kappen van bomen. Uit de BEA blijkt dat 5 bomen moeten worden geveld, waarvan 2 vergunningplichtig, omdat deze een stamdoorsnede hebben van meer dan 20 cm. Eén van beide bomen is potentieel monumentaal. Daarnaast zal een oppervlakte van 264 m² heesters worden gerooid (niet vergunningplichtig). De basisgroenstructuur wordt 1:1 gecompenseerd. Er worden 5 nieuwe bomen geplant en er is ten zuiden van de woontoren een areaaluitbreiding beschikbaar van 600 m² voor groeninrichting.

3.4 Verkeer

Verschillende gemeentelijke beleidsnota's gaan uit van een nauwe samenhang tussen het ruimtelijke beleid en het verkeers- en vervoersbeleid. Dit tegen de achtergrond van het verbeteren van de bereikbaarheid en leefbaarheid van de stad. Het verkeers- en vervoersbeleid is vooral gericht op stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en langzaam verkeer. Dit impliceert een efficiënter gebruik van de bestaande verkeersruimte door een duidelijke verkeersstructuur, het vergroten van de doorstromingscapaciteit op het stedelijke hoofdwegennet en bundeling van verkeersstromen, zodat in de tussenliggende gebieden een aangenaam en veiliger woon- en leefklimaat kan ontstaan.

In het kader van het landelijke concept 'Duurzaam Veilig' zijn in de gemeentelijke nota 'Kalm aan en rap een beetje' alle wegen in de gemeente Groningen onderverdeeld in een drietal categorieën, te weten stroomwegen (ringwegen), gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen (woonstraten).

Autostructuur

Het plangebied is voor autoverkeer goed bereikbaar vanaf de westelijke en noordelijke ringweg via de Zonnelaan en de Pleiadenlaan.

De belangrijkste gebiedsontsluitingswegen zijn de Pleiadenlaan, de Zonnelaan en de Eikenlaan. Deze wegen hebben niet alleen een ontsluitingsfunctie voor de wijken, maar vervullen ook een ontsluitingsfunctie voor het interwijkverkeer in een groter deel van de stad.

Parkeren

De entree voor de parkeergelegenheid voor Polaris is, net als in de bestaande situatie, aan de Pleiadenlaan.
Bij nieuwbouwprojecten moeten de door de raad vastgestelde parkeernormen worden gehanteerd en moet zo mogelijk worden gezocht naar oplossingen op eigen terrein. Het parkeren kan geconcentreerd worden opgelost aan de oostzijde van het terrein, aansluitend op het parkeerterrein van het winkelcentrum Paddepoel. Daarmee kan het bouwplan voorzien in parkeren op eigen erf. Echter, er wordt nadrukkelijk bekeken of uitwisseling van parkeren met naastgelegen percelen in deze zone mogelijk is. Dat biedt kansen om de kwaliteit van de openbare ruimte te vergroten.

Openbaar vervoer

De omgeving van het bouwplan zo vlakbij het winkelcentrum heeft een uitstekende ontsluiting met het openbaar vervoer. Met de bus kunnen zowel het Noorderstation als het centraal station in Groningen snel worden bereikt. In de directe omgeving van het plangebied wordt volgens de huidige plannen een busbaan aangelegd. Het tracé loopt via de Zonnelaan en de Eikenlaan tussen stadscentrum en Zernike. De bereikbaarheid van de locatie en omstreken wordt hierdoor alleen nog maar nog verder verbeterd.

Fietsstructuur

We onderscheiden het hoofdnetwerk, gericht op de snelle en doorgaande fietser, en het basisnetwerk, dat ontsluitend en fijnmazig is (Fietsstrategie Groningen 2015-2025). De omgeving van het bouwplan heeft uitstekende fietsverbindingen met zowel het centrum van Groningen en de omringende wijken, waaronder Zernike, Vinkhuizen en Selwerd, als met het buitengebied.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden / omgevingsaspecten

4.1 Duurzaamheid, energie en leefomgevingskwaliteit

Duurzame ontwikkeling is ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden, zonder het

vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen.

Beleidskaders  

De raad van de gemeente Groningen heeft in 2007 het 'Beleidskader duurzaamstestad.nl' en de

'Routekaart Groningen Energieneutraal' vastgesteld. Hierin is uitgewerkt hoe in Groningen duurzame ontwikkeling concreet gemaakt wordt. In 2011 is de Routekaart geactualiseerd in het 'Masterplan Groningen Energieneutraal' en in het bijbehorende uitvoeringsprogramma 'Groningen geeft energie'. In deze documenten is het onderdeel energie verder uitgewerkt. In juni 2012 zijn de 'Visie op de ondergrond' en de 'Warmtevisie Groningen duurzaam warm' door de raad vastgesteld. In deze visies wordt ook de ruimtelijke component wat betreft duurzame ontwikkeling verder ingevuld.

Energie  

In een bestemmingsplan kunnen alleen ruimtelijk relevante aspecten van energie worden gereguleerd. Een bestemmingsplan regelt namelijk alleen het gebruik van de (boven- en onder)grond, (oppervlakte)water en de opstallen en bepaalt de functies en daarmee de bouwmogelijkheden. Het bestemmingsplan fungeert als toetsingskader voor omgevingsaanvragen voor bouw, aanleg of sloop. Het gebruik van zonnepanelen en zonneboilers op gebouwen is in een groot aantal situaties mogelijk zonder vergunning. Het is wenselijk dat rekening gehouden wordt met een dakoriëntatie die maximaal geschikt is voor de opwekking van zonne-energie en met groene daken nu of in de nabije toekomst.

Voor Polaris betekent dit concreet het volgende. Polaris zal aangesloten worden op warmtestad. Daarnaast zal het gebouw zeer goed geïsoleerd worden (zowel gevels als beglazing) en zal onderzocht worden of er mogelijkheden bestaan om groene daken toe te passen en waar mogelijk zonnepanelen.

Leefomgevingskwaliteit

De leefomgevingkwaliteit vormt een belangrijk onderdeel van de totale afweging inzake ruimtelijke plannen binnen de gemeente. Naast de milieukwaliteiten, zoals onder andere geluidhinder, fijnstof, externe veiligheid en bodemkwaliteit maken groen, water en ecologie onderdeel uit van de leefomgevingkwaliteit. Hieraan wordt in andere paragrafen aandacht besteed. Daar waar nodig zijn onderzoeken verricht.

Ladder duurzame verstedelijking

Het Rijk benadrukt vraaggericht programmeren en realiseren en het zorgvuldig benutten van de

ruimte. Om dit te bereiken schrijft het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voor om in de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt de zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' of 'duurzaamheidsladder' te doorlopen. Deze ladder is een proces- vereiste. Dit houdt in dat bij ruimtelijke besluiten moet worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik. De ladder bestaat uit de volgende opeenvolgende treden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit trede a blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre die behoefte kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten;
  • c. indien uit trede b blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet (geheel) binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende vervoersmiddelen, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

In paragraaf 3.2 is beschreven hoe de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte en ook qua locatie past binnen het gemeentelijk beleid, waarin wordt gestreefd naar kwalitatief goede jongerenhuisvesting. Circa 60% van de jongeren in de stad heeft een verhuiswens, waarbij ze vooral op zoek zijn naar meer ruimte en privacy. Daarnaast heeft de gemeente de wens om door middel van het toevoegen van grootschalige projecten de bestaande particuliere woningvoorraad te ontlasten voor wat betreft kamerverhuur. De ontwikkeling zal plaatsvinden in bestaand stedelijk gebied en vrijwel op dezelfde plek als het te vervangen bestaande gebouw: het betreft een herstructurering van wijkcentrum Paddepoel.

