direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Oosterpoort geconsolideerde versie
Status: geconsolideerde versie
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Het plangebied Oosterpoort omvat de wijk Oosterpoort, inclusief het Zuiderpark.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0001.jpg"

Ligging Oosterpoort in de stad

Binnen het plangebied gelden momenteel twee bestemmingsplannen die verouderd zijn. Dit bestemmingsplan heeft tot doel de regeling voor de Oosterpoort te actualiseren. Daarmee wordt voorzien in een actueel planologisch kader dat bestaande waardevolle ruimtelijke structuren beschermt en dat sturing geeft aan eventuele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Uitgangspunt daarbij is het conserveren van de bestaande inrichting van de wijk. Daarnaast geldt dat handhaving en versterking van het woonkarakter van de wijk een belangrijke doelstelling is.

1.2 Geconsolideerde versie

Het bestemmingsplan Oosterpoort is door de raad van Groningen vastgesteld op 29 mei 2013. Sindsdien zijn er 3 facetbestemmingsplannen door de gemeenteraad vastgesteld die wijzigingen in die versie hebben aangebracht. Het zijn de volgende plannen:


- Facetherziening parkeren, vastgesteld op 8 juni 2016
- Herziening bestemmingsregels wonen, vastgesteld op 19 april 2017

- Herziening Bestemmingsregels Wonen 2, vastgesteld op 1 april 2020.


In deze geconsolideerde versie zijn de wijzigingen uit deze drie plannen verwerkt. Het gaat daarbij niet alleen om bestemnmingsregels, maar ook om begripsbepalingen en algemene bepalingen. Ook de wijzigingen op de verbeelding zijn verwerkt in een geconsolideerde verbeelding. Gewijzigde teksten zijn gemarkeerd met kleur.

1.3 Begrenzing plangebied

Het plangebied Oosterpoort wordt begrensd door het Winschoterdiep, de Zuidelijke Ringweg, de spoorlijn Groningen-Assen/Nieuweschans en het Verbindingskanaal. Het Winschoterdiep en het Verbindingskanaal zelf vallen buiten het plangebied, net als de spoorlijn. De Zuidelijke Ringweg valt wel binnen het bestemmingsplan Oosterpoort.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0002.jpg"

Begrenzing plangebied Oosterpoort

1.4 Voorgeschiedenis

In het plangebied gelden op dit moment twee bestemmingsplannen; het bestemmingsplan Oosterpoort voor het grootste deel van de wijk en het bestemmingsplan Kop Oosterpoort voor het gebied tussen Verbindingskanaal, Oude Winschoterdiep, Duikerstraat, Palmslag en Oosterweg.


Het bestemmingsplan Oosterpoort is vastgesteld op 27 maart 1996. Het bestemmingsplan was een nadere uitwerking van het Plan van Aanpak voor de Oosterpoort uit 1991. De aanwijzingen tot Beschermd Stadsgezicht brachten ook de verplichting met zich mee om een beschermend bestemmingsplan op te stellen. Uitgangspunten van het bestemmingsplan waren handhaving en indien nodig verbetering van de bestaande ruimtelijke structuur en het scheppen van voorwaarden voor een kwalitatief goed woon- en leefklimaat. Het plan kende drie gebiedsbestemmingen (stadswoonwijk, wegverkeer en verkeer te water). De bestemming Stadswoonwijk werd nader ingekaderd door een zogenaamde functionele kaart en adressenlijst.


Deze systematiek is niet meer van deze tijd en in voorliggend bestemmingsplan Oosterpoort dus ook niet langer gebruikt. Het huidige plan is opgesteld volgens de huidige landelijke en gemeentelijke standaard die voorziet in veel meer verschillende bestemmingen. Zo kennen de diverse groenstructuren nu een aparte groenbestemming. Langs de Meeuwerderweg en de Oosterweg is wel gekozen voor twee gebiedsbestemmingen; Centrum (langs de Meeuwerderweg) en Gemengd (langs grote delen van de Oosterweg). Uitgangspunt is echter het vastleggen van de huidige situatie, net als in het vorige bestemmingsplan Oosterpoort uit 1996.


Het bestemmingsplan Kop Oosterpoort, dat op 11 oktober 1994 is vastgesteld, is opgesteld om de ontwikkeling van de zone Cultuurcentrum - Europaweg mogelijk te maken. Inzet daarbij was het realiseren van woningen in de kop van de Oosterpoort en aan de Brink en op de Meeuwen. Inmiddels is het gebied al jaren volledig heringericht en zal de huidige situatie in voorliggend bestemmingsplan Oosterpoort worden overgenomen.


Naast deze twee bestemmingsplannen zijn in 2000 twee Beschermde Stadsgezichten aangewezen: het Zuiderpark en de Oosterpoort-Oost. Door deze aanwijzing moet volgens de Monumentenwet een bestemmingsplan worden vastgesteld dat de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van de gebieden onderkent als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkelingen binnen het gebied. In de toelichting bij de aanwijzingsbesluiten (zie bijlagen 1 en 2) is vermeld dat ten tijde van de aanwijzing tot beschermde stadsgezichten het vigerende bestemmingsplan voor de gebieden het voorgaande bestemmingsplan Oosterpoort is. In de toelichting bij de aanwijzingsbesluiten is aangegeven dat de vigerende bestemmingsplanregeling wordt geacht aan het rechtsgevolg van bescherming van het gebied te voldoen. In voorliggend bestemmingsplan Oosterpoort wordt dit oorspronkelijke bestemmingsplan Oosterpoort overgenomen. Daarmee kan dit bestemmingsplan Oosterpoort eveneens worden geacht aan het rechtsgevolg van bescherming van de gebieden te voldoen.

Voor het perceel Oosterweg 83 is in 2010 een voorbereidingsbesluit genomen. De bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan Oosterpoort uit 1996 bood werden als te ruim gezien. Vlak voordat het voorbereidingsbesluit in werking trad is een serie bouwaanvragen gedaan. De twee verleende vergunningen zijn vervolgens overnomen in het op 28 september 2011 vastgestelde nieuwe bestemmingsplan voor de Oosterpoort. De vergunningen zijn toen zo strak mogelijk bestemd om de planologische positie van de omwonenden ten opzichte van het oude bestemmingsplan behoorlijk te verbeteren. De omwonenden hebben het bestemmingsplan aangevochten. Op 30 januari 2013 heeft de Raad van State een tussenuitspraak gedaan over het bestemmingsplan Oosterpoort en meer in het bijzonder het perceel Oosterweg 83. Als gevolg van deze tussenuitspraak is voor het perceel in deze vast te stellen versie van het bestemmingsplan Oosterpoort een andere planregeling opgenomen. Voor een verdere toelichting op de nieuwe planregeling wordt verwezen naar paragraaf 2.1.2 onder het kopje Ontwikkelingen.

Hoofdstuk 2 De ruimtelijk - functionele structuur van de Oosterpoort

2.1 Ruimtelijke structuur

2.1.1 Ontstaansgeschiedenis

Inleiding
De Oosterpoort behoort tot de eerste grootschalige eind 19de eeuwse stadsuitbreidingen buiten de 17de eeuwse vestingterreinen van Groningen. De wijk is opgezet als woonwijk voor de arbeidersbevolking en kleine zelfstandigen. De aanleg van het westelijke deel van de wijk geschiedde vanaf 1870. Het laaggelegen gebied ten oosten van de Meeuwerderweg, de Meeuwerderpolder, is het laatste deel van de Oosterpoortwijk. Het stratenpatroon is tussen 1890 en 1910 geleidelijk aangelegd en bebouwd.


Hondsrug
De wijk is ontstaan op de oostflank van de Hondsrug. Deze is ontstaan in de voorlaatste ijstijd (circa 200.000 jaar geleden), waarna door insnijding van de oerstromen van de rivieren de Hunze en A de langgerekte vorm ontstond. Beide dalen vulden zich, vooral in en na de laatste ijstijd (van circa 30.000 jaar geleden), met (dek)zand, klei en veen. Een sloot op de plek van de huidige Meeuwerderweg vormde de grens tussen de hoger gelegen zand- en keileemgronden van de Hondsrug ten westen en de lagere klei- en klei-op-veengronden ten oosten daarvan. De Hereweg vormde al sinds het ontstaan van de stad een belangrijke noord-zuid verbinding tussen de Drentse zandgronden en het wierdengebied ten noorden van Groningen. Zij loopt over het hoogste deel van de Hondsrug.

De Oosterweg ontstond later en was van secundair belang. In de middeleeuwen vormden deze twee zandwegen de zuidelijke invalswegen van de stad.

In 1350 werd het Oude Winschoterdiep gegraven. Het vormde een omlegging van de Hunze die verder naar het oosten langs de stad stroomde. Voordat het gebied bebouwd werd, bedreven 'moeskers' op de hoger gelegen delen van de Hondsrug kleinschalige land- en tuinbouw. De lager gelegen gronden in het oosten waren in gebruik bij 'koemelkers', veehouders met een gering aantal koeien, die de melk zelf in de stad verkochten. De Meeuwerderweg was van oorsprong een bochtige sloot die de westelijke grens vormde van de polder 'de Meeuwert'. Dit drassige poldergebied lag veel lager dan het gedeelte ten westen van de sloot. In 1875 werd langs de sloot in 1875 de Meeuwerderweg aangelegd. Vanaf de Meeuwerderweg liepen de landerijen af tot aan de dijk langs het Winschoterdiep (14de-eeuw) aan de oostkant.

17de eeuw tot 1876
Tussen de Hereweg en Oosterweg bestonden in ieder geval al halverwege de 17de eeuw twee elkaar kruisende wegen met daaraan enkele huizen en molens. Op het kruispunt stond een herberg, de 'Fürst van Brandenburg'. Ook langs de Hereweg en de Oosterweg was al enige bebouwing ontstaan. Ten oosten van de Oosterweg liepen enkele landweggetjes naar de bochtige sloot die de westelijke grens vormde van de polder 'de Meeuwert'. Langs het Winschoterdiep had zich inmiddels enige kleinschalige bedrijvigheid gevestigd, zoals een scheepswerf en enkele molens.

In 1694 werden de gronden direct buiten de Herepoort en Oosterpoort afgegraven ten behoeve van een betere verdediging van de stad. Tegelijk werd ten zuiden van de bestaande vestinggracht een tweede gracht gegraven, de 'Griffe'. Toen de oorlogsdreiging in de daarop volgende jaren echter verminderde, deed het stadsbestuur veel moeite om het gebied, waar de belangrijkste toegangswegen van de stad doorheen liepen, tot een aantrekkelijk wandelgebied te maken. Ook werd nu oogluikend toegestaan dat hier bebouwing plaatsvond. De welgestelden van de stad lieten vervolgens op de hoger gelegen delen zomerverblijven en theekoepels bouwen.

Vanaf 1657 lag buiten de Oosterpoort, ten noorden van de 'Griffe' de vuilnisbelt van de stad, de 'Drekstoep'. Ten zuiden hiervan ontstond langs de oude landweggetjes een buurtje waar de allerarmsten uit de stad en de landarbeiders uit de omgeving naar toe trokken. De stegen (Houtzagers-, Kuba-, Witte Latten- en Oliemulders-) waren rond 1830 al tamelijk dichtbevolkt en de woonomstandigheden waren slecht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0003.jpg"

Kadastrale kaart met het gebied ten zuiden van de

Drekstoep tussen Hereweg en Oosterweg (circa 1830)

Algemene ontwikkeling van de wijk 1864 - 1880
In 1864 kwam aan de Brandenburgerstraat, de Kleine Brandenburgerstraat en de Kleine Sophiastraat de eerste (kleinschalige) en min of meer planmatige bebouwing van de wijk tot stand. Enkele jaren later, in 1868, werd de spoorlijn naar Nieuweschans/Duitsland aangelegd. Hierdoor verdwenen veel tuinhuizen en theekoepels van de welgestelden en ontstond een scheiding tussen de Oosterpoortwijk en de Herewegwijk. De Oosterweg verloor haar functie als in- en uitvalsweg van de stad.

Nadat het Eemskanaal opengesteld was, werd in 1877 de Oosterhaven in gebruik genomen. In tegenstelling tot de plannen van Van Gendt en Brouwer voor de ontmanteling van de vesting werd het deel tussen Here- en Oosterweg bestemd voor de bouw van een aantal villa's, het Zuiderpark.

In 1880 werd langs het Verbindingskanaal een weg aangelegd en over het Herewegviaduct een tramspoor gelegd dat de bestaande paardentram naar Zuidlaren verbond met de nieuwe tramlijn van het station naar het noorden van de stad.

In hetzelfde jaar werd besloten tot de aanleg van een nieuwe veemarkt op de plaats van de gemeentelijke vuilnisbelt, de Drekstoep. De aanleg hiervan startte echter pas in 1892 omdat er bij de bewoners van het Zuiderpark nogal wat bezwaren bestonden tegen een veemarkt op die plek. Pas in 1887 werd de vuilnisbelt verplaatst naar de voormalige Linie van Helpman in het uiterste zuidoostelijke deel van de wijk.

Straataanleg en woningbouw tot circa 1880
In 1863 werd de eerste woningbouwvereniging van Groningen opgericht: de Bouwvereniging. Deze bouwde in 1864 aan de Grote en Kleine Brandenburgerstraat en de Kleine Sophiastraat 32 arbeiderswoningen. In 1874-1875 werden de Lodewijkstraat, de Mauritsstraat, het Sophiaplein (het brede deel van de huidige Sophiastraat), de Polderstraat, de Middenstraat en de Meeuwerderweg aangelegd. De Meeuwerderweg werd aangelegd langs de bochtige sloot die ten westen van de Meeuwerderpolder liep. De bebouwing langs bovengenoemde straten geschiedde veelal door particulieren. Aan de Frederikstraat realiseerde de Bouwvereniging, die al eerder actief was in de Brandenburgerbuurt, in 1875 61 woningen voor kleine zelfstandigen. In 1877 volgde de aanleg van de Mauritsdwarsstraat en de Boumanstraat. In 1878 werden de Griffestraat (langs de toen nog niet gedempte Griffe), de Duikerstraat en het begin van de Nieuwstraat en het Winschoterdiep WZ aangelegd. In 1879 legde de gemeente de Dijkstraat, de Martenstraat en de Nieuwstraat tot aan de Martenstraat aan. Particulieren zorgden in 1879 en 1880 voor de aanleg van de Warmoesstraat en Jacobstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0004.jpg"

Plattegrond van het Zuiderpark met de eilandstructuur

(met een rode stip zijn de monumenten aangegeven)

Aanleg van het Zuiderpark (1880)
Het gebied van het Zuiderpark maakte tot 1880 deel uit van de 'Lage Landen', gelegen aan de zuidkant van de vesting direct buiten de Here- en Oosterpoort. Dit terrein was ooit ten behoeve van de verdediging van de stad afgegraven. Na de ontmanteling van de vesting van Groningen (1876) werden de vrijkomende terreinen aan de zuidzijde van de stad ingericht en verfraaid volgens het inrichtingsplan van architect Bert Brouwer (1878). Bij de aanleg van de singels werd de zuidelijke hoofdgracht vergraven tot een breed verbindingskanaal tussen de nieuwe Westerhaven en de Oosterhaven.

In aansluiting op het singelgebied werd ook het voormalige vestingterrein ten zuiden van het nieuwe Verbindingskanaal tussen de Hereweg en Oosterweg bestemd voor villabouw en bedoeld als representatieve entree van de stad. Aanvankelijk was hier volgens het plan Brouwer een ziekenhuis gepland. Het terrein was door de provincie al opgehoogd met grond die vrijkwam bij het graven van het Verbindingskanaal waardoor de kosten van het bouwrijp maken gering waren. Stadsbouwmeester J.G. van Beusekom maakte een straten- en verkavelingsplan waarin veel groenvoorzieningen waren opgenomen. Het plan omvatte zes 'eilandjes', opgedeeld in 17 percelen met een tamelijk losse groepering van vrijstaande en dubbele villa's. Aan de verkoop van de percelen was een aantal voorwaarden verbonden. Nadat soort en grootte van de bebouwing vastgesteld waren, werd in 1880 begonnen met de bouw. De bebouwing werd in drie fasen gerealiseerd: 1880 - 1882, 1890 - 1895 en in de periode rond de eeuwwisseling. De eerste dubbele villa (Zuiderpark 8- 9) werd gebouwd in 1880 in het zuidoostelijk deel van het park bij de Parklaan, de laatste in 1905 aan de noordzijde van het Zuiderpark aan het Verbindingskanaal. Onder de bewoners waren veel bekende Groningers, hoogleraren, graanhandelaren, fabrikanten, burgemeesters en adellijke families. De straten tussen de Parklaan en de weg langs het Verbindingskanaal, die allen de naam Zuiderpark kregen, kregen een gebogen verloop. De vroegere laan langs de zuidkant - Onder de Boompjes - kreeg de naam Parklaan. In 1883 werd het door tuinarchitect Harreveld ontworpen plan voor plantsoenaanleg door de gemeente uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0005.jpg"

Het oostelijke deel van de Oosterpoort,

van zuid naar noord (luchtfoto circa 1955)

Oosterpoort-Oost, 1898 -1945
Nadat de gemeente de sloppen bij de Drekstoep aangekocht en enigszins verbeterd had, kwam het initiatief tot de aanleg en bebouwing van straten bij particuliere grondeigenaren te liggen. De gemeente speelde een toetsende rol. Vanaf 1898 werden ook voor het gebied ten oosten van de Meeuwerderweg plannen ingediend. Inmiddels was de woningnood zo sterk gestegen dat de gemeente het wat minder nauw nam met de voorschriften over de woonomstandigheden. Dit resulteerde in een groot aantal straten, dat vanaf de Meeuwerderweg, evenwijdig aan de kavelrichting, richting Winschoterdiep liep: Annastraat (1898), Jan Goeverneurstraat (1899), Van Julsinghastraat en de Nieuwstraat tussen Martenstraat en Van Julsinghastraat (1899). Hierlangs werden door speculanten zoveel mogelijk woningen gebouwd. Voor het gebied ten zuiden hiervan had de gemeente al in 1880 een stratenplan vastgesteld omdat een particulier hier wel erg nauwe stegen had gepland. Pas in 1899 volgden de Verlengde Frederikstraat, het ruitvormige Frederiksplein, de Nieuwstraat tussen Van Julsinghastraat en Paulus Lamanstraat, de Hendrikstraat, de Joachim Altinghstraat en de Van Sijsenstraat. In tegenstelling tot de periode voor 1890 vond aan deze straten vooral speculatie- of revolutiebouw plaats. Zo werd een eerste stratenplan van grondeigenaar A.M. Prins (1892) afgewezen omdat een deugdelijke riolering ontbrak! Pas na zijn overlijden werden, omdat zijn erfgenamen zich meer coöperatief opstelden, alsnog de Annastraat (in 1898), de Jan Gouverneurstraat (1899), de Van Julsinghastraat (1899) en de Nieuwstraat tussen Martenstraat en Van Julsinghastraat aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0006.jpg"

Joachim Altinghstraat noordzijde, gezien naar het oosten

Aan al deze straten vond vooral speculatie- of revolutiebouw plaats: goedkoop gebouwde woningen van matige kwaliteit die niet voor eigen gebruik waren, maar verhuurd werden. In 1900-1901 werd het Winschoterdiep WZ door de gemeente aangelegd en werden de kavels tussen de Dijkstraat en de Verlengde Frederikstraat verkocht. Op de relatief grote binnenterreinen vestigden zich vooral bedrijven. Hoewel in 1901 de Woningwet van kracht werd, ging in de eerstvolgende jaren de revolutiebouw gewoon door. In 1905 werden de Albertstraat en de Alexanderstraat aangelegd en bebouwd. In 1909 volgden de Van Sijsenplaats, het laatste deel van de Van Sijsenstraat, de Verlengde Nieuwstraat en de noordzijde van de Meeuwerderbaan. In 1913 kocht de gemeente in 1913 het terrein ten zuiden van de Meeuwerderbaan en maakte hiervoor zelf een stratenplan. De grond werd gereserveerd voor woningbouwverenigingen. In 1915 bouwde 'Volkshuisvesting' aan de H.L.Wichersstraat een complex van 60 woningen (gesloopt in 1969 voor de aanleg van de zuidelijke ringweg). Enige jaren later bouwde 'Patrimonium' aan de zuidzijde van de Meeuwerderbaan een complex van 44 woningen.

