direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan De Meeuwen-De Brink 2017
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP569MeeuwBrink17-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Het plangebied van bestemmingsplan De Meeuwen-De Brink 2017 ligt ten zuidoosten van het stadscentrum en grenst aan de westkant aan de wijk de Oosterpoort.

De Brink is het buurtje ten noorden van de Griffeweg, die het plangebied doorsnijdt; De Meeuwen bevindt zich ten zuiden van deze weg. Beide buurtjes hebben zowel een woon-, als een kantoorfunctie.

De kantoren bevinden zich aan de Griffeweg en aan de zuidelijke ringweg. Aan de Oosterhaven bevinden zich nog enkele woonpanden uit het einde van de negentiende eeuw. Eind tachtiger jaren van de vorige eeuw zijn enkele flats aan de noordwestzijde gebouwd, eind twintigste eeuw gevolgd door nieuwbouw van appartementen langs de Griffeweg en eengezinswoningen in De Meeuwen. Alleen één gebied in De Meeuwen, direct ten westen van (de parallelweg langs) de Europaweg, is nog niet ingevuld.

Ondanks het feit dat het plangebied direct grenst aan het stadscentrum heeft het een groene uitstraling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP569MeeuwBrink17-vg01_0001.png"

Ligging van het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP569MeeuwBrink17-vg01_0002.png"

Straten en wegen in en nabij het plangebied

Dit bestemmingsplan is opgesteld in het kader van het actualiseringstraject voor bestemmingsplannen, dat ten doel heeft de gemeente Groningen te voorzien van actuele bestemmingsplannen. De feitelijke en/of bestaande juridische situatie is vastgelegd, met dien verstande dat een gebied in De Meeuwen direct ten westen van de Europaweg de bestemming Wonen-uit te werken heeft gekregen. Omdat de plannen nog onvoldoende uitgekristalliseerd zijn, moet in de toekomst een uitwerkingsplan worden opgesteld om hier bebouwing mogelijk te maken. Belanghebbenden zullen dan in de gelegenheid worden gesteld op het uitwerkingsplan te reageren.

De inzet van dit bestemmingsplan is dan ook in hoofdzaak:

  • het bestaande bestemmingsplan De Brink-De Meeuwen voor het plangebied actualiseren en de bestaande planologische en/of feitelijke situatie vastleggen;
  • het gebied ten westen van de Europaweg voorzien van een nog uit te werken woonbestemming.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied wordt begrensd door het Eemskanaal aan de noordzijde, de Europaweg aan de oostzijde, de zuidelijke ringweg (A7/Weg der Verenigde Naties) aan de zuidzijde en de kade langs het Oude Winschoterdiep aan de westzijde.

Het Eemskanaal en het Oude Winschoterdiep met aanliggende kade zijn niet opgenomen in het plangebied, omdat voor het openbaar vaarwater een afzonderlijk bestemmingsplan zal worden opgesteld. Ook de zuidelijke ringweg is buiten het plangebied gehouden, gezien de reconstructie van deze weg de komende jaren.

Hoofdstuk 2 Archeologie en cultuurhistorie

2.1 Geologie en archeologie

Het bestemmingsplan De Brink/De Meeuwen ligt op de oostelijke flank van de Hondsrug in het Hunzedal, waar het pleistocene zand nu twee tot drie meter beneden het huidige maaiveld ligt. Deze zandrug in de ondergrond was aantrekkelijk voor bewoning in de Steentijd. Sporen en vondsten (kuilen, ploegsporen, vuursteen en aardewerk) uit de late Steentijd zijn bijvoorbeeld al aan de Van Julsinghastraat aangetroffen, net aan de westelijke kant van het Winschoterdiep. Hieruit kan worden afgeleid dat in de nabije omgeving van de Van Julsinghastraat is gewoond, en dat het gebied zelf in ieder geval in gebruik is geweest als akkerland.

Bij de overgang naar de bronstijd (2000 voor Christus) begon het landschap te vernatten, waardoor er veengroei ontstond en er tevens, door invloed van de zee en door de Hunze, kleilagen werden afgezet. Het gebied van het bestemmingsplan De Meeuwen-De Brink 2017 zal daardoor zijn aantrekkelijkheid voor bewoning in de bronstijd hebben verloren en zal vanaf de ijzertijd hoogstwaarschijnlijk helemaal niet meer zijn bewoond en/of gebruikt zijn. Men ging vanwege de vernatting namelijk 'hogerop' de Hondsrug wonen, zoals onder het wijkje 'de Linie' is aangetoond.

De afzetting van kleilagen op de pleistocene ondergrond heeft wel gezorgd voor een goede conservering van eventueel aanwezige archeologische (Steentijd)sporen, dus eventuele vindplaatsen in de intacte bodem zijn wel in goede conditie en daarmee waardevol. Op het gebied waar sporen uit deze tijd nog verwacht kunnen worden, is op de plankaart de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 2' gelegd. Omdat in het gebied forse saneringen zijn uitgevoerd, is een groot gedeelte van het plangebied hiervan uitgezonderd.

Het gebied is sinds de vernatting lange tijd onbewoond gebeleven, totdat men in de (late) middeleeuwen het landschap weer ging ontginnen. In 1350 werd het Winschoterdiep gegraven, van waaruit het landschap verder werd ontgonnen en de latere polders 'de meeuwen' ontstonden. Op de kaart van Jacob van Deventer (1565) staat in de driehoekige knik tussen het Damsterdiep en het Schuitendiep (later werd dit stuk ook Winschoterdiep genoemd) al enige bescheiden bebouwing langs het water aangegeven. Maar ook zuidelijker langs het Winschoterdiep ontwikkelde zich in de zestiende en zeventiende eeuw enige kleinschalige bedrijvigheid, veelal gericht op de scheepvaart en de handel. In de ondergrond langs het Winschoter(of Schuiten-)diep bevinden zich hoogstwaarschijnlijk nog archeologische sporen en resten van deze bewoning/bedrijvigheid. Op de plankaart is op deze terreinen daarom de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 1' gelegd.