4.2 Archeologie

Inleiding

Vanaf 1 september 2007 dient elk bestemmingsplan een archeologische paragraaf te bevatten waarin duidelijk wordt gemaakt welke archeologische waarden zich binnen het gebied bevinden of welke er te verwachten zijn. Daarnaast vermeldt de archeologische paragraaf de benodigde voorschriften om de (eventueel) aanwezige archeologische resten te beschermen.

Ondergrond en landschappelijke kenmerken van het bestemmingsplangebied

Het plangebied lag in het stroomdal van de (Drentsche) Aa. Deze meanderde waterloop stroomde vanuit Drenthe, langs de stad richting het noorden. Nabij de Selwerderhof vloeide de Aa samen met de Hunze, die op haar beurt weer afwaterde in de Waddenzee/Noordzee. Soms verliep de stroomrichting echter in tegenstelde richting, waarbij zeewater het gebied instroomde en er klei werd afgezet. Hierdoor ontstond ten westen, noorden en oosten van de stad een kweldergebied met een kleipakket van soms enkele meters dik. Vanaf de late middeleeuwen nam de invloed van de zee in dit gebied af, waarna het in gebruik werd genomen als landbouwgrond. In de jaren '60 is de huidige wijk Paddepoel aangelegd, ten behoeve waarvan de ondergrond circa 60 cm is opgehoogd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP660PolarisGV-gv01_0010.png"

Kaart van Clingenborg met daarop de geconstrueerde loop van de Aa

Resultaten uit eerder archeologisch onderzoek

Om zich tegen het water te beschermen, woonde men vanaf de ijzertijd op verhogingen in het landschap. Soms koos men hiervoor natuurlijke verhogingen zoals oeverwallen. In andere gevallen wierp men een kunstmatige verhoging op, een zogenaamd 'podium'.

Een voorbeeld van zo'n podium is in 1964 ter hoogte van de huidige Ossehoederstraat-Hagedisstraat opgegraven. In de ijzertijd lag daar een door sloten omgeven erf aan een voormalige meander van de Aa. Op deze locatie, beter bekend als 'Paddepoel I', hebben waarschijnlijk enkele gebouwen gestaan. Ook op de locatie Bessemoerpark zijn bij archeologische onderzoeken resten van een nederzetting uit de ijzertijd aangetroffen. In dit gebied waren tevens oude waterlopen en oeverwallen aanwezig, die mogelijk hoorden bij een loop van de Aa of een rivier die daarin uitkwam. Ter hoogte van het voormalige buurthuis 'De Trefkoel' zijn op een oude oeverwal enkele stenen gevonden, die lijken te wijzen op menselijke activiteiten op deze plek, mogelijk tijdens de Romeinse tijd.

Op deze locaties en bij andere onderzoeken in de omgeving zijn naast de genoemde bewoningssporen ook zogenaamde vegetatie-/brandlaagjes aangetroffen. Deze dateren uit de ijzertijd/Romeinse tijd en waren het gevolg van het periodiek afbranden van de oude vegetatie. Vermoedelijk werd dit gedaan ten behoeve van jonge aanwas voor het vee. Voorbeelden hiervan zijn van meerdere locaties rondom de stad bekend. Sporen van bewoning gedurende de vroege middeleeuwen zijn in dit gebied schaars, mogelijk als gevolg van de toegenomen vernatting van de omgeving. Pas vanaf de late middeleeuwen is het gebied (opnieuw) verkaveld en gebruikt als landbouwgrond. Uit deze periode en uit de nieuwe tijd dateren onder meer enkele sloten en kuilen.

De exacte loop van de meanderende Aa in en om het bestemmingsplangebied is niet nauwkeurig te reconstrueren. Mogelijk zijn de laatste delen ervan gedempt of omgevormd tot kavelsloten toen halverwege de 13de eeuw het Reitdiep is gegraven. Op de minuut van 1821-1832 is een aantal afwijkende, slingerende sloten te herkennen waarvan wij, dankzij het onderzoek uit 1964, kunnen aannemen dat deze een overblijfsel zijn van de voormalige Aa-loop. Aan de hand van deze gegevens kan de voormalige meander van de Aa bij benadering worden gereconstrueerd.

Onderzoek locatie Pleiadenlaan Polaris

Voor de inventarisatie en waardering van de archeologische resten op de locatie Polaris zijn tot dusver een booronderzoek en een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Daarbij zijn in zeven van de negen geslaagde boringen de resten van een opgevulde geul, mogelijk de voormalige A, aangetroffen. Uit de aanwezigheid van twee oude vegetatiehorizonten boven de geulvullingen aan met name de oostzijde van het terrein kan worden geconcludeerd, dat de geul op deze plek al in de ijzertijd/Romeinse tijd was opgevuld. De A zal dus ergens in de wijdere omgeving hebben gestroomd. Bij het proefsleuven- onderzoek is tevens een greppel waargenomen, die door de onderste vegetatiehorizont was gegraven, maar werd afgedekt door de bovenste. Uitgaande van dit gegeven was het terrein in de ijzertijd/ Romeinse tijd door mensen in gebruik, al zijn er vooralsnog geen directe aanwijzingen voor een nederzetting op deze plek. Deze zal ergens in de omgeving hebben gelegen.

Tot de jongere sporen behoren een oost-west lopende (kavel)sloot en een oude bouwvoor. Deze horen bij de periode, beginnend in de late middeleeuwen, waarin dit gebied in gebruik was als landbouwgrond. Pas bij de aanleg van de nieuwbouwwijk zijn deze afgedekt door de eerder genoemde ophogingslaag. Daarmee zijn de sloot en de bouwvoor archeologisch gezien van minder belang.

Verwachting en bescherming van de archeologische waarden

Omdat langs de westzijde alleen de resten van een oude opgevulde geul zijn aangetroffen, is verder archeologisch onderzoek op deze plek niet noodzakelijk. Het toekomstige archeologische onderzoek concentreert zich met name op de oostzijde van het terrein, waar de resten uit de ijzertijd/Romeinse tijd zijn aangetroffen. Het gaat daarbij om beide vegetatiehorizonten en de greppel. Bij grondverstoringen in dit gebied dient daarom nader archeologisch onderzoek plaats te vinden. Om die reden is daar de dubbelbestemming Waarde Archeologie-2 gelegd. Rekening houdend met de diepte van de archeologisch interessante sporen, kan de geldende verstoringsdiepte worden bijgesteld. Dat betekent dat voor bodemingrepen dieper dan 1 meter beneden maaiveld èn een oppervlak van meer dan 200 m² een archeologisch onderzoek moet plaatsvinden.

Algemeen geldt dat wanneer onverhoopt archeologische resten worden aangetroffen op de vrijgegeven terreinen en daarbuiten, de vinder op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet direct melding dient te doen bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of de gemeentelijk archeoloog (tel.nr.: 050-3678111).

4.3 Ecologie

Algemeen

In het stedelijk gebied levert de natuur een belangrijke bijdrage aan het leefmilieu en aan de beleving ervan door de mensen, die er wonen en werken. In toenemende mate wordt daarom bij het ontwerp en de inrichting van plannen rekening gehouden met de noodzakelijke voorwaarden voor de leefomgevingskwaliteit. De aanwezigheid van dieren en planten in de stad is vooral mogelijk dankzij water- en groenstructuren (de stedelijke ecologische structuur), die onderling en met het landschap buiten de stad verbonden zijn. De samenstelling en de mate van samenhang in deze ecologische structuren bepalen de vitaliteit van de stedelijke natuur. Losse groen- en waterelementen kunnen een ecologische functie hebben wanneer ze voldoende groot zijn en voldoende rust hebben gekregen om zich te kunnen ontwikkelen. Door middel van aangepast beheer en zo nodig zorgvuldig ontwerp kan de ecologie in de stad versterkt worden. Zelfs het stedelijke en stenige milieu biedt specifieke kenmerken en kansen voor verschillende planten en dieren. De vastgestelde doelsoortennota's bieden hiervoor de potentie en ambitie. De huidige ontwikkeling biedt kans om de duurzame en ecologische ambities van het gemeentebestuur op deze plek zichtbaar te maken.
Voor deze locatie geldt de doelsoortennota: 'Stenige biotopen stedelijk gebied'.