Nadat de stedenbouwkundige structuur van de Oosterpoort rond 1920 vastgelegd was, vond hier en daar sanering en verdichting plaats. Zo werd in 1935 op een binnenterrein aan de Oosterweg, tussen Frederikstraat en Jacobstraat, een gasthuis 'Voor den werkenden stand' gebouwd. Verder werden vooral in de jaren dertig verspreid over de wijk kleine woningcomplexen gebouwd, al dan niet voorzien van winkels, veelal na sloop van de bestaande bebouwing.

Scholen
In de Oosterpoortwijk werd, vergeleken met andere wijken, een groot aantal scholen gebouwd. De Oosterpoort vormde de eerste grootschalige stadsuitbreiding buiten de voormalige vestingwallen en diende daardoor, ook wat de scholen betrof, als 'overloopgebied' van het centrum. In 1867 werd aan het Sophiaplein een openbare lagere school gebouwd, de eerste school buiten de vesting. In 1881 werd aan de Oosterweg een tweede openbare lagere school gebouwd. De derde werd in 1902 gebouwd aan de Oliemulderstraat. In 1907 werden aan de Mauritsstraat een Gereformeerde, tussen de Cuba- en de Polderstraat een Rooms Katholieke en aan de Oliemulderstraat een Hervormde lagere school gebouwd. Tenslotte werd in 1920 op een binnenterrein aan de Warmoesstraat de Rijkenschool gebouwd, een gemengde lagere school voor de 'tweede klasse' (de middenstand).

Kerken
Het aantal kerken in de wijk was veel minder groot. In 1882 werd achter de Meeuwerderweg, tussen de Oliemulder- en de Warmoesstraat, een Baptistenkerkje gebouwd. Vóór dit gebouw werd in 1924 in de rooilijn van de Meeuwerderweg een nieuwe kerk gebouwd. Dit is de enige kerk in de wijk die nog die nog als kerk gebruikt wordt. In 1885 werd aan de Hornstraat een Gereformeerde kerk gebouwd (verbouwd in 1925 door architect E. Reitsma in de stijl van de Amsterdamse School en gesloopt in 1990). Op een binnenterrein ten westen van het Winschoterdiep heeft enige tijd een kerkgebouw gestaan van de Hersteld Apostolische Gemeente (1905-1921). Aan de Oosterweg werd in 1922 een Nederlands Hervormde kerk gebouwd, de Oosterkerk (in 1988 verbouwd tot woningen en wooneenheden).

Bedrijven
De bedrijvigheid in de wijk concentreerde zich al vroeg voornamelijk aan weerszijden van het Winschoterdiep. Tot 1871 stonden hier nog een wind-, een cement- en een pelmolen. De houtzaagmolen 'De Zaaijer' werd pas in 1904 afgebroken; hier was tot voor enige jaren geleden, ten zuiden van de H.L. Wichersstraat, de houthandel van de Firma Nanninga gevestigd (nu woonwijk De Linie). Aan de oostzijde van het Winschoterdiep vestigde zich in 1906 de 'N.V. Albino', een groothandel in voedingsmiddelen. In 1916 breidde dit bedrijf uit met de bouw van een groot pakhuis (verbouwd tot wooneenheden). Een van de grootste bedrijven in de Oosterpoort was de tricotagefabriek van R. Muller, in de jaren 1890 gevestigd op een groot terrein ten westen van het zuidelijke deel van de Meeuwerderweg. Het was het enige grote fabriekscomplex in de directe woonomgeving. Aan de westzijde van het Winschoterdiep had zich in 1883 het bedrijf van A. Kwint gevestigd, een winkel in scheepsbenodigdheden. Na de Tweede Wereldoorlog trok het bedrijf in de productiehallen van de tricotagefabriek van Muller.

Hiernaast vestigden zich in de wijk nog tal van andere bedrijven en bedrijfjes, zoals bijvoorbeeld Van de Lijn & Co., Mees, Scheepswerf Vos en de Gemeentereiniging. De winkels concentreerden zich voornamelijk langs de Oosterweg en de Meeuwerderweg.

Ontwikkelingen na 1945 
Tot ver na de Tweede Wereldoorlog veranderde er in de wijk relatief weinig. De belangrijkste ontwikkeling was de sterke afname van het inwonertal: van 15.000 in 1950 naar 5000 in 1980. Met deze afname verminderde ook het aantal winkels. De bedrijvigheid concentreerde zich meer en meer aan de oostkant van het Winschoterdiep.

In 1969 werd het zuidelijk deel van de wijk doorsneden door de aanleg van de zuidelijke ringweg 'over' de Meeuwerderbaan. Omdat op deze plek aan beide kanten afritten kwamen, moest de bebouwing aan de zuidkant van de Meeuwerderbaan wijken en kwam de H.L.Wichersstraat geïsoleerd te liggen ten opzichte van de rest van de wijk.

In hetzelfde jaar werd de veemarkt verplaatst naar de Sontweg en startte de bouw van 'Cultureel centrum d'Oosterpoort' en enkele kantoren aan de Trompsingel. De Veemarktstraat verdween voor het grootste deel. Aan het begin van de jaren '70 werden hierachter woningen gebouwd (Palmslag, Cubastraat, Houtzagersstraat). Ook in de rest van de wijk, vooral ten oosten van de Meeuwerderweg, vond vanaf dat moment op grote schaal stadsvernieuwing plaats. Hoewel op verschillende plaatsen sloop en vervangende nieuwbouw plaatsvond, bleef de oorspronkelijke stedenbouwkundige structuur gehandhaafd. In de jaren tachtig is een bouwblok aan de Paulus Lamanstraat vanwege de slechte bouwkundige kwaliteit afgebroken en vervangen door nieuwbouw. In het Zuiderpark veranderde de oorspronkelijke woonfunctie van de villa's grotendeels in een kantoorfunctie (circa 70 %). In de jaren zestig is één villa (Zuiderpark 14-15) gesloopt en vervangen door een kantoorgebouw.

Beschermd Stadsgezicht
Binnen het plangebied is sprake van twee Beschermde Stadsgezichten: het Zuiderpark en de Oosterpoort-Oost. In 1994 besloot de gemeenteraad om 7 stadsgezichten, waaronder het Zuiderpark en Oosterpoort-Oost bij de staatssecretaris van OCW voor te dragen voor bescherming. Uiteindelijk kreeg dit in 2000 zijn beslag in de vorm van een aanwijzingsbesluit.

Beschermd Stadsgezicht Zuiderpark
Het Zuiderpark wordt hierin gewaardeerd “als een gaaf voorbeeld van een villapark uit het laatste kwart van de negentiende eeuw met een bijzonder ruimtelijk concept, dat geënt is op de historische structuur binnen de contouren van de voormalige zuidelijke vestingwerken, met een architectonisch samenhangende hoogwaardige bebouwing, die een staalkaart toont van de eind negentiende-eeuwse, vroeg twintigste-eeuwse in zwang zijnde bouwstijlen. Als zodanig is het Zuiderpark van belang uit stedenbouwkundig, cultuurhistorisch, architectuurhistorisch en landschappelijk oogpunt”.

Nadere typering van de te beschermen waarden
De goed bewaarde, vrijstaande villabebouwing in een groene eilandstructuur met een kromlijnig stratenpatroon bepalen het hoogwaardige karakter van dit bijzondere, eind negentiende-eeuwse, vroeg-twintigste-eeuwse villapark, dat gerealiseerd werd op de zuidelijke vestingterreinen. Het architectuurbeeld is bijzonder rijk en gaaf bewaard gebleven, wat heeft geleid tot het aanwijzen van het merendeel van de villa's tot van rijkswege beschermd monument. De in drie bouwstromen gerealiseerde bebouwing is zeer gevarieerd en toont een staalkaart van de laat negentiende-eeuwse, vroeg twintigste-eeuwse bouwstijlen.

Typerend zijn:

  • de gaafheid van het op de historische structuur geënt ruimtelijk concept binnen de contouren van de voormalige zuidelijke vestingwerken, bestaande uit zes gebieden in een groene eilandstructuur;
  • de eilandstructuur en de individuele setting van royale villa's op ruime kavels met een grote variatie in architectuur en verschijningsvorm;
  • het ruime profiel: groene achtertuinen - vrijstaande villabebouwing - voortuinen, al dan niet voorzien van boombeplanting - erfafscheiding, bestaande uit ijzeren hekwerken - openbaar voetpad met boombeplanting - rijbaan - openbaar voetpad met boombeplanting - erfafscheiding, bestaande uit ijzeren hekwerken - voortuinen, al dan niet voorzien van boombeplanting - vrijstaande villabebouwing - groene achtertuinen;
  • de rijke architectuur van een groot aantal villa's;
  • het scherpe contrast tussen het open parkachtige karakter van het villagebied met enerzijds de gesloten, in de rooilijn geplaatste bebouwing aan de Parklaan en anderzijds de openheid naar het Verbindingskanaal;
  • de tuinen met geboomte, die de bouwmassa's omringen en die in veel gevallen worden omzoomd door voor de bouwtijd karakteristieke ijzeren hekwerken;
  • de visuele relatie met het Verbindingskanaal en de verschillende zichtassen vanuit het park naar het Verbindingskanaal.

Beschermd Stadsgezicht Oosterpoort-Oost
Het zuidoostelijke deel van de Oosterpoortwijk wordt hierin gewaardeerd als “een opmerkelijk gaaf bewaard gebleven voorbeeld van een arbeidersbuurt uit het einde van de negentiende eeuw met een bijzonder karakteristiek laat negentiende-eeuws bebouwingsbeeld dat een gaaf ensemble vormt in samenhang met het stedenbouwkundige patroon van deels gebogen, deels rechte straten. De buurt is als zodanig van algemeen belang vanwege haar grote betekenis voor de geschiedenis van de eind negentiende-eeuwse volkswoningbouw alsmede vanwege haar architectuurhistorische en stedenbouwkundige waarde".

Nadere typering van de te beschermen waarden
Het gebied ten oosten van de Meeuwerderweg is een goed voorbeeld van een arbeidersbuurt uit het einde van de negentiende eeuw met een gaaf bewaard gebleven bijzonder karakteristiek gebogen stratenpatroon en samenhangende uniforme bebouwing.

Typerend zijn:

  • het goed bewaarde laat 19de-eeuwse bebouwingsbeeld dat een zeer gaaf ensemble vormt met het stedenbouwkundige patroon van gebogen en rechte straten;
  • het profiel: gesloten gevelwand - van boombeplanting voorzien trottoir - straat - van boombeplanting voorzien trottoir - gesloten gevelwand;
  • het in tegenstelling tot het noordelijke deel rechthoekiger straatpatroon in het zuidelijke deel met ruitvormige en pleinvormige verbredingen;
  • de per straat aanwezige individuele uniforme bakstenen bebouwing met verticale gevelopeningen, reeksen dakkapellen, kajuiten en gekleurde baksteenornamentiek;
  • de nog oorspronkelijke bestrating van de Paulus Lamanstraat en de Verlengde Nieuwstraat, bestaande uit blauwgrijze scoria bricks;
  • de uniforme bebouwing aan weerszijden van de Van Julsinghastraat van één bouwlaag met kap met kenmerkende reeks dakkapellen;
  • de gevarieerde boombeplanting langs de verschillende straten.

Door de aanwijzing als beschermde stadsgezichten moet volgens de Monumentenwet een bestemmingsplan worden vastgesteld dat de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van de gebieden onderkent als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkelingen binnen het gebied. In de toelichting bij de aanwijzingsbesluiten (zie bijlagen) is vermeld dat ten tijde van de aanwijzing tot beschermde stadsgezichten het vigerende bestemmingsplan voor de gebieden het voorgaande bestemmingsplan Oosterpoort is. In de toelichting bij de aanwijzingsbesluiten is aangegeven dat de vigerende bestemmingsplanregeling wordt geacht aan het rechtsgevolg van bescherming van het gebied te voldoen. In voorliggend bestemmingsplan Oosterpoort wordt dit oorspronkelijke bestemmingsplan Oosterpoort meegenomen. Daarmee kan dit bestemmingsplan Oosterpoort eveneens worden geacht aan het rechtsgevolg van bescherming van de gebieden te voldoen.

Monumenten
In het gebied ligt tevens een aantal Rijksmonumenten en Gemeentelijke Monumenten. Deze kennen elk hun eigen beschermingsregime (Monumentenwet van 1988 en de gemeentelijke Monumentenverordening).

Hereweg 2, 2a, woonhuis met theekoepel Rijksmonument

Hereweg 4, 4a, woonhuis Rijksmonument

Oliemulderstraat 6, 6 I, woonhuis Gemeentelijk Monument

(voorbeschermd)

Oosterweg 13, school Gemeentelijk Monument

(voorbeschermd)

Oosterweg 56, woonhuis Gemeentelijk Monument

Parklaan 1, 1a, 1b, villa Rijksmonument

Parklaan 7, woonhuis Gemeentelijk Monument

(voorbeschermd)

Parklaan 12, woonhuis Gemeentelijk Monument

(voorbeschermd)

Parklaan 15, 15a, woonhuis Rijksmonument

Parklaan 16, woonhuis Rijksmonument

Parklaan 18, woonhuis Rijksmonument

Trompkade 8, pakhuis Rijksmonument

Zuiderpark 2, villa Rijksmonument

Zuiderpark 3, villa Rijksmonument

Zuiderpark 5, villa Rijksmonument

Zuiderpark, 8, 9 , dubbele villa Rijksmonument

Zuiderpark 12, 13, dubbele villa Rijksmonument

Zuiderpark 18, 18a, villa Rijksmonument

Zuiderpark 20, villa Rijksmonument

Zuiderpark 25, villa Rijksmonument

Zuiderpark 26, villa Rijksmonument

2.1.2 De (huidige) ruimtelijk - functionele structuur

De Oosterpoort is een stadswoonwijk, grenzend aan de binnenstad. Het plangebied kent een heldere begrenzing, met aan de noord- en oostzijde het Verbindingskanaal en het Oude Winschoterdiep en aan de west- en zuidzijde de Hereweg, de spoorlijn en de Zuidelijke Ringweg. De binnenstad grenst aan de noordwestzijde van de Oosterpoort, aan de andere zijden grenst de Oosterpoort aan diverse woonbuurten; de Herewegbuurt, de Linie en de Brink/de Meeuwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0007.jpg"

Ligging t.o.v. binnenstad en omliggende wijken

De Oosterpoort is voor zowel de auto als voor het langzaam verkeer goed aangesloten op de omliggende buurten en de binnenstad. Alleen aan de west- en zuidzijde werken het spoor en het viaduct van de Hereweg als een blokkade naar de achterliggende Herewegbuurt. Aan de zuidzijde vormt de ringweg wel een visuele buffer, in functionele zin zijn er daarentegen drie onderdoorgangen waardoor de wijk goed verbonden is met de Linie en het daarachter gelegen Europapark.

Hoofdstructuur van de wijk
De hoofdstructuur van de wijk wordt voor een groot deel bepaald door de begrenzingen, die structuurbepalende elementen vormen op het schaalniveau van de stad. In het gebied zelf zijn de Meeuwerderweg en Oosterweg met hun voorzieningen en winkels structuurbepalend, evenals het Zuiderpark en de voorzieningen aan de noordzijde van het plangebied. De doorlopende noord-zuidroutes Oosterweg en Meeuwerderweg zorgen voor een driedeling van de wijk en voor de directe verbinding met de binnenstad. Voor het overige wordt de wijk gekenmerkt door gesloten bouwblokken die voornamelijk bestaan uit woningen. Waar de bouwblokken voldoende maat hebben, zijn in het verleden bijzondere functies zoals kerken, scholen en bedrijven op binnenterreinen ontstaan. De verkavelingsrichting van de bouwblokken en het verloop van de structuurbepalende straten zijn gebaseerd op het oorspronkelijke landschappelijke verkavelingspatroon en landschappelijke structuurelementen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0008.jpg"

Hoofdstructuur Oosterpoort

Bebouwingsstructuur
De Oosterpoort is een stadswoonwijk, opgebouwd uit gesloten bouwblokken. Door diversiteit in de afmetingen van de bouwblokken en straten en het verschil in de periodes van ontstaan, is er een aantal buurten te onderscheiden met elk hun eigen sfeer en kenmerken. Door het doorlopende stratenpatroon vormen de verschillende buurten een wijk met een sterke samenhang.

In de Oosterpoort bevinden zich twee beschermde stadsgezichten; het Zuiderpark en de Oosterpoort-Oost. Andere kenmerkende buurten of eenheden zijn de Brandenburgerbuurt, de Kop Oosterpoort en de latere inbreiding Meeuwerderpolder. Voor het overige bestaat de wijk uit woonstraten en gesloten bouwblokken met individuele bebouwing voornamelijk ontstaan in het einde van de 19e en begin van de 20e eeuw. Deze 19e-eeuwse en vroeg 20e-eeuwse bebouwing wordt op veel plaatsen onderbroken door bebouwing uit de jaren '80 van de 20e eeuw die destijds als vervangende nieuwbouw is ingezet in het kader van wijkvernieuwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0009.jpg"

Bebouwingsstructuur

Het gebied tussen de Meeuwerderweg en het Winschoterdiep
Het gebied ten oosten van de Meeuwerderweg wordt gekenmerkt door ondiepe bouwblokken met per straat een sterke uniforme uitstraling. De straten zijn veelal lichtgebogen en oost-westgericht. In dit gebied is het beschermd stadsgezicht Oosterpoort-Oost gelegen. Het beschermde stadsgezicht wordt begrensd door de Meeuwerderweg aan de westzijde, de Martenstraat aan de noordzijde, de Nieuwstraat aan de oostzijde en de Meeuwerderbaan aan de zuidzijde.