Hierna wordt de precieze aard van de bebouwing nader onder de loep genomen.

2.2 Cultuurhistorie

Periode vanaf de 17de eeuw
In de periode 1608-1624 was er een grote stadsuitbreiding, vooral aan de noordzijde van de binnenstad. Aan de zuidkant kwamen de nieuwe wallen ongeveer op de plaats te liggen van de oude ommuring. De kaart van Haubois toont nu een weggetje door het gebied, evenwijdig aan de nieuwe stadsgracht, dat via een bruggetje over de Drenckelaarspijpen en het Schuitendiep - de Rode Brugge - in verbinding staat met de landerijen ten westen van het Schuitendiep.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP569MeeuwBrink17-vg01_0003.png"

Detail van De Brink en omgeving met de Rode Brugge.

Kaart van Haubois, circa 1650.

Ten oosten van het Winschoterdiep lag het jaagpad voor de trekschuiten naar de Veenkoloniën. Deze weg werd ook wel de weg naar Roodehaan genoemd, vandaar de naam Rode Brugge. Ter plaatse ligt nu de Bonte Brug.

Links van dit bruggetje staan op de kaart van Haubois in de bocht huisjes aangegeven met achterliggende tuinen, rechts hiervan verder naar het zuiden staan langs het water 'volenkamers' en een barkmolen getekend.

De naam volen heeft waarschijnlijk te maken met een oud ambacht, het vollen. Dit is het bewerken van geweven wollen stoffen om de weefselstructuur hiervan vaster en dichter te maken (een soort vervilten). Hiervoor moest de stof vaak urenlang urenlang, voor sommige kwaliteiten zelfs dagenlang, gekneed worden. Dit gebeurde in de begintijd door zogenaamde 'voetvollers' die met hun voeten in een kuip op de natte stof stampten. Om het vervilten te bevorderen werden aarde, urine en zeep toegevoegd. Later vanaf de 17de eeuw gebeurde dit proces in volmolens, aangedreven door paarden, wind of water, die met houten stampers de stof bewerkten.

De op de kaart getekende barkmolen heeft hier gestaan van 1625 tot circa 1780. In barkmolens werd boomschors, vooral eikenschors (eek of bark), vermalen ten behoeve van leerlooierijen. Of deze barkmolen ook iets te maken heeft gehad met het vollen is niet duidelijk of dat het eerst een volmolen is geweest.

Na de belegering van Groningen door de bisschoppen van Keulen en Münster in 1672 besluit de gemeenteraad het gebied verder te versterken door de hoger gelegen gronden in het zuiden af te graven. Tegen het einde van de 17de eeuw werd tussen de Oosterweg en het Winschoterdiep nog een extra verdedigingsgracht aangelegd, de Griffe, ook wel de Drekhaven genoemd. Aan het eind van dit kanaaltje lag bij de Oosterweg de stadsvuilnisbelt, de Drekstoep. De hier vervaardigde mest ging per trekschuit via het Winschoterdiep naar de Veenkoloniën. De afgegraven landerijen werden De Lage Landen genoemd en konden bij oorlogsdreiging onder water worden gezet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP569MeeuwBrink17-vg01_0004.png"

Kadastrale minuut, circa 1830

Periode tot 1876
In de omgeving van het Winschoterdiep was vanouds sprake van een vorm van ambachtelijke bedrijvigheid en handel in vooral granen en hout: oliepelmolens, houtzagerijen en -handel en scheepstimmerwerven.

In de 18de eeuw ontwikkelde zich langs de oostzijde van het Winschoterdiep lintbebouwing, bestaande uit een mengeling van tegen de dijk aangelegen huisjes en schuren van handelaren/kooplieden, herbergen, kroegjes en een leerlooierij. Aan de westkant van het Winschoterdiep werd vanaf de 18de eeuw een aantal molens gebouwd. Links en rechts van de Bonte Brug - omstreeks 1850 nog steeds Rode Brugge genoemd - vestigde zich een scheepstimmerwerf. Tot in de 20ste eeuw was het Winschoterdiep het drukst bevaren kanaal van Groningen.

Het weggetje door het Brinkgebied wordt in 1830 de 'Weg van de Kleine poort naar de Steentilpoort' genoemd en sluit aan de op de oude Boermandeweg in het oosten. Het gebied achter de bebouwing ten oosten van het Winschoterdiep - de Meeuwerderpolder - blijft lange tijd in gebruik als weiland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP569MeeuwBrink17-vg01_0005.png"

Kadastrale kaart met polder De Meeuwen;

links het Winschoterdiep, circa 1830

Groei van handel, nijverheid en industrie (na 1876)
Het gebied van De Brink en omgeving ontwikkelde zich na de ontmanteling van de vestingwerken (1876) tot handelsgebied door de aanleg van de Oosterhaven en het graven van het Eemskanaal (1880). Aan de noordzijde van de Oosterhaven verrezen grote graanpakhuizen. Ook op de terreinen ten zuiden van de Oosterhaven nabij De Brink vestigden zich bedrijven, van ouds gerelateerd aan de scheepvaart en de houthandel. De bedrijvigheid in het gebied was vaak gerelateerd aan de scheepvaart en de houthandel.

Een van de oudste bedrijven was de houthandel van de Firma Hemmes aan de Brink op de hoek van de Oosterhaven. Evenwijdig langs de Oosterhaven stonden grote houtloodsen en aan het Winschoterdiep een paar zeer karakteristieke eenlaagse 18de-eeuwse huisjes.