Plangebied

Het plangebied ligt in de noordwestelijke wijk Paddepoel. Oostelijk hiervan ligt de belangrijke stedelijk ecologische zone Park Selwerd/Bessemoerpark. De zuidelijk gelegen, direct aangrenzende waterpartij verbindt de planlocatie met deze door de raad vastgestelde stedelijk ecologische zone.

Het gebied is stenig en het winkelcentrum en directe omgeving worden intensief gebruikt. Natuurwaarden zijn daarom laag. Uit analyses van TNO blijkt bovendien dat de huidige omgeving een hitte-eilandeffect van 12,8 graden Celsius genereert. Daarmee heeft de locatie stedelijk de hoogste score.

Ontwikkelingsmogelijkheden

Het stedelijk ecologisch beleid richt zich niet alleen op het behouden en versterken van ecologische waardevolle gebieden en het opheffen van knelpunten, maar ook op het stedelijke milieu in het algemeen. Het uitgangspunt voor deze locatie is daarom het ontwikkelen en inrichten van stedelijke biotopen conform het doelsoortenbeleid Stenige biotopen.

Dit wordt bereikt door:

  • 2. behoud en ontwikkeling van de direct aansluitende waterpartij, onder andere door afkoppeling van regenwater;
  • 3. waar mogelijk dak- en gevelvegetaties toepassen met inheemse soorten met nectaraanbod en nestgelegenheid;
  • 4. faunavoorzieningen toepassen voor vogels (circa 100 inbouwgevelneststenen; met name voor gierzwaluw, huismus, roodstaart en vleermuizen).

Voor het plangebied zijn voor de verschillende biotopen specifieke doelsoorten vastgesteld. Voor deze doelsoorten wordt verwezen naar de nota 'Stenige biotopen stedelijk gebied'.

Conclusies in het kader van de Vogelrichtlijn en Flora- en Faunawet

Door middel van een quickscan en zonodig nader onderzoek dienen ruimtelijke ontwikkelingen getoetst te worden aan de Flora- en Faunawet en aan het stedelijke ecologische beleid.

Voor het gebied is een quickscan gemaakt en er is vervolgonderzoek gedaan (zie de bijlagenbundel bij dit bestemmingsplan, bijlage 1).
Het onderzoeksrapport 'Onderzoek vleermuizen en steenmarter voor sloop van Pleiadenlaan 8 in Groningen' (29 september 2016) bevat een verslag naar een nader onderzoek naar verblijfplaatsen van vleermuizen volgens het vleermuisprotocol, een het onderzoek naar verblijfplaatsen van de steenmarter.
De conclusies van dit onderzoek zijn:
• Er zijn geen verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen de bebouwing binnen het plangebied.
• Het plangebied bevat geen andere belangrijke functies voor vleermuizen.
• Er zijn geen verblijfplaatsen van de steenmarter aangetroffen.

Dit betekent dat er geen ontheffing nodig is van de Flora- en Faunawet.

Het plangebied heeft in bestemmingsplan Pleiadenlaan-oost 1 de bestemming Dienstverlening en in het voorliggend plan is dit de bestemming Wonen.
De afstand tot de Ecologische Hoofdstructuur(EHS) bedraagt 1,9 kilometer. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, het Leekstermeergebied, bedraagt ongeveer 5 kilometer. Bovendien is er sprake van afscherming door bestaande bebouwing. Knelpunten met de EHS of de Natuurbeschermingswet 1998 zijn daarom niet aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP660PolarisGV-gv01_0011.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP660PolarisGV-gv01_0012.jpg"

4.4 Water

Beleid

Het waterbeleid voor Groningen is vastgelegd in 'Waterwerk' het Groninger water- en rioleringsplan 2014-2018. Daarnaast wordt gewerkt volgens de stedelijk wateropgave van het waterschap Noorderzijlvest en Hunze en Aa's.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP660PolarisGV-gv01_0013.png"

Waterbeleid

Bij planvorming wordt in een vroegtijdig stadium overleg met waterbeheerders gezocht (Watertoets). In het kader van de watertoets zal nadere uitwerking van de principes van afwatering en ontwatering in relatie tot de waterkwaliteit en de waterkwantiteit plaats moeten vinden in overleg met de waterbeheerder. De locatie valt binnen het beheergebied van Waterschap Noorderzijlvest. Het waterschap vervult een adviserende en toetsende rol.

Openbare ruimte

Waterstructuur huidige situatie
Het plangebied heeft een peil van -0,83 m NAP en staat in verbinding met de watergangen in Selwerd die een afvoer hebben op het Van Starkenborghkanaal. Dit kanaal maakt onderdeel uit van de Electraboezem (3de schil) en heeft een peil van -0,93 m NAP.

In droge periodes en om het stedelijk water door te spoelen kan gebruik worden gemaakt van de inlaat aan het Reitdiep, ter hoogte van de Voermanhaven. Het Reitdiep heeft een peil van +0,53 m NAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP660PolarisGV-gv01_0014.png"
Huidige waterstructuur

Waterberging

In het gebied is voldoende waterberging aanwezig om het neerslagoverschot dat tijdens het klimaatscenario T=100+10% optreedt te bergen. De lagere delen in het gebied lopen geen risico op wateroverlast. In de navolgende figuur is de ligging van deze kritieke punten weergegeven (Bron Stedelijke Wateropgave).

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP660PolarisGV-gv01_0015.png"
Kritieke punten

Water en riolering bij ontwikkelingen

Bij ontwikkelingen in het gebied moet rekening gehouden worden met de gevolgen van het toepassen van verhard en bebouwd oppervlak. Door deze verstedelijking komt regenwater sneller tot afstroming. Voor het bestaande watersysteem betekent deze toename een extra belasting: er moet meer water worden geborgen. Hiervoor wordt door de waterschappen een compensatie in de vorm van oppervlaktewater vereist.

Als vuistregel wordt een compensatie van 10% van de toename van het verhard en / of bebouwd oppervlak in de vorm van oppervlaktewater geëist, mits de toename van het verhard oppervlak meer dan 750 m2 bedraagt. Als de toename van het verharde oppervlak minder dan 750 m2 bedraagt is in de regel geen compensatie nodig.

Aangezien er voor de nieuwbouw geen water wordt gedempt en er geen toename van verharde oppervlak zal zijn, zal er geen compensatie plaats hoeven te vinden.

Het water moet indien mogelijk vertraagd afvoeren op de bestaande vijver naast het plangebied.

De aanleg van een vegetatiedak/groene daken kan, afhankelijk van de uitvoering, een bijdrage leveren aan het vertraagd afvoeren van regenwater. Het vegetatiedak gebruikt water voor de groei van de beplanting, het bergt enig water en, afhankelijk van de uitvoering, voert het vervolgens vertraagd af. Ecologisch gezien biedt dit ook de nodige voordelen: meer ruimte en ontwikkeling voor insecten, vogels en andere flora en fauna.


Een ander nadeel van de verdere verstedelijking is dat geen regenwater in de bodem verdwijnt. Door de hiermee gepaard gaande grondwaterstanddaling kan een verdroging van de ondergrond optreden. Dit is voor met name de bomen en het overige groen nadelig. Door de toepassing van bijvoorbeeld infiltratievoorzieningen, zoals waterdoorlatende of -passerende bestrating, wordt water geïnfiltreerd. Door toepassing van deze systemen kan ook water geborgen worden. De plaatselijke grondslag moet duidelijk maken of deze toepassingen gebruikt kunnen worden.
De vijver in het plangebied heeft tamelijk steile oevers en is voorzien van een houten beschoeiing. Wanneer de mogelijkheid zich voordoet, zouden meer natuurlijke oevers kunnen worden aangelegd zodat er meer berging ontstaat. Daarnaast zorgt het riet voor de filtering van het water en ontstaat er een beter leefgebied voor de aquatische ecologie.