Particuliere ondernemers namen het initiatief voor de bebouwing langs de reeds aangelegde of geprojecteerde straten. Het bouwproces voltrok zich aan de hand van particuliere bouwplannen, waarmee een straat gaandeweg werd volgebouwd. De meeste woningen zijn gebouwd in een ambachtelijk-traditionele bouwtrant uit het einde van de 19e eeuw en bestaan uit één of twee bouwlagen met kap en zijn opgetrokken uit rode en roodbruine baksteen. Accenten zijn aangebracht in de vorm van siermetselwerk en gekleurde baksteendecoraties.

In het zuidelijke, later ontstane deel (1910) ten zuiden van de Paulus Lamanstraat zijn de straten recht en hier en daar voorzien van pleinvormige verbredingen. De architectuur van de woningen is in de geest van de bouwtijd rijker gedetailleerd. In het oostelijke deel heeft in de jaren '80 van de 20e eeuw veel vervangende nieuwbouw plaatsgevonden. De grotere binnenterreinen bieden meer ruimte voor groen, één er van is ingericht als openbare groenvoorziening voor de buurt.

Het gebied ten oosten van de Meeuwerderweg ontleent zijn kwaliteit aan de gaafheid van uniforme, karakteristieke bebouwing langs een gebogen met per straat een eigen karakter. In stedenbouwkundige en architectonische zin dient hiermee zorgvuldig te worden omgegaan. De stedenbouwkundige structuur en uniforme bebouwing versterken elkaar als ruimtelijke eenheid, wat resulteert in een hoge beeldkwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0010.jpg"

Annastraat en Meeuwerderweg

Het gebied tussen de spoorlijn en de Meeuwerderweg
Dit gebied wordt gekenmerkt door een patroon van rechte straten en, in vergelijking tot het gebied ten oosten van de Meeuwerderweg, relatief grote bouwblokken. De bebouwing laat een grote verscheidenheid zien aan woningtypen. In de grotere bouwblokken zijn de binnenterreinen voorzien van bebouwing in de vorm van ondermeer woningen, scholen, bedrijvigheid en een buurtstalling voor auto's. Bijzondere invullingen met woningen op binnenterreinen zijn het woonhof 'Gasthuis voor den Werkenden Stand' en een tot appartementen verbouwde kerk aan de Oosterweg. Een voorbeeld van een andere functie is de school op het binnenterrein tussen de Oliemulderstraat en de Warmoesstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0011.jpg"

Woonhof aan de Oosterweg en school aan de Warmoesstraat

In het noordelijke deel is een aantal bouwblokken vervangen door nieuwbouw. Een opvallend element dat behouden is, is de voormalige boerderij met erf aan de noordzijde van de Oliemulderstraat uit einde van de 19e eeuw. Belangrijk is dat dergelijke bebouwing gehandhaafd blijft, zodat de geschiedenis van het gebied afleesbaar blijft. In het zuidelijke deel van dit gebied onderscheidt de Frederikstraat zich door het brede straatprofiel met zeer karakteristieke bebouwing. De Frederikstraat is tot stand gekomen op initiatief van de Bouwvereniging die in 1876 besloot 61 woningen voor kleine zelfstandigen te bouwen. Het geheel bestaat uit ensembles woonhuizen van afwisselend één en twee bouwlagen met kap en forse dakkapellen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0012.jpg"

Voormalige boerderij aan de Oliemulderstraat en karakteristieke bebouwing aan de Frederikstraat

De bebouwing langs de Oosterweg, één van de belangrijkste hoofdroutes van de wijk, kent een zeer divers karakter, variërend van een karakteristiek schoolgebouw uit 1880, oorspronkelijke arbeiders- en moeskerswoningen van rond 1900 tot later invullingen uit de jaren 30 van de 20e eeuw in verstrakte Amsterdamse Schoolstijl.

Aan de zuidzijde wordt de Oosterpoortbuurt afgerond door een invulling in de jaren '90 van de 20e eeuw op het voormalige terrein van de Kwintfabriek. Deze invulling bestaat uit woningen, een groenvoorziening voor de buurt en een bebouwingsaccent in de uiterste hoek met dienstverlening. Bij de verkavelingsopzet is uitgegaan van het voortzetten van de bestaande bouwblok- en wegenstructuur. De Blekerslaan, het R. Muller's Laantje en de Kwintlaan sluiten aan bij het stratenpatroon van de rest van de Oosterpoort. De bouwblokdiepte sluit goed aan bij de maat en schaal van de rest van de wijk en vormt de basis voor een goede woonkwaliteit. Met het bebouwingsaccent in de uiterste zuidelijke hoek, heeft de wijk een markeringspunt gekregen. Met deze invulling heeft de Oosterpoort een heldere beëindiging gekregen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0013.jpg"

Voormalig schoolgebouw aan de Oosterweg en woningen aan de Blekerslaan

Beschermd stadsgezicht Zuiderpark
Het Zuiderpark is een fraai uitgevoerd villapark uit het eind van de 19e eeuw. De contouren van het villapark zijn gebaseerd op het oude vesting. Bij de singelaanleg in het eind van de 19e werd het huidige verbindingskanaal gegraven en werd het vestingterrein bestemd voor villabouw.

Het ruimtelijke karakter en bebouwingsbeeld van het Zuiderpark is zeer herkenbaar en gaaf bewaard gebleven. Kenmerkend is de driehoekige vorm van het gebied, waarbinnen zes qua vorm verschillende groene eilanden liggen waarop enkele of dubbele villa's zijn gesitueerd. De gebogen straten tussen de eilanden en de losse in het groen gegroepeerde villa's verlenen het Zuiderpark een romantisch, parkachtig karakter. Kenmerkend is het straatprofiel met aan beide zijden een groene berm en daarachter de villa's op groene percelen.

In het beloop van de Parklaan is de oude singelweg herkenbaar, die langs de 'vooruitgeschoven' gracht liep. De singelachtige bebouwing bestaat uit een nagenoeg aaneengesloten gevelwand van herenhuizen van twee bouwlagen, al dan niet voorzien van een souterrain en een kapverdieping. Deze bebouwing vormt een afsluitende wand ten opzichte van de villabebouwing en is nadrukkelijk gepland om het park visueel te scheiden van de Brandenburgerbuurt, een vanaf circa 1864 ontstane arbeidersbuurt. Het classicistische en eclectische bebouwingsbeeld langs de Parklaan toont veelal geheel gepleisterde gevels en een rijke ornamentering van deur- en raamkozijnen, balkons en kroonlijsten. Het oostelijke deel van de Parklaan bestaat uit een gesloten wand van herenhuizen van overwegend twee en drie bouwlagen hoog met een kapverdieping en een soberder architectonische vormgeving. Hier overheerst schoon metselwerk het gevelbeeld, afgewisseld met bepleisterde raamomlijstingen.

Het bebouwingsbeeld van de vrijstaande villa's wordt gekenmerkt door rechthoekige bouwvolumes van overwegend twee bouwlagen en een souterrain met al dan niet afgeknotte kapverdieping. De bouwmassa's zijn verlevendigd met in- en uitspringende geveldelen als serres, erkers, loggia's en balkons. De villa's zijn in diverse bouwstijlen gebouwd. In de eerste periode van ontwikkeling, vanaf 1880, zijn de villa's voornamelijk in neoclassicistische en eclectische stijl gebouwd. Vanaf 1890 maakte de neorenaissance zijn opwachting en vanaf 1895 zijn de villa's gebouwd in chaletstijl en art-nouveau-stijl. Een groot aantal villa's is aangewezen als rijksmonument.

Om het tuin- en parkachtige karakter te behouden en/of te versterken is het niet zondermeer toegestaan om parkeerplaatsen in de tuinen aan te leggen. Een klein aantal parkeerplaatsen in de tuinen is mogelijk, zolang een tuin niet wordt gedomineerd door geparkeerde auto's of verharding. Om het groene karakter te beschermen is voor het Zuiderpark een stelsel voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden opgenomen in het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0014.jpg"

Villa's in het Zuiderpark

Brandenburgerbuurt
De Brandenburgerbuurt is gelegen ten zuidwesten van het Zuiderpark, in het noordwestelijke deel van de wijk. De arbeidersbuurt is ontwikkeld vanaf 1864 en vormt de eerste planmatige bebouwing buiten de vesting van de stad.

De buurt heeft een geheel eigen stedenbouwkundige en architectonische karakteristiek. De opzet van de buurt wordt gekenmerkt door een historisch bepaalde, driehoekige structuur tussen de Brandenburgerstraat en de Kleine Brandenburgerstraat. De driehoek wordt doorkruist door de Sophiastraat en de Kleine Sophiastraat; kleine, smalle straatjes die elkaar haaks kruisen. Kenmerkend voor de straatprofielen zijn de geveltuintjes die zich op diverse plekken bevinden en de buurt een groen karakter geven. De bebouwing bestaat overwegend uit kleine woningen van één bouwlaag met kapverdieping. Op de hoeken van de belangrijkste toegangen van het buurtje zijn de woningen afgeschuind, waardoor de driehoekige contour van de buurt wordt geaccentueerd. Het geheel heeft een besloten, dorps karakter. De architectuur is eenvoudig, maar de straatwanden als geheel zijn sfeerrijk en waardevol.

Aan het zuidelijke uiteinde van de Kleine Brandenburgerstraat bevindt zich in het bouwblok een (gemeentelijke) tuin, met daar grenzend een vrijstaande woning. Vanuit de Kleine Sophiastraat is, langs een aantal woningen en tuinen, een voetgangersdoorsteek in zuidelijke richting naar de Lodewijkstraat. Het groene en besloten karakter van de buurt komt op deze twee plekken het meest tot uiting.

Het buurtje is vooral van waarde vanuit cultuurhistorisch oogpunt. Hier bevindt zich de vroegste sociale woningbouw van Groningen. Vanwege de karakteristieke ruimtelijke opzet is de buurt tevens in stedenbouwkundig opzicht van groot belang. Doel van dit bestemmingsplan is het karakter van de buurt te handhaven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0015.jpg"

Sophiastraat en tuin

Kop Oosterpoort
De kop Oosterpoort vormt de noordzijde van de Oosterpoort. Het betreft de bebouwing langs de Trompsingel, Veemarktstraat en Griffeweg. De verschillende functies in de gebouwen zijn voornamelijk bovenwijks georiënteerd. Dit is af te lezen aan de schaalgrootte van de bebouwing, die geheel anders is dan in de rest van de Oosterpoort.

Langs de Trompsingel bevinden zich grootschalige panden met verschillende functies. Van west naar oost zijn dat dienstverlening, het cultuurcentrum 'de Oosterpoort' en een kantoorgebouw. Deze functies hebben een bovenwijkse oriëntatie. De gebouwen zijn richting de binnenstad georiënteerd en zijn enigszins van de woonbuurten van de Oosterpoort afgeschermd door een groene bufferzone. Door verschil in schaalgrootte en oriëntatie van de bebouwing langs de Trompsingel bestaat er een scherp contrast met de achterliggende woonbuurt.

De bebouwing aan de zuidzijde van de Griffeweg wordt gevormd door een complex van vier tot zeven bouwlagen hoog, met winkels en voorzieningen op de begane grond en woningen daarboven. Samen met een aantal oude panden aan de overzijde van de Meeuwerderweg vormt dit complex een markering voor de entree van de Oosterpoortbuurt via de Meeuwerderweg als belangrijkste 'ader' van de buurt.

Aan de overzijde van de Griffeweg bevindt zich een horecavoorziening in een oude silo en een gesloten bouwblok met dienstverlening, horeca en woningen. Door de bijzondere ligging aan een pleinachtige ruimte en langs het Oude Winschoterdiep is de silo uitermate geschikt voor de huidige horecafunctie. Deze functie wordt versterkt door uitbreiding van het gebouw met een aan de gevel hangend terras. De silo en het naastliggende bouwblok vormen geen straatwanden, maar liggen 'los in de ruimte'. Hiermee vinden deze twee elementen aansluiting bij de open bebouwingsstructuur van 'de Brink' ten oosten van dit gebied, aan de overzijde van het Oude Winschoterdiep.

De bebouwing aan weerszijden van de Veemarktstraat en de Griffeweg vormen de randen van een open pleinachtige ruimte. Doordat deze ruimte wordt doorsneden –en gedomineerd- door de doorgaande weg, is het gebied versnipperd en is er geen sprake van ruimtelijke samenhang.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0016.jpg"

Cultureel centrum De Oosterpoort en de (voormalige) silo met horecafunctie

Ontwikkelingen
In de Oosterpoortbuurt doen zich, met uitzondering van het perceel Oosterweg 83, geen grootschalige ontwikkelingen voor. Het voorliggende bestemmingsplan is er op gericht de bestaande karakteristiek en kwaliteit te behouden en waar mogelijk te versterken. De opbouw van het gebied met een afwisseling van verschillende buurten is kenmerkend. Op perceelsniveau wordt beperkte ruimte geboden voor uitbreiding van de huidige bebouwing. Per straat is steeds de heersende hoogte vastgelegd, om op deze manier de karakteristiek te beschermen. Zo mag in een straat waar de heersende hoogte twee lagen met kap is, een woning van één bouwlaag met kap worden verhoogd met een extra bouwlaag. Uiteraard worden alle bouwplannen tevens getoetst aan de welstandsnota. Voor bijbehorende bouwwerken kent dit bestemmingsplan de standaardregeling, die ook bij andere bestemmingsplannen van de gemeente Groningen wordt gehanteerd.

Op het perceel Oosterweg 83 is een rij woningen toegestaan van twee bouwlagen met een lessenaarskap. Vanwege de huidige wooneisen is een dergelijk volume noodzakelijk om verkoopbare woningen te kunnen realiseren. De kap is zo gesitueerd dat de hoge zijde zich aan de zuidkant bevindt en de lage zijde aan de noordkant. Met deze situering treedt er geen vermindering op van bezonning in de tuinen ten noorden van de locatie. In maart en september is er in de ochtend en avond ongeveer een halve meter minder zon in de tuinen.

Vanwege de typologie van grondgeboden woningen ontstaat er geen onevenredige aantasting van de privacy in omliggende tuinen en woningen. Op de verdiepingen bevinden zich de slaapkamers, er is geen inkijk in de omliggende tuinen vanuit een woon-/leefvertrek.

Het nieuwe bouwvlak heeft hetzelfde grondvlak als het in eerdere versies van het bestemmingsplan ingetekende bouwvlak. Dit vlak was gebaseerd op een vergund bouwplan. Binnen deze contour is een realistisch bouwplan derhalve mogelijk.

Aan de zuidzijde wordt de begrenzing van het bouwvlak bepaald door de locatie van de aanwezige bomen. De bouwgrens wordt op dezelfde plek gelegd als het vergunde bouwplan. Aan de zuidzijde speelt bezonning geen rol, hier is een hoogte van drie bouwlagen (11 meter) niet bezwaarlijk.

Aan de noordzijde van het bouwvlak wordt de bouwgrens bepaald door enerzijds de minimale diepte die voor een woning nodig is en anderzijds de bezonning van de aangrenzende tuinen. Met een bouwblok van 9 meter diep blijft er circa drie meter tuin over tot de brandgang achter de woningen aan de noordzijde.

Aan de oost- en westzijde van het bouwblok bevinden zich de kopgevels van het gebouw. Vanwege de ligging is er weinig invloed op de bezonning in de omliggende tuinen.

De goothoogte aan de noordzijde mag maximaal 7 meter bedragen. Onderstaande zonnediagrammen tonen aan dat er bij deze hoogte nauwelijks vermindering van bezonning optreedt. In maart en september is er om 10 uur in de ochtend ongeveer een halve meter minder zonlicht in de betreffende achtertuinen. In de zomer treedt er geen vermindering van zonlicht op in de aangrenzende tuinen aan de noordzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0017.jpg"

Zonnediagram (vanuit het oosten) van de situatie op 21 maart om

10.00 uur bij een goothoogte van 7 meter en een nokhoogte van 11 meter

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0018.jpg"

Zonnediagram (vanuit het zuidwesten) van de situatie op 21 maart om

10.00 uur bij een goothoogte van 7 meter en een nokhoogte van 11 meter

2.2 Wonen

De Oosterpoort is een populaire buurt om in te wonen. Het is een vooroorlogse buurt wat overigens niet betekent dat alle woningen vooroorlogs zijn. Dit geldt voor ongeveer tweederde van de woningvoorraad. De vooroorlogse voorraad is met name in bezit van eigenaren-bewoners. Deze groep bezit ongeveer de helft van de vooroorlogse woningen. Eén derde is in bezit van particuliere verhuurders. De rest van de vooroorlogse woningen is in bezit van corporaties. Van de naoorlogse woningen zijn de meeste corporatief bezit. Dit geldt voor 80% van de woningen. De overige 20% is in bezit van eigenaren-bewoners.


Het aantal inwoners van de Oosterpoort groeide vanaf 1991 van ruim 4.300 naar ruim 4.700 in 2008. De bevolking van de Oosterpoort is jong, zelfs jonger dan de stad. Van de totale bevolking van de Oosterpoort is ruim een derde tussen de 20 en 29 jaar. In de stad is dit een kwart. Samenhangend met de jonge bevolking is het aantal eenpersoonshuishoudens in de Oosterpoort groot. Ruim de helft van de huishoudens valt in deze categorie. Een derde van de huishoudens is samenwonend zonder kinderen. Dat betekent dat 15% van de huishoudens gezinnen betreft. Het woningbouwproject De Linie, aan de andere kant van de ringweg, toont overigens aan dat wonen aan de rand van het centrum in hoge dichtheden, maar wel grondgebonden woningen, populair is bij gezinnen.


De Oosterpoort kent een intensieve bebouwing. Om de huidige woonkwaliteit te bewaren dienen de aanwezige binnenterreinen zoveel mogelijk groene openbare ruimtes te blijven.

2.3 Bedrijvigheid en voorzieningen

De Oosterpoort kent als één van de oudste woonwijken buiten het stadscentrum een bijzondere structuur ten aanzien van haar voorzieningen. Waar in andere stadswijken de commerciële voorzieningen zijn geconcentreerd in wijkwinkelcentra is dit hier niet het geval. De voorzieningen zijn op organische wijze ingebed in de wijkbebouwing.