Aan de Oosterkade zelf verrezen rond de eeuwwisseling twee vrijstaande blokken luxueuze herenhuizen in Jugendstil en verderop langs het Eemskanaal een blok van twee herenhuizen. De woningen werden gebouwd in de periode 1905-1906 naar ontwerp van de Groninger architecten Y. Jelsma en P. van der Wint. Ze waren bestemd voor de gegoede burgerij; er woonden voornamelijk kooplieden, rentenierende boeren en hoogleraren. Vijf van de zes woningen in het meest westelijke blok zijn sinds 2010 gemeentelijk monument. De twee panden aan het Eemskanaal werden in 1969 afgebroken ten behoeve van de bouw van de nieuwe Oosterhavenbrug over het Eemskanaal en de aanleg van de Europaweg. Hetzelfde lot onderging het meest oostelijke pand van het oostelijke blok. De huizen bezaten zeer diepe tuinen, waarvan een deel nog bewaard is gebleven. Ten zuiden hiervan was het gebied rond de eeuwisseling nog grotendeels weiland. Tussen beide huizenblokken was van oudsher een opening als ontsluiting van de achterliggende bedrijvigheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP569MeeuwBrink17-vg01_0006.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP569MeeuwBrink17-vg01_0007.png"

Jugendstil herenhuizen aan de Oosterhaven zuidzijde

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP569MeeuwBrink17-vg01_0008.png"

Luchtfoto van De Brink, ca 1960, gezien naar het oosten

met onderaan de Bonte Brug en de Griffeweg

en links op de voorgrond de houthandel Firma Hemmes

N.V. Albino
In de bocht aan de oostzijde van het Winschoterdiep vestigde zich in 1906 de 'N.V. Albino', een groothandel in voedingsmiddelen. Het bedrijf groeit snel en breidt al in 1916 uit met de bouw van een groot pakhuis en daarachter een koffiebranderij, vetsmelterij, likeurstokerij, een electrische verfmakerij, stallingen en garages. Ook had het bedrijf eigen timmerwerkplaatsen, een drukkerij, een smederij en een glasblazerij. In de jaren '20 had het bedrijf verspreid over heel Nederland zo'n 300 Albino-winkels. Na de Tweede Wereldoorlog, in 1946-1947, worden de nog overgebleven activiteiten van de firma aan het Winschoterdiep beëindigd. Het grote pakhuis aan de Winschoterkade uit 1916 is nog de enig overgebleven herinnering aan het bedrijf Albino. Het werd, net zoals zovele pakhuizen in de omgeving van de Oosterhaven, in de jaren 1970/1980 verbouwd tot wooneenheden voor jongeren.  

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP569MeeuwBrink17-vg01_0009.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP569MeeuwBrink17-vg01_0010.png"

Overzicht van De Brink, circa 1955, Luchtfoto van De Brink anno 2016,

gezien richting de Oosterhaven links: Bonte Brug en Verlengde Griffeweg

Daarna verdween langzamerhand de bedrijvigheid uit het gebied. Conform het stedenbouwkundig plan De Brink/De Meeuwen onderging de kop een transformatie. Zo verrezen sinds 1986 twee grote woontorens aan het water op het terrein van de voormalige houthandel, de Brinkflats. Voor de verdere ontwikkeling van het gebied: zie hoofdstuk 3.

Cultuurhistorisch waardevolle structuren, gebieden en gebouwen
De Jugendstilpanden aan de Oosterhaven zijn sinds 2010 gemeentelijk monument vanwege hun grote architectuurhistorische waarden. Hun contouren zijn vastgelegd op de verbeelding.

  • Een deel van de diepe tuinen achter de panden Oosterhaven nrs. 10, 11, en 12 heeft een cultuurhistorische waarde. Dit gebiedje heeft een oud karakter en er staan verschillende monumentale bomen; van oudsher heeft de tuin bij de woningen gehoord. Hier is op de verbeelding de bestemming Groen gelegd. De westelijk hiervan gelegen tuinen zijn in de loop der tijd verdwenen c.q. bebouwd.

Hoofdstuk 3 De ruimtelijk - functionele structuur van het plangebied

3.1 Ruimtelijke structuur

Inleiding
De Meeuwen is gelegen op een lange strook grond tussen het Oude Winschoterdiep en de Europaweg, aan de noordkant begrensd door de Oosterhaven en aan de zuidzijde door de N7 (Ring Zuid). De wijk is genoemd naar de Meeuwerderpolder, die hier oorspronkelijk lag: een plek met veel meeuwen.

De gewilde Oosterpoortbuurt is in de jaren '90 min of meer voortgezet op het voormalige bedrijventerrein, waar onder meer Aagrunol was gevestigd. Na een ingrijpende bodemsanering was het terrein geschikt voor woningbouw. Het langgerekte wijkpark verwijst middels de beplanting met naaldbomen naar de gebiedsvreemde zandgrond, die hier als gevolg van de sanering terecht is gekomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP569MeeuwBrink17-vg01_0011.png"

Het plangebied in de tweede helft van de vorige eeuw

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP569MeeuwBrink17-vg01_0012.png"

In het midden van de afbeelding: het plangebied

Naast woningbouw kent de wijk ook zakelijke dienstverlening (aan weerszijden van de Griffeweg) en kantoren aan de N7 (Ring Zuid) met de Rabobank, ABN Amro en het Waterbedrijf Groningen als meest herkenbare gebouwen. Zij vormen de landmarks voor de belangrijke kruising Griffeweg- Europaweg.

