direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Cortinghborg geconsolideerde versie
Status: geconsolideerd
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP587CortinghborGV-gv01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Het voormalige sportpark De Hoogte ligt er op dit moment verlaten bij. De sportvelden hebben hun functie verloren sinds een nieuw sportcomplex aan de andere kant van de ringweg is geopend. Hierdoor is er de mogelijkheid tot uitbreiding van het stedelijke areaal aansluitend op de bestaande buurt De Hoogte. Om deze reden heeft woningbouwcorporatie De Huismeesters op 30 juni 2008 een verzoek tot vrijstelling ingediend voor het mogen realiseren van een woningbouwproject ter plaatse. Inmiddels is voor de zuidelijke helft van de locatie een bouwvergunning verleend. Het betreft 97 laagbouwwoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP587CortinghborGV-gv01_0001.png"

Context
Het totale project voorziet van noord naar zuid in een strook woonbebouwing over de volle lengte van de locatie bestaande uit een wand van appartementen in 3 tot 5 bouwlagen met op de kruising van de twee stedenbouwkundige hoofdstructuren van ringweg en spoorlijn een hoogteaccent van circa 50 meter in 16 bouwlagen. Achter deze zone met appartementen ligt een bebouwingsstrook bestaande uit 97 grondgebonden woningen, waarvoor een bouwvergunning is verleend.

Dit project is een van de projecten uit de woningbouwmanifestatie De Intense Stad.

In De Intense Stad staan onder meer de volgende passages vermeld over de opzet van het plan.

De stedenbouwkundige opzet van het plan gaat uit van de creatie van een groene woonbuurt bestaande uit diverse woonsferen en een gedifferentieerd woningaanbod. In dit stedelijke coulissenlandschap wordt een samenhang en overgang tot stand gebracht tussen het aangrenzende tuindorp De Hoogte en het industriegebied aan de overkant van de ringweg. Ook wordt het plangebied deel van een groter verband van groene zones en bijbehorende specifieke (woon)milieus die in de directe omgeving reeds aanwezig zijn.

Het gebied wordt ontsloten door doodlopende verkeerslussen die in het verlengde van de bestaande wegenstructuur het gebied insteken. Door beplanting van de woonerven en een centraal gelegen groene strook wordt de bomenstructuur van de Poortstraat versterkt. De noordelijke begrenzing van het plan bestaat uit een langgerekt appartementengebouw langs de ringweg dat tevens in de noodzakelijke geluidswering voorziet. Het contact tussen wijk en omgeving wordt gewaarborgd door onderdoorgangen in het appartementengebouw. Aan de westzijde krijgt het appartementengebouw een bijzonder accent in de vorm van een hoogteaccent. Het appartementengebouw vormt samen met het hoogteaccent een duidelijke architectonische en stedenbouwkundige eenheid.

Het zuidelijke deel van het plan, dat bestaat uit grondgebonden woningen, sluit aan op de karaktervolle woonwijk De Hoogte. Dit gebeurt middels een voortzetting van de verkeersstructuur, de inrichting van de openbare ruimte, de verkaveling in gesloten blokken en de schaal van de bebouwing.

Bestemmingsplan Korrewegwijk / De Hoogte
In het vigerende bestemmingsplan voor de Korrewegwijk-De Hoogte van 1991 wordt de zone waarin het bouwplan valt aangegeven als een gebied voor Groen, tevens Sportvoorziening, een plek waar dus niet gebouwd mag worden. Het plan kan worden opgevat als een verdere versterking van het wonen in deze stadswoonwijk en de meest wenselijke invulling op dit terrein.

1.2 Geconsolideerde versie

Het bestemmingsplan Cortinghborg is door de raad van Groningen vastgesteld op 30-11-2011. Sindsdien zijn er 3 facetbestemmingsplannen door de gemeenteraad vastgesteld die wijzigingen in die versie hebben aangebracht. Het zijn de volgende plannen:

  • 1. Woningsplitsing, vastgesteld op 23 april 2014
  • 2. Facetherziening parkeren, vastgesteld op 8 juni 2016
  • 3. Herziening bestemmingsregels wonen, vastgesteld op 19 april 2017.

In deze geconsolideerde versie zijn de wijzigingen uit deze drie plannen verwerkt. Het gaat daarbij niet alleen om bestemmingsregels, maar ook om begripsbepalingen en algemene bepalingen. Ook de wijzigingen op de verbeelding zijn verwerkt in een geconsolideerde verbeelding. Gewijzigde teksten zijn gemarkeerd met kleur.

1.3 Begrenzing plangebied

Het plangebied wordt begrensd door de Plataanlaan aan de noordzijde, een fietspad langs de spoorbaan aan de westzijde, de Poortstraat aan de zuidzijde en de bestaande bebouwing van het Noorderpoortcollege aan de oostzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP587CortinghborGV-gv01_0002.png"

Hoofdstuk 2 Ontstaansgeschiedenis van De Hoogte

De periode tot 1940
Voordat het gebied ten westen van het Boterdiep (de huidige Bedumerweg) bebouwd werd, was de grond hoofdzakelijk in gebruik als weiland. De zware (knip)klei was ongeschikt voor het bedrijven van akkerbouw.

Het ging hier om een iets hoger gelegen gebied in een bocht van de Hunze-loop waar in de middeleeuwen het Cortinghhuis, een versterkt stenen huis, had gestaan. In 1884 werd het gebied doorsneden door de aanleg van de nieuwe spoorlijn naar Delfzijl.

In het Plan van Uitleg van 1906 was bebouwing van dit gebied nog niet opgenomen omdat het toen nog tot de gemeente Noorddijk behoorde. Na een grenswijziging kocht de gemeente in 1910 het zes en een halve hectare grote terrein aan.

In 1917 werd bij de gemeenteraad een plan ingediend voor de bouw van 417 arbeiderswoningen en vier winkels en de aanleg van 113 groentetuintjes. Dit werd zonder problemen ingewilligd. Zo kwam ver buiten de bebouwde kom het tuindorp 'de Hoogte' tot stand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP587CortinghborGV-gv01_0003.jpg"

De 'oude' Hoogte (1917-1921)
Dit gebied wordt begrensd door de Borgwal, de Noorderspoorsingel, de Poortstraat en de Bedumerweg. Hoewel het (grond)plan van 'de Hoogte' oorspronkelijk als één geheel is ontworpen, zijn binnen het gebied twee afzonderlijke deelgebieden te onderscheiden: de 'oude' Hoogte (ten oosten van de Cortinghlaan) en de 'nieuwe' Hoogte (ten westen van de Cortinghlaan).

De 'oude' Hoogte werd tussen 1917 en 1921 gebouwd. Het grondplan hiervoor was ontworpen door J.A. Mulock Houwer; de woningen werden ontworpen door de Groninger architecten A.Th. van Elmpt, B. Kazemier en P. van der Windt.

Het plan is geïnspireerd op de tuinstadgedachte. Het complex bestaat uit een vierkant, omsloten door een wand van benenden- en bovenwoningen, met op het binnenterrein eengezinswoningen. In het midden is een groot plein gesitueerd, dat volgens Mulock Houwer zou herinneren aan het plein van het Cortinghhuis, de middeleeuwse burcht die hier had gestaan.

De buurt bood een vriendelijke en vooral groene woonomgeving, passend bij de sfeer van de Tuinstadbeweging. In de straten en op het plein werden keurige gazonnetjes en rozenperkjes aangelegd, omzoomd door heggen en ijzeren hekjes. Bijna alle woningen kregen een achtertuintje. Ten zuiden en westen van de buurt werden bovendien volkstuintjes aangelegd. Langs de randen is de bebouwing overwegend twee bouwlagen hoog. In het centrum is de bebouwing lager. Het rechthoekig opgezette complex is ruimtelijk als één geheel georganiseerd en door middel van poortgebouwen, gesitueerd op de zuidoosthoek van het complex, gericht op het zuiden. Deze poortgebouwen bestaan uit een centraal deel met onderdoorgang en daarboven woningen, aan weerszijden geflankeerd door aangebouwde woningen. Dit geheel is diagonaal ten opzichte van het stratenpatroon gesitueerd en wordt op haar beurt geflankeerd door twee enkelvoudige bouwblokken, die ten opzichte van het middendeel weer 45° gedraaid zijn waardoor een voorplein ontstaat. Het blok aan de oostzijde deed vroeger dienst als politiepost. Ook het centrale plein wordt aan de noordkant afgesloten door een poort. Deze vormde als het ware de noordelijke toegangspoort tot de stad.

De 'nieuwe' Hoogte (1931-1932)
Deze uitbreiding kwam tot stand ten westen van de 'oude' Hoogte. Het grondplan omvatte twee gesloten bouwblokken die ieder een binnenterrein bevatten, bestemd voor gemeenschappelijke tuinen en speelterreinen. De 144 woningwetwoningen werden gebouwd in een verstrakte versie van de Amsterdamse Schoolstijl naar ontwerp van het Groninger architectenbureau Kazemier & Tonkens. Zowel uit het karakter van de bebouwing als uit de geringe hoeveelheid openbaar groen blijkt dat de ideeën van de Tuinstadbeweging bij de ontwerpers inmiddels aan populariteit hadden ingeboet.

De buitenwanden bestaan uit aaneengesloten bebouwing van drie bouwlagen (één beneden- en twee bovenwoningen). Op een viertal punten verspringt de rooilijn aanzienlijk (variërend van één tot zes meter), waardoor het straatbeeld aanzienlijk wordt verlevendigd. Ter plaatse van de verspringingen in de rooilijn zijn de strakke gevelwanden geaccentueerd door de doorlopende vensterstrook op de bovenste verdieping, verlevendigd door uitgemetselde lisenen (een soort verticale stroken die iets naar voren uit het gevelvlak springen) en uit het vlak gemetselde baksteenkoppen. De wat smallere Stinsstraat vormt de scheiding tussen de twee bouwblokken en fungeert tevens als verbinding met de 'oude' Hoogte, doordat zij is georiënteerd op de Cortinghschool. Op dit punt verbreedt zij zich zodat in het midden van de Cortinghlaan, voor de school, een plein is gevormd. Aan weerszijden hiervan staan eengezinswoningen. Op de hoeken van het plein en de Stinsstraat bevonden zich oorspronkelijk winkeltjes.

Ontwikkelingen na 1945 
Vanaf 1950 werd het resterende gebied tussen de spoorlijn en het Boterdiep, dat bestond uit weilanden en speel-en sportterreinen langzaam volgebouwd. Het gebied ten noorden van de Asingastraat werd grotendeels in het begin van de jaren '50 door de 'Maatschappij tot Verbetering van Woningtoestanden' bebouwd. Vanaf 1952 bouwde 'Woningstichting Concordia' aan weerszijden en ten zuiden van de Asingastraat. In 1953 werd het Boterdiep gedempt, de vaarweg van Groningen naar het noorden van de provincie, ten behoeve van het groeiende autoverkeer. Ten noorden van 'de Hoogte' werd een nieuw sportterrein aangelegd (VVK terrein) en ten noorden van de later aangelegde noordelijke ringweg en evenwijdig aan het Van Starkenborghkanaal (1938) verrees het industrieterrein 'De Hoogte'. In 1973 tenslotte werd het tracé van de spoorlijn naar Delfzijl opgehoogd en werd het nieuwe Noorderstation gebouwd na sloop van het oude gebouw.

Al snel na de oorlog waren de woningen van 'De Hoogte' dringend aan onderhoud toe. Pas in 1956 werd grootonderhoud aan 50 woningen uitgevoerd; tussen 1961-1963 volgden de overige woningen. Uiteindelijk besloot men in de jaren zeventig tot sloop maar in 1978 werd, na een jarenlange strijd van de bewoners voor behoud van de buurt, echter het besluit genomen om 'de Hoogte' te renoveren. Wel werden ruim 80 woningen gesloopt om plaats te maken voor vervangende nieuwbouw. De overige woningen werden ingrijpend gerenoveerd waarbij de karakteristieke roedenverdeling van de ramen verdween.

Hoofdstuk 3 De beoogde ontwikkeling

3.1 Beleid

Stad op scherp/Woonvisie
In de structuurvisie 'De Stad op Scherp' is aangegeven dat er voor iedereen woningen moeten zijn die voldoen aan de specifieke woonwensen en die aansluiten op de veranderde leefstijlen. Wonen in een vitale, compacte en levendige stad. Daarbij wil de visie de bestaande kwaliteiten en kenmerken van de wijken extra aandacht geven. In de bestaande stad wil de gemeente meer woningen bouwen: betaalbare woningen voor starters, maar ook voor mensen met midden en hogere inkomens. Zo probeert de gemeente hen aan de stad te blijven binden en krijgen de stad en de wijken een breder sociaal en financieel draagvlak. Het ontwikkelen van woongebied De Cortinghborg kan voor wat betreft de bestaande voorzieningen in de wijk hieraan een bijdrage leveren.

In de Structuurvisie Wonen, een uitvloeisel van de overkoepelende structuurvisie, ligt het accent op drie doelgroepen: jongerenhuishoudens, gezinnen en ouderen. Het plan voor De Cortinghborg bedient deze doelgroepen. Er is gekozen voor een combinatie van grondgebonden woningen in een vrij rustig woonmilieu geschikt voor (startende) gezinnen en appartementen voor een anoniemere stedelijke bewoning, een type waaraan bij een deel van jongere mensen wel behoefte is, maar dat niet zo voorradig is aan deze kant van de stad. Beide typen kunnen iets betekenen als nieuwe opstap in een wooncarrière van doorstromers uit de wijk. Er zal gemikt worden op mensen die op deze kant van de stad georiënteerd zijn, maar niet direct een woning van hun gading kunnen vinden, waarbij ook ouderen uit de buurt horen. Hoewel geen directe doelgroep voor dit project kunnen ouderen wel zorg en beperkte winkelvoorzieningen aan de overzijde van de Bedumerweg aantreffen.

Groene Pepers
In de Stedelijke Ecologische Structuur 2008 wordt de groenstructuur langs de ringweg (gedeelte tussen spoor en kruising Bedumerweg/ringweg aangeduid als een te ontwikkelen en te versterken groenverbinding. Dat zou kunnen door het creëren van een natuurlijke wateroever bij de te realiseren waterpartij, die noodzakelijk wordt vanwege wateropvangcompensatie als gevolg van de verharding van het gebied. Een andere mogelijkheid is om het geluidsscherm tussen bebouwing en ring te vergroenen.

Het bestaande groen langs de spoorbaan en de Poortstraat maakt onderdeel uit van de basisgroenstructuur en is als belangrijke kwaliteit in het plan opgenomen.