Hierbij is een aantal economische functies verspreid in de wijk. Dit varieert van bouwbedrijven tot horeca, dienstverlening en detailhandel. Daar waar deze functies gevestigd zijn buiten de hieronder beschreven zones kunnen ze gehandhaafd blijven. Voor de functie wonen geldt evenals in andere stadsdelen dat een deel van de woning gebruikt mag worden voor bedrijfsmatige doeleinden in de dienstverlenende sfeer zonder dat er sprake is van functieverlies.


De sociaal culturele functie in de popbunker onder de ringweg is van stedelijke betekenis op grond van de aanwezigheid van oefenruimtes voor bands. Binnen en ondersteunend aan deze activiteit zijn horeca-activiteiten hier geoorloofd.


In de Oosterpoort is ook sprake van enige concentratie en differentiatie in economische activiteit en de aanwezigheid van voorzieningen. Hierin zijn de volgende gebieden te onderscheiden:

  • De Meeuwerderweg vanaf de Verlengde Frederikstraat/Frederikstraat tot aan de Duikerstraat/ Houtzagersstraat;
  • De kop van de Oosterpoort vanaf de Duikerstraat tot aan het Oude Winschoterdiep en de silo;
  • De Veemarktstraat;
  • Het Zuiderpark;
  • Het blok tussen het cultuurcentrum de Oosterpoort en de Oosterweg;
  • De Oosterweg en de Verlengde Lodewijkstraat tussen de Parklaan en de Esperantostraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0019.jpg"

Bedrijvigheid en voorzieningen


De Meeuwerderweg vanaf de Verlengde Frederikstraat/Frederikstraat tot aan de Duikerstraat/Houtzagersstraat: bestemming Centrum
In deze zone zijn buurtverzorgende detailhandel, dienstverlening en horeca gevestigd. Gelet op de aard van de horecavestigingen in deze zone richt de horeca zich voornamelijk op de buurt zelf. De horeca is ruim voldoende vertegenwoordigd. Uitbreiding is dan ook niet noodzakelijk of wenselijk. Detailhandel, dienstverlening en wonen zijn in deze zone gelijkgesteld en geheel uitwisselbaar. De schaalgrootte van de detailhandel is begrensd op 650 m2 in verband met de verkeersaantrekkende werking van grotere ormules.


De kop van de Oosterpoort vanaf de Duikerstraat tot aan het Oude Winschoterdiep en de silo: bestemmingen Centrum en Horeca
De kop van de Oosterpoort heeft een gedifferentieerd functieprofiel als toe- en uitgang van de wijk, als doorgangsgebied van de binnenstad naar het Sontplein en als verblijfs- en winkelgebied. Detailhandel en dienstverlening zijn volledig mogelijk op de begane grond van de zuidzijde van de Griffeweg en aan de Meeuwerderweg tot aan de Duikerstraat. Ook hier geldt een beperking van het maximum metrage van 650 m2 per eenheid. De silo heeft een invulling gekregen met horeca en heeft daarmee de potentie om uit te groeien tot een verblijfsfunctie met allure.


De Veemarktstraat: bestemming Centrum
Het eiland dat wordt gevormd door de Veemarktstraat en de Trompkade kent een bijzonder karakter. Horeca is relatief oververtegenwoordigd en wordt op het huidige aantal vastgelegd. Detailhandel is toegestaan evenals dienstverlening en wonen. De adressen aan de Trompkade zijn uitsluitend bestemd voor wonen.


Het Zuiderpark: bestemming Dienstverlening

Het Zuiderpark is een zeer herkenbaar stukje stad. Ooit begonnen als villawijk wordt de functie nu gedomineerd door dienstverlening en wonen. Deze functies zijn beide bij recht toegestaan.


Het blok tussen het cultuurcentrum de Oosterpoort en de Oosterweg: bestemming Dienstverlening
Het beschreven bouwblok heeft diverse functies; wonen, dienstverlening en voorheen was er detailhandel gevestigd in de vorm van de Anwb-winkel. Voor de verdieping zijn wonen en dienstverlening de aangewezen functies, voor de begane grond zijn dienstverlening en detailhandel aangewezen als volledig toegestane functies.


De Oosterweg en de Verlengde Lodewijkstraat tussen de Parklaan en de Esperantostraat: bestemming Gemengd
Deze zone zal in de toekomst een nadrukkelijker verkeersfunctie krijgen als verbinding tussen het zuiden van de stad, specifiek het Europapark, en de binnenstad. Naar verwachting zullen de Oosterweg en de Verlengde Lodewijkstraat hierdoor interessanter worden voor de vestiging van detailhandel en kleinschalige dienstverlening. De zone kan zo als broedplaats voor startende ondernemers gaan werken. Deze functies willen we dan ook toestaan op de benedenverdiepingen. Horeca is in deze zone voldoende vertegenwoordigd en uitbreiding is dan ook niet toegestaan.

Maatschappelijke voorzieningen en speelplekken
Verspreid door de wijk komen diverse maatschappelijke functies en speelplekken voor. Deze functies richten zich voornamelijk op het schaalniveau van de buurten zelf. Behoud van deze functies is van groot belang voor de woon- en verblijfskwaliteit van de wijk.

2.4 Verkeer

De verschillende gemeentelijke beleidsnota's gaan uit van een nauwe samenhang tussen het ruimtelijke beleid en het verkeers- en vervoersbeleid. Dit tegen de achtergrond van het verbeteren van de bereikbaarheid en leefbaarheid van de stad. Het verkeers- en vervoersbeleid is vooral gericht op stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en langzaam verkeer. Dit impliceert een efficiënter gebruik van de bestaande verkeersruimte en een duidelijke verkeersstructuur. De doorstromingscapaciteit op het stedelijke hoofdwegennet en bundeling van verkeersstromen is daarbij van belang. In de tussenliggende gebieden is een zo aangenaam en veilig mogelijk woon- en leefklimaat het doel.

In het kader van het landelijke concept “Duurzaam Veilig” zijn in de gemeentelijke nota “Kalm aan en rap een beetje” alle wegen in de gemeente Groningen onderverdeeld in een drietal categorieën, te weten stroomwegen (ringwegen), gebiedsontsluitingswegen (50 km/u), waar stromen centraal staat en erftoegangswegen (30 km/u), waar verblijven centraal staat.

Auto
Aan de zuidzijde wordt het gebied begrensd door een belangrijke stroomweg, de zuidelijke ringweg (Weg der Verenigde Naties). De aansluiting op de zuidelijke ringweg, via het Winschoterdiep, is ongelijkvloers uitgevoerd door middel van op- en afritten. Het betreft hier een halve Haarlemmermeeraansluiting. De ringweg kan alleen in westelijke richting op- en in oostelijke richting afgereden worden. Op termijn wordt de capaciteit van de Zuidelijke Ringweg uitgebreid. De eventuele gevolgen hiervan voor de Oosterpoort worden in een afzonderlijk traject uitgewerkt.

Het gebied wordt aan de noordzijde begrensd door de gebiedsontsluitingswegen Hereweg, Zuiderpark, Trompsingel, Veemarktstraat en de Griffeweg (tot aan de brug over het Oude Winschoterdiep). Dit traject vormt een belangrijke verbinding voor verkeer tussen de binnenstad en het Europaplein. Daarnaast wordt het gebruik van deze wegen mede bepaald door de aanwezigheid van het cultuurcentrum De Oosterpoort. Deze bovenwijkse voorziening trekt extra verkeer. Aan de oostzijde vormt het Oude Winschoterdiep de begrenzing en aan de westzijde wordt de begrenzing gevormd door de spoorlijn Zwolle – Groningen.

De spoorwegovergang bij de Esperantostraat is gecategoriseerd als erftoegangsweg, en heeft daarnaast een ontsluitende functie die van belang is voor de buurt. Deze weg kan nader gespecificeerd worden als erftoegangsweg met een buurtontsluitende functie. Vanwege de categorisering als erftoegangsweg komt de overgang bij de Esperantostraat niet terug op onderstaande afbeelding. Dit doet echter niet af aan de ontsluitende functie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0020.jpg"

Autostructuur op basis van de gemeentelijke nota “Kalm aan en rap een beetje”

Alle overige wegen zijn erftoegangswegen (woonstraten), waar verblijven centraal staat en een maximum snelheid van 30 km/u geldt. De buurt is daarbij op hoofdlijnen in drie gebieden opgedeeld, waarbij de Meeuwerderweg en de Oosterweg de scheiding tussen de buurten vormen. Deze beide straten zijn de belangrijkste ontsluitingswegen voor de wijk. De wijk kent verder een uitgebreid stelsel van straten met eenrichtingsverkeer.

Overgangen van een gebiedsontsluitingsweg naar een erftoegangsweg zijn zo vormgegeven dat de weggebruiker wordt gewezen op het veranderde snelheidsregime en het te verwachten verkeersgedrag. De aansluitingen op de gebiedsontsluitingswegen zijn vormgegeven met een VerkeersRegelInstallatie (VRI) of een voorrangskruispunt in combinatie met een 30 km/u aanduiding. Op de overige wegen is deze overgang in de vorm van een zogenaamde inritconstructie. De Lodewijkstraat vormt van oudsher nog een woonerf.

Fiets
In de beleidsnota “Fietsverkeer 2000” wordt de fietsstructuur in de stad onderverdeeld in een hoofdstructuur en een secundaire structuur. In het plangebied behoren het Zuiderpark-Trompsingel-Veemarkstraat-Griffeweg, de Meeuwerderbaan–Esperantostraat, de Oosterweg en de Verlengde Lodewijkstraat tot de hoofdfietsstructuur. Met uitzondering van de Esperantostraat en de Verlengde Lodewijkstraat beschikken deze wegen allemaal over vrijliggende fietspaden of – stroken. De route Zuiderpark-Trompsingel-Veemarkstraat-Griffeweg heeft vrijliggende fietspaden. De Meeuwerderbaan beschikt over een fietsstrook tot aan de oprit met de Zuidelijke Ringweg. Fietsverkeer op de Oosterweg van noord naar zuid heeft de beschikking over een fietsstrook. Fietsers van zuid naar noord op de Oosterweg rijden mee met het overige verkeer.

De Meeuwerderweg en de route Mauritsdwarsstraat–Jacobstraat–Van Julsinghastraat behoren tot de secundaire fietsstructuur. Fietsers maken hier gebruik van dezelfde wegenstructuur als gemotoriseerd verkeer en hebben geen beschikking over een aparte fietsstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0021.jpg"

Fietsstructuur op basis van de beleidsnota “Fietsverkeer 2000”

Parkeren
In de gehele Oosterpoort geldt betaald parkeren. De Oosterpoort behoort volgens het parkeerbeleid tot de schilwijken voor betaald parkeren. Dit houdt in dat bewoners parkeren met een parkeervergunning. Ondanks deze maatregel is de parkeerdruk in de gehele wijk zeer hoog en benadert deze veelal de capaciteit. Bijna overal wordt in de openbare ruimte geparkeerd. Bij nieuwbouwplannen dient rekening te worden gehouden met voldoende parkeerruimte voor zowel de auto als de fiets. Het aantal parkeerplaatsen wordt bepaald door de geldende gemeentelijke parkeernormen. De kosten van de parkeerplaatsen zijn voor rekening van de ontwikkelaar.

Openbaar vervoer
Het openbaar vervoer maakt gebruik van de gebiedsontsluitingswegen in het gebied, alsmede de Meeuwerderweg. Lijn 5 rijdt via de Trompsingel en de Meeuwerderweg en heeft als eindbestemming Ter Borch. Lijn 7 en 20 maken gebruik van de gebiedsontsluitingswegen en hebben als eindbestemming station Europapark. Verder maken stadsdiensten naar het UMCG en Kardinge ook gebruik van de gebiedsontsluitingswegen. Qliner 301 Groningen – Veendam maakt ook gebruik van de gebiedsontsluitingswegen. De treinstations Centraal Station en Europapark zijn op loopafstand bereikbaar vanuit de Oosterpoort.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0022.jpg"

Buslijnen door en langs de Oosterpoort

2.5 Openbare ruimte

2.5.1 Groenstructuur

De Oosterpoort is een wijk met een hoge bebouwingsdichtheid. Het groen in de wijk komt voornamelijk voor binnen de bouwblokken. Deze groene ruimtes zijn, samen met de speeltuin, de enige openbare speelplekken in de wijk en daarmee van grote waarde voor de woon- en verblijfskwaliteit. De verzameling van privé-tuinen in het Zuiderpark vormt een ander zeer kenmerkend groen in de wijk. De straatprofielen zijn stenig, maar met veel bomen ingericht en met op diverse plaatsen geveltuintjes.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0023.jpg"

Groenstructuur

Privé-tuinen Zuiderpark
Het groen van het Zuiderpark, bestaande uit de privé-tuinen en groene bermen, vormt een sterk samenhangend ensemble met een parkachtig karakter. In de tuinen bevindt zich veel waardevol groen met onder meer monumentale bomen. Behoud van het privé-groen is van groot belang. Voorkomen moet worden dat de privé-tuinen worden gedomineerd door geparkeerde auto's of verharding, wat op een aantal plaatsen al het geval is. Om het groene karakter te beschermen is voor het Zuiderpark een stelsel voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden opgenomen in het bestemmingsplan.

Groen in bouwblokken
Het openbare groen binnen de bouwblokken is van grote waarde voor de woon- en verblijfskwaliteit. Er is relatief weinig privé-groen, waardoor de bewoners voor een groot deel zijn aangewezen op het openbare groen. De openbare groenplekken zijn ingericht als speelplek en/of verblijfsgroen en hebben de bestemming Groen gekregen. Opvallende en fraai ingerichte binnenterreinen zijn de Mauritstuin, tussen de Mauritsstraat, de Sophiastraat en de Lodewijkstraat, en het terrein tussen de Van Julsinghastraat, het Winschoterdiep, de Verlengde Frederikstraat en de Nieuwstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0024.jpg"

Mauritstuin

Sport en maatschappelijk
In het zuiden van het plangebied, tussen de Esperantostraat en de Verlengde Lodewijkstraat, bevindt zich een groengebied met een speeltuin en diverse sportvoorzieningen. Dit groengebied fungeert als een overgangszone tussen de woningen en de zuidelijke ringweg. Gezien de omvang en de gebruikswaarde is dit gebied van groot belang voor de wijk.

Overig groen in de straten
Het overig groen in de wijk wordt gevormd door straatbomen, geveltuintjes en op een enkele plek een plantsoentje langs een straat. De van oorsprong overwegend stenige straatprofielen hebben op diverse plekken een groen en sfeervol karakter door de geveltuintjes. Met name in de Brandenburgerbuurt zijn de geveltuintjes zeer sfeerbepalend. In het zuidoostelijk deel van het plangebied zijn de bouwblokken zo gesitueerd dat verbredingen in de straatprofielen zijn ontstaan waar ruimte is voor plantsoentjes en boomvakken. Een andere bijzondere groene plek is het monumentaal ogende plein met bomen van de school aan de Blekerslaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0025.jpg"

Geveltuin en bomen in de Verlengde Nieuwstraat

In het bomenstructuurplan is per straat aangegeven welke bomen de groene hoofdstructuur vormen van de stad. Op onderstaande afbeeldingen is te zien wat de huidige kwaliteit en wat de gewenste situatie is. De bomenhoofdstructuren zijn belangrijk voor het ondersteunen van de belangrijke ruimtelijke structuren van de stad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0026.jpg"

Bomenstructuurplan, bestaande kwaliteit

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0027.jpg"

Bomenstructuurplan, gewenste kwaliteit

Ecologie
Dit oudere stadsdeel, grotendeels gelegen op de flanken van de Hondsrug, kenmerkt zich door verschillende stedelijke woonklimaten. De oppervlakten groen zijn afzonderlijk en in zijn geheel gezien beperkt. Onderscheidend zijn het monumentale groen van het Zuiderpark, de bekende ecologische binnentuin Mauritsstraat, het groen achter de Esperantostraat en de oude bomenpartij bij de Blekerslaan. Vrijwel alle randen van het bestemmingsplan, te weten de bloemrijke taluds van het Verbindingskanaal, een stuk talud van de A7 bij de Esperantostraat en de kade van het Oude Winschoterdiep, zijn van belang en onderdeel van de Stedelijke ecologische structuur (SES). Daarnaast zitten er ecologische waarden in de verschillende straten met laanbomen, in een aantal “binnengroentjes” en in het straatgroen en de stoeptegeltuintjes in verschillende straatjes waaronder de Sophiastraat.

Ecologisch gezien zijn vooral het Zuiderpark met zijn gevarieerde en monumentale bomen en stinzenplanten, de ecologische tuin aan de Mauritsstraat, een klein kerngebied met een veelheid aan plantensoorten waaronder zeldzame en beschermde soorten, kenmerkend. Langs de randen van het plangebied liggen de belangrijke ecologische verbindingszones Verbindingskanaal met opvallend veel inheemse soorten, het Oude Winschoterdiep met zeldzame en beschermde muurplanten en de struikrijke taluds van Weg der Verenigde Naties. Daarnaast zijn de kwaliteiten van de “binnengroentjes” tussen Winschoterdiep en Nieuwstraat en tussen Polderstraat en Oliemuldersweg, die veelal in gebruik zijn als speel- en recreatieplek of gewoon als siergroen, opvallend. Deze laatstgenoemde zone bestaat uit drie afzonderlijke groenpartijen die met kleinere corridors met elkaar verbonden zijn. Hier staan verschillende en oudere boomsoorten, struiken en nectarplanten.

De monumentale boom en haagbegroeiingen rond de speelplaats aan de Esperantostraat, de boomweide bij de Cubastraat en de oude bomen bij de Blekerslaan zijn eveneens van belang. In al deze groenelementen leven belangrijke (deel)populaties van onder andere verschillende en beschermde vleermuissoorten, egels, muizen, vlinders en vogelsoorten.

Voorts zijn vooral de straten met oude laanbomen zoals Nieuwstraat en Verlengde Nieuwstraat met waardevolle rijke besdragende meelbesbomen waardevol. Straten met laanbomen zijn van belang voor vogels, vlinders en vleermuizen. Hetzelfde geldt, zij het in mindere mate, voor de zeer vormenrijke natuur van de stoeptegeltuintjes in dit stadsdeel. Zij functioneren als foerageerplek, voortplantingsplek en trekroute. Indien vleermuisverblijfplaatsen of routes aanwezig zijn, zijn deze locaties of trekroutes beschermd. Genoemde kerngebieden en verbindingszone zijn vastgesteld op de Stedelijke Ecologische Structuurkaart van 2008.