De Brink (ten noorden van de Griffeweg)
De Brink kenmerkt zich door de begin 20ste-eeuwse herenhuizen aan de Oosterhaven, waarvan enkele met zeer diepe achtertuinen, met bijzondere ecologische waarden.

Pakhuis Albino uit 1916, herbestemd voor wonen. In de jaren '80 en '90 aangevuld met appartementen- en kantoorgebouwen. De twee Brinkflats op de noordwestkop van De Brink markeren met hun hoogte het begin-/eindpunt van de Verbindingskanaalzone.

De Meeuwen (ten zuiden van de Griffeweg)
Het bestaande deel van de woonwijk bestaat uit vier langgerekte bebouwingsstroken parallel aan het Oude Winschoterdiep. Tussen de middelste stroken ligt een - eveneens langgerekt - wijkpark. Dit wijkpark heeft een sterk eigen karakteristiek door:

  • de langgerekte en vernauwende en verwijdende grondvorm;
  • de wijze waarop de woningen aansluiten op het park: aan de westzijde staan de gevels direct aan het park, zonder tussenliggende tuinen of verharding; aan de oostzijde ligt een verhoogde voetgangersstraat waaraan de voordeuren zijn gevestigd;
  • een appartementengebouw op de zuidelijke kop van het park ter afsluiting;
  • twee licht geconstrueerde voetgangersbruggen die het park doorsnijden;
  • de toepassing van naaldbomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP569MeeuwBrink17-vg01_0013.png"

Centraal wijkpark

Aan het Oude Winschoterdiep ligt een strook woningen met de voorkant naar de Barkmolenstraat en de achterkant naar het water. De woningen hebben (dak)terrassen aan de Oude Winschoterdiepzijde, geen tuinen. Er ligt een groenzone tussen deze woningen en het fietspad, waardoor deze route een sterk openbaar karakter behoudt, ondanks de ligging tussen achterkanten van woningen en tuinen van woonboten.

Kantorengebied aan zuidzijde plangebied
Aan de zuidzijde grenzend aan de N7 (Ring Zuid) ligt een gebied met kantoren. Dit gebied is op twee plekken aangesloten op de parallelweg lang de Europaweg/Ring Zuid en aan de westkant vanaf het Winschoterdiep.

Op de hoek van de Europaweg en Ring Zuid staat de toren van TKP die door zijn hoogte en kleur een opvallende landmark is voor de omgeving. Aan de zuidwestzijde bevindt zich het kantoor van Ordina.

Het kantorengebied richt zich sterk op de kant van Ring Zuid en kent geen uitwisseling met het overige deel van De Meeuwen.

Tussen Ordina en het woondeel van De Meeuwen aan de Barkmolenstraat ligt aan het Winschoterdiep een groot studentencomplex. Dit is een voormalig kantoor van KPN. Tegenwoordig wonen hier 338 internationale bachelor-/masterstudenten in gemeubileerde kamers. Dit complex is bereikbaar vanaf het Winschoterdiep en heeft verder geen relatie met zijn omgeving.

De gronden langs de Europaweg tussen het woongebied en de parallelweg waren gedurende de planontwikkeling en realisatie van De Meeuwen bedoeld voor de bouw van kantoren. Op dit moment worden hier echter plannen voorbereid voor woningbouw. In dit stadium zijn de plannen nog niet definitief. Daarom is gekozen voor een uit werken woonbestemming.

3.2 Wonen

Inleiding
De ruimte in de stad om beleidsdoelstellingen vorm te geven, wordt steeds kleiner, maar de samenleving staat wel voor enorme uitdagingen. De woningmarkt is grillig. Er zijn grote veranderingen, bijvoorbeeld op het gebied van zorg die invloed zullen hebben op het wonen. Dat brengt aan de ene kant hoge en ook nieuwe ambities, maar vraagt ook om flexibiliteit in de kaders.

Beleidskader Wonen
De woonvisie Wonen in Stad van mei 2015 geeft doorzicht naar de agenda van de stad Groningen. De volgende thema's uit de Woonvisie spelen een rol voor dit bestemmingsplan:

  • jongeren woonruimte bieden en tegelijk leefbare en prettige wijken behouden;
  • wonen betaalbaar houden voor mensen die dat nodig hebben;
  • inspelen op de veranderende vraag van ouderen (en op veranderingen in de zorg);
  • doorgaan met het verduurzamen van de stad en de woningen ondanks minder middelen;
  • de kwaliteit van woon- en leefomgeving behouden en kwalitatief goede èn onderscheidende woonmilieus blijven bieden, waaronder wonen in en rond de binnenstad;
  • zorgen voor de (bestaande) stad met bewoners(-groepen) en andere stakeholders.

Woningtypen, bevolking en huishoudtypen
De Meeuwen is een compact wijkje aan de zuidoostrand van het centrum. De menging met kantoren, de scherp bepaalde grenzen en ook het omringende water geven het wijkje een 'rustige' uitstraling, ondanks de verkeersdruk en verkeersdrukte aan een aantal randen.

Aan de Oosterhaven bevinden zich nog enkele woonpanden uit het einde van de negentiende eeuw(!), en de Brinkflats op de hoek van het water zijn gebouwd eind tachtiger jaren van de vorige eeuw. Nieuwbouw van appartementen volgde rond het ontstaan van het zogenoemde Griffe-tracé. Deze Griffeweg verbindt nu de verkeersverbinding ten zuiden van de diepenring met de zuidoostelijke uitvalswegen. Na de bodemsanering van het vroegere Aagrunol-terrein kon een groter gebied voor woningbouw worden ontwikkeld en koos men vooral voor laagbouw in een parkachtige, maar ook stedelijke setting. Daarmee vormde dit gebied de allereerste aanzet om, na een periode van suburbanisatie, structureel meer vermogende en actieve huishoudens aan de binnenstad te binden en hen in een stedelijk milieu te huisvesten als alternatief voor een laagbouwmilieu aan de rand van de stad.