Bodem
Het plangebied is grotendeels gelegen op een laaggelegen zandrug, deels afgedekt met klei en veen. Deze bovenlaag houdt over het algemeen veel water vast, waardoor het gebied in periodes met veel neerslag snel als nat wordt ervaren. De noordkant van het gebied is grotendeels opgehoogd met grond waarvan de samenstelling niet bekend is.

De drooglegging is de afstand van het oppervlaktewaterpeil tot aan de bovenzijde van het maaiveld. De ontwateringsdiepte is de afstand van de grondwaterstand tot aan het maaiveld. Het verschil tussen de drooglegging en de ontwateringsdiepte wordt veroorzaakt door de opbolling van het grondwater tussen de watergangen.
afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP660PolarisGV-gv01_0016.jpg"
Ontwateringsdiepte

De ontwateringsdiepte moet bij wegen minimaal 0,80 m zijn, bij bomen minimaal 1,00 m en bij gebouwen minimaal 0,20 m beneden de afdekking van de bodem van de kruipruimte. Bij kruipruimteloos bouwen moet deze afstand minimaal 0,20 m beneden de fundering zijn. Op dit moment zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om een uitspraak te doen over de ontwateringsdiepte in dit gebied.

In onderstaande tabel staat de drooglegging van dit gebied weergegeven.

Gebied   Waterpeil   Laagste maaiveld   Drooglegging  
Plangebied Polaris
 
-0,83 m NAP   +0,83 m NAP
 
1,66 m
 

Bron maaiveldhoogte: Actueel Hoogtebestand Nederland -2

Gesteld kan worden dat de huidige drooglegging binnen het plangebied voldoet aan de norm van 1,20 m. Bij de inrichting van het gebied moet rekening worden gehouden met plaatselijk verhoogde waterstanden door opbolling van het grondwater. Hierbij dient met voldoende drainage-afvoer, een geschikt bouwpeil en een geschikte bouwwijze (bijvoorbeeld kruipruimteloze bouw) rekening te worden gehouden.

Riolering

Langs de Pleiadenlaan, aan de kant van het plangebied (bij punt A, zie de afbeelding hierna), ligt op een diepte van circa 2,50 m een gemengd riool met een diameter van 500/750. Dit riool voert zowel regenwater als vuilwater af richting het moerriool in de Zonnelaan. Dit moerriool heeft een overstort aan de zuidkant (B) van de vijver, waarop het zijn water kan lozen op momenten van hevige regenval wanneer het zijn maximale afvoercapaciteit heeft bereikt.
Bij de toekomstige ontwikkelingen in het plangebied moet rekening worden gehouden met de ligging van het riool langs de Pleiadenlaan. De afstand van de rioolstrengen uit de gevels van de bebouwing dient groter of gelijk te zijn aan de gronddekking op de leiding plus de leidingdiameter.
De vuilwaterafvoer van de bebouwing in het plangebied kan worden aangesloten op deze leiding.
Het regenwater dient gescheiden te worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. Om stilstaand water te voorkomen zou men zoveel mogelijk het regenwater aan het einde van de vijver moeten lozen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP660PolarisGV-gv01_0017.png"
Situatie bestaande riolering

Bouwmaterialen
Ten behoeve van de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater moet er bij de bouw van de gebouwen naar gestreefd worden geen materialen te gebruiken die milieuverontreinigend zijn zoals lood, zink en koper. Ook bepaalde bitumen en behandeld hout logen milieugevaarlijke stoffen uit welke via het regenwater in het oppervlaktewater terecht kunnen komen.

Het toepassen van vegetatiedaken is een prima middel om regenwater vast te houden en vertraagd af te voeren. De vegetatie neemt vocht op, bergt water en gebruikt op die manier water. Tevens verdampt het water door zon en wind. Bij hevige neerslag zal het water minder snel tot afstroming komen. Ook dit kan een bijdrage leveren in de compensatie van de toename van het verhard en bebouwd oppervlak. Daarnaast isoleren de groene daken in de zomer. Door het verdampingsproces in de grondlaag wordt voorkomen dat het dak te veel opwarmt. Op deze wijze kan bespaard worden op energieslurpende voorzieningen zoals airco's en dergelijke.

4.5 Zon en schaduw

Er is op 19 april 2016 een driedimensionaal computermodel opgesteld van de bebouwing in de omgeving, waarin het ontwerp is geplaatst. In het computermodel is een schaduwberekening gemaakt op vier momenten in het jaar: 21 maart (wintertijd), 21 juni (hoogste punt van de zon), 21 september (zomertijd) en 21 december (laagste punt van de zon). De stand van de zon is op 21 maart en 21 september gelijk, reden waarom de afbeeldingen van die data zijn samengevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP660PolarisGV-gv01_0018.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP660PolarisGV-gv01_0019.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP660PolarisGV-gv01_0020.png"

Op zes tijdstippen, te weten 8:00/9:00 uur, 10:00/11:00 uur, 12:00/13:00 uur, 14:00/15:00 uur, 16:00/17:00 uur en 18:00/19:00 uur is de schaduwwerking berekend. Bij de beoordeling van de uitkomsten van het bezonningsonderzoek is de TNO-norm gehanteerd. Volgens de TNO-norm moet er in de periode van 19 februari tot en met 21 oktober van een jaar elke dag minimaal twee uur zonlicht in een woning zijn. Uit het bezonningsonderzoek blijkt, dat er in de herfst/winter/lente gedurende korte tijd schaduw valt op de woningen aan de noordwestzijde van de kruising Pleiadenlaan - Zonnelaan. Deze situatie geldt gedurende de ochtend van circa 8:00 - 10:00 uur. Verder wordt er geen hinder van de schaduw ervaren, doordat de meeste woningbouw aan de zuidzijde van het project staat.

4.6 Wind

Een windhinderonderzoek is uitgevoerd met doel het bepalen van het te verwachte windklimaat rondom en op de terrassen van de nieuwbouw Polaris te Groningen (zie de bijlagenbundel bij dit bestemmingsplan, bijlage 2).

De Nederlandse norm 8100 'Windhinder en windgevaar in de gebouwde omgeving' geeft richtlijnen voor de realisatie van buitengebieden met een goed windklimaat (paragraaf 2.1). Tevens mag zich in dergelijke gebieden volgens deze norm slechts een beperkt risico op windgevaar voordoen. De norm stelt dat de overschrijdingskans van de drempelsnelheid van de wind (5,0 m/s) bepaalt in welke kwaliteitsklasse het lokale windklimaat valt. De combinatie van kwaliteitsklasse en de activiteiten die rond het gebouw plaatsvinden, levert een bepaalde waardering van dit windklimaat op. De activiteiten in het gebied rondom de nieuwbouw vallen in de categorie doorlopen.
Op basis van toetsing van de berekende resultaten wordt geconcludeerd dat het op loopniveau te
verwachten windklimaat vlakbij de nieuwbouw als goed kan worden aangemerkt (kwaliteitsklasse B en C). Deze kwaliteitsklasse is acceptabel voor een doorloopgebied.
Er is geen kans op windgevaar.

Op basis van de toetsing van de resultaten aan de norm het kan geconcludeerd worden dat het
windklimaat rondom de nieuwbouw Polaris voldoet aan de toetsingscriteria voor een doorloopgebied zoals genoemd in de norm NEN8100 'Windhinder en windgevaar in de gebouwde omgeving' zonder dat aanvullende maatregelen nodig zijn. Hiermee wordt ook voldaan aan de randvoorwaarden voor een goede ruimtelijke ordening met betrekking tot windhinder en windgevaar.