3.2 Inpassing in de ruimtelijk-functionele structuur

Sportpark De Hoogte, grenzend aan de Korrewegwijk
Binnen het gebied sportpark De Hoogte en de Korrewegwijk is een verschil in betekenis (orde) aan te geven tussen de verschillende openbare ruimtes (straten en pleinen). Tot de belangrijkste, eerste orde, worden gerekend die ruimtes die vorm hebben gegeven aan, en van betekenis zijn op het niveau van, de stad als geheel (hoogste schaalniveau). Dit zijn:

  • de ringweg
  • de Spoorlijn Groningen - Delfzijl
  • het Molukkenplantsoen, oorspronkelijk ringwegtracé in het plan van Berlage 1932. In de stad nog steeds herkenbaar als doorgaande, met elkaar in verband staande groengebieden die elk afzonderlijk van betekenis zijn op wijkniveau. Sportveldencomplex De Hoogte, Wijkpark Molukkenplantsoen, en het Pioenpark in de Oosterparkwijk.

Tot de tweede orde worden gerekend de doorgaande interwijkverbinding Kapteijnlaan / Sumatralaan / Asingastraat en de oorspronkelijke stedelijke radiaal, de Bedumerweg. Tot de derde orde worden gerekend die routes die binnen de wijk een buurtontsluitingsfunktie vervullen. De Borgwal heeft door zijn centrale ligging die functie. Alle overige (woon)staten zijn gelijkwaardig aan elkaar en zijn van de vierde orde.

Noordzeebrug en Ringweg
Het Van Starkenborghkanaal is aangewezen als kanaal van landelijke betekenis op het hoogste schaalniveau. Dat betekent dat in het kanaal containervervoer per schip mogelijk moet zijn in drie lagen containers op elkaar op het dek van het schip. Daarvoor moeten alle bruggen verbreed en ook verhoogd worden. Tevens worden de aansluitingen op de ringweg rond Groningen ongelijkvloers gemaakt. Tenslotte wordt de toegestane snelheid op deze plek 70 km per uur. Deze aanpassingen zijn van invloed op de ruimtelijke inpassing van de ringweg en de bebouwingsmogelijkheden op de locatie.

3.3 Ruimtelijk concept

Bestaande toestand en stedenbouwkundige hoofdopzet
Begrenzing ruimtelijke onderbouwing
Het plangebied ligt op het voormalige ringwegtracé van 'Berlage' en wordt begrensd door de volgende randen:

- de rand van de ringweg (Plataanlaan);
- het fietspad langs de spoorbaan;
- de Poortstraat;
- de nu nog bestaande bebouwing van het Noorderpoortcollege.

De sportvelden
Stedenbouwkundig van de eerste orde, zijn de sportvelden aangelegd op de oorspronkelijk gedachte voor een ringweg rondom Groningen.

Het oorspronkelijke ringwegtracé had haar vervolg in enerzijds de sportvelden en anderzijds het Molukkenplantsoen en via de Hamburgervijver uiteindelijk in het Pioenpark in de Oosterparkbuurt als een van de lange lijnen in de stad. Ten gevolge van de bebouwing langs de Bedumerweg ten behoeve van het Hamrikheem vindt deze zone zijn beëindiging nu in de bebouwing en tuin van het Hamrikheem zelf. Dit wordt nog versterkt indien de plannen voor de bebouwing van de sportvelden bij De Hoogte op korte termijn worden gerealiseerd.

De sportvelden liggen er op dit moment verlaten bij. Zij hebben een functie verloren sinds het nieuwe sportcomplex aan de andere kant van de ringweg is geopend. Dat biedt mogelijkheden tot uitbreiding van het stedelijke areaal aansluitend op de buurt De Hoogte.

Ruimtelijk concept
Het plan gaat uit van een aanvulling en verdere versterking van de samenhangende stedenbouw- kundige structuur in het gebied.

De thans voorgestane bebouwingsmogelijkheden beogen het in stand houden en versterken van het wonen in een wat ruimer gebied en dat van De Hoogte in het bijzonder.

Hoofduitgangspunt is dat de stedenbouwkundige structuur opnieuw moet worden vormgegeven in nieuw te bepalen rooilijnen. Daarbij moet de hoofdopzet van het plan zodanig zijn, dat uitbreiding op termijn met de locatie van het Noorderpoortcollege mogelijk is.

In noordzuid-richting sluit de ruimtelijke structuur direct aan op die van de wijk De Hoogte. Dit geldt ook voor de inrichting van de openbare ruimte. In stedenbouwkundige zin is het gesloten bouwblokprincipe daarbij eveneens uitgangspunt. In oostwest-richting is het gebied opgedeeld in een tweetal zones die aansluiten op de verschillende aangeboden woningtypes en die elk een verschillende sfeer krijgen. Achter de appartementenbebouwing ligt aansluitend aan de ringweg een gebied, noodzakelijk in verband met een externe veiligheidszone (zie paragraaf 4.4.5). In dit gebied wordt voor een groot deel het parkeren, benodigd voor het totale woongebied, opgelost. Deze zone heeft ook een betekenis als overgangsgebied naar de ringweg, namelijk een groene en waterrijke zone als onderdeel van de ecologische zone waarin de belangrijke oost- west fietsroute is opgenomen. De ligging van dit fietspad langs de woonbebouwing in plaats van anoniem langs de ringweg draagt in ieder geval 's avonds bij aan een betere sociale veiligheid.

Er wordt gestreefd naar een hoge bouwdichtheid om aan te sluiten op de stedelijkheid van de wijk.

Het plan voorziet van noord naar zuid in een strook woonbebouwing over de volle lengte van de locatie bestaande uit een wand van appartementen variërend in hoogte van maximaal 15 tot 18 meter, in 3 tot 5 bouwlagen met op de kruising van de twee stedenbouwkundige hoofdstructuren 'ringweg' en 'spoorlijn' een hoogteaccent van circa 50 meter met daarin 16 woonlagen. Deze gesloten wand van appartementen werkt als een geluidsscherm waarachter de rest van de woonbuurt geluidsarm gehouden kan worden. Aansluitend op deze strook ligt een zone die zich uitstrekt tot aan de Poortstraat waarin een viertal gesloten bouwblokken liggen, waarvan de daarin gesitueerde woningen zich oriënteren op de openbare ruimte. De wegenstructuur van dit gebied sluit direct aan op die van de buurt De Hoogte.

De architectonische afleesbaarheid en kleur zorgen voor inpassing in de wijk en het straatbeeld.

Schaal en korrel
Kenmerk van de Korrewegwijk is de continuïteit en architectonische eenheid van bebouwingsblokken (stedenbouwkundig en architectonisch) waarbinnen de individuele woningen afleesbaar zijn. Bij de realisatie van de bebouwing op de Cortingborghlocatie is dit ook nadrukkelijk aan de orde.

Kenmerkend voor de bebouwing in de Korrewegwijk is een overwegend gesloten bouwblokstructuur die zich manifesteert in de stedenbouwkundige setting en het materiaalgebruik.

Bij deze planopzet is nadrukkelijk gekozen voor een stedenbouwkundig model, waarbij dit uitgangspunt is benadrukt en gerespecteerd. Dit bouwplan past dan ook binnen het ruimtelijke systeem van de wijk op deze plek.

Bebouwingshoogte
Langs de ringweg is in een bebouwingshoogte van 3 tot 5 bouwlagen voorzien. Deze hoogte doet recht aan de betekenis, de maat en schaal van de plek en past in de omgeving. Op de kruising van de twee stedenbouwkundige hoofdstructuren 'ringweg' en 'spoorweg' is een gebouw van 16 bouwlagen voorzien met een hoogte van circa 50 meter. Gezien het volume, de gunstige situering ten opzichte van de zon en de ruime afstand tot de bestaande bebouwing rondom is deze hoogte hier eveneens goed voorstelbaar.

De bebouwing die bestaat uit grondgebonden woningen is in de hoogte beperkt tot 2 bouwlagen met kap en sluit daarmee aan op de bouwhoogte in de bestaande wijk De Hoogte.

Bezonning en privacy
De locatie is ten opzichte van de omringende bebouwing en de oriëntatie op de zon zeer gunstig gelegen, zodat van een afname van bezonning op de omringende bebouwing in het geheel geen sprake is.

Inherent aan het bouwplan verandert uiteraard het uitzicht van de bestaande bebouwing op de locatie. De hoofdoriëntatie van de woningen is gericht op de openbare ruimte. Met de ligging ten opzichte van de zon en de oriëntatie van de woningen is rekening gehouden met de omringende bebouwing. De afstand van deze locatie tot aan de bestaande bebouwing langs de Poortstraat is voor een binnenstadsituatie op de schaal van de stad riant te noemen zodat voor wat dit punt betreft geen problemen te verwachten zijn.

Beeld
Kenmerk van het stedelijke is de voortdurende verandering en vernieuwing van het weefsel van de stad. Elke generatie geeft op een eigen wijze mede vorm aan het totaalbeeld van wat als stedelijk wordt ervaren. In het voorliggend plan is getracht - zonder de bestaande toestand te kopiëren - aan te sluiten bij de kenmerken van de wijk. In architectonische zin wordt daarnaast een eigentijds beeld neergezet.

3.4 Wonen

De Korrewegwijk en De Hoogte zijn stedelijk van karakter, omdat de buurten intensief verkaveld zijn met veelal kleine woningen. Fraaie, historische architectuur en intieme hofjes versterken dit stedelijke karakter.

De bevolking van De Hoogte is behoorlijk gemêleerd qua huishoudenstypen. Jonge huishoudens (tot 45 jaar) vormen echter wel meer dan de helft van de bevolking. De Hoogte is voor 90% in het bezit van een corporatie en heeft veel kleine woningen, waardoor er in de Hoogte met name lagere inkomens zullen wonen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP587CortinghborGV-gv01_0004.jpg"

In het sociaal wijkvernieuwingsplan van de Korrewegwijk en De Hoogte 'Mooi blijven wonen”(2005) is ook een kaart van fysieke maatregelen opgenomen. Hierin wordt deze ontwikkellocatie aangegeven als 'mogelijke nieuwbouw'.

'Kwaliteit van Wonen, Structuurvisie Wonen 2010-2020', legt voor de stad als geheel de nadruk op drie doelgroepen: jongeren/studenten, gezinnen en ouderen.

Uit onderzoek dat aan deze structuurvisie vooraf ging blijkt dat centrumstedelijke wijken met veel gestapelde woningen het vooral goed doen bij jonge en middelbare een- en tweepersoonshuishoudens. Projecten van eengezinswoningen in die wijken doen het opvallend goed bij gezinnen.

In het plangebied is zowel aansluiting gezocht bij het grondgebonden woonmilieu van Tuindorp De Hoogte als bij de schaal van de ringweg die ten noorden van het gebied ligt. Er is gekozen voor een combinatie van grondgebonden woningen in een vrij rustig woonmilieu voor bijvoorbeeld (startende) gezinnen en van appartementen voor een wat anoniemere stedelijke bewoning met uitzicht op de stad en op buiten. Dergelijke nieuwbouwappartementen zijn nauwelijks voorradig aan deze kant van de stad.

Beide typen kunnen iets betekenen voor potentiële doorstromers uit de wijk, maar kunnen ook bewoners trekken van buiten de wijk. Hoewel geen directe doelgroep voor dit project zullen ouderen die aan deze kant van de stad een kwalitatief goed (nieuwbouw)appartement zoeken wel zorg (een verzorgingstehuis) aantreffen en beperkte winkelvoorzieningen aan de overzijde van de Bedumerweg.

Het ontwikkelen van De Cortinghborg kan er tenslotte voor zorgen dat het draagvlak voor voorzieningen in De Hoogte zoals bijvoorbeeld De Borg en de vestiging van het Karrepad, verbeterd wordt.

Het woningbouwprogramma zal bij benadering 240 woningen opleveren. Er worden 97 grondgebonden eengezinswoningen gebouwd, waarbij de verdeling voor koopwoningen en sociale huurwoningen ongeveer gelijk zal zijn. Verder ligt het in de bedoeling rond de 140 appartementen te bouwen, waarbij de koopwoningen in de 3 tot 5 bouwlagen zijn gepland en de sociale huurwoningen in de woontoren.

3.5 Openbare ruimte

Verkeersconcept
Autostructuur
Het gebied wordt aan de noord- en oostzijde begrensd door twee belangrijke verkeerswegen, respectievelijk de noordelijke ringweg (Plataanlaan) en de Bedumerweg, een van de aanrijroutes naar de binnenstad.

Cortinghborg sluit aan op het bestaande stratenpatroon van De Hoogte. De Hoogte wordt op twee plaatsen ontsloten op de Bedumerweg. De hoofdontsluiting ligt tegenover de Floresstraat. Alle verkeersbewegingen zijn daar mogelijk. De Poortstraat heeft een beperkte ontsluitingsfunctie. Het verkeer kan hier de woonbuurt alleen uit en alleen rechtsaf.

Om te voorkomen dat veel verkeer van en naar Cortinghborg door De Hoogte moet rijden, zal de aansluiting van de Poortstraat worden aangepast. Om de toename van de hoeveelheid verkeer in de Poortstraat zoveel mogelijk te beperken, wordt alleen het laatste deel, tussen Idastraat en Bedumerweg tweerichtingsverkeer. Verder zullen de rijrichtingen in De Hoogte niet worden aangepast. In Cortinghborg wordt aansluitend op De Hoogte veelal eenrichtingsverkeer toegepast (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP587CortinghborGV-gv01_0005.png"

Alle straten zijn erftoegangswegen (woonstraten), waar het verblijven centraal staat en een maximum snelheid geldt van 30 km/uur. De inrichting zal voldoen aan de geldende inrichtingsrichtlijnen. Zo kent het gebied twee lange (300 meter) rechte straten. Op logische plekken zullen snelheidsremmende maatregelen in de vorm van drempels worden aangelegd.

 Fietsstructuur
Langs de noord- en oostzijde van het gebied lopen een tweetal belangrijke fietsverbindingen. De Bedumerweg maakt onderdeel uit van de hoofdfietsroute tussen Beijum, Noorderhoogebrug en het buitengebied (Winsum, Zuidwolde, Bedum etcetera) en de binnenstad en Groningen-Zuid. Het fietspad langs de noordelijke ringweg is een belangrijke schakel in de relatie tussen Beijum, Noorderhoogebrug en het buitengebied en het Zernikecomplex.