Anno 2016 is de verdeling eengezinswoningen versus appartementen ongeveer fifty-fifty. In totaal gaat het om 544 woningen. Er wonen 954 huishoudens in de buurt. Dit zijn er veel meer dan er woningen zijn. Dit is vanwege de aanwezige jongerenhuisvesting op het terrein aan de zuidkant van de Barkmolenstraat (Winschoterdiep 46).

Ontwikkelingen
De laatste jaren stijgt het aantal oudere éénpersoonshuishoudens (> 27 jaar) en daalt het aantal jongere éénpersoonshuishoudens (< 27 jaar), vermoedelijk door een verschuiving in de populatie van de jongerenhuisvesting aan de zuidkant van de Barkmolenstraat (Winschoterdiep 46).

De komende tijd wordt het 'driehoekige' gebied langs de Europaweg ontwikkeld. Naar alle waarschijnlijkheid komen hier voornamelijk eengezinswoningen en in mindere mate appartementen, de laatste met mogelijk starters als doelgroep (> 50 m²).

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP569MeeuwBrink17-vg01_0014.png"

3.3 Verkeer

Verkeer
Verschillende gemeentelijke beleidsnota's gaan uit van een nauwe samenhang tussen het ruimtelijke beleid en het verkeers- en vervoersbeleid. Dit tegen de achtergrond van het verbeteren van de bereikbaarheid en leefbaarheid van de stad. Het verkeers- en vervoersbeleid is vooral gericht op stimulering van het gebruik van het openbaar vervoer en langzaam verkeer. Dit impliceert een efficiënter gebruik van de bestaande verkeersruimte door een duidelijke verkeersstructuur, het vergroten van de doorstromingscapaciteit op het stedelijke hoofdwegennet en bundeling van verkeersstromen, zodat in de tussenliggende gebieden een aangenaam en veiliger woon- en leefklimaat kan ontstaan.
In het kader van het landelijke concept 'Duurzaam Veilig' zijn in de gemeentelijke nota 'Kalm aan en rap een beetje' alle wegen in de gemeente Groningen onderverdeeld in een drietal categorieën, te weten stroomwegen (ringwegen), gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen (woonstraten).

Autostructuur
De Griffeweg speelt als verbinding tussen binnenstad/Verbindingskanaalzone enerzijds en Europaweg/Sontweg anderzijds op stedelijk niveau een belangrijke rol in de verkeersafwikkeling en vormt ook een belangrijke ontsluiting van het plangebied. Het noordelijke deel van de wijk (De Brink) wordt met een lus ontsloten op de Griffeweg. Dit geldt ook voor een groot deel (het woningbouwdeel) van het deel ten zuiden van de Griffeweg: de Barkmolenstraat. Via de parallelweg van de Europaweg, eveneens Europaweg genoemd, wordt De Meeuwen in de zuidwesthoek van de wijk aangesloten op het Winschoterdiep en de Meeuwerderbaan. Deze route vormt de tweede ontsluiting van de wijk.

Parkeren
Bij nieuwbouwprojecten moeten de door de raad vastgestelde parkeernormen worden gehanteerd. In eerste instantie moet worden gezocht naar parkeeroplossingen op eigen terrein. Indien daarvan met toestemming van de gemeente wordt afgeweken, dan worden de parkeervoorzieningen in de openbare ruimte gedeeld met andere rechthebbenden. Indien in het gebied betaald parkeren geldt, moet daarvoor een parkeervergunning bij de gemeente worden aangevraagd.

Openbaar vervoer
De omgeving van het bouwplan heeft een goede ontsluiting met het openbaar vervoer met haltes bij de busbaan op de Europaweg.

Fietsstructuur
We onderscheiden het hoofdnetwerk, gericht op de snelle en doorgaande fietser, en het basisnetwerk, dat ontsluitend en fijnmazig is (Fietsstrategie Groningen 2015-2025). Het gebied is goed aangesloten op het hoofd- en basisnetwerk voor de fiets. Voor fietsers is er de route langs het Oude Winschoterdiep. Middels twee fietsbruggen zijn er extra verbindingen voor fietsers en voetgangers met de Oosterpoortwijk.

3.4 Groen en water

Groenbeleid gemeente Groningen
In de gemeente Groningen zijn vier beleidsplannen van toepassing voor het groen.

  • 1. het groenstructuurplan 'Groene pepers' (2008);
  • 2. het bomenstructuurplan 'Sterke stammen' (2014);
  • 3. de Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Groningen (APVG), en daaraan gekoppeld
  • 4. de beleidsregels voor het vellen van een houtopstand (2013).

De ambitie van deze beleidsstukken is vooral gericht op de completering en de kwalitatieve verbetering van de groen-bomenstructuur met de ambitie de kwaliteit van de leefomgeving te versterken, een bijdrage te leveren aan een aangenaam stadsklimaat en een gevarieerde stadsnatuur te verkrijgen.

Langs de Europaweg groeien aan beide zijden bomen, die op basis van bestaand beleid en voor de planvorming relevant zijn: een te behouden en te versterken bomenstructuur (zie ook de afbeelding in paragraaf 4.3). Hier bevinden zich potentieel monumentale lindes met een kroondiameter van globaal 10 meter. Bomen en planten ter plaatse vormen een belangrijk onderdeel van de bomenhoofdstructuur en het basisgroen, zoals vastgelegd in de bomenstructuurvisie 'Sterke Stammen' en de Groenstructuurvisie 'Groene Pepers'. Ook langs de Griffeweg en het Winschoterdiep is een bomenhoofdstructuur aangegeven in de bomenstructuurvisie.