4.7 Milieu

4.7.1 Bedrijven

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Wet Milieubeheer stellen regels aan de milieugevolgen die ontstaan als gevolg van bedrijfsmatige activiteiten. Het gaat daarbij om regels ten aanzien van het voorkomen of beperken van bijvoorbeeld geluidhinder, bodemverontreiniging en risicovolle situaties.
Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid tot het vestigen van inrichtingen in de categorieën 1 en 2 conform de beschrijving in 'Bedrijven en milieuzonering'. Dergelijke bedrijven zijn verenigbaar met de woonfunctie.

4.7.2 Geluid

Geluid is één van de factoren die invloed kan hebben op de beleving van de leefomgevingskwaliteit. Daarom moet er bij nieuwe ruimtelijke of verkeersontwikkelingen akoestisch onderzoek plaatsvinden om de geluidsituatie in beeld te brengen. Hierbij moet de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen worden getoetst aan de wettelijke geluidnormen. Er worden drie bronnen van geluidhinder onderscheiden: wegverkeerslawaai, industrielawaai en spoorweglawaai. Voor de situatie in dit plangebied zijn alleen wegverkeer- en industrielawaai relevant.
Het plangebied ligt binnen de geluidszone van de Zonnelaan en de Pleiadenlaan en binnen de zone van het industrieterrein Groningen-West.

Naar de geluidbelasting van de genoemde wegen en het industrieterrein is onderzoek gedaan. De bevindingen zijn vastgelegd in het 'akoestisch onderzoek woontoren Polaris' (25 april 2016; zie de afzonderlijk toegevoegde bijlage Akoestisch onderzoek). Uit dit onderzoek blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van de Zonnelaan en Pleiadenlaan op een aantal gevels de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder overschrijdt. Voor deze gevels wordt een hogere waarde aangevraagd. Het maximaal toelaatbaar geluidniveau wordt nergens overschreden, zodat er geen dove gevels nodig zijn.

Het plangebied ligt binnen de geluidszone van industrieterrein Groningen-West. Sinds het verdwijnen van de suikerfabriek is de geluidsbelasting ten gevolge van dit industrieterrein echter dusdanig laag geworden, dat het plangebied bij de vaststelling van het voorliggend bestemmingsplan aan de geluidszone wordt onttrokken.

4.7.3 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet staan luchtkwaliteitsnormen voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model.

Op 29 januari 2013 is het 'Verslag luchtkwaliteit 2011 gemeente Groningen' met de bijbehorende luchtkwaliteitskaart vastgesteld. Op deze gedetailleerde kaart is per locatie/weg aan de hand van kleuren te zien wat de concentratie van luchtverontreiniging is. Het verslag luchtkwaliteit en de luchtkwaliteitskaart zijn gebaseerd op modelberekeningen van een extern bureau en op meetgegevens van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit in Groningen. Het verslag luchtkwaliteit en de bijbehorende luchtkwaliteitskaart zijn te vinden op het internet: zie gemeente.groningen.nl/luchtkwaliteitskaart-inzien
Uit beide stukken blijkt dat in Groningen overal (ruimschoots) wordt voldaan aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen. Dit betekent, dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmering is voor het vaststellen van het uitwerkingsplan.

4.7.4 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bij voorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

Voor risicovolle inrichtingen, transportroutes en transportleidingen zijn verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Voor inrichtingen is dit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), voor transportroutes het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en voor hogedruk aardgastransportleidingen het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden. Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Bij het vaststellen van ruimtelijke plannen dient de gemeente het groepsrisico te verantwoorden.

De Omgevingsdienst Groningen heeft voor het bestemmingsplan een risico-inventarisatie uitgevoerd (zie de bijlagenbundel bij dit bestemmingsplan, bijlage 3). Hieruit blijkt dat in de omgeving van het plangebied de provinciale weg N370 en de spoorlijn Onnen - Sauwerd aanwezig zijn. Uit nader onderzoek is echter gebleken dat aan de veiligheidsnormen wordt voldaan. Dat wil zeggen dat voor deze risicobronnen wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico, alsmede voor het plasbrandaandachtsgebied (PAG). Gezien de afstand van het plangebied tot de provinciale weg N370 zal het groepsrisico niet of nauwelijks worden beïnvloed en kan een berekening van het groepsrisico achterwege blijven. Het berekende groepsrisico voor de spoorlijn Onnen - Sauwerd wijzigt niet door het realiseren van de Polaris Woontoren.

De Veiligheidsregio Groningen concludeert dat voor het aspect bestrijdbaarheid het plangebied goed bereikbaar is en dat rondom voldoende primaire bluswatervoorzieningen aanwezig zijn. Voor het aspect zelfredzaamheid concludeert de Veiligheidsregio om de bevolking niet alleen via het bestaande WAS maar ook op een andere wijze te alarmeren (radio, NL-Alert, televisie, geluidswagen, enz.).

4.7.5 Bodem

Voor dit bestemmingsplanplan is op 20 april 2016 een inventarisatie uitgevoerd naar de aanwezigheid van gegevens over de bodemkwaliteit bij de gemeente Groningen. Daarvoor zijn de volgende aspecten beoordeeld:

  • de locaties die verdacht zijn van (ernstige) bodemverontreiniging;
  • de aanwezigheid van (ernstige) bodemverontreinigingen;
  • de locaties waar na sanering een zorgmaatregel van kracht is en mogelijke gebruiksbeperkingen liggen;
  • de diffuse bodemkwaliteit zoals vastgesteld in de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart.

De inventarisatie is gebaseerd op de op dat moment bij de gemeente beschikbare gegevens. Dagelijks worden gegevens aangeleverd en bijgewerkt. Voor een actuele situatie of voor informatie over individuele locaties wordt daarom verwezen naar https://gemeente.groningen.nl/bodemonderzoek-en-bodemsanering. Verder bestaat de mogelijkheid om op afspraak rapporten in te zien.
Voor de inventarisatie van de bodemkwaliteitsgegevens is gebruik gemaakt van de informatie zoals opgeslagen in het bodeminformatiesysteem (BIS) van de gemeente Groningen.

Het verrichten van bodemonderzoeken en het uitvoeren van eventuele saneringswerkzaamheden is een verantwoordelijkheid van de veroorzaker, de eigenaar en/of een belanghebbende.
Voor de locaties die verdacht zijn van een geval van (ernstige) bodemverontreiniging is een bodemonderzoek bij de aanvraag van een Wabo-vergunning in ieder geval noodzakelijk. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de gemeentelijke bouwverordening regelen in welke gevallen de aanvraag van een vergunning vergezeld dient te gaan van een bodemonderzoek.
Daarnaast geldt voor nieuwe bodemverontreiniging, ontstaan na 1987, een ander regiem. Op deze gevallen is de zorgplicht van toepassing. Dit betekent dat nieuwe bodemverontreiniging altijd zoveel mogelijk ongedaan gemaakt moet worden, ongeacht hoe ernstig de bodemverontreiniging is.

De toetsing van de bodemkwaliteit vindt plaats aan de normen die gekoppeld zijn aan het gebruik of de functie van de bodem. Het toekomstige gebruik betreft voornamelijk wonen en (openbaar) groen en ten dele verkeer en water.

Bodemverontreiniging kan bestaan uit bronverontreiniging of diffuse verontreiniging.

Bronverontreiniging

Eventuele bronverontreiniging wordt veroorzaakt door huidige of voormalige bedrijfsfuncties en/ of dempingen en ophogingen met verontreiniging.
Bij een geval van ernstige bodemverontreiniging zijn de functionele eigenschappen die de bodem voor mens, plant of dier heeft ernstig verminderd. Een bodemsanering is dan nodig om de locatie weer geschikt te maken voor het beoogde gebruik.