Als gevolg van het ongelijkvloers maken van het kruispunt noordelijke ringweg – Bedumerweg verandert de ligging van het fietspad langs de ringweg. Door het fietspad langs het parkeerterrein van het appartementengebouw te situeren ontstaat een rechtstreekse, sociaal veilige verbinding. De fietsverbinding zal niet worden gecombineerd met de weg over het parkeerterrein. Het betreft een hoofdfietsroute. Een route over het parkeerterrein levert niet de benodigde kwaliteit op. De fietser wordt geconfronteerd met open bestrating, drempels en in- en uitparkerende auto's.

Alhoewel het huidige fietspad ooit bedoeld is als een éénrichtingsfietspad, met een overeenkomstige breedte, wordt het in twee richtingen gebruikt. Het nieuwe fietspad zal in asfalt worden uitgevoerd en gedimensioneerd op tweerichtingsverkeer.

Parkeren
Het parkeren wordt binnen het plangebied in de openbare ruimte opgelost. Daarmee sluit het aan op de inrichting in De Hoogte. Er wordt voldaan aan de geldende parkeernormen zoals die zijn opgenomen in de Nota Parkeernormen, 2e versie 2008. Met dien verstande dat wordt uitgegaan van de normen die gelden voor 'wijken van voor 1945'. Daarvoor heeft het College van Burgemeester en Wethouders vrijstelling gegeven, omdat Cortinghborg als een verlengstuk wordt gezien van de vooroorlogse wijk De Hoogte en daar ook qua inrichting volledig op zal aansluiten. Dat rechtvaardigt het hanteren van de parkeernormen voor vooroorlogse wijken (1,0 voor sociale huur en 1,6 voor grondgebonden woningen).

Openbaar vervoer
Bewoners van Cortinghborg kunnen gebruik maken van de bestaande haltes op het kruispunt Poortstraat – Bedumerweg.

Openbaar groen
Stedelijk bomen- en groenstructuurplan
Het gemeentelijke beleid richt zich op het, waar mogelijk, behouden en versterken van de waardevolle boom- en groenstructuren en het opheffen van leemtes. Er is in het boomstructuurplan (vastgesteld in 2004) voor de stad per straat vastgesteld welke gewenste boom- en groenstructuren de gemeente wil behouden en versterken. In dit plan is aangegeven of de aanwezige bomen behoren tot een voor de stad belangrijke hoofdstructuur of nevenstructuur. Ook is de gewenste grootte van de bomen aangegeven en welke soorten er moeten komen voor het behouden en versterken van de stedelijke structuur. Daarnaast is in het gemeentelijk groenstructuurplan (vastgesteld in 2009) de basis- en nevengroenstructuur bepaald. Er is in het groenstructuurplan vastgesteld dat als er bomen gekapt worden in de basisgroen- en bomenhoofdstructuur, deze 1:1 gecompenseerd worden.

Huidige bomenstructuur
In het bomenstructuurplan is aangegeven dat de gemeente op de noordgrens, langs de ringweg (Plataanlaan), een bomenhoofdstructuur van de eerste grootte (grootste bomen > 12 meter) wil nastreven en ontwikkelen. Bomenhoofdstructuren zijn belangrijk voor de stedenbouwkundige structuren van de stad en bomen zijn in de stad onmisbaar voor de ecologie, leefbaarheid, vermindering van fijnstof en de tempering van de opwarming van de stad. De kwaliteit van deze bomen is matig en moet daarom versterkt worden met opgaande bomen van de eerste grootte, aangevuld met een brede zone van duurzame onderbeplanting. Met de eventuele realisatie van het project Noordzeebrug zal de Plataanlaan worden heringericht. Het eventueel vervangen van de hiervoor beschreven bomenstructuur is hiermee onderdeel van het project Noordzeebrug. De totalisering van de te kappen/aan te planten bomen houdt daarom geen rekening met deze bomen.

Langs de Poortstraat bestaat een bomennevenstructuur die belangrijk is voor de woonfunctie van de woonwijk (nevenstructuur). De kwaliteit van de bomen is goed, maar dient verder versterkt te worden door de groenzone te verbreden (de bomenrij aanvullen met onderbeplanting). Deze beplanting bestaat uit twee rijen bomen. Ten behoeve van het behoud van de bomen wordt de grond (aan de woonwijkzijde) beperkt opgehoogd. Als er onder de boomkronen meer dan 15 centimeter wordt opgehoogd, zullen er speciale cultuurtechnische voorzieningen moeten worden getroffen.

Aan de spoorzijde (oostzijde van Cortingborg) bestaat een brede waardevolle groenzone die onderdeel uitmaakt van de basisgroenstructuur. Deze zone is belangrijk voor de verbinding van de verschillende groengebieden in de stad en wordt met dezelfde breedte in stand gehouden. Daarnaast groeien er langs de Poortstraat, zijde Cortinghborg, potentieel monumentale en monumentale bomen. Met de planontwikkeling is met deze bomen zoveel mogelijk rekening gehouden door de verbindingswegen vanaf de Poortstraat optimaal te situeren. Uiteindelijk wordt het te kappen groen 1:1 gecompenseerd.

Er moet een politiek besluit ten grondslag liggen aan het verlenen van een kapvergunning ten behoeve van ruimtelijke ingrepen. Met een raadsbrief is het collegebesluit tot het verlenen van een kapvergunning ter kennisname gezonden aan de raad. Dit vormt de 'dringende reden' die nodig is voor de verlening van de kapvergunning zoals aangegeven in de APVG.

Gevolgen
Om de gevolgen van het plan in beeld te brengen is een Bomen Effect Analyse gerealiseerd (12-10-2010). De vaststelling van deze analyse vormt in samenhang met het inrichtingsplan (compensatie voor te kappen groen) de basis voor het verlenen van de kapvergunning. De kapvergunning is inmiddels verleend.

Voor de realisatie van het bouwproject moeten 6 potentieel monumentale en 6 monumentale bomen worden gekapt. Deze worden door bomen met een grote plantmaat gecompenseerd.

In totaal zullen er voor de realisatie van het plan 59 bomen en 1635 m2 houtopstand gekapt moeten worden. Hiervan zijn 3 bomen niet kapvergunningsplichtig. De kap van de bomen wordt geheel gecompenseerd door de herplant van 68 bomen. De te kappen houtopstand (heesters en haag) wordt niet gecompenseerd. De te kappen houtopstand vormt geen onderdeel van de basisgroenstructuur zodat de 1:1 compensatie niet is voorgeschreven.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden / omgevingsaspecten

4.1 Archeologie

Inleiding
In 1992 is door de Nederland het 'verdrag van Valetta'ondertekend, in de volksmond ook wel 'verdrag van Malta' genoemd. Het verdrag van Malta is wettelijk vertaald met een ingrijpende wijziging in de Monumentenwet '88 en enkele andere wetten, zoals de ontgrondingenwet en de woningwet. Hierin wordt de verantwoordelijkheid voor een goede omgang met eventueel aanwezige archeologische waarden bij de gemeenten gelegd. De bescherming van die waarden dient te worden meegenomen in de ruimtelijke ordening, d.w.z. de bestemmingsplannen.

Elk bestemmingsplan dient vanaf 1 september 2007 daarom een paragraaf archeologie te bevatten, waarin wordt aangegeven welke archeologische waarden in het plan aanwezig, dan wel te verwachten zijn. Daarnaast dient het bestemmingsplan voorschriften te bevatten om eventueel aanwezige archeologische waarden te beschermen. Die regels kunnen in enkele, op archeologische gronden geselecteerde, gebieden aan een 'omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden' worden verbonden. Daarmee wordt de aanvrager van een dergelijke vergunning verantwoordelijk voor behoud van archeologisch erfgoed. De Monumentenwet 1988 en de erfgoedverordening van de gemeente en dit bestemmingsplan beschrijven vervolgens de procedure.

Cortinghborg en de oude Hunze
Het bestemmingsplan Cortinghborg ligt in zijn geheel in een zone van een hoge archeologische verwachting. Niet alleen bevinden zich in de zone de oude oeverwallen van de Hunze, maar nabijgelegen is ook de oude borg Cortinghborg. Dit Groninger Steenhuis werd in 1919 werd bij de aanleg van de nieuwe woonwijk 'De Hoogte' ontdekt. Op de Coenderskaart (1686) werd dit gebied nog aangeduid als 'Cortingheem'.

We kennen een aantal van dergelijke steenhuizen rond de stad, bijvoorbeeld dat van de Heren van Selwerd, dat op het terrein 'de Huppels' heeft gestaan en aangewezen is als archeologisch rijksmonument, en het steenhuis in Zernike, dat gedeeltelijk is opgegraven en als gemeentelijk monument aangewezen is.

Verwacht werd dat voor het plan Cortinghborg archeologische vondsten en sporen aan het licht zouden komen die te maken hebben met de borg. Het was eveneens goed denkbaar dat er zich (nog oudere) nederzettingsresten op de oude oeverwallen bevonden. De borg heeft namelijk gelegen tussen de 'armen' van het Selwerderdiepje. Omdat deze hoger gelegen gronden aantrekkelijk zijn geweest voor bewoning, was er sprake van een hoge archeologische verwachting voor dit gebied.

Er is in september 2010 archeologisch vooronderzoek uitgevoerd door middel van proefsleuven, teneinde de verwachte archeologische sporen en vondsten in kaart te brengen en te documenteren. Tijdens het onderzoek werden inderdaad sporen aangetroffen die betrekking hebben op de Cortinghborg. Naast enkele middeleeuwse sloten, die licht werpen op de toenmalige verkaveling, werden grote met klei gevulde kuilen aangetroffen. Deze kuilen hangen waarschijnlijk samen met de baksteenproductie voor en de bouw van het Cortinghuis.

Het gebied is dus in de middeleeuwen in gebruik geweest, maar het onderzochte terrein is destijds niet intensief bewoond geweest. Ook oudere nederzettingresten zijn op dit terrein niet aangetroffen.

Bescherming
Het is (op basis van het onderzoeksrapport van bovengenoemde proefsleuven) niet noodzakelijk om beschermende bepalingen in het bestemmingsplan op te nemen door middel van een dubbelbestemming. Echter, bij graafwerkzaamheden kunnen archeologische resten (slootvullingen, aardewerk) aan het licht komen. Aangetroffen sporen en vondsten moeten dan – conform de monumentenwet '88 (artikel 53) - gemeld worden bij de gemeentelijke archeoloog.

4.2 Ecologie

Het stedelijke ecologische beleid richt zich enerzijds op het handhaven en ontwikkelen van de door de raad vastgestelde stedelijke ecologische structuur en anderzijds op een algemene ecologisch duurzame inrichting.

De projectlocatie grenst aan de stedelijke ecologische structuur met de status te ontwikkelen en te versterken groen en waterverbinding. Uitgangspunt voor de ontwikkeling en inrichting van het projectgebied is het zoveel mogelijk handhaven en versterken van bestaande biotopen.

De afstand van het plangebied tot de Ecologische Hoofdstructuur bedraagt ongeveer 1 km. De afstand tot het dichtst nabijgelegen Natura 2000 gebied Leekstermeer bedraagt ruim 5,5 kilometer.

De bestemmingsplanontwikkelingen hebben in relatie tot de afstanden geen significante negatieve werkingen op de beschermde natuurwaarden binnen deze gebieden.

Randvoorwaarden ecologie
Voordat het gebied ontwikkeld wordt, dient een ecologische quickscan uitgevoerd te worden alsmede een vleermuizenonderzoek. Indien beschermde verblijfplaatsen worden vastgesteld, zal ontheffing moeten worden aangevraagd. Het kappen van het groen moet buiten het broedseizoen plaatsvinden.

Naast het zoveel mogelijk handhaven van bestaande bomen en struiken is het wenselijk om te streven naar het realiseren van (ecologische) daktuinen, gevelbeplanting, alsmede faunavoorzieningen aan gebouwen voor gierzwaluwen, roodstaarten, mezen en vleermuizen. Er wordt uitgegaan van gemiddeld minimaal 1 nestvoorziening per woning.

De noordelijke zone tegen de ringweg moet als ecologische verbinding worden ingericht met een profiel van circa 25 meter. Hier kan tevens een combinatie worden gemaakt met een waterberging. Door een ecologische oever met kruiden- en struikvegetaties in combinatie met bomen wordt de ecologische verbinding geschikt. Deze ecologische verbinding moet goed aansluiten op de spoorzone en via de fietstunnels op de groenzone van de Soendastraat.

4.3 Water

Algemeen
De natuurlijke relatie van water met zijn omgeving ligt in steeds sterkere mate (mede) ten grondslag aan de ruimtelijke ontwikkeling. Het water als medeordenend principe. Water legt verbindingen tussen bodem, natuurlijke ontwikkeling en de gesteldheid en beleving van de woon- en werkomgeving.
Bij de planvorming wordt in een vroegtijdig stadium overleg met waterbeheerders gezocht (Watertoets). Doel is hierbij tot een zo natuurlijk mogelijk watersysteem te komen, dat is afgestemd op duurzame ontwikkeling, natuurlijke ontwikkeling en geohydrologie van het gebied.
In deze paragraaf wordt eerst de waterhuishouding besproken. Vervolgens wordt de riolering beschreven. En tot slot wordt een link gelegd tussen bouwmaterialen en het water.

Waterhuishouding
In het gebied De Hoogte is geen oppervlaktewater aanwezig. Het dichtstbijzijnde oppervlaktewater bevindt zich ten westen van het spoor in de wijk Selwerd. Het betreft hier een vijverpartij.

Het water heeft een streefpeil van NAP -0,72 meter. Ten oosten is het dichtstbijzijnde oppervlaktewater gelegen in de Oost-Indische buurt tussen de Bedumerweg en de Soendastraat. Het streefpeil in deze waterpartij bedraagt NAP -0,93 meter.

Het terrein is momenteel ingericht als sportterrein met sportvelden en een sporthal, kleedgebouw, kantine en opslagruimte. Sportvelden zijn veelal goed gedraineerd om te zorgen voor een voldoende droog sportveld. Door werkzaamheden in de ondergrond zal deze afvoer verstoord worden. In de geprojecteerde situatie moet hier rekening mee gehouden worden. De aanwezige verhardingen op het terrein bestaan uit volledig verharde oppervlakten. De situatie van het verharde oppervlak is momenteel: dakoppervlak: 850 m², verhard terreinoppervlak: 2.250 m². Totaal: 3.100 m².

Bij de nieuwbouw moet rekening gehouden worden met de gevolgen van een toename van het verharde en bebouwde oppervlak. Er zal een behoorlijke toename optreden ten opzichte van de huidige inrichting van het terrein. Door verdere verstedelijking zal regenwater sneller tot afstroming komen. Voor het bestaande watersysteem betekent dit een extra belasting en er zal meer water geborgen moeten worden. Compensatie in de vorm van oppervlaktewater is hierbij vereist. Als vuistregel wordt een compensatie van 10% van de toename van het verharde en/of bebouwde oppervlak in de vorm van oppervlaktewater geëist.  