Randvoorwaarden
Bomen en houtopstanden, en dan met name de hoofdstructuren, moeten behouden en versterkt worden door de groeizone te verbeteren en zo mogelijk 'gaten' in deze structuur op te vullen met in de structuur passende bomen. De groeizone voor de bomen omvat de boomkroonprojectie (verticale projectie van de boomkroon op de grond) vermeerderd met een zone van 2 meter rondom deze projectie. Om de boomkronen volwaardig te laten uitgroeien, kan bebouwing alleen vanaf 10 meter verwijderd uit de stam.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP569MeeuwBrink17-vg01_0015.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP569MeeuwBrink17-vg01_0016.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP569MeeuwBrink17-vg01_0017.png"

 Met een rode lijn aangegeven de rijen potentieel monumentale lindebomen.

Vervolg
De Algemene Plaatselijke Verordening (APVG) beschermt alle bomen in de stad met een stamdoorsnede groter dan 20 cm, alsmede houtopstanden. Voor deze bomen geldt 'niet vellen, tenzij'. Er zullen waarschijnlijk voor het uit te werken woongebied houtopstanden (onder andere wilgen) moeten worden geveld. Hier is sprake van een ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de APVG moet er bij een ruimtelijke ontwikkeling voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het vellen van bomen en/of houtopstanden door het college van burgemeester en wethouders een Bomeneffect- analyse (BEA) worden vastgesteld. Een onderdeel van de BEA is een inventarisatie van het groen en eventueel nader onderzoek. Zonodig zal een BEA worden opgesteld bij het uitwerkingsplan; deze zal in detail aangeven welke boom/houtopstand behouden, geveld of verplant wordt.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden / omgevingsaspecten

Dit hoofdstuk gaat in op de wijze, waarop bij het maken van het bestemmingsplan / het planvormingstraject rekening is gehouden met de omgeving. Aan de hand van de verschillende omgevingsaspecten is aangegeven hoe de in het plangebied voorkomende functies op elkaar zijn afgestemd om overlast en ongewenste effecten op de omgeving te voorkomen.

4.1 Duurzaamheid, energie en leefomgevingskwaliteit

Duurzame ontwikkeling is ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen.

Beleidskaders
De raad van de gemeente Groningen heeft in 2007 het 'Beleidskader duurzaamstestad.nl' en de

'Routekaart Groningen Energieneutraal' vastgesteld. Hierin is uitgewerkt hoe in Groningen duurzame ontwikkeling concreet gemaakt wordt. In 2011 is de Routekaart geactualiseerd in het 'Masterplan Groningen Energieneutraal' en in het bijbehorende uitvoeringsprogramma 'Groningen geeft energie'. In deze documenten is het onderdeel energie verder uitgewerkt. In juni 2012 zijn de 'Visie op de ondergrond' en de 'Warmtevisie Groningen duurzaam warm' door de raad vastgesteld. In deze visies wordt ook de ruimtelijke component wat betreft duurzame ontwikkeling verder ingevuld.

Energie
In een bestemmingsplan kunnen alleen ruimtelijk relevante aspecten van energie worden gereguleerd. Een bestemmingsplan regelt namelijk alleen het gebruik van de (boven- en onder)grond, (oppervlakte)water en de opstallen en bepaalt de functies en daarmee de bouwmogelijkheden. Het bestemmingsplan fungeert als toetsingskader voor omgevingsaanvragen voor bouw, aanleg of sloop. Het gebruik van zonnepanelen en zonneboilers op gebouwen is in een groot aantal situaties mogelijk zonder vergunning. Het is wenselijk dat rekening gehouden wordt met een dakoriëntatie die maximaal geschikt is voor de opwekking van zonne-energie en met groene daken nu of in de nabije toekomst.

Warmte-koude-opslag met warmtelevering is mogelijk. Daarnaast zullen gebouwen zeer goed geïsoleerd worden (zowel gevels als beglazing) en zal onderzocht worden of er mogelijkheden bestaan om groene daken toe te passen en waar mogelijk zonnepanelen. Het streven is gasaansluitingen te vermijden.

Leefomgevingskwaliteit
De leefomgevingkwaliteit vormt een belangrijk onderdeel van de totale afweging over ruimtelijke plannen binnen de gemeente. Naast de milieukwaliteiten, zoals onder andere geluidhinder, fijnstof, externe veiligheid en bodemkwaliteit maken water en ecologie deel uit van de leefomgevingkwaliteit. Hieraan wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed.

Meer aandacht voor klimaatadaptieve wijken is in verband met toenemende neerslagfluctuaties en hittestress wenselijk. Mogelijk komen hiervoor in de nabije toekomst nieuwe beleidskaders of wettelijke regels.

Dit bestemmingsplan maakt slechts indirect grootschalige ontwikkelingen mogelijk, namelijk via de uitwerkingsbevoegdheid. Dit maakt dat een concrete vertaling van het hierboven weergegeven beleid pas bij de uitwerking aan de orde is. Hierbij is het stimuleren van het toepassen van de duurzaamheidsprincipes het uitgangspunt.