Uit de BIS- inventarisatie blijkt dat binnen het plangebied geen locaties aanwezig zijn, die verdacht zijn van een geval van (ernstige) bodemverontreiniging.

Locatie-
code  
Locatienaam   Vervolgtaak   Statusoordeel   NA1987   Categorie  
GO001402172   Zonnelaan, dempingen Paddepoel 1e gedeelte   voldoende onderzocht   Onverdacht/Niet verontreinigd   N   Demping/
ophogingen  
           
GO001403754   Zonnelaan / Pleiadenlaan, VSTI   voldoende onderzocht   Niet ernstig, licht tot matig verontreinigd   N   Overig  
GO001406121   Pleiadenlaan, groenzones achter nr. 4 - 8   voldoende onderzocht   Niet ernstig, licht tot matig verontreinigd   N   Overig  

Gegevens uit het bodeminformatiesysteem

Diffuse bodemverontreiniging

In de loop van de tijd zijn op allerlei manieren puinhoudend materiaal, kooldeeltjes en ander afval in de bodem terechtgekomen. Bewoning, bedrijvigheid en ook neerslag van luchtverontreiniging heeft op vele plaatsen de bodem belast. Dit heeft mogelijk geleid tot diffuse, niet tot een bron te herleiden, bodemverontreiniging.

De gemeente Groningen heeft voor haar gehele grondgebied een bodemkwaliteitskaart opgesteld. Deze bodemkwaliteitskaart geeft inzicht in de diffuse bodemkwaliteit.
De bodemkwaliteitskaart is onderdeel van de 'Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem'. De kaart is volgens de regels uit het Besluit Bodemkwaliteit opgesteld.
Uit de bodemkwaliteitskaart blijkt dat de verwachte gemiddelde kwaliteit binnen het plangebied, lager is dan de Achtergrondwaarde (bodemnormering Besluit bodemkwaliteit).
Bij het toepassen en hergebruik van grond dient de 'Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem' in acht genomen te worden.

4.7.6 Aardbevingsbestendig bouwen

Groningen ligt in een gebied dat door de aardbevingen getroffen wordt. Daarom houdt Lefier bij het ontwerpen van nieuwe gebouwen rekening met de impact van de aardbevingen. Hierbij wordt gebruikt gemaakt van De Nederlandse Praktijkrichtlijn (NPR) 9998 voor aardbevingsbestendig bouwen. Deze is op 18 december 2015 door het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) gepubliceerd. Met deze versie van de NPR kunnen partijen bestaande en nieuwe gebouwen robuuster maken tegen aardbevingen in het als gevolg van gaswinningen aardbevingsgevoelige gebied. Deze nieuwe NPR wordt in de toekomst waarschijnlijk opgenomen in de wettelijke voorschriften van het Bouwbesluit, zodat deze ook geldt voor nieuwbouw. De betrokken gemeenten en de provincie hebben afgesproken vanaf 1 januari 2016 ontwikkelaars te adviseren gebruik te maken van de NPR voor het toetsen van de sterkte van gebouwen. Lefier heeft het ontwerp ter toetsing aangeboden aan NAM.

4.7.7 Kabels en leidingen

In bestemmingsplannen worden uitsluitend kabels en leidingen opgenomen, die ruimtelijke relevantie
hebben en/of van belang zijn in het kader van beheer, externe veiligheid of gezondheidsrisico's. Het
gaat dan altijd om de hoofdtransportstructuur. In elk bestemmingsplangebied bevinden zich uiteraard
ook kabels en leidingen voor distributie en huisaansluitingen, maar die worden niet in het plan
opgenomen.

In het voorliggend plangebied bevindt zich de volgende leiding die als dubbelbestemming op de
verbeelding en in de regels is opgenomen: een hogedrukgasleiding van Enexis met een druk van 7 bar. Op de verbeelding is de belemmeringenstrook van de leiding (3 meter aan weerszijden) aangegeven als dubbelbestemming; binnen deze strook mag (onder meer) niet worden gebouwd (zie artikel 8). Van dit voorschrift kan worden afgeweken na schriftelijk advies van de leidingbeheerder.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan Polaris Pleiadenlaan voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor beheer en ontwikkeling van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarmee kunnen met direct recht omgevingsvergunningen worden verleend. De gekozen bestemmingen en de daarbij behorende regels geven helder aan welke functies op welke plaats zijn toegestaan.


Om de nodige flexibiliteit te waarborgen zijn tevens afwijkingsbevoegdheden opgenomen, alsmede een een wijzigingsbevoegdheid: burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de op de kaart aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd dan wel op de kaart nieuwe bouwvlakken worden aangegeven.

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform SVBP 2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) en het standaard-bestemmingsplan van de gemeente Groningen. Daarin zijn de regels gestandaardiseerd. De bestemmingsregels zijn opgemaakt in een vaste indeling en bevatten voor de bestemming Wonen achtereenvolgens: een bestemmingsomschrijving, bouwregels, nadere eisen, afwijken van de bouwregels, specifieke gebruiksregels en afwijken van de gebruiksregels.

Het bestemmingsplan is digitaal gemaakt. De digitale verbeelding is variabel in schaal doordat kan worden in- en uitgezoomd, en bezit een meetfunctie. Het digitale plan is raadpleegbaar via het internet (groningen.nl/bestemmingsplan alsook www.ruimtelijke plannen.nl). Daar zijn de digitale bestanden ook te downloaden.

De papieren (analoge) verbeelding bestaat uit één kaartblad met schaal 1:500. Deze verbeelding is getekend conform de PRABPK 2012 (Praktijkrichtlijn Analoge Bestemmingsplankaart). De verbeelding geeft in samenhang met de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied aan.

5.2 Geldende bestemmingsplannen en overige regelingen

In het plangebied vigeert momenteel bestemmingsplan Pleiadenlaan-oost 1 (nr. 520), vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 30 januari 2013. Dit plan wordt geheel door het voorliggend bestemmingsplan vervangen. Behalve bestemmingsplan Reitdiep 2012 geldt voor het plangebied de Facetherziening parkeren (nr. 557), vastgesteld op 8 juni 2016, in werking getreden op 4 augustus 2016. Deze regeling is in het voorliggend plan opgenomen.

5.3 Geconsolideerde versie

Zoals in paragraaf 1.2 al is aangegeven is dit de geconsolideerde versie van het bestemmingsplan Polaris-Pleiadenlaan. In deze geconsolideerde versie zijn de wijzigingen uit het facetbestemmingsplan herziening bestemmingsregels wonen 2, vastgesteld op 1 april 2020, verwerkt in één doorlopende tekst:

Hoewel deze geconsolideerde versie bedoeld is om geraadpleegd te kunnen worden als integrale regeling, is zij als zodanig niet door de raad vastgesteld en heeft dan ook geen zelfstandige rechtskracht. De in de consolidatie samengebrachte bepalingen ontlenen hun rechtskracht enkel en alleen aan hun oorspronkelijke vaststelling. Waar bepalingen in de geconsolideerde versie onverhoopt mochten afwijken van de formeel vastgestelde versie, gelden de formeel vastgestelde bepalingen.

Deze consolidatie brengt geen verandering in per plan geldende peilmomenten voor bestaande situaties en overgangssituaties. Daarom moet, waar in regels verwezen wordt naar peilmomenten en bestaande situaties, steeds gekeken worden naar de peildata van het plan waarin de in het geding zijnde regel zijn oorsprong vindt (het bestemmingsplan Polaris-Pleiadenlaan of Herziening bestemmingsregels wonen 2).

5.4 Toelichting op de artikelen

5.4.1 Artikelsgewijze toelichting

Inleidende regels

De artikelen 1 tot en met 3 bevatten achtereenvolgens de in het plan gebruikte begrippen en hun definitie, de wijze waarop moet worden gemeten en de manier van omgaan met uitmetingsverschillen.