De watermilieus zorgen voor natuurwaarden op het gebied van vleermuizen, vissen en watervogels. Niet alleen als voortplantingsgebied maar tevens als foerageer- of rustgebied. Verschillende vleermuissoorten gebruiken de waterstructuren eveneens als trekroute. Deze trekroutes zijn wettelijk beschermd. Behoud en versterking van deze zones is van groot belang. Alle wateren hebben de functie boezemwater. Natuurwaarden zijn daardoor beperkt; zeker door het ontbreken van natuurlijke oevers. Desalniettemin wordt de kade van de westzijde van het Oude Winschoterdiep gekenmerkt door muurplanten waaronder zeldzame en beschermde soorten.

2.5.2 Waterstructuur

Langs de noord- en oostzijde van het plangebied bevinden zich twee belangrijke waterlopen. Aan de noordzijde is dit het Verbindingskanaal, als onderdeel van de Diepenring rond de binnenstad. Aan de oostzijde is dit het Oude Winschoterdiep. Voor de stad zijn dit beide hoofdstructuurbepalende elementen. Beide waterlopen vallen in het bestemmingsplan Openbaar Vaarwater. In het Verbindingskanaal ligt aan de zuidelijke oever een aantal woonschepen. Door de grote hoogte van het talud bestaat vanaf de straat en het fietspad zicht over de schepen heen op de noordoever van het Verbindingskanaal. In het Oude Winschoterdiep liggen over bijna de gehele lengte van het plangebied woonschepen. Het contact met het water is minimaal doordat de schepen vaak dicht op elkaar liggen. Het bestemmingsplan Openbaar Vaarwater beoogt een onderlinge afstand tussen de schepen van minimaal 5 meter, zodat op termijn meer contact met het water mogelijk wordt.

In de Oosterpoort bevindt zich geen oppervlaktewater. Het complete gebied watert af op het Verbindingskanaal en op het Oude Winschoterdiep. Deze wateren vallen onder de boezem en hebben een streefpeil van NAP + 0.53 meter. Voor het gebied van bestemmingsplan Oosterpoort is gekeken in hoeverre de waterstructuur voldoende waterberging biedt. In de Oosterpoort is geen oppervlaktewater aanwezig. Door de hoogteligging en de lozingsmogelijkheden naar andere gebieden/boezem is de kans op overlast gering.

Hoofdstuk 3 Randvoorwaarden / omgevingsaspecten

3.1 Duurzaamheid (energie en leefomgevingskwaliteit)

De gemeente Groningen heeft de ambitie uitgesproken om van Groningen de duurzaamste stad van Nederland te maken. Hiervoor heeft het college in 2007 een duurzaamheidvisie opgesteld en vastgesteld. De uitwerking van deze visie heeft het college verwoord in de documenten: 'het Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl' en de 'Routekaart Groningen Energieneutraal+2025'. Hierin wordt bij de ambitie de duurzaamste stad te worden de focus gelegd op twee thema's: energie en kwaliteit van de leefomgeving.

Energie

Binnen elk nieuwbouw- of renovatieplan moet het beleid zoals verwoord in de Routekaart worden meegenomen. Er dient bijvoorbeeld naast aandacht aan een optimale isolatie en besparingen op het gebied van elektra ook gekeken te worden of er ook andere mogelijkheden in de buurt aanwezig zijn. Zoals bijvoorbeeld restwarmte van nabij gelegen bedrijven / kantoren / scholen. Het gebruik van aardwarmte in de vorm van warmte/koude opslag in de bodem in combinatie met warmtepompen is een duurzaam alternatief voor verwarming door middel van aardgas. Daarnaast is het raadzaam om bij grote (nieuwbouw) projecten te kijken naar een centraal gebruik van duurzame energie in combinatie met het inrichten van de omgeving. Hierbij wordt gedacht aan een gezamenlijk systeem voor warmte, koudeopslag met centrale warmtepompen en een warmte distributiesysteem. Deze warmte koudeopslag kan eventueel gecombineerd worden met het binnen dit bestemmingsplan aanwezige oppervlaktewater. Dus een optimaal gebruik van duurzame energiebronnen en een maximale efficiency.

Kwaliteit van de leefomgeving

In dit bestemmingsplan komt de duurzame leefomgeving tot uitdrukking in de manier hoe wordt omgegaan met ecologie, groen, water en onder meer de milieuaspecten geluid, lucht, veiligheid en bodem. In algemene zin kunnen we dan concluderen dat duurzaamheid al een goede verankering in dit bestemmingsplan heeft gekregen.

Overige (duurzaamheid)aspecten

Op het gebied van materiaalgebruik wordt gestreefd om materialen te gebruiken die gerecycled kunnen worden of herwinbaar zijn. Hiertoe dienen materialen tevens zodanig te worden toegepast dat deze na sloop eenvoudig kunnen worden gescheiden en geschikt voor hergebruik zijn. Bij het gebruik van materialen dient uitloging naar de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater zoveel mogelijk te worden voorkomen.

3.2 Archeologie

In 1992 is door Nederland het 'verdrag van Valetta' ondertekend, in de volksmond ook wel 'verdrag van Malta' genoemd. Het verdrag van Malta is wettelijk vertaald met een ingrijpende wijziging in de Monumentenwet 1988 en enkele andere wetten, zoals de Ontgrondingenwet en de Woningwet. Hierin wordt de verantwoordelijkheid voor een goede omgang met eventueel aanwezige archeologische waarden bij de gemeenten gelegd. De bescherming van die waarden dient te worden meegenomen in de ruimtelijke ordening, dat wil zeggen de bestemmingsplannen.


Elk bestemmingsplan dient vanaf 1 september 2007 daarom een paragraaf archeologie te bevatten, waarin wordt aangegeven welke archeologische waarden in het plan aanwezig, dan wel te verwachten zijn. Daarnaast dient het bestemmingsplan regels te bevatten om eventueel aanwezige archeologische waarden te beschermen. Die regels kunnen in enkele op archeologische gronden geselecteerde gebieden aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden worden verbonden. Daarmee wordt de aanvrager van een dergelijke vergunning verantwoordelijk voor behoud van archeologisch erfgoed. De Monumentenwet 1988, de Erfgoedverordening van de gemeente en dit bestemmingsplan beschrijven vervolgens de procedure.


Het bestemmingsplan Oosterpoort is een actualisatie van het vigerende bestemmingsplan. Er is in het grootste gedeelte van het plan géén archeologisch (voor) onderzoek verricht en de gegevens in het plan over de ligging van archeologische waarden zijn daarmee (nog) schaars. Dit heeft tot gevolg dat het archeologisch onderzoek verplaatst wordt naar het moment dat er een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden wordt aangevraagd. Om het bestemmingsplan 'Malta-proof' te maken is het dus noodzakelijk dat er een stelsel voor omgevingsvergunningen voor het bouwen van een bouwwerk of voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden opgenomen wordt in de gebieden waar archeologische waarden verwacht worden.


Er zijn wel enkele meldingen van vondsten en sporen binnen het plangebied. Er kan dus wel een inschatting gemaakt worden van de verschillende archeologische verwachtingswaarden binnen het plan.


Steentijdvindplaatsen op de Hondsrug
De Oosterpoort ligt in zijn geheel op de oostflank van de Hondsrug. De Hondsrug is een ijstijdfenomeen (een gestuwde eindmore uit de voorlaatste Saale-IJstijd) en bestaat uit keileem en keizand. De Hondsrug ligt hoger dan de directe omgeving en is een aantrekkelijke vestigingsplaats gebleken voor bewoning vanaf de (Oude) Steentijd. Er kunnen verschillende soorten sporen en vondsten worden verwacht op verschillende plaatsen op de Hondsrug. Dit varieert van vuursteenvindplaatsen die de resten van jachtkampen van Steentijdbewoners representeren, tot ontginningssporen en nederzettingen uit de Middeleeuwen.


Het dekzand van de Hondsrug wordt in het oostelijk deel van de Oosterpoort afgedekt door veen- en kleilagen. Deze lagen conserveren de vondsten en sporen in het dekzand. Naast het voorkomen van verschillende soorten vuursteenartefacten is daarom ook de kans op het aantreffen van organische resten groot, aangezien de afdekkende lagen ervoor hebben gezorgd dat ook de kwetsbare resten in de bodem niet zijn vergaan. De afgedekte flanken van de Hondsrug vormen als het ware nog een 'archeologisch reservaat' voor sporen uit de Steentijd. Dit is van groot belang, omdat elders, waar het keileem van de Hondsrug aan het maaiveld komt, de vindplaatsen zijn verdwenen of verstoord door bebouwing, verploeging en uitdroging.


Een vindplaats, zoals boven beschreven, werd aangetoond in het onderzoek dat de gemeente verrichtte voor het aanleggen van een parkeergarage op de hoek van de Van Julsinghastraat en het Winschoterdiep. Niet alleen werden hier vondsten uit de Nieuwe Steentijd gedaan, zoals aardewerk (wat voor deze tijd zeldzaam is) en vuursteen, ook de krassen die de ploeg van de steentijdmens hier heeft getrokken konden nog worden herkend en gedocumenteerd. De kwaliteit van de sporen was zelfs dermate goed dat met pollenonderzoek een beeld van de toenmalige vegetatie kon worden samengesteld.


afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0028.jpg"

Vondsten van de locatie Van Julsinghastraat. Van links naar rechts: snede van een geslepen bijl en een aardewerken scherfje met evenwijdige groeven. Onder: transversale pijlpunt


Na de Steentijd
De Hondsrug is na de Steentijd waarschijnlijk nog steeds een aantrekkelijke vestigingsplaats gebleven; archeologische bewijzen hiervan ontbreken echter (nog). In de Van Sijsenstraat is een overslibd slotenstelsel aangetroffen, met een mogelijke datering uit de Romeinse tijd. Echter, mogelijke archeologische sporen zijn in de eerste meter beneden maaiveld hoogstwaarschijnlijk verstoord. Er is in de loop van de tijd namelijk nogal wat omgewoeld en afgegraven, wat te maken heeft met de relatief gunstige positie van dit deel van de Hondsrug ten opzichte van de stad. In oorlogstijd kon de stad Groningen alleen belegerd worden vanuit het zuiden, waardoor meermaals de tactiek van de verschroeide aarde is toegepast: alles wat de vijand kon gebruiken, werd afgebroken. Eind 17e eeuw werd zelfs - naast een bebouwingsverbod - besloten om de hooggelegen gronden buiten de Here- en Oosterpoort af te graven.


Sporen van de kastelen (Statenkasteel en het kasteel van Alva), die voor en gedeeltelijk in de Oosterpoort hebben gelegen, zijn nooit teruggevonden. De burcht van Alva, in een vijfhoek aangelegd met hoekige dwingers, was omgeven door aarden wallen en een gracht. De punt van de zuidelijke dwinger lag tussen de Oosterweg, de Mauritsdwarsstraat en de Mauritsstraat. De oostelijke punt lag in de Houtzagersstraat, niet ver van de Meeuwerderweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0029.jpg"

De ligging van het Statenkasteel (links) en het Kasteel van Alva (rechts) ten opzichte van de huidige topografie


Stelsel van omgevingsvergunningen
Het gehele gebied van de Oosterpoort heeft een hoge archeologische verwachting voor de periode Steentijd. Omdat slecht te voorspellen is waar de resten precies aan te treffen zijn, geldt het omgevingsvergunningvereiste alleen voor bouwwerken, werken en werkzaamheden vanaf 200 vierkante meter. We weten echter wel dat de bovenste meter hoogstwaarschijnlijk geen vondsten (meer) herbergt. Er is daarom ook geen omgevingsvergunning nodig voor werken en werkzaamheden tot een diepte van 1 meter beneden maaiveld.

3.3 Ecologie

Gewenste ontwikkeling
Genetische uitwisseling en klimaatopwarming vragen om duurzame goed functionerende kerngebieden en ecologische verbindingen tussen groengebieden. Optimale stadsverbindingen zijn minimaal 25 meter breed en bevatten benevens een waterstructuur een boom-, struik- en kruidlaag om voor een doelsoort als wezel en egel passeerbaar te zijn. Bij ontbrekende verbindingszones zijn kleinere groengebieden als steppingstones van belang.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen geldt niet alleen het behoud van de genoemde gebieden en verbindingen. Door hun oppervlakte en soortenvariatie hebben de “binnengroentjes” namelijk een belangrijke ecologische waarde. Bij wijkvernieuwingen of renovatie moet daarom nadrukkelijk gezocht worden om deze kwaliteiten te behouden en te integreren en zo mogelijk te verbinden. Een beter afgestemd ecologisch beheer van de oevers en taluds van het Verbindingskanaal kan de kwaliteit van het watersysteem en de soortenvariatie nog verhogen. Alle boomstructuren in het gebied zijn waardevol voor vogels en vleermuizen als nestplaats, voedselvoorziening en trekroute. Inrichting en beheer van alle groengebieden moet afgestemd zijn op het Doelsoorten beleid deelgebied centrum.

Overige aandachtspunten
De bouwwijzen van huizen in dit stadsdeel kenmerken zich veelal nog door traditionele dakbouw met dakpannen. In beschikbare holten leven waardevolle stadsdieren als gierzwaluwen, huismussen, roodstaarten en verschillende vleermuissoorten. De aantallen van deze soorten nemen stadsbreed af. Bestaande kolonies van gierzwaluwen bevinden zich in Zuiderpark Parklaan, Martenstraat-Annastraat-Meeuwerderweg, Helper Westsingel, Veemarktstraat- Meeuwerderweg, Frederiksplein-Nieuwstraat, Sijsenstraat-Verlengde Frederikstraat-Hendrikstraat, Oosterweg nabij de kerk en Oosterweg-Polderstraat. Al deze nestplaatsen zijn beschermd en moeten voor sloop of renovatie gecompenseerd worden. Bij renovatie en nieuwbouwplannen is het überhaupt noodzakelijk voorzieningen voor deze soorten als randvoorwaarde op te nemen. Bij nieuwbouw moet tevens nadrukkelijk ingezet worden op het realiseren van dakvegetaties.

Deze dragen in een intense stad in hoge mate bij aan verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en de duurzaamheid.

Wet- en regelgeving
Door middel van quickscans en zonodig nader onderzoek dienen ruimtelijke ontwikkelingen getoetst te worden aan de Flora- en faunawet als ook het stedelijke ecologisch beleid. De afstand tot de Ecologische Hoofdstructuur Structuur-Oosterpolder in Haren bedraagt ongeveer 3 kilometer. De afstand tot het Leekstermeergebied bedraagt ruim 3 kilometer.

3.4 Water, bodem en riolering

Het beleid ten aanzien van water is vastgelegd in Waterwerk, verbreed Groninger Rioleringsplan van de gemeente Groningen (planperiode 2009-2013). Daarnaast wordt gewerkt volgens de stedelijk wateropgave van het waterschap Noorderzijlvest en van het waterschap Hunze en Aa's.


De natuurlijke relatie van water met zijn omgeving ligt in steeds sterkere mate (mede) ten grondslag aan de ruimtelijke ontwikkeling. Het water als medeordenend principe. Water legt verbindingen tussen bodem, natuurlijke ontwikkeling en de gesteldheid en beleving van de woon- en werkomgeving.


Bij de planvorming wordt in een vroegtijdig stadium overleg met waterbeheerders gezocht (watertoets). In het kader van de watertoets zal nadere uitwerking van de principes van afwatering en ontwatering in relatie tot de waterkwaliteit en de waterkwantiteit plaats moeten vinden in overleg met de waterbeheerder. De locatie valt binnen het beheergebied van waterschap Hunze en Aa`s. Het waterschap vervult een adviserende en toetsende rol.


Bij nieuwbouw en eventuele inbreiding van het plangebied moet rekening gehouden worden met de gevolgen van een toename van verhard en bebouwd oppervlak. Door deze verdere verstedelijking komt regenwater sneller tot afstroming. Voor het bestaande watersysteem betekent deze toename een extra belasting en moet meer water worden geborgen. Hiervoor wordt door de waterschappen een compensatie in de vorm van oppervlaktewater vereist is. Als vuistregel wordt een compensatie van 10% van de toename van het verhard en/of bebouwd oppervlak in de vorm van oppervlaktewater geëist. Binnen het plan is dit niet aan de orde, aangezien het plan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt.

Kaden
Het Verbindingskanaal (als onderdeel van de Diepenring) en het Oude Winschoterdiep zijn onderdeel van het boezemsysteem van het waterschap Hunze en Aa's. Direct langs deze boezemwateren ligt een strook met de functie boezemkade. Langs deze boezemkaden gelden beschermingszones in het kader van de waterschapskeur met ruimtelijke beperkingen. Vanwege het belang van deze kaden voor de bescherming van het achterliggende gebied tegen overstroming is de medebestemming kaden binnen de bestemming Verkeer expliciet opgenomen in de bestemmingsomschrijving.


Bodem
De drooglegging is de afstand van de grondwaterstand tot aan de bovenzijde van het maaiveld. Bij wegen en bomen moet dit minimaal 1.00 meter zijn en bij gebouwen moet dit minimaal 0.20 meter beneden de bodemafsluiting van de kruipruimte zijn. De drooglegging bij winterpeil t.o.v. het laagste relevante maaiveld bedraagt in de Oosterpoort 1.45 meter (bron stedelijke wateropgave Groningen). De drooglegging in het gebied voldoet hiermee aan de uitgangspunten.


Riolering
In de Oosterpoort is overwegend een gemengd rioolstelsel aanwezig. In het Winschoterdiep westzijde is een extra regenwaterriool aangelegd voor het afvoeren van water dat afstroomt van schoon afvoerend oppervlak. De wijk wordt in fases voorzien van nieuwe riolering. Fase 1 en 2 zijn reeds uitgevoerd. Hierbij is de bestaande gemengde riolering vervangen door een nieuw gemengd stelsel. De keuze voor een gemengd stelsel ten opzichte van een gescheiden stelsel is gemaakt op basis van de benodigde kosten die nodig zijn voor een gescheiden stelsel door de grote afstand naar oppervlaktewater. Voor de laatste fase (realisatie 2010/2011) wordt eveneens uitgegaan van de aanleg van een gemengd stelsel. Bij de realisatie van eventuele nieuwbouw wordt aangesloten op een gemengd stelsel. Wel moet ter plaatse van de erfgrens het huishoudelijk afvalwater gescheiden aangeboden worden van het regenwater. Zodoende kan op termijn mogelijk het hemelwater gescheiden worden van de afvoer naar de rioolwaterzuivering. Ook eventuele drainagesystemen moeten indien mogelijk rechtstreeks afwateren richting het oppervlaktewater.