Ladder duurzame verstedelijking
Het Rijk benadrukt vraaggericht programmeren en realiseren en het zorgvuldig benutten van de ruimte. Om dit te bereiken schrijft het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voor om in de toelichting van een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' of 'duurzaamheidsladder' te doorlopen. Deze ladder is een proces- vereiste. Dit houdt in dat bij ruimtelijke besluiten moet worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik. De ladder bestaat uit de volgende opeenvolgende treden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit trede a blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre die behoefte kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten;
  • c. indien uit trede b blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet (geheel) binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende vervoersmiddelen, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Het uit te werken woongebied in De Meeuwen is een nieuwe stedelijke ontwikkeling op een binnenstedelijke locatie. Actueel woningmarktonderzoek (diverse prognoses, zie de Structuurvisie Wonen 2017-2020, november 2016) geeft aan dat de stad onverminderd wil groeien. Er is vooral, maar niet uitsluitend, behoefte aan binnenstedelijke locaties met wat hogere dichtheden. Dit bestemmingsplan maakt voor het uit te werken woongebied binnen De Meeuwen binnenstedelijk een transformatie mogelijk: op een voormalig bedrijfsterrein is woningbouw geprojecteerd.

4.2 Archeologie

In 1992 is door Nederland het 'verdrag van Valletta' ondertekend, in de volksmond ook wel 'verdrag van Malta' genoemd. Het verdrag van Malta is wettelijk vertaald met een ingrijpende wijziging in de Monumentenwet 1988 en enkele andere wetten, zoals de Ontgrondingenwet en de Woningwet. Hierin wordt de verantwoordelijkheid voor een goede omgang met eventueel aanwezige archeologische waarden bij de gemeenten gelegd. De bescherming van die waarden dient te worden meegenomen in de ruimtelijke ordening, dat wil zeggen in de bestemmings-, uitwerkings- of wijzigingsplannen.

Een dergelijk plan dient vanaf 1 september 2007 daarom een paragraaf archeologie te bevatten, waarin wordt aangegeven welke archeologische waarden in het plan aanwezig, dan wel te verwachten zijn. Daarnaast dient het plan regels te bevatten om eventueel aanwezige archeologische waarden te beschermen. Het gaat om regels voor bepaalde, op archeologische gronden geselecteerde, gebieden, waarvoor een 'omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' verplicht wordt. Daarmee wordt de aanvrager van een dergelijke vergunning verantwoordelijk voor het behoud van archeologisch erfgoed. De Monumentenwet 1988, de erfgoedverordening van de gemeente en het ruimtelijk plan beschrijven vervolgens de procedure.

De (dubbel)bestemmingen Waarde-Archeologie -1 en 2 hebben ten doel aanwezige, respectievelijk verwachte archeologische waarden te beschermen (zie de verbeelding en hoofdstuk 2).

4.3 Ecologie

Het plangebied betreft voor een groot deel een relatief jonge woonwijk met aan de noord- en zuidzijde kantoorlocaties. Oudere vooroorlogse woningen bevinden zich aan de noordelijk gelegen Oosterhaven.

Het gebied wordt westelijk begrensd door het Oude Winschoterdiep en zuidelijk door de Weg der Verenigde Naties. Beide aansluitende groenzones zijn onderdeel van de door de raad vastgestelde duurzame Stedelijke Ecologische Structuur 2014. Hetzelfde geldt voor de groenzone tussen de woningen aan de Barkmolenstraat en de groenzone langs het Oude Winschoterdiep. Op de zuidoost- en zuidwesthoek ligt de wens om groen toe te voegen, zodat de ecologische verbindingen ter plekke van aansluitingen met andere buurten wordt versterkt.

Aan de oostzijde, langs de Europaweg, bevindt zich een waardevolle boomstructuur. De structuur en bomen zijn van belang als foerageergebied en trekroute en biedt mogelijk ook verblijf- en nestplaatsen voor vleermuizen en diverse vogelsoorten. Noordoostelijk langs de Boermandestraat ligt een waardevolle te beschermen tuin met monumentale bomen.

Hierna is een afbeelding van de Stedelijke Ecologische Structuurkaart 2014 opgenomen.

De groene punten vormen zoekgebied voor de te ontwikkelen/versterken Stedelijke Ecologische Structuur, de groenzone aan het Winschoterdiep betreft een ecologische groenverbinding, en de centrale groenzone in De Meeuwen is ecologisch kerngebied (dat wil zeggen: deel van de stedelijke ecologische structuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP569MeeuwBrink17-vg01_0018.png"

Uitsnede van de Stedelijke Ecologische Structuurkaart 2014

Huidige natuurwaarden
Van noord naar zuid bestaat het plangebied uit verschillende delen.

Noordelijk langs het water ligt het bouwlint met oudere woningen met pannendaken. Hier kunnen nog huismussen en gierzwaluwen broeden, maar er kunnen ook vleermuizen verblijfplaatsen hebben. In de nieuwere woonhuizen en kantoorgebouwen bevinden zich door de moderne bouwtechnieken amper natuurwaarden.

Het centrale oostelijke deel ligt nog deels braak. Het bestaat uit een verruigd gebied met uitgemaaide stukken. Hoge of stadsonderscheidende natuurwaarden zijn hier in de quickscan (januari 2015), op een enkele pol wilde marjolijn na, niet aangetroffen.

Het centrale deel tussen de woningen Barkmolenstraat en Oude Winschoterdiep bestaat uit gazons met dennenbomen. Hier bevindt zich tevens een soort buurtnatuurtuin met zeldzame planten. Het is een deel dat ecologisch is ingericht en beheerd.

Ontwikkelingseisen en kansen
Behoud en ontwikkelen van genoemde ecologische zones verdient aandacht. Wenselijk zijn de volgende punten:

  • vergroening van bedrijfspanden en woningen met gevel- en dakgroen, al dan niet in combinatie met zonnepanelen; dit, werkt mee aan klimaatadaptatie;
  • faunavoorzieningen in gevels, zoals gierzwaluw-, roodstaart- en vleermuisneststenen; de nieuwe woonbuurt biedt goede kansen daartoe;
  • het aanleggen van een aantal daken met schelpen en grindplekken om zeldzame visdiefjes en scholeksters broedgelegenheid te geven op panden aan of bij water;
  • afstemming van het ontwerp en de inrichting op Doelsoortenbeleidsnota Zuid (2005) en omliggende gebieden.