Aan deze eis wordt tegemoet gekomen in de zone tussen de ringweg en de bebouwing. Dit kan tevens bijdragen aan de toename van de kwaliteit van het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP587CortinghborGV-gv01_0006.png"

compensatie voor oppervlaktewater tussen de ringweg en de bebouwing

Het complete terrein is in de stedelijke wateropgave aangemerkt als risicoplaats bij belasting van het gebied met een neerslagsituatie met een theoretische herhalingstijd van 1 x per 100 jaar in verband met het lage maaiveld en het ontbreken van oppervlaktewater in de wijk De Hoogte.

Binnen de planlocatie heeft de ontwikkelaar geen ruimte kunnen vinden voor de benodigde watercompensatie. De ontwikkelaar heeft overeenstemming met het waterschap om deze waterberging buiten het plangebied te gaan realiseren. De exacte locatie van de te realiseren waterberging moet nog nader uitgewerkt worden. De ontwikkelaar neemt hierin het initiatief, het voorgestelde plan wordt vervolgens door waterschap en gemeente getoetst.

Riolering
Het huidige sportterrein voert onder vrij verval af naar het vrijvervalstelsel noordelijk van de Plataanweg. Er is ook een persleiding aangelegd, echter deze is niet in gebruik.

Het huidige terrein kenmerkt zich als een laaggelegen gebied (maaiveldhoogte van NAP 0 tot NAP 1 meter). Aansluiting onder vrijverval op de riolering van de Poortstraat (maaiveldhoogte NAP +1,3 meter) zal met de huidige terreinhoogte niet mogelijk zijn. Het gebied zal in de toekomst uitgevoerd moeten worden als apart bemalinggebied. Voor het plangebied zal een gescheiden stelsel als uitgangspunt dienen. De afvoer van de droogweerafvoer zal afvoeren naar het vrijvervalriool in de Poortstraat, dit in verband met de uiteindelijke afvoer in zuidelijke richting naar gemaal Damsterdiep.

Op de stedenbouwkundige ondergrond is een zone met waterberging aangegeven langs de ringweg. Op basis van de stedenbouwkundige ondergrond is geen inzicht in de profielen van de watergangen en de beschikbare berging. Voor het oppervlaktewater is niet aangegeven hoe en of dit gekoppeld wordt met andere waterpartijen. Het leggen van een solitaire berging vormt een kwetsbare situatie. Gezien de huidige ligging in een kwetsbaar gebied is een grote peilstijging niet wenselijk in verband met de ontwateringdiepte en drooglegging. In het gebied zal gekeken moeten worden hoe omgegaan kan worden met oppervlaktewater.

Het oppervlaktewater kan door middel van waterpartijen gegraven worden. Om de hoeveelheid te creëren oppervlaktewater mogelijk te beperken, kan het effect van de volgende onderdelen in het plan worden betrokken:

- parkeerplaatsen uitvoeren in waterdoorlatende bestrating of grasbetonstenen

- toepassen van vegetatiedaken

- wegen uitvoeren in waterdoorlatende bestrating

Bouwmaterialen
Bij de bouw van de woningen en appartementen mogen geen materialen gebruikt worden die milieuverontreinigend zijn. Te denken valt aan de toepassingen van lood, zink en koper. Ook bepaalde bitumen logen milieugevaarlijke stoffen uit die via het regenwater in het oppervlaktewater terecht kunnen komen.

Het toepassen van vegetatiedaken is een uitstekend middel om regenwater vast te houden en vertraagd af te voeren. De vegetatie neemt vocht op en bergt en gebruikt op die manier water. Tevens verdampt het water door zon en wind. Bij hevige neerslag zal het water minder snel tot afstroming komen. Ook dit kan een vorm van compensatie zijn bij de toename van het verharde en bebouwde oppervlak. Daarnaast isoleren de groene daken in de zomer. Door het verdampingsproces in de grondlaag wordt voorkomen dat het dak te veel opwarmt. Op deze wijze kan bespaard worden op energieslurpende voorzieningen zoals airco's en dergelijke.

Watertoets
In het kader van de watertoets zal nadere uitwerking van de principes van afwatering en ontwatering in relatie tot de waterkwaliteit en de waterkwantiteit moeten plaats vinden in overleg met de waterbeheerder. De locatie valt binnen het beheersgebied van waterschap Noorderzijlvest. Het waterschap vervult een adviserende en toetsende rol.

Het verdient aanbeveling in een vroegtijdig stadium het waterschap bij de plannen te betrekken.

Overige relevante ontwikkelingen
De provincie is bezig met de uitwerking van de kruising in de rondweg (Bedumerweg, Plataanlaan, Noordzeeweg) en het ophogen van de brug over het van Starkenborghkanaal in de Noordzeeweg. Deze ontwikkeling zorgt ervoor dat de weg hoger komt te liggen dan de huidige situatie. Mogelijk heeft dit gevolgen voor de waterhuishoudkundige situatie en de afstand woningbouw tot aan de weg in dit plangebied. Afstemming hierover vindt plaats met de provincie.

4.4 Milieu

4.4.1 Inleiding

Binnen de gemeente Groningen is sinds eind jaren '80 van de vorige eeuw het principe van de compacte stad uitgangspunt van het milieu- en ruimtelijk beleid. Het compacte stadsbeleid staat voor een concentratie van stedelijke functies, waardoor op regionaal niveau het milieu gunstig wordt beïnvloed. De compacte stad leidt immers tot minder ruimtebeslag in het buitengebied en minder mobiliteit.

Het concept van de compacte stad brengt echter met zich mee dat de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving door de concentratie van de stedelijke functie plaatselijk kan leiden tot milieubelasting. Het is dan ook belangrijk om de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving gericht in de gaten te houden. Uitgangspunt hierbij is dat de relatief goede kwaliteit van het Groningse milieu wordt gehandhaafd en waar nodig verbeteren.

De volgende paragrafen gaan in op de milieuaspecten die relevant zijn voor dit bestemmingsplan. Achtereenvolgens wordt ingegaan op bedrijven(terreinen), geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, bodem en duurzaamheid. Deze milieuparagraaf is opgesteld op basis van de gegevens van de ontwerptekening van juni 2010. Indien het ontwerp tijdens de procedure voor dit plan wijzigt kan het nodig zijn om de gegevens uit deze paragraaf aan te passen.

4.4.2 Bedrijven(terreinen)

Het plangebied ligt tegenover het bedrijventerrein De Hoogte. Dit bedrijventerrein is niet gezoneerd volgens de Wet geluidhinder. De nieuwe woningen aan de noordkant van het plangebied (eerstelijnsbebouwing) moeten op grond van het wegverkeerslawaai uitgevoerd worden met een dove gevel (zie paragraaf 4.4.3). Geluidsnormen uit het activiteitenbesluit zijn niet van toepassing op dove gevels. Daarom heeft het nieuwe plan geen gevolgen voor de bedrijven op het bedrijventerrein De Hoogte.

In het plangebied is thuiswerken mogelijk. Dit is bij recht of na afwijken van de regels mogelijk. Het betreft hier aan huis gebonden beroepen. Hierbij is de uitoefening van het beroep ondergeschikt aan het wonen. Mogelijk dat een aantal activiteiten onder een algemene maatregel van bestuur zal komen te vallen. Dit zal per situatie worden bekeken.

4.4.3 Geluid

Voor dit plan zijn wegverkeerslawaai en spoorweglawaai van belang. Het plangebied ligt binnen de geluidzone van de ringweg N 370, de Bedumerweg en de spoorweg Groningen-Sauwerd. Daarom is voor dit plan een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Cortinghborg te Groningen, DHV, juni 2010 en DHV aanvulling augustus 2010). Het akoestisch onderzoek en de aanvulling van DHV zijn als afzonderlijke bijlagen bij dit plan gevoegd.

Wegverkeerslawaai
De Ringweg N 370 is een autoweg volgens de Wet geluidhinder. De hoogst toelaatbare geluidbelasting binnen de zone van een autoweg is 53 dB.

De Provincie Groningen heeft als beheerder van de Ringweg het voornemen om het gedeelte van de Ringweg nabij het plangebied te reconstrueren. Met de bouwaanvraag voor deze reconstructie heeft de gemeente Groningen ingestemd. Bij de reconstructie zal het wegdek van de Ringweg N 370 uitgevoerd worden met dunne deklaag type 2 asfalt. Tevens zal bij de Ringweg N 370 en de Bedumerweg een geluidscherm geplaatst worden. Deze uitgangspunten zijn in het akoestisch onderzoek opgenomen.

Uit de resultaten van het akoestisch onderzoek blijkt dat op de 1e lijnsbebouwing overschrijdingen plaatsvinden van zowel de voorkeursgrenswaarde (48 dB) als de hoogst toelaatbare geluidbelasting (53 dB). Voor het overschrijden van de voorkeursgrenswaarde zal een hogere waarde besluit opgesteld worden. De gevels waar de hoogst toelaatbare geluidbelasting overschreden wordt zullen als dove gevel uitgevoerd moeten worden. De norm voor de binnenwaarde vanuit het Bouwbesluit en de Wet geluidhinder voor nieuwbouw is 33 dB. Bij de gevelwering dient hier rekening mee gehouden te worden,

Spoorweglawaai
Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de gevelbelasting, als gevolg van spoorweglawaai, op een aantal woningen hoger zal zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB. De gevelbelasting is echter niet hoger dan de maximale grenswaarde van 68 dB. Bij de bepaling van de gevelwering zal hier rekening mee gehouden worden.

Hogere grenswaarden geluid
Voor het overschrijden van de voorkeursgrenswaarde kan een hogerewaardebesluit vastgesteld worden. Dit hogerewaardebesluit wordt genomen voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld. Het ontwerpbesluit wordt als afzonderlijke bijlage bij het ontwerp-bestemmingsplan gevoegd. Belanghebbenden kunnen dan zienswijzen indienen met betrekking tot het ontwerphogerewaarde besluit en later beroep aantekenen bij de Raad van State tegen het hogerewaardebesluit.

4.4.4 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).

De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model. Voor dit bestemmingsplan is nagegaan wat de concentraties zijn van de luchtverontreinigende stoffen en of er luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Hierbij is gekeken naar de jaren 2007 en 2017 De concentraties zijn berekend voor de twee meest drukke wegen in het plangebied De Hoogte, te weten: Bedumerweg en Noordelijke ringweg N370(Plataanlaan). Als input voor de berekeningen zijn verkeerscijfers gebruikt uit het verkeersmodel Regio Groningen - Assen (RGA), versie 1.2.

De conclusie van het onderzoek is dat alle onderzochte situaties voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen. Dit betekent dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van dit plan. Voor een toelichting/onderbouwing wordt verwezen naar de bijlage 'Notitie luchtkwaliteit ten behoeve van het plan De Hoogte'.

4.4.5 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bij voorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. De mensen (externen) nemen zelf niet deel aan de activiteit die het risico met zich meebrengt.

Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven. Voor het transport geldt de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen. Binnenkort wordt het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) vastgesteld, een AMvB naar analogie van het BEVI. Voor aardgastransportleidingen geldt op dit moment de Circulaire 'Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen 1984'. Deze circulaire zal worden vervangen door het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (BEVB).

De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden.

Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp.

De Milieudienst van de gemeente Groningen heeft voor het plan een risico-inventarisatie uitgevoerd. Hieruit blijkt dat drie risicobronnen in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn:

  • N370 (noordelijke ringweg);
  • spoorlijn Groningen-Delfzijl/Roodeschool;
  • Aardolie Opslag Groningen B.V. (AOG).

Verder bevinden zich geen risicobronnen in of nabij het plangebied.

Voor alle risicobronnen wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden van het plaatsgebonden risico. Binnen het plasbrandaandachtsgebied (PAG), een veiligheidszone van 30 m langs de N370 en het spoor, wordt in het kader van het plan geen ontwikkeling toegestaan.

De afstand tussen het plangebied en de AOG bedraagt circa 200 meter. Het invloedsgebied van het bedrijf strekt zich niet uit tot het plangebied. Het bedrijf heeft daarom geen invloed op de veiligheidssituatie binnen het plangebied.

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van zowel de N370 als van het spoor. Over beide transportroutes vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Met behulp van het voorgeschreven rekenprogramma RBM II is een kwantitatieve analyse van het groepsrisico uitgevoerd. Uit de berekeningen blijkt dat het groepsrisico licht toeneemt als gevolg van het plan. De geringe toename past binnen het bestaande wettelijke kader. Voor meer informatie wordt verwezen naar het externe veiligheidsonderzoek. Het externe veiligheidsonderzoek is als afzonderlijke bijlage bij dit plan gevoegd.

Over elke toename van het groepsrisico moet verantwoording worden afgelegd. Uit de motivatie blijkt dat het groepsrisico kan worden aanvaard. De tekst van de motivatie voor de verantwoording is als bijlage bij dit plan gevoegd.

De externe veiligheidssituatie vormt geen belemmering voor de vaststelling van het plan.

4.4.6 Bodem

Met deze herziening van het plan wordt op deze locatie de functie wonen mogelijk gemaakt. Dit is een wijziging ten opzichte van het bestaande gebruik als sportvelden.

Als gevolg van jarenlange activiteiten is de bodem belast met een diffuse, niet tot een bron te herleiden, bodemverontreiniging. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt dat ook in dit plangebied diffuse bodemverontreiniging voorkomt. Dit is van invloed op de voorwaarden voor het toepassen van grond.

De beoordeling van de bodemkwaliteit voor het bestemmingsplan gaat uit van een gebiedsbenadering en van de beschikbare gegevens op het moment van de inventarisatie. De inventarisatie is uitgevoerd op 2 februari 2010 en is gebaseerd op de op dat moment bij de Milieudienst beschikbare gegevens over (potentiële) ernstige verontreinigingen. Dagelijks worden gegevens aangeleverd en bijgewerkt. Voor een actuele situatie of voor informatie over individuele locaties verwijzen wij daarom naar www.eloket.groningen.nl.

Het plangebied is grotendeels onderzocht en er is bovendien historische bodeminformatie bekend. De voetbalvelden zijn in 2007 onderzocht (zie bijlage) en er is een matige verontreiniging van het grondwater aangetroffen. Milieuhygienisch gezien vormt de bodemkwaliteit van deze locatie geen belemmering voor toekomstige woningbouw.

4.4.7 Duurzaamheid

De gemeente Groningen heeft de ambitie uitgesproken om van Groningen de duurzaamste stad van Nederland te maken. Hiervoor heeft het college in 2007 een duurzaamheidvisie opgesteld en vastgesteld. De uitwerking van deze visie heeft het college verwoord in de documenten: 'het Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl' en de 'Routekaart Groningen Energieneutraal+2025”.