Waar nodig zijn in deze geconsolideerde versie begrippen uit de facetherzieningen ingevoegd, waarbij vanwege technische beperkingen de oorspronkelijke nummering soms niet kon worden aangehouden

Bestemmingsregels

Onderstaande tekst is in deze geconsolideerde versie aangepast ten opzichte van het oorspronkelijk vastgestelde plan.

In de bestemmingsomschrijving van de bestemming Wonen is de functie 'wonen' vervangen door 'woningen', waarbij een woning wordt gedefinieerd als 'een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden'. Daarmee wordt bereikt dat alleen duurzame vormen van huishoudens zijn toegestaan. Kamerverhuur valt daar niet onder. Een huishouden wordt namelijk gedefinieerd als 'persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; daaronder niet begrepen kamerverhuur'. De oppervlakte van nieuwe woningen moet tenminste 50 m² zijn. Situaties waar onlangs nog een vergunning voor kleinere woningen is verleend of waarvoor projecten in de pijplijn zitten, zijn geregeld met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2'. Aan sommige locaties is de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' toegevoegd. Hiermee is het aantal woningen dat kleiner is dan 50 m² vastgelegd, conform de afspraken die met ontwikkelende partijen zijn gemaakt.
Bestaande kamerverhuur en bestaand beschermd wonen blijven uiteraard wel toegestaan. Als peildatum voor 'bestaand' geldt het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan Herziening bestemmingsregels wonen 2. In de bestemmingsomschrijving van de bestemmingsplannen is opgenomen dat onzelfstandige kamerverhuurpanden mogen worden omgezet in zelfstandige woningen, mits de oppervlakte daarvan minimaal 24 m² bedraagt en het aantal huishoudens in het pand afneemt.

Een woning mag niet worden gesplitst (veranderd en/of worden vergroot tot twee of meer zelfstandige woningen). Uitzonderingen kunnen hierop worden gemaakt:
– als de splitsing is bedoeld om een meergeneratiewoning te realiseren;
- als de gebruiksoppervlakte van de te splitsen woning minimaal 140 m² is en de resulterende woningen minimaal 50 m² aan gebruiksoppervlakte hebben.
De splitsingsaanvraag wordt getoetst aan de beleidsregels terzake (zie toelichting hieronder bij artikel 11) De gebruiksregels zijn overeenkomstig bovenstaande aangepast: gebruik voor nieuwe kamerverhuur of bewoning anders dan door een huishouden is niet meer toegestaan.

Artikel 4 Groen

De bestemming Groen omvat de hoofdgroenstructuur in het plangebied. Het gaat hier om het groen langs de Zonnelaan en de Wilgenlaan.


Artikel 5 Verkeer

De bestemming Verkeer betreft de Pleiadenlaan en de Zonnelaan voor zover gelegen nabij het plangebied.

Artikel 6 Water

De bestemming Water betreft het water langs de Zonnelaan. In het water is een toegangsbrug tot Polaris geprojecteerd.

Artikel 7 Wonen

Dit artikel geeft een regeling voor de appartementsgebouwen die zijn geprojecteerd tussen Pleiadenlaan, Zonnelaan en Wilgenlaan. De woontoren van maximaal 70 meter is voorzien aan de zijde van winkelcentrum Paddepoel, een lager volume zal worden gerealiseerd ten zuiden daarvan. In het gebied is ruimte voor fietsenstallingen en, aan de oostzijde, parkeerruimte voor auto's.

Interpretatieve gebruiksbepalingen kunnen worden opgenomen wanneer binnen die betreffende bestemming behoefte is aan specifieke gebruiksregels of -verboden.

 

Dit bestemmingsplan bevat geen algemene procedureregels voor wijzigingsplannen. De procedure hiervoor is nu voorgeschreven in artikel 3.6 onder 5 van de Wet ruimtelijke ordening en heeft rechtstreekse werking. Dit artikel regelt dat deze procedure de weg moet volgen die is voorgeschreven in artikel 3.4 Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent een terinzagelegging van 6 weken, gedurende welke zienswijzen kunnen worden ingediend. Burgemeester en wethouders besluiten vervolgens binnen 8 weken over de vaststelling van het wijzigingsplan.

Artikel 8 Leiding - Gas

Dit artikel betreft de dubbelbestemming waarin de leidingstrook in het plangebied wordt geregeld.

Om de leiding te beschermen moet voor het bouwen een minimum afstand van 3 meter ter weers-

zijden in acht worden genomen.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 2

De dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 heeft ten doel mogelijke archeologische waarden te beschermen.

Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

De redactie van dit artikel is conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling is ervoor om te voorkomen dat dezelfde grond meer dan eens betrokken wordt in een omgevings- vergunningstoets en daarmee meer gebouwd kan worden dan is toegestaan.

Artikel 11 Verwijzing naar beleidsregels

Op grond van artikel 3.1.2 tweede lid onder a van het Besluit ruimtelijke ordening is het mogelijk om in een bestemmingsplan te verwijzen naar beleidsregels. Daarmee kan een zekere mate van flexibiliteit worden ingebouwd in een bestemmingsplan: beleidswijzigingen die worden aangebracht in beleidsregels werken dan door in het bestemmingsplan, zonder dat het bestemmingsplan moet worden gewijzigd.

Ten aanzien van kamerverhuur en woningvorming hebben burgemeester en wethouders in juli 2015 beleidsregels vastgesteld, met onder andere de omgevingstoets die eerder in deze toelichting is genoemd. Die wordt toegepast bij het toetsen van aanvragen om (binnenplanse) afwijking van het bestemmingsplan voor het realiseren van kamerverhuurpanden en zelfstandige kamers. Met dit artikel 20 wordt de koppeling gelegd met deze beleidsregels. Bij eventuele aanpassing van de beleidsregels verwijst dit artikel naar die aangepaste beleidsregels.

Artikel 12 Parkeren

In dit artikel is geregeld dat in een omgevingsvergunning voor bouwen of verbouwen in het plangebied moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor de beoogde functie. Het toetsingskader dat hierbij wordt gehanteerd zijn de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Groningen die op het moment van aanvragen van de vergunning gelden. De verwijzing naar deze beleidsregels is toegestaan op grond van artikel 3.1.2 tweede lid onder a. van het Besluit ruimtelijke ordening. In principe dient op eigen terrein in de parkeerbehoefte te worden voorzien.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

Dit artikel bevat de gebruiksregels die op alle bestemmingen van toepassing zijn.

In het voorliggend bestemmingslan zijn geen seksinrichtingen toegestaan. Reden is, dat de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders, de raad gehoord, hebben besloten seksinrichtingen te concentreren in één concentratiegebied binnen de Diepenring en in de tippelzone. Daarbuiten wordt vestiging van prostitutie-inrichtingen tegengegaan. Het gemeentelijk beleid heeft onder meer ten doel om het woon- en leefklimaat te beschermen. De strijdigheid met de woonfunctie ontstaat door de ruimtelijke uitstraling door bijvoorbeeld aanstootgevende of storende uiterlijke kentekenen, en/of door de mogelijke verkeers- en parkeeroverlast.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

Dit artikel bevat enkele afwijkingsbepalingen, die op alle bestemmingen in het plangebied van toepassing zijn. Bedoeling van de bepaling is om relatief kleine afwijkingen van het bestemmingsplan toe te staan, zowel qua omvang als qua functie.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 15 Overgangsrecht

Dit artikel regelt het overgangsrecht. De redactie is conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 16 Slotregel

Dit artikel is bedoeld voor een eenduidige vastlegging van de naam van het bestemmingsplan.

5.4.2 Toelichting regeling van vrije beroepsactiviteiten in woningen

De begrippen aan huis verbonden beroep en vrij beroep worden vaak, en ook hier, synoniem gebruikt. Het voorliggend bestemmingsplan biedt de mogelijkheid aan huis verbonden beroepen -met behoud van de woonfunctie- uit te oefenen in een woning.