Bouwmaterialen
Bij de bouw van de gebouwen mogen geen materialen gebruikt worden die milieuverontreinigend zijn zoals lood, zink en koper. Ook bepaalde bitumen en behandeld hout logen milieugevaarlijke stoffen uit welke via het regenwater in het oppervlaktewater terecht kunnen komen. In het algemeen geldt dat het toepassen van vegetatiedaken/groene daken een prima middel is om regenwater vast te houden en vertraagd af te voeren. De vegetatie neemt vocht op, bergt water en gebruikt op die manier water. Tevens verdampt het water door zon en wind. Bij hevige neerslag zal het water minder snel tot afstroming komen. Ook dit kan een bijdrage leveren in de compensatie van de toename van het verhard en bebouwd oppervlak. Daarnaast isoleren de groene daken in de zomer. Door het verdampingsproces in de grondlaag wordt voorkomen dat het dak te veel opwarmt. Op deze wijze kan bespaard worden op energieslurpende voorzieningen zoals airco's e.d.

3.5 Milieu

Dit hoofdstuk gaat in op de milieuaspecten die relevant zijn voor het bestemmingsplan Oosterpoort. Het plangebied betreft een woonwijk. Achtereenvolgens wordt ingegaan op bedrijven(terreinen), geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, bodem en duurzaamheid.

3.5.1 Bedrijven(terreinen)

Bedrijven kunnen hinder (geur, stof of geluid) of gevaar veroorzaken en daardoor de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Dit moet zoveel mogelijk worden voorkomen, vooral bij woongebieden of gevoelige bestemmingen. Anderzijds is het zaak, dat bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden.

In de wijk Oosterpoort zijn uitsluitend bedrijven toegestaan in de categorieën 1 en 2, conform de beschrijving van de VNG in “Bedrijven en milieuzonering”. Dergelijke bedrijven passen binnen een woonomgeving. In het plangebied bevindt zich één bedrijf uit de categorie 3. Dat is Café Cheers aan de Veemarktstraat 80. Bij vertrek van dit bedrijf mag alleen een bedrijf uit een lagere categorie hiervoor terugkomen. De regels van dit bestemmingsplan staan geen nieuwe bedrijven toe die vanwege de aard van de bedrijvigheid een risicocontour hebben die buiten het eigen terrein is gelegen.

De Wet ruimtelijke ordening schrijft de zorg voor een goede ruimtelijke ordening voor. Bedrijfsmatige activiteiten kunnen invloed hebben op de leefomgeving. Het aanhouden van een bepaalde afstand tussen een bedrijfsmatige activiteit en een woonbestemming is een middel om overmatige hinder te voorkomen. De VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" geeft hiervoor een handreiking. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Wet Milieubeheer stellen regels aan de milieugevolgen die ontstaan als gevolg van bedrijfsmatige activiteiten. Het gaat daarbij om regels ten aanzien van het voorkomen of beperken van bijvoorbeeld geluidhinder, bodemverontreiniging en risicovolle situaties. In artikel 2.1 Wabo is aangegeven dat het verboden is een inrichting op te richten zonder daarbij in bezit te zijn van een oprichtingsvergunning. Dit verbod is niet van toepassing indien de inrichting in het activiteitenbesluit (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer, Barim) genoemd is als een type A of -B inrichting. Indien het een type A of -B inrichting betreft, dan is respectievelijk geen melding nodig of is het doen van enkel een melding verplicht.

3.5.2 Geluid (weg, spoor en industrie)

Geluid is één van de factoren die (grote) invloed kan hebben op de beleving van de leefomgevingskwaliteit. Daarom moet er bij nieuwe ruimtelijke- of verkeersontwikkelingen akoestisch onderzoek plaatsvinden om de geluidsituatie in beeld te brengen. Hierbij moet de geluidbelasting op de gevel van (nieuwe) geluidgevoelige bestemmingen (zoals woningen) worden getoetst aan de wettelijke geluidnormen. Hierbij worden drie bronnen van geluidhinder onderscheiden:

  • 1. wegverkeerslawaai
  • 2. spoorweglawaai
  • 3. industrielawaai

In dit plangebied zijn alle drie de bronnen van geluidhinder aanwezig.

1. Wegverkeerslawaai
In het plangebied liggen veel wegen die zijn aangewezen als 30-kilometerzone. Deze vallen niet onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder. Dit is wel het geval bij de volgende drukke wegen in het plangebied (met tussen haakjes de breedte van de geluidzone vanaf de as van de weg):

  • Weg der Verenigde Naties (A7) 400 meter
  • Hereweg 200 meter
  • Griffeweg 200 meter
  • Veemarktstraat 200 meter
  • Trompsingel 200 meter
  • Zuiderweg 200 meter

Ook de andere 50-kilometer-wegen in het plangebied vallen onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder met een bijbehorende geluidzone van 200 meter vanaf de as van de weg.

De geluidbelasting vanwege deze wegen op nabijgelegen woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen kan op een aantal drukke punten hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Deze wet heeft geen gevolgen voor dergelijke bestaande situaties, tenzij hier nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden. In dat geval schrijft de Wet geluidhinder een procedure en werkwijze voor die consequenties kan hebben voor de geluidbelasting die is toegestaan op nieuwe maar ook op bestaande geluidgevoelige bestemmingen. Een maatregel om het wegverkeerslawaai te beperken is het toepassen van stil asfalt. Waar nodig en (technisch) mogelijk zal een wegdek bij groot onderhoud worden vervangen door stil asfalt.

2. Spoorweglawaai
Het plangebied ligt langs de spoorlijn Zwolle-Groningen. Zoals in veel binnenstedelijke gebieden wordt de voorkeursgrenswaarde van 55 dB voor bestaande woningen langs het spoor overschreden. Voor bestaande woningen met een relatief hoge geluidbelasting langs het spoor is landelijk een regeling getroffen om het geluid vanwege het spoorweglawaai op deze woningen te verminderen. Dit geldt ook voor enkele woningen binnen het plangebied. Voor deze woningen zijn in overleg met de bewoners maatregelen voorgesteld. Met de uitvoering van deze maatregelen is in 2009 gestart. Nieuwe ontwikkelingen voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de geluidzone van de spoorlijn mogen niet zonder meer plaatsvinden. Hiervoor moet de gemeente een hogere waarde vast stellen.

3. Industrielawaai
De geluidzone van industrieterrein Groningen Zuid Oost liep vroeger gedeeltelijk over het plangebied Oosterpoort. Na berekening van de huidige 50 dB(A) contour van industrieterrein Groningen Zuid Oost blijkt dat de geluidzone teruggelegd kan worden. De modelberekening is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. In dit bestemmingsplan is de geluidzone van industrieterrein Groningen Zuid Oost teruggelegd tot op de plangrens van het plangebied.

3.5.3 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Kortheidshalve wordt hier gesproken van de Wet luchtkwaliteit, die op 15 november 2007 in werking is getreden. Formeel gaat het hier echter om de Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen).

De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model. Voor dit bestemmingsplan is nagegaan wat de concentraties zijn van de luchtverontreinigende stoffen en of er luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Hierbij is gekeken naar de jaren 2008 en 2018. De concentraties zijn berekend voor de vier meest drukke wegen in het plangebied, te weten: de Griffeweg, de Meeuwerderweg, het Zuiderpark en de Esperantostraat. Als input voor de berekeningen zijn verkeerscijfers gebruikt uit het verkeersmodel Regio Groningen - Assen (RGA), versie 1.2. De concentraties voor de Weg der Verenigde Naties zijn uit de Rapportagetool van Rijkswaterstaat gehaald.

De gemeente heeft in haar Duurzaamheidsbeleid opgenomen dat er ook getoetst wordt aan de veel strengere gezondheidskundige advieswaarde voor fijn stof van de Wereld Gezondheidsraad (WHO).

Uit het onderzoek blijkt dat de onderzochte situaties voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen.

Dit betekent, dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. Voor een toelichting/onderbouwing wordt verwezen naar de bijlage Notitie luchtkwaliteit ten behoeve van het bestemmingsplan Oosterpoort.

3.5.4 Externe Veiligheid (transport, bedrijven/instellingen en buisleidingen)

Inleiding
Externe veiligheid gaat over de omgang met de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor en door buisleidingen. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.


Wettelijk kader
Conform het Europese kader dient er een scheiding tussen risicobronnen en -ontvangers te worden gerealiseerd. In Nederland is gekozen voor de risicobenadering. De risicobenadering kent een tweetal pijlers, te weten het plaatsgebonden risico (PR) als grenswaarde voor kwetsbare objecten en richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten en het groepsrisico (GR) met een verantwoordingsplicht. Voor transport is dit beleid uitgewerkt in de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en de Circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (RNVGS). Voor inrichtingen geldt het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). Op dit moment wordt nieuw wettelijk instrumentarium ontwikkeld voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en de binnenwateren (Besluit Transport Externe Veiligheid (BTEV), verwacht voor 2009 en Basisnetten Weg, Spoor en Water). De circulaire RNVGS en het BEVI bevatten eisen voor het plaatsgebonden risico (PR) en regels voor het groepsrisico (GR). Beide kaders verplichten gemeenten en provincies, hiermee rekening te houden bij het maken van ruimtelijke plannen.


Risicosituatie bestemmingsplan
Het plangebied ligt direct aan de spoorlijn Zwolle - Groningen. Over deze spoorlijn vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats, onder andere van en naar de industrieclusters Eemshaven en Delfzijl. Aan de zuidoostkant grenst het plangebied aan de zuidelijke ringweg ('Weg der Verenigde Naties'). Ook over deze weg worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Andere risicobronnen zijn niet van invloed op het plangebied. Grote delen van het plangebied liggen in het invloedsgebied van de twee risicobronnen. Het plangebied bestaat uit een woonwijk met daarin winkels, scholen, woonvormen voor ouderen en terreinen voor sport en recreatie. Conform de landelijke wet- en regelgeving voor externe veiligheid kunnen alle gebouwen in het plangebied worden beschouwd als (beperkt) kwetsbare objecten.


Risicoberekening
De Milieudienst van de gemeente Groningen heeft de risico's voor het bestemmingsplan berekend met het wettelijk voorgeschreven model RBM II. De berekeningen zijn zowel met de huidige als met geprognosticeerde vervoersgegevens uitgevoerd. Een rapportage van de berekeningen en een aanvullende veiligheidsstudie zijn als losse bijlagen bij dit bestemmingsplan gevoegd. Uit de berekeningen blijkt dat aan de harde normen van het plaatsgebonden risico wordt voldaan. Verder blijkt dat sprake is van een hoog groepsrisico. De oriëntatiewaarde wordt overschreden.


Verantwoording groepsrisico
Op grond van de 'Circulaire RVGS' (Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen, ministeries van VenW, BZK en VROM, 2004) moet een verantwoording worden afgelegd over elke overschrijding van de zogenaamde oriëntatiewaarde van het groepsrisico óf toename van het groepsrisico. In onderhavige situatie wordt de oriëntatiewaarde overschreden. De vaststelling van het bestemmingsplan leidt niet tot een toename van het groepsrisico. Omdat de oriëntatiewaarde overschreden wordt bestaat er een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico. De verantwoording is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.


Basisnet provincie
De provincie Groningen heeft ten behoeve van het provinciale basisnet (het Basisnet is een netwerk van infrastructuur van rijkswegen, spoor- en waterwegen dat robuust bestand is tegen de toename van transport van gevaarlijke stoffen zonder dat daaronder nieuwe veiligheidsknelpunten ontstaan) een eigen prognose opgesteld van transportaantallen van gevaarlijke stoffen. Hierbij heeft men onder ander gekeken naar de benutting van niet ingevulde bestemmingsplancapaciteit ter plaatse van de Eemshaven en het chemiepark Delfzijl ('Vervoer basisnet relevante gevaarlijke stoffen over weg en spoor naar chemiepark Delfzijl en de Eemshaven', provincie Groningen, 6 mei 2008). In de benadering van de provincie wordt ervan uitgegaan dat alle nog niet benutte ruimte ter plaatse van de twee chemieclusters wordt gebruikt door risicovolle inrichtingen. Deze genereren dan volgens de provincie een grote hoeveelheid extra vervoersbewegingen met gevaarlijke stoffen. De provincie komt in haar prognose op frequenties die de prognoses van de minister van Verkeer & Waterstaat met een factor 4 tot 7 overschrijden.


De Milieudienst van de gemeente Groningen heeft een risicoberekening uitgevoerd met de door de provincie geprognosticeerde vervoersgegevens. Deze berekening is niet verplicht. Hierbij wordt rekening gehouden met de wens van de provincie om deze getallen te gebruiken. Bij gebruikmaking van deze vervoersgegevens wordt de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico overschreden. Een rapportage van deze berekeningen is eveneens als losse bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. Deze uitkomst heeft verder geen gevolgen voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Wel vormt de berekening een indicatie voor de potentiële gevolgen van een ongeremde toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen in de toekomst zonder het treffen van risicobeperkende maatregelen.


Toekomstig beleid vervoer gevaarlijke stoffen
Met de vaststelling van het nieuwe beleid voor vervoer van gevaarlijke stoffen zal het zogenaamde plasbrandaandachtsgebied (PAG) worden geïntroduceerd. Het PAG betreft een zone van 30 meter langs gevaarlijke transportroutes, gebaseerd op de dodelijke effecten van ongelukken met brandbare vloeistoffen. Binnen deze zone gelden zware beperkingen voor nieuwbouw en zwaarwegende veiligheidsvoorschriften. Binnen het plangebied bevinden zich diverse (kwetsbare) objecten binnen de 30 meter zone van het spoor. Het betreft bestaande bebouwing. Ruimte voor nieuwe ontwikkelingen binnen deze zone biedt het bestemmingsplan niet. Hiermee wordt voldaan aan de eisen van het nieuwe beleid.


Conclusie
In het plangebied is sprake van een relatief hoge risicobelasting vanwege het spoor en de A7. De risicosituatie voldoet echter aan de wettelijke normen voor externe veiligheid. Vanwege de overschrijding van de oriëntatiewaarde is een verantwoording van het groepsrisico opgesteld. Voor de vaststelling van het bestemmingplan vormt het aspect externe veiligheid daarom geen belemmering.

3.5.5 Bodem

De functies in dit gebied zijn voornamelijk (grondgebonden) woningen met hierbij de reguliere wijkvoorzieningen zoals scholen en winkels. In het gebied is op verschillende locaties bedrijvigheid gevestigd. De bodemkwaliteit voldoet over het algemeen aan de normen die gekoppeld zijn aan het gebruik of de betreffende functie. In het plangebied zijn echter wel diverse bronnen van verontreiniging aanwezig en is sprake van een diffuse (lichte) verontreiniging van de bodem.


Bronverontreiniging
Binnen het plangebied bevinden zich diverse locaties die verdacht zijn van een (ernstige) bodemverontreiniging. De verdachtmaking kan het gevolg zijn van bodembedreigende activiteiten in het verleden of een eerder bodemonderzoek. In het gebied zijn veel ophogingen, dempingen en ondergrondse tanks aanwezig waardoor de bodem plaatselijk verontreinigd kan zijn. Daarnaast zijn een aantal (voormalige) bedrijfsterreinen en tanklocaties aangemerkt als mogelijk (ernstig) verontreinigde locaties.


Binnen het plangebied Oosterpoort bevinden zich vijf locaties waar een ernstige bodemverontreiniging is vastgesteld. Daarvan zijn drie locaties aangemerkt als niet spoedeisend en twee locaties als spoedeisend. Van de vijf locaties waar een ernstige bodemverontreiniging is vastgesteld is één locatie voldoende gesaneerd voor de huidige functie. Dit betreft het wegtracé aan de Warmoesstraat. Twee locaties zijn als niet-spoedeisend aangemerkt. Deze locaties hoeven niet binnen vier jaar na afgifte van de beschikking gesaneerd te zijn. Van de vijf locaties zijn twee locaties aangemerkt als spoedeisend. Deze locaties moeten binnen vier jaar na afgifte van de beschikking gesaneerd worden. Ter plaatse van de locatie Veemarktstraat 90-92 is nog geen sanering uitgevoerd. De locatie Winschoterdiep, Kop Oosterpoort wordt op dit moment gemonitoord. In onderstaande tabel zijn de locaties met een ernstige bodemverontreiniging weergegeven. Hierbij is tevens aangegeven of er al een sanering heeft plaatsgevonden en of er eventuele gebruiksbeperkingen zijn.


afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0030.jpg"

Diffuse verontreinigingen
Als gevolg van jarenlange activiteiten is de bodem belast met een diffuse, niet tot een bron te herleiden, bodemverontreiniging. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt dat ook in dit plangebied diffuse (lichte) bodemverontreiniging voorkomt. Dit is van invloed op de voorwaarden voor hergebruik van grond. De beoordeling van de bodemkwaliteit voor het bestemmingsplan gaat uit van een gebiedsbenadering en van de beschikbare gegevens op het moment van de inventarisatie. Individuele locaties zullen telkens opnieuw moeten worden beoordeeld op het aspect van geschiktheid. De inventarisatie is uitgevoerd op 4 september 2009 en is gebaseerd op de op dat moment bij de Milieudienst beschikbare gegevens over (potentiële) ernstige verontreinigingen. Dagelijks worden gegevens aangeleverd en bijgewerkt. Voor een actuele situatie of voor informatie over individuele locaties verwijzen wij daarom naar www.eloket.groningen.nl.

Hoofdstuk 4 Juridische toelichting

4.1 Algemeen

Het bestemmingsplan Oosterpoort voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor beheer en ontwikkeling van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarmee kunnen met direct recht omgevingsvergunningen worden verleend. De gekozen bestemmingen en de daarbij behorende regels geven helder aan welke functies op welke plaats zijn toegestaan. Om de nodige flexibiliteit te waarborgen zijn tevens afwijkingsbevoegdheden opgenomen. 

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform SVBP 2008 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008) en het standaard-bestemmingsplan van de gemeente Groningen. Daarin zijn de regels gestandaardiseerd. De bestemmingsregels zijn opgemaakt in een vaste indeling en bevatten in principe voor elke bestemming achtereenvolgens: een bestemmingsomschrijving, bouwregels, nadere eisen, afwijken van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijken van de gebruiksregels, en waar nodig een stelsel voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

Het bestemmingsplan is digitaal gemaakt. De digitale kaart (verbeelding) is variabel in schaal doordat kan worden in- en uitgezoomd, en bezit een meetfunctie. Het digitale plan is raadpleegbaar via het internet (bestemmingsplannen.groningen.nl alsook www.ruimtelijke plannen.nl). Daar zijn de digitale bestanden ook te downloaden.

De papieren plankaart bestaat uit één kaartblad met schaal 1:1000. De kaart is getekend conform de SVBP 2008. De plankaart geeft in samenhang met de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied aan.

4.2 Geldende bestemmingsplannen en overige regelingen

In het plangebied vigeren momenteel de twee onderstaande (bestemmings)plannen. Deze worden geheel door het voorliggende bestemmingsplan vervangen.