In het beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl is beschreven hoe de stedelijke ontwikkeling en de leefomgevingkwaliteit duurzaam ontwikkeld kunnen worden en hoe de stad klaar gemaakt wordt voor de effecten van klimaatverandering.

Vanuit de ambitie de duurzaamste stad te worden ligt de focus op twee thema's: energie en de kwaliteit van de leefomgeving. In de onderstaande paragrafen staat hoe deze thema's in het kader van dit bestemmingplan worden ingevuld.

Energie
Binnen elk nieuwbouw- of renovatieplan moet de Groningse energieladder meegenomen worden. Er dient, naast aandacht aan een optimale isolatie en besparingen op het gebied van elektra, bijvoorbeeld ook gekeken te worden of er ook andere mogelijkheden in de buurt aanwezig zijn. Zoals bijvoorbeeld restwarmte van nabij gelegen bedrijven / kantoren / scholen.

Kwaliteit van de leefomgeving
In dit bestemmingsplan komt de duurzame leefomgeving tot uitdrukking in de manier hoe wordt omgegaan met de milieuaspecten geluid, lucht, veiligheid en bodem. In algemene zin kunnen we dan concluderen dat duurzaamheid al een goede verankering in dit bestemmingsplan heeft gekregen.

Overige (duurzaamheid)aspecten
Op het gebied van materiaalgebruik wordt gestreefd om materialen te gebruiken die gerecycled kunnen worden of herwinbaar zijn. Hiertoe dienen materialen tevens zodanig te worden toegepast dat deze na sloop eenvoudig kunnen worden gescheiden en geschikt voor hergebruik zijn. Bij het gebruik van materialen dient uitloging naar de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater zoveel mogelijk te worden voorkomen.

4.4.8 Kabels en leidingen

In of vlak langs het plangebied zijn de volgende kabels en leidingen aanwezig: waterleiding, middenspanningsleiding en een hogedrukgasleiding. Deze zijn aangegeven op het onderstaande kaartje. De kabels en leidingen hebben mogelijk invloed op de ruimtelijke mogelijkheden.

Om dit te kunnen oplossen moeten mogelijk leidingen verlegd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP587CortinghborGV-gv01_0007.jpg"

Voorts zijn er nog kabels en leidingen ten behoeve van glasvezel, gas lagedruk, laagspanning en telecom aanwezig in het gebied. De ontwikkelaar is verantwoordelijk voor het in acht nemen van de juiste afstanden tussen nutsvoorzieningen en bouwwerken. Als het noodzakelijk is, dient de ontwikkelaar zorg te dragen voor verlegging van kabels, leidingen en dergelijke.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Algemeen

Het vigerend bestemmingsplan is Bestemmingsplan Korrewegwijk/De Hoogte, vastgesteld 24 maart 1993, goedgekeurd 26-10-1993 93/7543/43 Kroon 04-04-1995.

Er is voor de hele sportveldenlocatie een zogenoemde kale vrijstelling verleend. Basis hiervoor is het oude artikel 19 lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Het vrijstellingsverzoek is bij het LBW bekend onder nr. VOV 200803846, ingediend op 30 juni 2008 en betreft “Het oprichten van 97 woningen (plan Cortingborgh 1)".

Vooralsnog is alleen voor het zuidelijke deel van het plangebied een bouwvergunning verleend, voor de grondgebonden woningen op basis van de vrijstellingenlijst van de provincie uit 2006. In deze lijst wordt de mogelijkheid geboden voor “nieuwbouw op open plekken”. De reguliere bouwvergunning fase I, bekend onder nr. 201002873 en RBV II, bekend onder nr. 201004717 zijn verleend, evenals de erfgoedvergunning onder nr. 201002873. De reguliere bouwvergunning fase I en II zijn onherroepelijk en de bebouwing kan één op één overgenomen worden in dit bestemmingsplan.

De hoge bebouwing, die beoogd is vlak langs de ringweg, vormt een gedeeltelijke afscherming voor de lagere bebouwing die verder van de ringweg is verwijderd. Hiervoor is nog geen bouwaanvraag in procedure gebracht en de geplande bebouwing zal in dit bestemmingsplan worden vastgelegd.

Het bestemmingsplan Cortinghborg voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor beheer en ontwikkeling van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarmee kunnen met direct recht omgevingsvergunningen worden verleend. De gekozen bestemmingen en de daarbij behorende regels geven helder aan welke functies op welke plaats zijn toegestaan.


Om de nodige flexibiliteit te waarborgen zijn tevens afwijkingsbevoegdheden opgenomen. 

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform SVBP 2008 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008) en het standaard-bestemmingsplan van de gemeente Groningen. Daarin zijn de regels gestandaardiseerd. De bestemmingsregels zijn opgemaakt in een vaste indeling en bevatten in principe voor elke bestemming achtereenvolgens: een bestemmingsomschrijving, bouwregels, nadere eisen, afwijken van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijken van de gebruiksregels, en waar nodig een vergunningenstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

Het bestemmingsplan is digitaal gemaakt. De digitale kaart (verbeelding) is variabel in schaal doordat kan worden in- en uitgezoomd, en bezit een meetfunctie. Het digitale plan is raadpleegbaar via het internet (bestemmingsplannen.groningen.nl alsook www.ruimtelijke plannen.nl). Daar zijn de digitale bestanden ook te downloaden.

De papieren plankaart bestaat uit één kaartblad met schaal 1:500. De kaart is getekend conform de SVBP 2008. De plankaart geeft in samenhang met de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied aan.

5.2 Geldende bestemmingsplannen en overige regelingen

In het plangebied vigeert momenteel het onderstaande bestemmingsplan. Deze wordt gedeeltelijk door het voorliggende bestemmingsplan vervangen.

Nr.   (Bestemmings)plan   Vastgesteld door de gemeenteraad   Goedgekeurd door gedeputeerde staten  
358   Korrewegwijk/de Hoogte   24 maart 1993   26 oktober 1993  
467   Korrewegwijk/ De Hoogte 2009   20 oktober 2010   n.v.t.  

Naast de bovenstaande (bestemmings)plannen gelden voor het plangebied momenteel uniforme voorschriften. Deze worden eveneens meegenomen en daarmee vervangen door het voorliggende bestemmingsplan. Het betreft onderstaande regeling.

Uniforme regeling   Vastgesteld door de gemeenteraad   Goedgekeurd door gedeputeerde staten  
Uniforme voorschriften prostitutiebedrijven   28 maart 2001   25 juni 2001  

5.3 Geconsolideerde versie

Zoals in paragraaf 1.2 al is aangegeven is dit de geconsolideerde versie van het bestemmingsplan Cortinghborg. In deze geconsolideerde versie zijn de wijzigingen uit drie facetbestemmingsplannen verwerkt in één doorlopende tekst:

- Woningsplitsing, vastgesteld op 23 april 2014

- Facetherziening parkeren, vastgesteld op 8 juni 2016

- Herziening bestemmingsregels wonen, vastgesteld op 19 april 2017.

Hoewel deze geconsolideerde versie bedoeld is om geraadpleegd te kunnen worden als integrale regeling, is zij als zodanig niet door de raad vastgesteld en heeft dan ook geen zelfstandige rechtskracht. De in de consolidatie samengebrachte bepalingen ontlenen hun rechtskracht enkel en alleen aan hun oorspronkelijke vaststelling. Waar bepalingen in de geconsolideerde versie onverhoopt mochten afwijken van de formeel vastgestelde versie, gelden de formeel vastgestelde bepalingen.

Deze consolidatie brengt geen verandering in per plan geldende peilmomenten voor bestaande situaties en overgangssituaties. Daarom moet, waar in regels verwezen wordt naar peilmomenten en bestaande situaties, steeds gekeken worden naar de peildata van het plan waarin de in het geding zijnde regel zijn oorsprong vindt (Cortinghborg, Woningsplitsing, Facetherziening parkeren of Herziening bestemmingsregels wonen).

5.4 Toelichting op de artikelen

5.4.1 Artikelsgewijze toelichting

Inleidende regels
De artikelen 1 tot en met 3 bevatten achtereenvolgens de in het plan gebruikte begrippen en hun definitie, de wijze waarop moet worden gemeten en de manier van omgaan met uitmetingsverschillen.
Waar nodig zijn in deze geconsolideerde versie begrippen uit de facetherzieningen ingevoegd, waarbij vanwege technische beperkingen de oorspronkelijke nummering soms niet kon worden aangehouden.

Bestemmingsregels
Onderstaande tekst is in deze geconsolideerde versie aangepast ten opzichte van het oorspronkelijk vastgestelde plan.
In de bestemmingsomschrijvingen van de bestemmingen Wonen-1 en Wonen-2 is de functie 'wonen' vervangen door 'woningen', waarbij een woning wordt gedefinieerd als 'een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden'. Daarmee wordt bereikt dat alleen duurzame vormen van huishoudens zijn toegestaan. Kamerverhuur valt daar niet onder. Een huishouden wordt namelijk gedefinieerd als 'persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; daaronder niet begrepen kamerverhuur'. De oppervlakte van nieuwe woningen moet tenminste 50 m² zijn. Situaties waar onlangs nog een vergunning voor kleinere woningen is verleend of waarvoor projecten in de pijplijn zitten, zijn geregeld met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 8'. Aan sommige locaties is de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' toegevoegd. Hiermee is het aantal woningen dat kleiner is dan 50 m2 vastgelegd, conform de afspraken die met ontwikkelende partijen zijn gemaakt.

Bestaande kamerverhuur blijft uiteraard wel toegestaan. Als peildatum voor 'bestaand' geldt het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan Herziening bestemmingsregels wonen. In de bestemmingsomschrijving van de bestemmingsplannen is opgenomen dat onzelfstandige kamerverhuurpanden mogen worden omgezet in zelfstandige woningen, mits de oppervlakte daarvan minimaal 24 m2 bedraagt en het aantal huishoudens in het pand afneemt.

De gebruiksregels zijn overeenkomstig bovenstaande aangepast: gebruik voor nieuwe kamerverhuur of bewoning anders dan door een huishouden is niet meer toegestaan.

Nieuwe kamerverhuur kan uitsluitend mogelijk worden gemaakt via een buitenplanse afwijking van de gebruiksregels. Hierbij hanteren we de omgevingstoets. Die is vervat in beleidsregels met betrekking tot onttrekkingsvergunningen en woningvorming die zijn opgesteld ter uitvoering van de gemeentelijke huisvestingsverordening. In artikel 10 van dit bestemmingsplan wordt naar de omgevingstoets in deze beleidsregels verwezen.

De algemene ontheffings- , vrijstellings- of afwijkingsbevoegdheden zijn aangevuld. Aan de algemene regel dat het college de bevoegdheid heeft om met 10% van de voorgeschreven maten af te wijken is toegevoegd dat de afwijking maximaal 1 meter mag zijn en niet mag worden toegepast ten behoeve van een extra bouwlaag.

Artikel 4 Groen
De bestemming Groen omvat de hoofdgroenstructuur in het plangebied. De waterpartij/wadi tussen de ringweg en de geplande bebouwing is onder deze bestemming toegestaan. Een fiets- en wandelpad is vooorzien ten noorden van de geplande bebouwing van Wonen - 2 en wordt in de bestemming Groen opgenomen. Tevens liggen in deze bestemming de ontsluiting van de woonstraten naar het plangebied.

In het Groen is een nutsvoorziening toegestaan die niet valt onder het vergunningvrije regime van het Besluit omgevingsrecht.


Artikel 5 Verkeer
De bestemming Verkeer omvat de hoofdwegen in het plangebied en parkeervoorzieningen.

Artikel 6 Wonen - 1
De regels van de bestemming Wonen - 1 zijn gericht op de grondgebonden eengezinswoningen. Voor deze woningen is in 2010 een bouwvergunning verleend en de bebouwing wordt één op één vertaald in de planregels.

De 'specifieke bouwaanduiding - 1' voorziet in een onderdoorgang met een minimale hoogte van 7,5 meter en terrasafscheidingen met een maximale bouwhoogte van 1,8 meter. De onderdoorgang mag niet dichtgebouwd worden op de hoeken teneinde een open aanzicht te behouden.

De 'specifieke bouwaanduiding - 2' regelt dat de hoekbebouwing overwegend openblijft tot een minimale hoogte van 4,5 meter. Hier is een hoekterras met een terrasafscheiding binnen het bouwvlak gepland. Deze hoek mag niet dichtgebouwd worden om een open karakter te waarborgen.

Er is een beperkte regeling opgenomen ten aanzien van bijbehorende bouwwerken. Uitsluitend de bijbehorende bouwwerken waarvoor bouwvergunning is verleend in 2010 worden geregeld. Omdat de mogelijkheden voor vergunningvrij bouwen, die de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) sinds 1 oktober 2010 biedt, ruim voldoende zijn, worden er geen nadere regels of afwijkingen hieromtrent opgenomen.

In de bestemming Wonen 1 zijn eveneens woonstraten met bijbehorende parkeervoorzieningen toegestaan.

Artikel 7 Wonen - 2
De bestemming Wonen - 2 omvat een appartementencomplex variërend van maximaal 15 tot 18 meter bouwhoogte en één hoogteaccent van maximaal 52 meter. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het verhogen van de maximale bouwhoogte met 4 meter.

De noord- en westgevel van het gebouw en de oostgevel van het hoogteaccent tot 52 meter dienen te worden uitgevoerd als dove gevel conform bijlage 2, Uitvoering dove gevels. Niet de gehele gevels dienen 'doof' uitgevoerd te worden, maar op de locaties zoals aangegeven in bijlage 2. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen in geval door wijzigingen in een bouwplan de dove gevels niet meer conform bijlage 2 uitgevoerd kunnen worden. Er mag afgeweken worden als anderszins voldaan kan worden aan de normen van de Wet geluidhinder.

De woonstraten en parkeervoorzieningen zijn eveneens in deze bestemming opgenomen.
Er zijn geen regels voor bijbehorende bouwwerken opgenomen.

Algemene regels
Artikel 8
Dit artikel bevat de anti-dubbeltelbepaling. De redactie is conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling is ervoor om te voorkomen dat dezelfde grond meer dan eens betrokken wordt bij de toets van de aanvraag om een omgevingsvergunning en daarmee meer gebouwd kan worden dan is toegestaan.