In het algemeen is het verboden om, indien aan gronden en bouwwerken een woonbestemming of -functie is gegeven, deze te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de woonbestemming. Een ander gebruik dan wonen is niet toegestaan. In de jurisprudentie is echter bepaald dat het vestigen van een vrij beroep niet in strijd is met de woonbestemming, tenzij het bestemmingsplan het tegendeel bepaalt en het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de uitoefening van het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het gaat veelal om een eenpersoonsberoep.

Op grond van de definitie van aan huis verbonden beroepen in dit bestemmingsplan zijn de betreffende activiteiten (onder voorwaarden, zie hierna) in overeenstemming met de functie wonen. Voor dergelijke activiteiten in een woning is geen afwijking bij een omgevingsvergunning nodig.

Of een bepaald gebruik in overeenstemming is met de functie woondoeleinden wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

a. de aard van het gebruik

b. de omvang van het gebruik

c. de intensiteit van het gebruik

Ad a. Bij de 'aard' van het gebruik kan men denken aan een beroep welke naar zijn aard (ernstige) hinder voor zijn omgeving oplevert, of welke naar zijn aard grote verkeersproblemen zal opleveren. Het gebruik mag immers geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Het mag evenmin een onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

Ad b. Bij de 'omvang' van het gebruik is relevant of het gebruik meerdere ruimten of gebouwen in beslag neemt, welk gedeelte van het gebouw door het gebruik in beslag wordt genomen, hoeveel vierkante meter het gebruik in beslag neemt.

Ad c. Bij de 'intensiteit' van het gebruik kan worden gedacht aan frequent of incidenteel gebruik.

Als nu blijkt dat het gebruik aldus een uitstraling heeft welke niet te rijmen valt met de gelegde woonbestemming, dan is het gebruik strijdig met de woonbestemming (zie ARRvS, AB 1993/163).

Onder een 'vrije beroepsbeoefenaar' wordt verstaan: 'iemand die wordt gevraagd om zijn individuele, persoonlijke kwaliteiten, die in het algemeen op artistiek of academisch/HBO-niveau liggen'. In de praktijk is het onderscheid moeilijk aan te geven. Bij vrije beroepen valt te denken aan: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundig architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar, logopedist, makelaar, medisch specialist, notaris, oefentherapeut, Cesar/Mensendieck, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tandarts-specialist, (al dan niet beëdigd) tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige.

Hoofdstuk 6 Participatie, inspraak en overleg

6.1 Participatie

Er is voldaan aan het bepaalde in artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening door middel van een kennisgeving van het voornemen tot het maken van het voorliggend uitwerkingsplan op 16 maart 2016. Gezien het stadium waarin het plan op dat moment verkeerde, zijn toen geen stukken ter inzage gelegd, is toen evenmin gelegenheid geboden zienswijzen omtrent het voornemen naar voren te brengen en zijn onafhankelijke instanties niet in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het voornemen.

Over de huidige planontwikkeling hebben woningstichting Lefier en gemeente een drietal gesprekken gevoerd met de Wijkraad Paddepoel (Werkgroep Duurzaamheid en Bouwen). In een eerste gesprek op 1 maart 2016 zijn de wensen van de Wijkraad voor deze locatie geïnventariseerd. Op 30 maart jl. vond een tweede gesprek met de Werkgroep van de Wijkraad plaats, waarin een presentatie is gegeven van de ontwerprichtingen. De Wijkraad heeft hier positief op gereageerd. Daarbij is ook in alle openheid gesproken over de wensen van de Wijkraad, Lefier en de gemeente om in dit ontwerp te verwezenlijken. Er bleek een groot aantal gezamenlijke uitgangspunten en wensen te zijn die in de planontwikkeling worden meegenomen, zoals duurzaamheid, versterken van de groenkwaliteit langs het water aan de Wilgenlaan, ontwikkeling van een verblijfsgebied. Ook is de gezamenlijke ambitie uitgesproken voor de totstandkoming van een goede ruimtelijke samenhang tussen Polaris en andere ontwikkelingen langs de Pleiadenlaan. Op 19 mei jl. is in een derde overleg de verdere uitwerking van het ontwerp voor Polaris gepresenteerd. Ook is gesproken over de vertaling van deze planontwikkeling in een voorontwerp bestemmingsplan, de planning van de bestemmingsplanprocedure en over wanneer de omgeving over de plannen zal worden geïnformeerd.

6.2 Inspraak

Op 7 juni 2016 is het voorontwerp-bestemmingsplan Polaris Pleiadenlaan vrijgegeven voor inspraak en vooroverleg. De formele inspraakperiode van vier weken is van start gegaan op 23 juni 2016 na een advertentie in de Gezinsbode. Het betrof een inloopbijeenkomst d.d. 30 juni 2016 en schriftelijke en digitale inspraak.

Tijdens de inspraaktermijn van vier weken zijn geen schriftelijke inspraakreacties ingediend.

Op de inloopbijeenkomst waren plm. 15 bezoekers aanwezig. Zij reageerden overwegend positief op de voorgenomen ontwikkeling. De volgende punten kwamen naar voren.

  • Een aantal bezoekers noemt het wenselijk om de ontwikkeling van Polaris af te stemmen op die van het nabijgelegen project voor de voormalige UWV-locatie aan de Pleiadenlaan. Voorts wordt het belang van groen genoemd. Lefier en de gemeente hebben verduidelijkt dat uitbreiding van de groenstrook één van de uitgangspunten van het plan is. Tevens wordt er gekeken of groene gevels en groene daken tot de mogelijkheden behoren.
  • Er is aandacht gevraagd voor energiezuinigheid van het gebouw.
    In verband hiermee is paragraaf 4.1 aangevuld met de volgende tekst: Polaris zal aangesloten worden op warmtestad. Daarnaast zal het gebouw zeer goed geïsoleerd worden (zowel gevels als beglazing) en zal onderzocht worden of er mogelijkheden bestaan om groene daken toe te passen en waar mogelijk zonnepanelen.
  • Enkele bewoners vragen zich af of er in de wijk genoeg aandacht voor senioren is.
    Op de nabijgelegen UWV-GAK-locatie zal door Nijestee voor zowel starters als ouderen een woontoren worden gerealiseerd. Overigens is de vraag naar ouderenwoningen boven de sociale huurgrens in Paddepoel gering. In het woonwensenonderzoek van 2014 komt de vraag niet naar voren.
  • In antwoord op vragen over de mogelijkheid tot koop van een appartement in Polaris heeft Lefier kenbaar gemaakt dat dit niet mogelijk is.

6.3 Overleg

In het kader van het vooroverleg is het bestemmingsplan toegezonden aan de bij het plan betrokken instanties. Daarop is gereageerd door de provincie, waterschap Noorderzijlvest, de Gasunie en de Veiligheidsregio Groningen. Het bestemmingsplan geeft deze instanties geen aanleiding tot inhoudelijke opmerkingen over het bestemmingsplan. De overlegreacties zijn als afzonderlijke bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd (zie de bijlagenbundel bij dit bestemmingsplan, bijlage 4).

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid / exploitatie

De geprojecteerde ontwikkeling betreft een particulier initiatief van Lefier en zal op eigen grondgebied plaatsvinden. Voor deze ontwikkeling vindt overdracht van een stukje gemeentegrond aan Lefier plaats. Uit het project vloeien geen financiële consequenties voor de gemeente voort. De te maken kosten worden gedekt door de leges en door kostenverhaal op grond van een exploitatie-overeenkomst met Lefier. Er zijn geen inrichtings- of faseringseisen e.d. zoals bedoeld in artikel 6.12 Wro nodig. Dit betekent dat van een exploitatieplan wordt afgezien: de kosten worden op andere wijze verzekerd en het stellen van verdere eisen via een dergelijk plan is niet nodig.