Nr.   (Bestemmings)plan   Vastgesteld door de gemeenteraad   Goedgekeurd door gedeputeerde staten  
372   Kop Oosterpoort   11-10-1994   25-01-1996
nummer 95/18646/1 RBB  
379   Oosterpoort   27-03-1996   31-10-1996
beroep bij ABRS  

4.3 Geconsolideerde versie

Zoals in paragraaf 1.2 al is aangegeven is dit de geconsolideerde versie van het bestemmingsplan Oosterpoort. In deze geconsolideerde versie zijn de wijzigingen uit drie facetbestemmingsplannen verwerkt in één doorlopende tekst:

- Facetherziening parkeren, vastgesteld op 8 juni 2016
- Herziening bestemmingsregels wonen, vastgesteld op 19 april 2017

- Herziening Bestemmingsregels Wonen 2, vastgesteld 1 april 2020.

Hoewel deze geconsolideerde versie bedoeld is om geraadpleegd te kunnen worden als integrale regeling, is zij als zodanig niet door de raad vastgesteld en heeft dan ook geen zelfstandige rechtskracht. De in de consolidatie samengebrachte bepalingen ontlenen hun rechtskracht enkel en alleen aan hun oorspronkelijke vaststelling. Waar bepalingen in de geconsolideerde versie onverhoopt mochten afwijken van de formeel vastgestelde versie, gelden de formeel vastgestelde bepalingen.

Deze consolidatie brengt geen verandering in per plan geldende peilmomenten voor bestaande situaties en overgangssituaties. Daarom moet, waar in regels verwezen wordt naar peilmomenten en bestaande situaties, steeds gekeken worden naar de peildata van het plan waarin de in het geding zijnde regel zijn oorsprong vindt (Oosterpoort, Facetherziening parkeren, Herziening bestemmingsregels wonen of Herziening Bestemmingsregels Wonen 2).

4.4 Toelichting op de artikelen

4.4.1 Artikelsgewijze toelichting

Inleidende regels
De artikelen 1 tot en met 3 bevatten achtereenvolgens de in het plan gebruikte begrippen en hun definitie, de wijze waarop moet worden gemeten en de manier van omgaan met uitmetingsverschillen. Waar nodig zijn in deze geconsolideerde versie begrippen uit de facetherzieningen ingevoegd, waarbij vanwege technische beperkingen de oorspronkelijke nummering soms niet kon worden aangehouden.

Bestemmingsregels
Onderstaande tekst is in deze geconsolideerde versie aangepast ten opzichte van het oorspronkelijk vastgestelde plan.
In de bestemmingsomschrijvingen van de bestemmingen Centrum, Gemengd en Wonen is de functie 'wonen' vervangen door 'woningen', waarbij een woning wordt gedefinieerd als 'een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden'. Daarmee wordt bereikt dat alleen duurzame vormen van huishoudens zijn toegestaan. Kamerverhuur valt daar niet onder. Een huishouden wordt namelijk gedefinieerd als 'persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; daaronder niet begrepen kamerverhuur'. De oppervlakte van nieuwe woningen moet tenminste 50 m² zijn. Situaties waar onlangs nog een vergunning voor kleinere woningen is verleend of waarvoor projecten in de pijplijn zitten, zijn geregeld met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2'. Aan sommige locaties is de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' toegevoegd. Hiermee is het aantal woningen dat kleiner is dan 50 m2 vastgelegd, conform de afspraken die met ontwikkelende partijen zijn gemaakt.

Bestaande kamerverhuur en bestaand beschermd wonen blijft uiteraard wel toegestaan. Als peildatum voor 'bestaand' geldt het tijdstip voor inwerkingtreding van het bestemmingsplan Herziening Bestemmingsregels Wonen 2.

In de bestemmingsomschrijving van de bestemmingsplannen is tevens opgenomen dat onzelfstandige kamerverhuurpanden mogen worden omgezet in zelfstandige woningen, mits de minimum oppervlakte van de nieuwe woningen 24 m² bedraagt en het aantal huishoudens en woningen in het pand afneemt. Om een goede woonkwaliteit te waarborgen, wordt voorgeschreven dat minimaal 24 m2 van de nieuwe woning zich op één bouwlaag bevindt.

Een woning mag niet worden gesplitst (veranderd en/of worden vergroot tot twee of meer zelfstandige wonen). Uitzonderingen hierop worden gemaakt:

- als de splitsing is bedoeld om een meergeneratiewoning te realiseren;

- als de gebruiksoppervlakte van de te splitsen woning minimaal 140 m2 en de resulterende woningen maximaal 50m2 aan gebruiksoppervlakte hebben.

De splitsingsaanvraag wordt getoetst aan de beleidsregels terzake (zie toelichting bij artikel 22.

De gebruiksregels zijn overeenkomstig bovenstaande aangepast: gebruik voor nieuwe kamerverhuur, beschermd wonen of bewoning anders dan door één huishouden is niet meer toegestaan. Ook op binnenterreinen is het realiseren van zelfstandige woningen of kamerverhuur aan banden gelegd, door middel van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1'.

Artikel 4 Bedrijf
Binnen deze bestemming zijn bedrijven van categorie 1 en 2 toegestaan. De bestemming omvat het garagebedrijf aan de Meeuwerderweg en een bouwbedrijf aan de Mauritsstraat. Daar waar aangeduid is een bedrijfswoning toegestaan. Het uitoefenen van detailhandel is aangemerkt als verboden gebruik, met uitzondering van het verkopen van auto's en aanverwanten bij het eerdergenoemde garagebedrijf.

Artikel 5 Centrum
Binnen de bestemming Centrum zijn meerdere functies bij recht toegestaan en dus uitwisselbaar. Dit is om de flexibiliteit van het plan te vergroten. De bestemming omvat beide zijden van de Meeuwerderweg, tussen Frederikstraat/Verlengde Frederikstraat en Houtzagersstraat/Duikerstraat. Ook de kop van de Oosterpoort (Griffeweg) en de strook aan de oostzijde van de Veemarktstraat vallen binnen deze bestemming. De functie detailhandel is tot een maximale oppervlakte van 650 m2 toegestaan op de begane grond. De functies maatschappelijke en zakelijke dienstverlening zijn onbeperkt toegestaan op de begane grond. Bestaande detailhandel (galerie) en maatschappelijke dienstverlening (tandartsenpraktijk) op de bovenverdieping zijn met een aanduiding vastgelegd. Horeca in de categorieen 1 tot en met 3 en bedrijven van de categorieen 1 en 2 zijn met een aanduiding aangegeven. Ook horeca en bedrijvigheid is uitsluitend toegestaan op de begane grond. Wonen is op alle gronden toegestaan. Onder wonen vallen ook bijzondere vormen van huisvesting, zoals begeleid wonen en kamerverhuur. Waar dat is aangegeven mag op de begane grond niet gewoond worden. Dit is van toepassing op de kop van de Oosterpoort (Griffeweg). Met een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid kunnen op de begane grond nieuwe bedrijfjes of restaurants gerealiseerd worden.

Artikel 6 Cultuur en ontspanning
Deze bestemming geldt voor het cultuurcentrum 'de Oosterpoort'. Toegestaan zijn een theater en een concertzaal, sociaal-culturele voorzieningen en zakelijke dienstverlening in de vorm van zalenverhuur.

Artikel 7 Dienstverlening
De bestemming Dienstverlening geldt voor het Zuiderpark en de hoeken Trompsingel/Oosterweg en Esperantostraat/Verlengde Lodewijkstraat. Hier is ruimte voor allerlei vormen van zakelijke en maatschappelijke dienstverlening, kantoren en wonen. Op de hoeken Trompsingel/Oosterweg en Esperantostraat/Verlengde Lodewijkstraat is op de begane grond geen wonen toegestaan. Op de hoek Trompsingel/Oosterweg is op de begane grond juist wel detailhandel toegestaan. Er geldt een specifieke afwijkingsbevoegdheid voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de villabebouwing in het Zuiderpark met een koppeling daarin naar de regeling van het beschermd stadsgezicht.

Artikel 8 Gemengd
De bestemming Gemengd is, net als de bestemming Centrum, een mengbestemming waarbinnen meerdere functies bij recht zijn toegestaan. De bestemming omvat grote delen van beide zijden van de Oosterweg, globaal tussen Blekerslaan en Parklaan/Palmslag. Bepaalde delen, die een uitgesproken woonkarakter hebben, zijn buiten de mengbestemming gelaten en hebben een specifieke woonbestemming gekregen. Op alle gronden is wonen toegestaan. Hieronder vallen ook bijzondere vormen van huisvesting, zoals beschermd wonen en kamerverhuur. De functie detailhandel is tot een maximale oppervlakte van 650 m2 toegestaan op de begane grond. De functies maatschappelijke en zakelijke dienstverlening, bedrijvigheid van categorie 1 en 2 en bedrijven uit de Staat van bedrijfsactiviteiten wonen-werken zijn onbeperkt toegestaan op de begane grond. Horeca in de categorieen 1 tot en met 3 is met een aanduiding aangegeven en is uitsluitend toegestaan op de begane grond.

Artikel 9 Groen
De bestemming Groen omvat de hoofdgroenstructuur van de Oosterpoort. De Oosterpoort kent niet veel groen. Vandaar dat het gewenst is het groen dat er is goed te beschermen. Onder de groenbestemming vallen onder meer de groenstroken in het Zuiderpark, de Mauritstuin, de tuin bij de Kleine Sophiastraat, de groene binnenterreinen tussen Houtzagersstraat en Polderstraat, tussen Cubastraat en Polderstraat, tussen Polderstraat en Oliemulderstraat (drie stuks) en tussen Oliemulderstraat en Warmoesstraat. Andere groenbestemmingen zijn het grasveld bij Palmslag, de groene stukken van het hofje aan de Oosterweg, de groenstroken rond de school aan de Blekerslaan en langs de zuidelijke ringweg en een binnenterrein tussen Nieuwstraat en Winschoterdiep. Binnen de groenbestemming is naast groen ook ruimte voor speelvoorzieningen en voor paden. Parkeren is niet toegestaan.

Artikel 10 Horeca
De horecabestemming geldt exclusief voor de silo aan de Griffeweg. Er is ruimte voor horecabedrijven in de categorieën 1 tot en met 3 (cafetaria's, snackbars, lunchrooms, grillrooms, shoarmazaken, broodjeszaken, restaurants, bistro's en (eet)café's). Op de bovengelegen verdiepingen is de functie dienstverlening toegestaan.

Artikel 11 Kantoor
De bestemming Kantoor geldt voor het kantoorgebouw aan de Veemarktstraat.

Artikel 12 Maatschappelijk
Binnen de Oosterpoort komt veel maatschappelijke dienstverlening voor. De bestemming Maatschappelijk geldt bijvoorbeeld voor de scholen in het plangebied, maar ook voor de kerken, het conservatorium, de speeltuinvereniging en het buurtcentrum 'Poortershoes'. Onder de bestemming vallen ook bijzondere vormen van huisvesting. Bij het kerkgebouw aan de Meeuwerderweg geeft de aanduiding 'wonen' aan dat er ook gewoond mag worden.

Artikel 13 Sport
De bestemming Sport geldt voor het gebouw van de tafeltennisvereniging aan de Verlengde Lodewijkstraat en het openbare sport/speelterrein tussen Verlengde Lodewijkstraat, Kwintlaan, Meeuwerderweg en Esperantostraat.

Artikel 14 Verkeer
De bestemming Verkeer omvat de hoofdverkeersstructuur van de Oosterpoort. Het gaat hier om alle (hoofd)wegen, maar ook om pleinen (zoals rond de silo en rond de kop van de Oosterpoort) en om parkeerplaatsen/stroken. Onder de zuidelijke ringweg geeft de aanduiding 'maatschappelijke dienstverlening' aan waar in de ruimte onder de ringweg plaats is voor dienstverlening in de vorm van een onderhoudswinkel en oefenruimtes voor bands.

Artikel 15 Wonen
De regels van de bestemming Wonen zijn gericht op behoud en versterking van de ruimtelijke karakteristiek, maar het is niet de intentie het gebied geheel op 'slot' te zetten. Zo worden bij de bestaande woningen aan de achterzijde royale uitbreidingsmogelijkheden geboden. Dit in aanvulling op de mogelijkheden van het vergunningsvrije bouwen die de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) sinds 1 oktober 2010 biedt.

De woonbestemming omvat het grootste deel van de Oosterpoort. Naast regulier wonen vallen ook bijzondere vormen van huisvesting, zoals beschermd wonen en kamerverhuur, binnen deze bestemming.

Buiten de structuur van de Meeuwerderweg (bestemming Centrum) en de Oosterweg (bestemming Gemengd) komen binnen de woonbestemming nog diverse andere functies voor. Er is voor gekozen om deze functies als hoofdbestemming de woonbestemming te geven. Dit betekent dat er overal gewoond mag worden. De specifieke bestaande functie mag uiteraard blijven bestaan. In dat kader zijn diverse aanduidingen opgenomen. De aanduiding 'detailhandel' betreft een winkel in de Jacobstraat. De aanduiding 'bedrijf' betreft bedrijfjes in de Warmoesstraat en de Van Sijsenstraat. De aanduiding 'horeca - 2' betreft een restaurant aan het Frederiksplein en de aanduiding 'horeca- 3' een café in de Oliemulderstraat. Op diverse locaties in het plangebied is met de aanduiding 'dienstverlening' maatschappelijke en zakelijke dienstverlening mogelijk gemaakt, met name langs de Parklaan, Hereweg en Mauritsstraat). Daar waar zakelijke dienstverlening minder gewenst is is enkel maatschappelijke dienstverlening mogelijk gemaakt middels een aanduiding 'maatschappelijk' (bijvoorbeeld in de Warmoesstraat en op de hoek Mauritsstraat en Lodewijkstraat).

In het plangebied zijn op diverse locaties garageboxen, bergingen en bijgebouwen specifiek aangeduid. Deze kennen eigen regels ten aanzien van hoogte en oppervlakte. Ook kent de Oosterpoort een aantal onderdoorgangen waarvan is geregeld dat zij tot een bepaalde hoogte vrij moeten blijven van bebouwing.

Voor de hoofdgebouwen binnen de woonbestemming geldt dat zij uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak mogen worden gebouwd met inachtneming van het aangegeven bebouwingspercentage, de aangegeven goot- en/of bouwhoogte en de aangegeven dakhelling.

Regeling voor bijbehorende bouwwerken

Voor de bouwmogelijkheden is het van belang op welk gedeelte van het erf gebouwd wordt. Bijbehorende bouwwerken zijn (bij recht) uitsluitend toegestaan op het achtererfgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0031.jpg"
Voorerfgebied en achtererfgebied


Aangebouwde bijbehorende bouwwerken zijn (bij recht) toegestaan, mits zij:

  • maximaal 4 meter hoog zijn, en;
  • maximaal 4 meter diep zijn, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0032.jpg"
Aangebouwde bijbehorende bouwwerken


Vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan tot een maximale hoogte van 3 meter. Indien de zij- of achtererfgrens grenst aan het openbaar toegankelijk gebied moeten bijbehorende bouwwerken minimaal 1 meter uit deze zij- en/of achtererfgrens worden geplaatst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0033.jpg"
Ligging aan het openbaar toegankelijk gebied


Voor alle bijbehorende bouwwerken op het achtererfgebied tezamen, inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt dat het achtererfgebied voor maximaal 50% mag worden bebouwd tot een maximale oppervlakte van 50 m2.

Artikel 16 Waarde - Archeologie 2

Deze archeologische dubbelbestemming beschermt mogelijke archeologische waarden in de bodem. Voor het bouwen van bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 200m2 en een grotere diepte dan 1 meter beneden maaiveld, waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is vereist, geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, dient een advies te worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 17 Waarde - Beschermd stadsgezicht - 1

De dubbelbestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht - 1 dient om de ruimtelijke en functionele karakteristiek van het beschermd stadsgezicht Oosterpoort-Oost te behouden (en te herstellen). In dat kader kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan het aantal, de plaats, de afmetingen en de gevelindeling van de bebouwing.

Artikel 18 Waarde - Beschermd stadsgezicht - 2

De dubbelbestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht - 2 dient om de ruimtelijke en functionele karakteristiek van het beschermd stadsgezicht Zuiderpark te behouden (en te herstellen). In dat kader kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan het aantal, de plaats, de afmetingen en de gevelindeling van de bebouwing. Ook is een stelsel voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden opgenomen. Dat houdt in dat het verboden is om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (de omgevingsvergunning) bepaalde werken en werkzaamheden uit te voeren. Binnen het beschermd stadsgezicht Zuiderpark geldt deze omgevingsvergunningseis voor het aanleggen van verharde wegen, paden, in - en uitritten, parkeervoorzieningen of terrassen, het verwijderen van de houtopstanden en het afgraven of ophogen van de gronden met meer dan 40 centimeter.


Algemene regels

Artikel 19
Dit artikel bevat de anti-dubbeltelbepaling. De redactie is conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling is ervoor om te voorkomen dat dezelfde grond meer dan eens betrokken wordt bij de toets van de aanvraag om een omgevingsvergunning en daarmee meer gebouwd kan worden dan is toegestaan.


Artikel 21 Parkeren
In dit artikel is geregeld dat in een omgevingsvergunning voor bouwen of verbouwen in het plangebied moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor de beoogde functie. Het toetsingskader dat hierbij wordt gehanteerd zijn de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Groningen die op het moment van aanvragen van de vergunning gelden. De verwijzing naar deze beleidsregels is toegestaan op grond van artikel 3.1.2 tweede lid onder a. van het Besluit ruimtelijke ordening. In principe dient op eigen terrein in de parkeerbehoefte te worden voorzien. Voor gevallen waarin dit door bijzondere omstandigheden redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd, of wanneer elders aan de parkeerbehoefte kan worden voldaan, kunnen burgemeester en wethouders gebruik maken van de opgenomen afwijkingsmogelijkheid.


Artikel 22 Verwijzing naar beleidsregels
Op grond van artikel 3.1.2 tweede lid onder a van het Besluit ruimtelijke ordening is het mogelijk om in een bestemmingsplan te verwijzen naar beleidsregels. Daarmee kan een zekere mate van flexibiliteit worden ingebouwd in een bestemmingsplan: beleidswijzigingen die worden aangebracht in beleidsregels werken dan door in het bestemmingsplan, zonder dat het bestemmingsplan moet worden gewijzigd.

Met dit artikel wordt de koppeling gelegd met beleidsregels inzake splitsing en bewoning alsmede beschermd wonen. Bij eventuele aanpassing van de beleidsregels verwijst dit artikel naar die aangepaste beleidsregels.


Artikel 23
Dit artikel bevat een afwijkingsbevoegdheid, die op alle bestemmingen in het plangebied van toepassing zijn. Bedoeling van de bepaling is om relatief kleine afwijkingen van het bestemmingsplan toe te staan, zowel qua omvang als qua functie.
De algemene afwijkingsbevoegdheid is aangevuld. Aan de algemene regel dat het college de bevoegdheid heeft om met 10% van de voorgeschreven maten af te wijken is toegevoegd dat de afwijking maximaal 1 meter mag zijn en niet mag worden toegepast ten behoeve van een extra bouwlaag.


Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 24
Dit artikel regelt het overgangsrecht. De redactie is conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.


Artikel 25
Dit artikel bevat de zogenaamde slotregel, die bedoeld is voor een eenduidige vastlegging van de naam van het bestemmingsplan.


Interpretatieve gebruiksbepalingen
Interpretatieve gebruiksbepalingen kunnen per bestemming worden opgenomen wanneer binnen die betreffende bestemming behoefte is aan specifieke gebruiksregels of -verboden.

4.4.2 Toelichting regeling van vrije beroepsactiviteiten en bedrijfsmatige activiteiten in en bij woningen

De begrippen aan huis verbonden beroep en vrij beroep worden vaak, en ook hier, synoniem gebruikt. Het voorliggend bestemmingsplan biedt de mogelijkheid aan huis verbonden beroepen -met behoud van de woonfunctie- uit te oefenen in een woning en de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken.

In het algemeen is het verboden om, indien aan gronden en bouwwerken een woonbestemming of -functie is gegeven, deze te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de woonbestemming. Een ander gebruik dan wonen is niet toegestaan. In de jurisprudentie is echter bepaald dat het vestigen van een vrij beroep niet in strijd is met de woonbestemming, tenzij het bestemmingsplan het tegendeel bepaalt en het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de uitoefening van het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het gaat veelal om een eenpersoonsberoep.

Op grond van de definitie van aan huis verbonden beroepen in dit bestemmingsplan zijn de betreffende activiteiten (onder voorwaarden, zie hierna) in overeenstemming met de functie wonen. Voor dergelijke activiteiten in een woning en/ of de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken is geen afwijking bij een omgevingsvergunning nodig.

Of een bepaald gebruik in overeenstemming is met de functie woondoeleinden wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

a. de aard van het gebruik
b. de omvang van het gebruik
c. de intensiteit van het gebruik.

Ad a. Bij de 'aard' van het gebruik kan men denken aan een beroep welke naar zijn aard (ernstige) hinder voor zijn omgeving oplevert, of welke naar zijn aard grote verkeersproblemen zal opleveren. Het gebruik mag immers geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Het mag evenmin een onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

Ad b. Bij de 'omvang' van het gebruik is relevant of het gebruik meerdere ruimten of gebouwen in beslag neemt, welk gedeelte van het gebouw door het gebruik in beslag wordt genomen, hoeveel vierkante meter het gebruik in beslag neemt.

Ad c. Bij de 'intensiteit' van het gebruik kan worden gedacht aan frequent of incidenteel gebruik.

Als nu blijkt dat het gebruik aldus een uitstraling heeft welke niet te rijmen valt met de gelegde woonbestemming, dan is het gebruik strijdig met de woonbestemming (zie ARRvS, AB 1993/163).

Onder een 'vrije beroepsbeoefenaar' wordt verstaan: 'iemand die wordt gevraagd om zijn individuele, persoonlijke kwaliteiten, die in het algemeen op artistiek of academisch/HBO-niveau liggen'. In de praktijk is het onderscheid moeilijk aan te geven. Bij vrije beroepen valt te denken aan: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundig architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar,logopedist, makelaar, medisch specialist, notaris, oefentherapeut, Cesar/Mensendieck, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tandarts-specialist, (al dan niet beëdigd) tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige.


Aan huis verbonden beroepen in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk
Voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep is het nodig om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan. Hiertoe is een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen in lid 15.6.


Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Overige activiteiten, die niet vallen onder de aan huis verbonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen zijn, worden aangemerkt als beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten, die niet rechtstreeks passen binnen de woonbestemming. Zij zijn daarom niet bij recht toegestaan in dit plan. Wel is het mogelijk voor deze activiteiten bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan (zie lid 15.6, voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten wonen-werken (bijlage 2).

Hoofdstuk 5 Participatie

5.1 Participatie

Er is voldaan aan het bepaalde in artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening door middel van een kennisgeving van het voornemen tot het maken van het voorliggend bestemmingsplan. Gezien het stadium waarin het plan op dat moment verkeerde, zijn toen geen stukken ter inzage gelegd, is toen evenmin gelegenheid geboden zienswijzen omtrent het voornemen naar voren te brengen en zijn onafhankelijke instanties niet in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het voornemen. Op 15 december 2009 is het voorontwerp-bestemmingsplan Oosterpoort toegelicht aan Buurtoverleg Oosterpoort.

5.2 Inspraak

Over het voorontwerp-bestemmingsplan is een inspraakprocedure gevoerd op grond van de Algemene Inspraakverordening Groningen 2005. Bij besluit van 17 augustus 2010 hebben burgemeester en wethouders het voorontwerp-bestemmingsplan Oosterpoort vrijgegeven voor inspraak en wettelijk overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening. In het kader van deze procedure heeft het voorontwerp-bestemmingsplan van 17 september 2010 tot en met 14 oktober 2010 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon schriftelijk op het bestemmingsplan worden gereageerd. Van deze geboden mogelijkheid is door een zestal personen/instanties gebruik gemaakt. Voor de precieze inhoud van de inspraakreacties en de gemeentelijke reactie daarop wordt verwezen naar het inspraakverslag dat als de losse bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd.

Naar aanleiding van de inspraakreacties op het voorontwerp-bestemmingsplan is de bouwhoogte van een pand aan de Warmoesstraat aangepast naar 11 meter, gebaseerd op 3 bouwlagen, conform de werkelijke situatie. Daarnaast is de bouwmogelijkheid op het achtererf van een perceel in de Albertstraat van de plankaart verwijderd, aangezien deze onterecht was ingetekend.

5.3 Overleg

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerp-bestemmingsplan toegezonden aan een aantal (overheids)instanties. De volgende instanties hebben gereageerd:

  • Waterschap Hunze en Aa's (12 oktober 2010);
  • Brandweer Regio Groningen (14 oktober 2010);
  • Provincie Groningen (13 oktober 2010);
  • Ministerie van VROM, regio Noord (28 oktober 2010).

De brieven, zijn in het navolgende samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien.


Ad 1. Waterschap Hunze en Aa's d.d. 12 oktober 2010
Het waterschap Hunze en Aa's geeft aan dat de wateraspecten op één onderdeel na goed zijn weergegeven in het plan. Binnen de bestemming Verkeer ligt direct langs de boezemwateren Verbindingskanaal en Oude Winschoterdiep een strook met de functie boezemkade van het waterschap. Aan deze kaden is in het plan niet de bestemmingsomschrijving 'kade' in de planregels en plantoelichting gegeven. Langs deze boezemkaden gelden daarnaast beschermingszones in het kader van de waterschapskeur. Vanuit deze keur rusten er ruimtelijke beperkingen op. Vanwege het belang van deze kaden voor de bescherming van het achterliggende gebied tegen overstroming dient deze medebestemming in de bestemmingsomschrijving te worden opgenomen. Het waterschap verzoekt dit in het bestemmingsplan op te nemen.

Reactie gemeente:
Het verzoek van het waterschap Hunze en Aa's wordt overgenomen. Aan de bestemmingsomschrijving van de bestemming Verkeer wordt 'kaden' toegevoegd. Daarnaast is in de plantoelichting in de waterparagraaf een extra alinea over de kaden opgenomen.

Ad 2. Brandweer, regio Groningen d.d. 14 maart 2010
Het bestemmingsplan Oosterpoort is beoordeeld in het kader van externe veiligheid, specifiek het groepsrisico. In de externe veiligheidsparagraaf van het bestemmingsplan is aangegeven dat in het plangebied sprake is van externe veiligheidsrisico's door het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor Zwolle-Groningen en de zuidelijke ringweg (N7, Weg der Verenigde Naties). Omdat het plangebied in de invloedsgebieden van beide risicobronnen ligt, is de beoordeling van het groepsrisico noodzakelijk. Het groepsrisico in de bestaande situatie is hoog, maar blijft onder de orientatiewaarde. Voor de rapportage van de berekeningen van het groepsrisico wordt verwezen naar de bijlage van het bestemmingsplan. Deze bijlage is echter niet opgenomen in het plan. De brandweer adviseert om deze rapportage alsnog bij te voegen.

De brandweer heeft de berekeningen opgevraagd bij de Milieudienst Groningen. Uit beoordeling van deze berekeningen blijkt dat deze gebaseerd zijn om verouderde vervoersaantallen. Begin 2010 is de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen gewijzigd. Hierin zijn nu vervoershoeveelheden opgenomen voor het berekenen van het groepsrisico. Hierdoor is voor LPG met te lage hoeveelheden gerekend, waardoor een herberekening noodzakelijk is. De brandweer adviseert om de berekening van de N7 te herzien door deze af te stemmen op de gewijzigde circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.

In de externe veiligheidsparagraaf is ook aangegeven dat de vaststelling van het bestemmingsplan niet leidt tot een toename van het groepsrisico of een overschrijding van de orienterende waarden. Geconcludeerd wordt dat een verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk is. De huidige circulaire geeft weliswaar aan dat verantwoording alleen noodzakelijk is indien het groepsrisico toeneemt of de orienterende waarde overschrijdt. Volgens het Besluit transport externe veiligheid (Btev) is verantwoording echter altijd noodzakelijk. De brandweer adviseert om te anticiperen op het Btev door het groepsrisico alsnog te verantwoorden.

Om de gemeente te ondersteunen bij de invulling van deze verantwoording gaat de brandweer vervolgens in op de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Deze aspecten maken deel uit van de verantwoording. De brandweer adviseert om onderstaande adviezen te vertalen naar de externe veiligheidsparagraaf en deze mee te laten wegen in de verantwoording van het groepsrisico.

Uit de beoordeling van bereikbaarheid blijkt dat het plangebied voldoende snel en in voldoende mate tweezijdig bereikbaar is. Ook de primaire bluswatervoorzieningen blijken voldoende te zijn. Het naast het plangebied gelegen Verbindingskanaal en Oude Winschoterdiep zijn te gebruiken als secundaire c.q. tertiaire bluswatervoorziening. Langs het spoor zijn in beperkte mate primaire bluswatervoorzieningen aanwezig. Deze zijn alleen geschikt voor het bestrijden van kleine incidenten. Het bestrijden van incidenten is alleen mogelijk als de spanning op de bovenleidingen is afgeschakeld. Voor grote incidenten is de brandweer afhankelijk van secundaire of tertiaire voorzieningen (groot watertransport). Door de onderlinge afstand tussen het spoor en het Verbindingskanaal c.q. het Oude Winschoterdiep zijn deze alleen te gebruiken als bluswatervoorziening door middel van groot watertransport. Hiervoor geldt echter een opkomst- en opbouwtijd van minimaal een half uur. Dit beperkt het snel en effectief bestrijden van grote incidenten, wat leidt tot een verhoogde kans op slachtoffers. Langs de N7 zijn nauwelijks bluswatervoorzieningen aanwezig voor het bestrijden van calamiteiten. Door de verhoogde ligging van de weg zijn de voorzieningen in de naastgelegen wijken hier niet te gebruiken. Hierdoor is de brandweer voor grote incidenten afhankelijk van groot watertransport. Door de hoge opkomst- en opbouwtijd geeft dit een verhoogde kans op slachtoffers.

Uit de beoordeling van zelfredzaamheid blijkt dat het bestemmingsplan niet voorziet in de realisatie van objecten waarbij sprake is van langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen, zoals ouderen, zieken en kleine kinderen. In het plangebied zijn echter wel een aantal bestaande objecten aanwezig, waarbij sprake is van langdurig verblijf van verminderd zelfredzame personen. Uit beoordeling van ontvluchtingsmogelijkheden blijkt dat het plangebied en de directe omgeving daarvan voldoende mogelijkheden bieden om van de risicobronnen weg te vluchten. Daarnaast blijkt dat het plangebied grotendeels in het sirenebereik van het bestaande Waarschuwing en Alarmering Systeem (WAS) ligt. Het aspect zelfredzaamheid geeft dan ook geen aanleiding tot het treffen van nadere voorzieningen.

Reactie gemeente:

De Milieudienst heeft een aanvullende veiligheidsstudie voor de A7 uitgevoerd. Deze veiligheidsstudie is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.


Ad 3. Provincie Groningen d.d. 13 oktober 2010
Het doel van overleg is om te voorkomen dat het bestemmingsplan het ruimtelijke beleid van de provincie doorkruist. In hoofdstuk 4 van de Omgevingsverordening van de provincie Groningen 2009 zijn, op grond van artikel 4.1, lid 1 en lid 3, van de Wet ruimtelijke ordening, algemene regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de daarbij behorende toelichting. Deze regels hebben tot gevolg dat de gemeentelijke beleidsruimte voor de vaststelling van de inhoud van bestemmingsplannen vooraf wordt genormeerd of ingekaderd. De inhoud van het bestemmingsplan Oosterpoort geeft de provincie Groningen aanleiding tot een tweetal opmerkingen.

Het provinciale ruimtelijke beleid laat de oprichting van reclamemasten hoger dan 6 meter niet toe. Dit is geregeld in artikel 4.14, lid 1 van de verordening. Op grond van artikel 14.2.2. van de planregels kunnen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden opgericht tot een bouwhoogte van maximaal 15 meter. In artikel 22.1, lid h en lid k, van de planregels, is aan het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid toegekend om ontheffing te verlenen voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals reclameuitingen en voor het overschrijden van de maximaal toegestane hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot niet meer dan 10 meter. In beide artikel is de bouw van reclamemasten hoger dan 6 meter niet uitgesloten. De provincie stelt vast dat beide artikelen in de planregels in strijd zijn met het provinciale beleid en verzoekt de regels op dit punt aan te passen.

Het plangebied grenst aan de spoorlijn Groningen-Zwolle, waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Op grond van het ontwerp Besluit transport externe veiligheid moet het groepsrisico worden verantwoord. Wanneer het bestemmingsplan slechts geringe wijzigingen ten opzichte van het huidige planologische regime tot gevolg heeft, zou kunnen worden volstaan met een beperkte groepsrisicoverantwoording, waarbij aandacht wordt besteed aan bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid en advies wordt gevraagd aan de brandweer. De provincie raadt de gemeente aan een dergelijke groepsrisicoverantwoording uit te voeren. Ook wijst de provincie nog op het provinciale rapport "Veilig op weg; het provinciaal basisnet Groningen".

Reactie gemeente:

De planregels in artikel 14.2.2 en in artikel 22.1, lid h en lid k zijn overeenkomstig het verzoek van de provincie aangepast. Reclamemasten hoger dan 6 meter zijn niet langer mogelijk. De gemeente is echter wel van mening dat reclamemasten binnen de bestemming Verkeer, vanwege de bestemmingsomschrijving, sowieso niet bij recht mogelijk waren.

De Milieudienst heeft, in overleg met de Brandweer, een uitgebreide groepsrisicoverantwoording opgesteld. Deze verantwoording is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Ad 4. VROM-Inspectie d.d. 28 oktober 2010
De VROM-Inspectie refereert aan de brief van 26 mei 2009 aan alle colleges van burgemeester en wethouders waarin de minister van VROM heeft aangegeven over welke nationale belangen uit de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB, TK 2007-2008, 31500 nr.1) gemeenten altijd overleg moeten voeren met het Rijk. Gemeenten verzoeken zelf de afzonderlijke rijksdiensten om advies. De VROM-Inspectie coordineert de rijksreactie over onder meer voorontwerp-bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan Oosterpoort geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen zoals verwoord in de RNRB.

Reactie gemeente:

De opmerking van de VROM-Inspectie wordt voor kennisgeving aangenomen.

Naar aanleiding van de overlegreacties op het voorontwerp-bestemmingsplan is aan de bestemmingsomschrijving van de bestemming Verkeer het woord 'kaden' toegevoegd. Daarnaast is in de plantoelichting in de waterparagraaf een extra alinea over de kaden opgenomen. De Milieudienst heeft een aanvullende veiligheidsstudie voor de A7 uitgevoerd. Deze veiligheidsstudie is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd. De planregels in artikel 14.2.2 en in artikel 22.1, lid h en lid k zijn aangepast om reclamemasten hoger dan 6 meter niet langer mogelijk te maken. Tot slot heeft de Milieudienst, in overleg met de Brandweer, een uitgebreide groepsrisicoverantwoording opgesteld. Deze verantwoording is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid / exploitatie

Onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen heeft in het algemeen betrekking op nieuwe ontwikkelingen waarvoor bestemmingswijzigingen nodig zijn en die door de gemeente worden gerealiseerd. Het bestemmingsplan Oosterpoort heeft echter betrekking op een reeds bebouwd deel van de gemeente, waarbij de ontwikkelingen aan het particuliere initiatief worden overgelaten. Met betrekking tot het bestemmingsplan spreekt men daarom ook wel van "toelatingsplanologie" als tegenhanger van "uitvoeringsplanologie". Daar waar de gemeente wél ontwikkelingen realiseert (zoals bijvoorbeeld het herinrichten van de openbare ruimte) zal de economische uitvoerbaarheid bij die ontwikkelingen worden aangetoond.

Nagegaan is of het op basis van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de daarin opgenomen regeling omtrent grondexploitatie noodzakelijk is een exploitatieplan aan het bestemmingsplan toe te voegen. Een dergelijk plan wordt tezamen met het bestemmingplan door de raad vastgesteld en bevat een verantwoording van de wijze, waarop de kosten van een ontwikkeling, waaronder de bouw van woningen, verzekerd zijn. Daarnaast kan een exploitatieplan inrichtingseisen voor de ontwikkeling bevatten. Het opstellen van een exploitatieplan is niet nodig als ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan een exploitatieovereenkomst is gesloten met de ontwikkelaar, als het gaat om gronden die in eigendom zijn van de gemeente danwel die reeds zijn vergund of waarvoor een wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan is opgenomen. In afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening (Grondexploitatie) is geregeld dat een exploitatieplan ten behoeve van ontwikkelingen die door middel van een wijzigingsbevoegheid wordt mogelijk gemaakt pas ten tijde van de wijziging van de bestemming hoeft worden vastgesteld. Aangezien er binnen het bestemmingsplan Oosterpoort geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen (de bestaande situatie wordt vastgelegd óf de bestaande planologische rechten uit het oude bestemmingsplan Oosterpoort worden overgenomen) is het niet nodig een aparte overeenkomst met de ontwikkelaar te sluiten of een exploitatieplan vast te stellen.

Bijlagen

Bijlage 1 Besluit tot aanwijzing beschermd stadsgezicht Oosterpoort-Oost

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0034.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0035.jpg"

Bijlage 2 Besluit tot aanwijzing beschermd stadsgezicht Zuiderpark

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0036.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP576OosterpoortGV-gv02_0037.jpg"