Artikel 9
In dit artikel is geregeld dat in een omgevingsvergunning voor bouwen of verbouwen in het plangebied moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor de beoogde functie. Het toetsingskader dat hierbij wordt gehanteerd zijn de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Groningen die op het moment van aanvragen van de vergunning gelden. De verwijzing naar deze beleidsregels is toegestaan op grond van artikel 3.1.2 tweede lid onder a. van het Besluit ruimtelijke ordening. In principe dient op eigen terrein in de parkeerbehoefte te worden voorzien. Voor gevallen waarin dit door bijzondere omstandigheden redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd, of wanneer elders aan de parkeerbehoefte kan worden voldaan, kunnen burgemeester en wethouders gebruik maken van de opgenomen afwijkingsmogelijkheid.

Artikel 10
Op grond van artikel 3.1.2 tweede lid onder a van het Besluit ruimtelijke ordening is het mogelijk om in een bestemmingsplan te verwijzen naar beleidsregels. Daarmee kan een zekere mate van flexibiliteit worden ingebouwd in een bestemmingsplan: beleidswijzigingen die worden aangebracht in beleidsregels werken dan door in het bestemmingsplan, zonder dat het bestemmingsplan moet worden gewijzigd.

Ten aanzien van kamerverhuur en woningvorming hebben burgemeester en wethouders in juli 2015 beleidsregels vastgesteld, met onder andere de omgevingstoets die eerder in deze toelichting is genoemd. Die wordt toegepast bij het toetsen van aanvragen om (binnenplanse) afwijking van het bestemmingsplan voor het realiseren van kamerverhuurpanden en zelfstandige kamers. Met dit artikel 10 wordt de koppeling gelegd met deze beleidsregels. Bij eventuele aanpassing van de beleidsregels verwijst dit artikel naar die aangepaste beleidsregels.

Artikel 11
Dit artikel bevat een afwijkingsbevoegdheid, die op alle bestemmingen in het plangebied van toepassing zijn. Bedoeling van de bepaling is om relatief kleine afwijkingen van het bestemmingsplan toe te staan, zowel qua omvang als qua functie.

Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 12
Dit artikel regelt het overgangsrecht. De redactie is conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 13
Dit artikel bevat de zogenaamde slotregel, die bedoeld is voor een eenduidige vastlegging van de naam van het bestemmingsplan.

5.4.2 Toelichting regeling van vrije beroepsactiviteiten en bedrijfsmatige activiteiten in en bij woningen

De begrippen aan huis verbonden beroep en vrij beroep worden vaak, en ook hier, synoniem gebruikt. Het voorliggend bestemmingsplan biedt de mogelijkheid aan huis verbonden beroepen -met behoud van de woonfunctie- uit te oefenen in een woning en de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken.

In het algemeen is het verboden om, indien aan gronden en bouwwerken een woonbestemming of -functie is gegeven, deze te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de woonbestemming. Een ander gebruik dan wonen is niet toegestaan. In de jurisprudentie is echter bepaald dat het vestigen van een vrij beroep niet in strijd is met de woonbestemming, tenzij het bestemmingsplan het tegendeel bepaalt en het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de uitoefening van het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het gaat veelal om een eenpersoonsberoep.

Op grond van de definitie van aan huis verbonden beroepen in dit bestemmingsplan zijn de betreffende activiteiten (onder voorwaarden, zie hierna) in overeenstemming met de functie wonen. Voor dergelijke activiteiten in een woning en/ of de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken is geen afwijking bij een omgevingsvergunning nodig.

Of een bepaald gebruik in overeenstemming is met de functie woondoeleinden wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

a. de aard van het gebruik

b. de omvang van het gebruik

c. de intensiteit van het gebruik

Ad a. Bij de 'aard' van het gebruik kan men denken aan een beroep welke naar zijn aard (ernstige) hinder voor zijn omgeving oplevert, of welke naar zijn aard grote verkeersproblemen zal opleveren. Het gebruik mag immers geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Het mag evenmin een onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

Ad b. Bij de 'omvang' van het gebruik is relevant of het gebruik meerdere ruimten of gebouwen in beslag neemt, welk gedeelte van het gebouw door het gebruik in beslag wordt genomen, hoeveel vierkante meter het gebruik in beslag neemt.

Ad c. Bij de 'intensiteit' van het gebruik kan worden gedacht aan frequent of incidenteel gebruik.

Als nu blijkt dat het gebruik aldus een uitstraling heeft welke niet te rijmen valt met de gelegde woonbestemming, dan is het gebruik strijdig met de woonbestemming (zie ARRvS, AB 1993/163).

Onder een 'vrije beroepsbeoefenaar' wordt verstaan: 'iemand die wordt gevraagd om zijn individuele, persoonlijke kwaliteiten, die in het algemeen op artistiek of academisch/HBO-niveau liggen'. In de praktijk is het onderscheid moeilijk aan te geven. Bij vrije beroepen valt te denken aan: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundig architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar,logopedist, makelaar, medisch specialist, notaris, oefentherapeut, Cesar/Mensendieck, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tandarts-specialist, (al dan niet beëdigd) tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige.

Aan huis verbonden beroepen in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk
Voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep is het nodig om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan. Hiertoe is een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen in lid 6.6.

Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Overige activiteiten, die niet vallen onder de aan huis verbonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen zijn, worden aangemerkt als beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten, die niet rechtstreeks passen binnen de woonbestemming. Zij zijn daarom niet bij recht toegestaan in dit plan. Wel is het mogelijk voor deze activiteiten bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan (zie lid 6.6, voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Lijst van bedrijfstypen wonen-werken (bijlage 1).

Hoofdstuk 6 Participatie

6.1 Participatie

Wettelijke participatie
Er is voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening door middel van een kennisgeving van het voornemen tot het maken van het voorliggende bestemmingsplan op 10 december 2009 in de Groninger Gezinsbode.

Participatie buurtorganisatie en omwonenden
Het idee voor woningen op sportpark De Hoogte stamt al uit de tijd van De Intense Stad, de woningbouwmanifestatie uit 2003. De plannen voor die locatie zijn dan op zich al ver uitgewerkt. De verdere ontwikkeling heeft echter nog een tijd op zich laten wachten, doordat het plan nog diverse wijzigingen heeft ondergaan in onder andere de vergroting van de afstand tot de ringweg en de vermindering van de dichtheid van het stratenpatroon. Uiteindelijk is er medio 2010 een haalbaar en uitvoerbaar plan ontstaan. Gedurende dit proces is het Heel de Buurt Overleg in de wijk op de hoogte gehouden en ook de klankbordgroep van bewoners, die door ontwikkelaar De Huismeesters in het leven is geroepen, was steeds op de hoogte van de stand van zaken van het project.

Informatie
Op 1 juni 2010 is in de wijk de Hoogte een informatiemarkt gehouden. In het wijkcentrum aan de Borgwal is een kleine tentoonstelling van de plannen ingericht, er zijn medewerkers van de Huismeesters, de twee betrokken architectenbureaus (Diederen Dirrix en Architecten-en-en, beide uit Eindhoven) en de gemeente aanwezig om uitleg te geven. Uitgenodigd zijn bewoners van Tuinwijk de Hoogte, Selwerderwijk Noord en Zuid, en enkele straten uit de Korrewegwijk en Selwerd die (uit)zicht op de locatie hebben.

Er is op de avond een flinke opkomst, naar schatting zijn er tussen de 50 en 100 bezoekers gedurende de twee uur durende informatiemarkt. Men is daarbij zeer positief over de plannen en er is vooral voor de grondgebonden woningen veel belangstelling.

Overigens is met een vrijstellingsprocedure (artikel 19, nog volgens de oude WRO) reeds een bouwvergunning voor deze laatst genoemde groep van 97 woningen verleend. Er is daarbij geen enkel bezwaar binnengekomen. In december 2010 is de bouw van deze woningen gestart.

6.2 Inspraak

Over het voorontwerp-bestemmingsplan is een inspraakprocedure gevoerd op grond van de Algemene Inspraakverordening Groningen 2005. In het kader van deze procedure heeft het voorontwerp-bestemmingsplan van 11 maart tot en met 7 april 2011 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon schriftelijk, ook via het internet, op het bestemmingsplan worden gereageerd. Tevens is een inloopbijeenkomst in de buurt georganiseerd op 4 april 2011 om mensen de gelegenheid te bieden om mondelinge inspreekreacties in te dienen. Er zijn tijdens de inspraakprocedure geen schriftelijke of mondelinge inspraakreacties binnengekomen.

6.3 Overleg

Na het vrijgeven voor inspraak en overleg door het college, zal het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening met de verschillende betrokken instanties plaatsvinden.

In het kader van het overleg, als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, is het voorontwerp-bestemmingsplan gezonden aan:

  • 1. de provincie Groningen;
  • 2. de VROM-inspectie, Regio Noord;
  • 3. het ministerie van Verkeer en Waterstaat, directie Noord-Nederland;
  • 4. het ministerie van Defensie, directie Noord;
  • 5. de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed;
  • 6. het waterschap Noorderzijlvest;

en aan de volgende instanties:

  • 7. Hulpverleningsdienst, brandweer regio Groningen;
  • 8. ProRail B.V.;
  • 9. NS Vastgoed B.V.;
  • 10. Lucht Verkeersleiding Nederland;
  • 11. N.V. Nederlandse Gasunie;
  • 12. N.V. Waterbedrijf Groningen;
  • 13. KPN Telecom;
  • 14. Enexis;
  • 15. Ziggo;
  • 16. De Commissie voor de Welstands- en Monumentenzorg van de gemeente Groningen.


Van de volgende instanties zijn reacties ontvangen:

Provincie Groningen

De provincie geeft aan dat het plan geen aanleiding geeft om opmerkingen te maken.

Hulpverleningsdienst, brandweer regio Groningen

De Brandweer geeft aan dat het voorontwerp-bestemmingsplan aanleiding geeft tot het maken van de volgende opmerkingen:

1. Geadviseerd wordt om een extra brandkraan te realiseren aan de Poortstraat ter hoogte van nummer 20a.

-2. Het is onduidelijk of de woningen in de vier bouwvlakken voor de hulpdiensten voldoende bereikbaar zijn. Geadviseerd wordt om met de inrichting van de openbare ruimte hier rekening mee te houden.

3. Geadviseerd wordt om in artikel 7.2.2 een minimale vrije hoogte voor te schrijven van ten minste 4,2 meter om een goede tweezijdige bereikbaarheid te waarborgen voor de meest oostelijke onderdoorgang.

4. Geadviseerd wordt om de acceptatie van de externe veiligheidsrisico's en daarmee de overschrijding van het groepsrisico expliciet door het college van B&W te laten vaststellen.

Commentaar:

ad 1. Na bestudering van de uitvoeringstekening en constatering van de mogelijke aanwezigheid van een extra brandkraan, ten opzichte van de weergave in de gemeentelijke database, wordt besloten ter plaatse de situatie op te nemen. Hieruit blijkt dat in het plangebied zelf de brandkranen al aangebracht zijn. Ter plaatse van de onderdoorgangen naar de binnenterreinen van de vier bouwblokken zijn ook brandkranen aangebracht. Hierdoor vervalt de noodzaak om aan de Poortstraat extra brandkranen te plaatsen.

ad 2. In het overleg van 14 april 2011 is door de ontwikkelende partij (woningcorporatie de Huismeesters) toegezegd een zgn. 'sleutelbuis' voor ieder bouwvlak in het plangebied op te nemen, waardoor de toegankelijkheid van de vier bouwvlakken wordt gewaarborgd.

ad 3. Er wordt een oplossing gevonden om de tweezijdige bereikbaarheid te borgen, via het eerste gedeelte van een aan te leggen fietspad, welke langs de Bedumerweg en vervolgens parallel aan de Plataanlaan richting Selwerd gaat lopen. Dit fietspad is onderdeel van het project 'aanpassing Noordzeebrug'. Het advies om de fundering van het fietspad geschikt te maken voor brandweervoertuigen wordt door de ontwikkelende partij (woningcorporatie de Huismeesters) opgenomen met uitvoerende partij van de werkzaamheden voor de 'aanpassing Noordzeebrug', te weten de provincie Groningen.

ad 4. Tegelijkertijd met vaststellen van de artikel 19 procedure voor de ontwikkeling van de vier bouwblokken heeft het college van burgemeester en wethouders op 31 augustus 2010, besluitnummer MD 10.2365586, de overschrijding van het groepsrisico expliciet vastgesteld. Uw advies is inmiddels al ter hand genomen.

Inspectie VROM

Het ministerie van VROM geeft aan dat het voorontwerpbestemmingsplan de betrokken rijksdiensten aanleiding geeft tot het maken van een opmerking, gelet op de nationale belangen in RNRB. Het ministerie verzoekt om de realisatie van 'dove' gevels te borgen in de regels en op de verbeelding van het bestemmingsplan.

Commentaar:

Het verzoek van inspectie VROM is overgenomen. In artikel 7.2.2 onder f en op de verbeelding is de uitvoering van de dove gevels geborgd.

Lucht Verkeersleiding Nederland

Het LVNL geeft aan dat het bestemmingsplan Cortinghborg geen invloed heeft op de operatie en apparatuur van Lucht Verkeersleiding Nederland op de luchthaven Groningen Airport Eelde.

N.V. Nederlandse Gasunie

Gasunie komt tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitsgrens van hun dichtst bij gelegen leiding valt. Gasunie stelt vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.

De overlegreacties zijn opgenomen in bijlage 1 bij de toelichting van onderhavig bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid / exploitatie

Onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen heeft in het algemeen betrekking op nieuwe ontwikkelingen waarvoor bestemmingswijzigingen nodig zijn en die door de gemeente worden gerealiseerd. Het bestemmingsplan Cortinghborg heeft betrekking op een onbebouwd deel van de gemeente, waarbij de ontwikkelingen aan het particuliere initiatief worden overgelaten. De kosten worden door hen gedragen en zijn vastgelegd in een anterieure overeenkomst.

Nagegaan is of het op basis van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de daarin opgenomen regeling omtrent grondexploitatie noodzakelijk is een exploitatieplan aan het bestemmingsplan toe te voegen. Een dergelijk plan wordt tezamen met het bestemmingplan door de raad vastgesteld en bevat een verantwoording van de wijze, waarop de kosten van een ontwikkeling verzekerd zijn. Daarnaast kan een exploitatieplan inrichtingseisen voor de ontwikkeling bevatten. Het opstellen van een exploitatie- plan is niet nodig als ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan een exploitatieovereenkomst is gesloten met de ontwikkelaar, als het gaat om gronden die in eigendom zijn van de gemeente danwel die reeds zijn vergund of waarvoor een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan is opgenomen. Omdat met de ontwikkelaar een exploitatieovereenkomst is gesloten, is het niet nodig dat de raad bij dit bestemmingsplan een exploitatieplan vaststelt.

Bijlagen

Bijlage 1 Overlegreacties instanties

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP587CortinghborGV-gv01_0008.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP587CortinghborGV-gv01_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP587CortinghborGV-gv01_0010.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP587CortinghborGV-gv01_0011.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP587CortinghborGV-gv01_0012.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP587CortinghborGV-gv01_0013.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP587CortinghborGV-gv01_0014.png"

Bijlage 2 Rapport luchtkwaliteit

Wet luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit1 geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te minimaliseren. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer: stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), koolmonoxide (CO), benzeen (C6H6), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb) en benzo(a)pyreen. Hiervan zijn NO2 en PM10 het meest relevant omdat in Nederland alleen voor deze twee stoffen regelmatig en/of op ruime schaal normoverschrijdingen voorkomen.

Berekening luchtkwaliteit

De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van het wettelijk voorgeschreven model. Dit model is mede gebaseerd op gegevens van het Landelijke Meetnet Luchtkwaliteitnet. Zo worden in het model ook de zogenoemde achtergrondconcentraties verdisconteerd (ofwel de luchtverontreiniging van bijvoorbeeld bedrijven, huishoudens en van verder afgelegen bronnen) die worden bepaald op basis van het Landelijke Meetnet Luchtkwaliteit.

Ten behoeve van het bestemmingsplan De Hoogte is nagegaan wat de concentraties zijn van de genoemde luchtverontreinigende stoffen en of er luchtkwaliteitsnormen worden overschreden.

De concentraties zijn berekend voor de 2 meest drukke wegen in het plangebied De Hoogte, te weten: de Bedumerweg en de Noordelijke ringweg N370 (Plataanlaan) .

Invoer verkeersgegevens

Voor de situatie van de Noordelijke ringweg in 2007 zijn de verkeerscijfers van de provincie Groningen uit de verkeerstellingen van 2007 gebruikt. Voor de situatie van de Bedumerweg in 2007 zijn de verkeerscijfers van 2007 uit de verkeerstellingen van ROEZ gebruikt. Voor de situaties van beide wegen in 2017 zijn de prognosecijfers van 2020 uit het verkeersmodel Regio Groningen - Assen (RGA), versie 1.2 gebruikt gebruikt.

De normen en de (berekende) luchtkwaliteit worden weergegeven in een aantal tabellen:

  • totaaloverzicht: luchtkwaliteitsnormen, huidige situatie en prognoses
  • concentraties van NO2 in 2007 en 2017
  • concentraties van PM10 in 2007 en 2017
  • aantal dagen met een overschrijding van PM10 in 2007 en 2017

CONCLUSIE
Alle onderzochte situaties voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen. Dit betekent, dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van het bestemmingsplan Cortinghborg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP587CortinghborGV-gv01_0015.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP587CortinghborGV-gv01_0016.png"

Conclusie: geen normoverschrijdingen

Bijlage 3 Rapport externe veiligheid

1.1 Externe Veiligheidsstudie

Ten behoeve van de beoordeling van het aspect Externe Veiligheid voor het bestemmingsplan Cortinghborg heeft de Milieudienst gemeente Groningen een veiligheidsstudie uitgevoerd. Deze studie bestaat uit de volgende onderdelen:

  • inventarisatie van de risicobronnen in en nabij het plangebied;
  • analyse van de invloed risicobronnen op de veiligheid;
  • toetsing veiligheidssituatie aan de geldende veiligheidsnormen;
  • uitvoering kwantitatieve risicoanalyse;
  • beoordeling van de noodzaak voor een verantwoording groepsrisico.

De studie is uitgevoerd in februari 2010 ten behoeve van de beoordeling van het bestemmingsplan. De uitkomsten van de studie vormen de basis voor de externe veiligheidsparagraaf van het bestemmingsplan2 .

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied Cortinghborg ligt in het noordelijke deel van de stad. Het betreft het voormalige terrein van de sportvelden 'de hoogte'. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door de N370, aan de westzijde door de spoorlijn Groningen – Delfzijl en aan de zuidzijde door de Poortstraat. Aan de oostzijde grenst het plangebied aan het terrein van het Noorderpoortcollege, locatie Poortstraat. De ligging van het plangebied staat in onderstaand figuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP587CortinghborGV-gv01_0017.png"

Figuur 1: ligging plangebied Cortinghborg

2 Toelichting Externe Veiligheid

2.1 Definitie Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en door buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bij voorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen (externen) die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

In het begrip risico zijn kansen en effecten aan elkaar gekoppeld. Bij externe veiligheid gaat het om ongelukken met kleine kansen en grote effecten. Het beleidsveld externe veiligheid richt zich op de beheersing van deze risico's.

2.2 Risiconormen

De risiconormering voor externe veiligheid concentreert zich rond twee begrippen, plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Hieronder worden deze toegelicht.

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft het minimale wettelijke niveau voor de bescherming van individuele burgers.

Het is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval bij een risicobron, aangenomen dat de persoon onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven.

In het plaatsgebonden risico zijn twee kansen verwerkt:

  • De kans op het plaatsvinden van een ongeluk waarbij een gevaarlijk stof vrijkomt
  • De kans dat een persoon daadwerkelijk overlijdt als gevolg hiervan.

Deze kans mag maximaal 1 op een miljoen (10-6) per jaar zijn.

Men kan de kans met een risicocontour ruimtelijk weergeven. Deze contour verbindt plaatsen in de omgeving van de risicobron met een overlijdenskans van één op een miljoen. Binnen de 10-6-contour mogen geen nieuwe kwetsbare objecten (zoals bijvoorbeeld woningen en scholen) worden geplaatst.

Met het groepsrisico (GR) wordt een maat gegeven voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp.

Het is de kans per jaar dat een groep van tenminste 10 personen tegelijk overlijdt als rechtstreeks gevolg van de aanwezigheid in het invloedsgebied van een risicobron én een ongewoon voorval binnen die risicobron waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

De hoogte van het groepsrisico is afhankelijk van twee factoren:

  • De jaarlijkse kans dat zich een ongeval met een gevaarlijke stof voordoet.
  • Het aantal potentiële slachtoffers in invloedsgebied van een risicovolle activiteit.

Het GR legt een relatie tussen deze twee factoren.

Men kan het groepsrisico niet ruimtelijk weergeven. Het wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin het aantal slachtoffers wordt uitgezet tegen de cumulatieve kans dat de groep slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen: de fN-curve. Het groepsrisico dient te worden bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit.

Daarnaast speelt het zogenaamde Plasbrand Aandachtsgebied (PAG) een belangrijke rol bij de beoordeling van externe veiligheid. Het PAG betreft de zone waarbinnen de effecten van een ongeluk met brandbare vloeistoffen een dodelijk effect hebben. Voor de wegen en het spoor ligt deze grens op 30 meter, voor vaarwegen bedraagt de zone 25 meter.

3. Wettelijk kader

3.1 Inleiding

Om de externe veiligheidsrisico's te beheersen heeft de Rijksoverheid een aantal nota's, circulaires en besluiten opgesteld die leidend zijn voor externe veiligheidstaken van de provincie en gemeenten. Het gaat daarbij om wet- en regelgeving waarin risiconormen zijn gesteld voor respectievelijk inrichtingen, transport van gevaarlijke stoffen en buisleidingen. Het Rijksbeleid staat niet op zichzelf. Ook de provincie Groningen en de gemeente Groningen hebben veiligheidskaders vastgesteld.

3.2 Risicobedrijven

Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI3 ) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Daarnaast stelt het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO-1999) eisen aan de meest risicovolle bedrijven in Nederland. Het BEVI verplicht gemeenten en provincies rekening te houden met de externe veiligheid als ze een milieuvergunning verlenen of een bestemmingsplan maken.

3.3 Vervoer gevaarlijke stoffen

Ten aanzien van transportrisico's zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS4 ) en de Circulaire 'Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen' verschenen. De circulaire bevat veiligheidsnormen voor het vervoer en voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van transportroutes. Gemeenten dienen hiermee rekening te houden bij het opstellen van ruimtelijke plannen.

Binnenkort wordt volgens planning het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) vastgesteld. Het BTEV is vergelijkbaar met het BEVI en bevat risiconormen voor transportroutes.

3.4 Hogedrukbuisleidingen

Voor aardgastransportleidingen geldt op dit moment de Circulaire 'Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen 1984'. VROM heeft hierin vaste veiligheidsafstanden vastgelegd die aangehouden moeten worden tussen een buisleiding en bebouwingen. Deze circulaire wordt binnenkort vervangen door een AMvB, het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (BEVB), naar analogie van het BEVI. Voor buisleidingen gelden dan geen vaste afstanden meer maar wordt gekeken naar het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

3.5 Beleidsvisie Externe Veiligheid gemeente Groningen

In januari 2010 heeft de gemeente Groningen eigen externe veiligheidsbeleid vastgesteld5 . Hierin geeft de gemeente Groningen aan, hoe zij binnen haar grenzen met het milieuaspect externe veiligheid om wil gaan. In de visie worden randvoorwaarden geformuleerd voor nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast bevat de visie een afwegingskader voor de initiatieffase van nieuwe ontwikkelingen.

3.6 Provinciaal Basisnet Groningen

Voor de provinciale wegen heeft de provincie het provinciaal basisnet Groningen opgesteld6 . Het provinciaal basisnet bevat daarnaast aanvullende regels voor rijks- en spoorwegen ten behoeve voor extra bescherming van minder zelfredzame personen. Het provinciaal basisnet Groningen betreft een robuust systeem waarin de externe risico's van transport van gevaarlijke stoffen zijn beschouwd en de gevolgen inzichtelijk zijn gemaakt.

4 Risicosituatie plangebied

4.1 Inventarisatie risico's

In deze paragraaf wordt de risicosituatie voor het plangebied geschetst. Hiertoe heeft een inventarisatie plaatsgevonden van de potentiële risicobronnen in en nabij het plangebied. Risicobronnen zijn:

  • bedrijven waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen of geproduceerd;
  • transportassen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • buisleidingen voor transport van aardgas onder hoge druk en voor K1, K2 en K3-vloeistoffen.

De inventarisatie bestaat in eerste instantie uit het in kaart brengen van de risicobronnen in en nabij het plangebied en uit een analyse van de invloed die deze bronnen hebben voor de veiligheid.

De onderstaande informatiebronnen vormen de basis voor de inventarisatie:

  • Het register risicosituaties gevaarlijke stoffen (RRGS),
  • Risicokaart Groningen,
  • Tellingen transport van gevaarlijke stoffen, Rijkswaterstaat (DWS, stand 2009),
  • Prognoses Prorail,
  • Ontwerp basisnetten weg, water en spoor,
  • Provinciaal basisnet Groningen, definitief concept versie 2.0,
  • Gemeentelijk inrichtingenbestand Wm-vergunning (archief Milieudienst),
  • Leidinggegevens Gasunie. 2004 en 2007.

4.2 Risicobronnen bestemmingsplan Cortinghborg

Hieronder staat een overzicht van de resultaten van de inventarisatie.

Inrichtingen:

  • Aardolie Opslag Groningen B.V., Van der Hoopstraat, bedrijfsterrein 'de Hoogte'

* bedrijf valt onder het Besluit risico's zware ongevallen (BRZO, 1999),

* op- en overslag van aardolieproducten zoals benzine, diesel en gasolie;

* ongevallenscenario: brand of explosie door vrijkomen brandbare vloeistof;

* effectafstanden: 12 tot 37 meter vanaf de bron (tank, bordes of verlaadsteiger);

* risicocontouren liggen binnen de grenzen van de inrichting;

* afstand tot het plangebied > 200 m.

Transport gevaarlijke stoffen:

  • Wegen:

o N370, noordelijke ringweg, Plantaanlaan

* vervoer van gevaarlijke stoffen, deel van het provinciale basisnet,

* ligging buiten het plangebied,

* grenst in het noorden aan het plangebied.

o N361, Winsumerweg

* vervoer van gevaarlijke stoffen, alle categorieën, vervoersfrequentie laag,

* deel van het provinciale basisnet,

* veiligheidsafstanden: PR 10-6 contour niet buiten de weg, plasbrandaandachtsgebied 30 meter,

* ligging: noordkant Van Starkenborghkanaal buiten het plangebied,

* afstand tot plangebied circa 320 meter.

  • Waterwegen:

o Van Starkenborghkanaal (verbinding haven Delfzijl)

* vervoer van gevaarlijke stoffen, deel van het landelijke basisnet,

* ligging buiten het plangebied,

* afstand tot plangebied circa 260 meter.

  • Spoorwegen:

o Spoorlijn Groningen – Sauwerd (richting Delfzijl/Eemshaven)

* vervoer van gevaarlijke stoffen, deel van het landelijke basisnet,

* ligging buiten het plangebied,

* grenst in het westen aan het plangebied.

Buisleidingen:

o Hogedruk aardgasleiding, N-507-50-KR-019/020/021

* transport van aardgas onder hoge druk; beheerder Gasunie,

* leidinggegevens: diameter 6 inch en ontwerpdruk van 40 bar,

* ongevallenscenario: ontsteking van vrijkomend gas,

* afstanden circulaire 1984: bebouwingsafstand 4 m, toetsingsafstand 20 m, effectafstand (1% letaliteitsgrens): maximaal 70 m (bron: Gasunie),

* ligging: noordkant Van Starkenborghkanaal buiten het plangebied,

* afstand tot plangebied circa 300 meter.

4.3 Ligging risicobronnen

In onderstaande figuur wordt de ligging van de risicobronnen ten opzichte van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP587CortinghborGV-gv01_0018.png"

  Figuur 2: ligging risicobronnen met relevantie voor plangebied Cortinghborg

(bron: risicokaart Groningen)

4.4 Conclusie inventarisatie

Uit de inventarisatie blijkt dat in de omgeving van het plangebied een aantal risicobronnen aanwezig zijn. Binnen het plangebied bevinden zich geen risicobronnen.

De afstand van een aantal risicobronnen tot het plangebied is zo groot dat deze geen invloed hebben op de veiligheidssituatie binnen het plangebied.

Het betreft de volgende risicobronnen:

* Aardolie Opslag Groningen B.V.;

* N361, Winsumerweg;

* Van Starkenborghkanaal;

* Hogedruk aardgasleiding.

De genoemde bronnen kunnen daarom verder buiten beschouwing worden gelaten voor de bepaling van de externe veiligheidssituatie binnen het bestemmingsplan.

Het plangebied grenst rechtstreeks aan twee risicobronnen, te weten:

* N370, noordelijke ringweg,

* Spoorlijn Groningen – Sauwerd.

De bijbehorende risicozones liggen over (delen van) het plangebied. Voor deze risicobronnen moet daarom een kwantitatieve risicoanalyse worden verricht.

De Milieudienst gemeente Groningen heeft een dergelijk onderzoek uitgevoerd. In het volgende hoofdstuk staan de uitkomsten.

5 Nader onderzoek relevante risicobronnen

5.1 Inleiding

De aanwezigheid van risicobronnen heeft consequenties voor de veiligheid van het bestemmingsplan als er harde risicocontouren (PR of PAG) of invloedsgebieden van het groepsrisico (GR) over het plangebied liggen. Zoals hiervoor beschreven, vallen de risicocontouren en invloedsgebieden van twee risicobronnen over het plangebied.

In dit hoofdstuk worden deze risicobronnen en hun invloed op het bestemmingsplan nader beschreven. Verder wordt de uitkomst van de kwantitatieve risicoanalyse besproken. Hierbij wordt tevens aangegeven of de hoogte van het groepsrisico aanvaardbaar is en of een verantwoordingsplicht bestaat. Ook wordt toegelicht of de aanwezigheid van de risicobronnen het treffen van veiligheidsmaatregelen of het opnemen van aanvullende voorschriften noodzakelijk maakt.

5.2 Beschrijving risicobronnen

Provinciale weg N370

De N370 (noordelijke ringweg, Plataanlaan) begrenst het plangebied aan de noordkant. Over deze weg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Vervoerd worden brandbare en giftige vloeistoffen alsmede brandbare gassen. De provincie Groningen heeft deze weg opgenomen in het provinciale basisnet.

Spoorlijn Groningen - Sauwerd

De spoorlijn Groningen – Sauwerd (verbinding met Delfzijl en de Eemshaven) vormt de westelijke grens van het bestemmingsplangebied. Over deze spoorlijn vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Vervoerd worden alle categorieën gevaarlijke stoffen, brandbare en giftige gassen en vloeistoffen. De spoorlijn Groningen – Sauwerd maakt deel uit van het landelijke basisnet.

5.3 Plaatsgebonden risico

Provinciale weg N370

In 2006/2007 heeft het Ministerie van Verkeer en Waterstaat tellingen uitgevoerd van gevaarlijke stoffen. Hierbij is de noordelijke ringweg niet meegenomen, maar aansluitende wegvakken wel. Gebaseerd op deze gegevens kan worden vastgesteld dat het PR van 10-6 op de N370 zelf ligt. De risicocontouren komen dus niet buiten de weg.

Volgens door de provincie Groningen uitgevoerde berekeningen7 zou het PR met een kans van 10-6 in de toekomst op maximaal 12 meter buiten de N370 kunnen komen te liggen8 . In deze zone mogen geen kwetsbare objecten worden opgericht.

Spoorlijn Groningen - Sauwerd

Uit onderzoek van de provincie Groningen9 blijkt dat er op dit moment geen plaatsgebonden risico van 10- 6 buiten het spoor ligt. Uit berekeningen waarbij vergaande vervoersprognoses zijn gebruikt, blijkt verder dat het PR in de toekomst op maximaal 15 meter buiten het spoor zou kunnen komen te liggen. In deze zone mogen geen kwetsbare objecten worden opgericht.

In het kader van het bestemmingsplan wordt geen bebouwing toegestaan binnen de risicocontouren.

Dit betekent dat het PR ten gevolge van de twee risicobronnen geen belemmering vormt voor het bestemmingsplan.

5.4 Plasbrand Aandachtsgebied (PAG)

Naast het PR dient ook rekening te worden gehouden met de effecten van een plasbrand scenario. Het PAG betreft de zone waarbinnen de effecten van een ongeluk met brandbare vloeistoffen een dodelijk effect hebben. Voor de wegen en het spoor ligt deze grens op 30 meter. Hieronder staat een korte toelichting.

Over de meeste transportassen die aangewezen zijn voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, worden veel brandbare vloeistoffen worden vervoerd (onder andere benzine, diesel). Bij een ongeluk kan zo een stof uit de wagen of tank vrijkomen en in brand vliegen. Dit verschijnsel heet plasbrand. Het effect dat optreedt bij een ongeval met enkel brandbare vloeistoffen is vooral warmtestraling. Binnen een zone van 30 m langs weg en spoor en binnen 25 m langs vaarwegen kunnen hierdoor slachtoffers vallen. Hierbij wordt uitgegaan van een calamiteit waarbij de gehele wagen- of tankinhoud vrijkomt. De omvang van het effect wordt beïnvloed door de oppervlakte van de plasbrand. Voor trajecten waarover veel brandbare vloeistoffen worden vervoerd, zijn de zogenaamde Plasbrand Aandachtsgebieden (PAG) aangewezen van 25 meter respectievelijk 30 meter.

Binnen het PAG mag in principe geen nieuwbouw worden gerealiseerd. Hiermee wordt rekening gehouden in het bestemmingsplan Cortinghborg. Binnen 30 meter vanaf de ringweg en de spoorlijn wordt geen bebouwing gerealiseerd.

Dit betekent dat het PAG ten gevolge van de twee risicobronnen geen belemmering vormt voor het bestemmingsplan.

5.5 Groepsrisico

Het plangebied ligt volledig binnen het invloedsgebied voor het groepsrisico van beide risicobronnen. Daarom moet een kwantitatieve analyse van het groepsrisico worden uitgevoerd. Met behulp van het voorgeschreven rekenprogramma RBM II heeft de Milieudienst het groepsrisico berekend voor zowel de N370 als voor de spoorlijn Groningen – Sauwerd. Conform de eisen van de Circulaire RVGS zijn de berekeningen uitgevoerd met de huidige en de geprognosticeerde vervoersgegevens. Hieronder staan overzichten van het gemodelleerde gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP587CortinghborGV-gv01_0019.png"

Figuur 3: modelomgeving t.b.v. berekening risico's als gevolg van de N370

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP587CortinghborGV-gv01_0020.png"

Figuur 4: modelomgeving t.b.v. berekening risico's als gevolg van het spoor

Groningen- Sauwerd

Uit de berekeningen blijkt dat het groepsrisico licht tot matig verhoogd is voor de bestaande situatie. De oriëntatiewaarde, een belangrijke ijkwaarde voor ruimtelijke ontwikkelingen, wordt niet overschreden. Ook bij een berekening gebaseerd op de vervoersprognoses wordt de oriëntatiewaarde niet overschreden.

De geplande nieuwbouw leidt tot een (zeer) lichte toename van het groepsrisico. Ook in de nieuwe situatie wordt de oriëntatiewaarde niet overschreden. De lichte toename past binnen de geldende wet- en regelgeving en is aanvaardbaar. Er bestaat wel een verantwoordingsplicht.

5.6 Verantwoording

Conform de Circulaire RVGS moet een verantwoording worden afgelegd over elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico en over elke toename van het groepsrisico. In onderhavig geval overschrijdt het groepsrisico de oriëntatiewaarde niet. Er is wel sprake van een (zeer lichte) toename als gevolg van het bestemmingsplan. Over deze toename van het groepsrisico moet verantwoording worden afgelegd. Dit gebeurt in een apart besluit van de raad.

6. Conclusie

De externe veiligheidssituatie voor het bestemmingsplan Cortinghborg is in beeld gebracht. Binnen het plangebied bevinden zich geen risicobronnen. In de omgeving zijn twee risicobronnen aanwezig, die invloed hebben op de veiligheidssituatie binnen het plangebied, te weten:

  • N370, noordelijke ringweg,
  • Spoorlijn Groningen – Sauwerd.

Uit nader onderzoek voor beide bronnen blijkt dat aan alle veiligheidsnormen wordt voldaan. De geplande ontwikkeling past binnen het geldende beleidskader.

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheidssituatie geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Bijlage 4 Rapport bodemkwaliteit

Milieudienst, februari 2010

Inleiding

Ten behoeve van de bestemmingsplanherziening van het plangebied “Cortinghborg” is een inventarisatie uitgevoerd naar de aanwezigheid van gegevens over de bodemkwaliteit bij de Milieudienst van de gemeente Groningen. Daarvoor zijn de volgende aspecten beoordeeld:

  • de locaties die verdacht zijn van een ernstige bodemverontreiniging;
  • de aanwezigheid van ernstige bodemverontreinigingen;
  • de locaties waar na sanering een zorgmaatregel van kracht is en mogelijke gebruiksbeperkingen liggen;
  • de diffuse bodemkwaliteit zoals vastgesteld in de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart.

De beoordeling van de bodemkwaliteit voor het bestemmingsplan gaat uit van een gebiedsbenadering en van de beschikbare gegevens op dat moment. Individuele locaties zullen telkens opnieuw moeten worden beoordeeld op het aspect van geschiktheid.

De conclusie van dit document is zo opgesteld dat de tekst rechtstreeks kan worden overgenomen in het bestemmingsplan.

De inventarisatie is uitgevoerd op 2 februari 2010 ten behoeve van de beoordeling van het bestemmingsplan. De inventarisatie is gebaseerd op de op dat moment bij de Milieudienst beschikbare gegevens. Dagelijks worden gegevens aangeleverd en bijgewerkt. Voor een actuele situatie of voor informatie over individuele locaties verwijzen wij daarom naar www.eloket.groningen.nl.

Contouren plangebied

Het plangebied “Cortinghborg” wordt begrensd door de N370 (Plataanlaan), het spoor naar Delfzijl en de Bedumerweg. Het plangebied is op onderstaande foto weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP587CortinghborGV-gv01_0021.jpg"

De uitgevoerde inventarisatie

Voor de inventarisatie van de bodemkwaliteitsgegevens is gebruik gemaakt van de informatie zoals opgeslagen in het informatiesysteem Squit van de gemeente Groningen. In Squit zijn in ieder geval die locaties opgenomen:

  • die verdacht zijn van een geval van ernstige bodemverontreiniging;
  • waar sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging;
      • a. historisch geval, ontstaan voor 1987;
      • b. nieuw geval, ontstaan na 1987;
  • waar een bodemsanering is uitgevoerd en waar eventuele nazorgmaatregelen of gebruiksbeperkingen van kracht zijn.

In bijlage 1 is een lijst opgenomen met de in Squit opgenomen locaties die binnen het betreffende plangebied liggen. Op basis van deze inventarisatie is de beoordeling uitgevoerd.

Het verrichten van bodemonderzoeken en het uitvoeren van eventuele saneringswerkzaamheden is een verantwoordelijkheid van de veroorzaker, de eigenaar en/of een belanghebbende. Voor de locaties die verdacht zijn van een geval van ernstige bodemverontreiniging is een bodemonderzoek bij de aanvraag van een bouwvergunning in ieder geval noodzakelijk. De Woningwet en de gemeentelijke bouwverordening regelen in welke gevallen de aanvraag van een bouwvergunning vergezelt dient te gaan van een bodemonderzoek.

Verdachte locaties

Het terrein is grotendeels onderzocht of er is historische bodeminformatie bekend. De voetbalvelden zijn in 2007 onderzocht en er is een matige verontreiniging van het grondwater aangetroffen. Milieuhygienisch gezien vormt de bodemkwaliteit van deze locatie geen belemmering voor toekomstige woningbouw.

Bodemkwaliteitskaart

In de loop van de tijd zijn op allerlei manieren puinhoudend materiaal, kooldeeltjes en ander afval in de bodem terechtgekomen. Bewoning, bedrijvigheid en ook neerslag van luchtverontreiniging heeft op vele plaatsen de bodem belast. Dit heeft geleid tot diffuse, niet tot een bron ter herleiden, bodemverontreiniging.

De gemeente Groningen heeft voor haar gehele grondgebied een bodemkwaliteitskaart en de “Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem” opgesteld. De bodemkwaliteitskaart geeft inzicht in deze diffuse bodemkwaliteit. De kaart en het plan zijn op 10 juli 2007 geactualiseerd (besluit 6k B&W).

Uit de bodemkwaliteitskaart blijkt dat voor het plangebied geldt dat de bodem diffuus (licht) verontreinigd (minerale olie en PAK (10 VROM)) is.

Indien binnen het plangebied grond wordt afgevoerd of wordt toegepast dient rekening te worden gehouden met de regels ten aanzien van het toepassen van grond in de gemeente Groningen zijn vastgelegd de “Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem”. Eventueel toepassen of afvoer van grond dient gemeld te worden SenterNovem

(www.meldpuntbodemkwaliteit.senternovem.nl). Zij zenden de melding door naar de afdeling Bodem van de Milieudienst van de gemeente Groningen.

Voor meer informatie wordt verwezen naar de bodemkwaliteitskaart en de “Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem”. Deze documenten zijn in te zien via de site milieu.groningen.nl.

Conclusie

Met deze herziening van het bestemmingsplan wordt op deze locatie een de functie wonen mogelijk gemaakt. Dit is een wijziging ten opzichte van de bestaande functies; sportvelden.

De bodemkwaliteit voldoet over het algemeen aan de normen die gekoppeld zijn aan de bestaande functie. Het plangebied is grotendeels onderzocht of er is historische bodeminformatie bekend. De voetbalvelden zijn in 2007 onderzocht (zie hierna onder Inventarisatie lijst Squit) en er is een matige verontreiniging van het grondwater aangetroffen. Milieuhygiënisch gezien vormt de bodemkwaliteit van deze locatie geen belemmering voor toekomstige woningbouw.

Als gevolg van jarenlange activiteiten is de bodem belast met een diffuse, niet tot een bron te herleiden, bodemverontreiniging. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt dat ook in dit plangebied diffuse bodemverontreiniging voorkomt. Dit is van invloed op de voorwaarden voor het toepassen van grond.

De beoordeling van de bodemkwaliteit voor het bestemmingsplan gaat uit van een gebiedsbenadering en van de beschikbare gegevens op het moment van de inventarisatie. De inventarisatie is uitgevoerd op 2 februari 2010 en is gebaseerd op de op dat moment bij de Milieudienst beschikbare gegevens over (potentiële) ernstige verontreinigingen. Dagelijks worden gegevens aangeleverd en bijgewerkt. Voor een actuele situatie of voor informatie over individuele locaties verwijzen wij daarom naar www.eloket.groningen.nl.

Bijlage 1- Inventarisatie lijst Squit

Locatie code   Adres   Hoofdcategorie  
GO001402312   Poortstraat 38   Sportvelden  

Bijlage 5 Verantwoording groepsrisico

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP587CortinghborGV-gv01_0022.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP587CortinghborGV-gv01_0023.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP587CortinghborGV-gv01_0024.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP587CortinghborGV-gv01_0025.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP587CortinghborGV-gv01_0026.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP587CortinghborGV-gv01_0027.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP587CortinghborGV-gv01_0028.jpg"