Wet- en regelgeving
In het algemeen moet voorafgaand aan het kappen van bomen of de sloop van gebouwen een quickscan plaatsvinden. Het kappen van bomen of de sloop van gebouwen mag geen nadelig effect hebben op broedende vogels dan wel verblijvende vleermuizen.

Voor de voorgenomen ontwikkeling, c.q. het uitwerkingsgebied in De Meeuwen, heeft een ecologische quickscan plaatsgevonden (zie de afzonderlijk toegevoegde bijlage). Er zijn geen zwaar beschermde soorten vastgesteld.

De afstand tot de Ecologische Hoofdstructuur bedraagt ruim 3 kilometer. De afstand tot het dichtst- bijgelegen Natura-2000-gebied Onlanden/Leekstermeer bedraagt eveneens ruim 3,5 kilometer. Vanwege de afstand tot dit gebied en de afschermende werking van de omliggende bebouwing is er geen invloed op deze gebieden.

4.4 Water

Beleid
Het waterbeleid voor Groningen is vastgelegd in 'Waterwerk', het Groninger water- en rioleringsplan 2014-2018. Daarnaast wordt gewerkt volgens de stedelijke wateropgave van het waterschap Noorderzijlvest en Hunze en Aa's.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP569MeeuwBrink17-vg01_0019.jpg"

Beleidskader

Het beleid is vertaald in ambities voor de gemeente Groningen. Na het maken van het eerste 'verbrede' GRP: het Groninger Water- en Rioleringsplan (GWRP) is het water- en rioleringsbeheer in Groningen goed op orde, maar in de totale waterketen moet worden bespaard en het moet efficiënter. Daarbij is het denken over afval sinds een aantal jaren aan het veranderen. Afval bestaat eigenlijk niet meer. Vrijwel alles wat oorspronkelijk werd bestempeld als afval, kan na bewerking opnieuw worden benut. Dit kan zijn voor energieproductie, maar in veel gevallen zijn er ook hoogwaardiger toepassingen mogelijk. Afvalwater bijvoorbeeld bevat energie en voedingsstoffen, die kunnen worden gebruikt in de landbouw. Maar naast nuttige stoffen bevat afvalwater ook steeds meer stoffen die ongewenst zijn in het milieu, zoals medicijnresten. Deze ontwikkelingen leiden tot nieuwe doelen, zoals het energiezuiniger maken van de afvalwaterketen, het sluiten van kringlopen door innovatie en het verbeteren van zuiveringsprocessen. Daarnaast blijven uiteraard de bestaande doelen voorop staan, zoals een water- en rioleringssysteem dat de volksgezondheid waarborgt en waar de burger op kan vertrouwen. Samenwerking kan er voor zorgen, dat zowel de bestaande als nieuwe doelen efficiënter en goedkoper kunnen worden behaald.

Bij planvorming wordt in een vroegtijdig stadium overleg met waterbeheerders gezocht (Watertoets). In het kader van de watertoets zal nadere uitwerking van de principes van afwatering en ontwatering in relatie tot de waterkwaliteit en de waterkwantiteit plaats moeten vinden in overleg met de waterbeheerder. De locatie valt binnen het beheergebied van waterschap Hunze en Aa's. Het waterschap vervult een adviserende en toetsende rol.

Waterstructuur huidige situatie 
Het plangebied wordt begrensd door het Oude Winschoterdiep aan de westkant en de Oosterhaven aan de noordkant. Beide kanalen hebben een afvoer via de singels in de binnenstad naar het Reitdiep.

Doordat er binnen het plangebied geen oppervlaktewater aanwezig is, is dit boezemwater bepalend voor de afvoer van het regenwater en de grondwaterstand. Het kanaal heeft een vast peil van + 0,53 meter NAP. In extreme situaties kan dit oplopen tot +1,50 m NAP.

De oevers van beide kanalen hebben een waterkerende functie. Voor deze kering(szone) geldende de volgende eisen:

- bij een groene dijk is de kerende hoogte minimaal +2,00 m NAP;

- bij een harde kering is de kerende hoogte minimaal +1,80 m NAP.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP569MeeuwBrink17-vg01_0020.png"

Huidige waterstructuur

In het gebied is onvoldoende waterberging aanwezig om het neerslagoverschot dat tijdens het klimaatscenario T=100+10% optreedt te bergen. De lagere delen in het gebied lopen risico op wateroverlast. In navolgende figuur is de ligging van deze kritieke punten weergegeven. (Bron: Stedelijke Wateropgave).

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP569MeeuwBrink17-vg01_0021.png"

Klimaatscenario T=100+10%

Waterstructuur toekomstige situatie
Bij de in-/uitbreidingsplannen moet rekening gehouden worden met de gevolgen van een toename van verhard en bebouwd oppervlak. Door deze verdere verstedelijking komt regenwater sneller tot afstroming. Voor het bestaande watersysteem betekent deze toename een extra belasting: er moet meer water worden geborgen. Hiervoor wordt door de waterschappen een compensatie in de vorm van oppervlaktewater vereist. Als in bestaand gebied de verharding toeneemt met meer dan 150 m² zijn compenserende maatregelen nodig. Bij een verhard oppervlak groter dan 2000 m² schrijft het waterschap een bovengrondse zichtbare waterberging voor in de vorm van wadi's, retentievoorzieningen of uitbreiding van oppervlaktewater. Per m² toegenomen verhard oppervlak is een compensatie van 80 liter nodig.

Indien bovenstaande maatregelen niet mogelijk of niet wenselijk zijn, dan is eventueel een afkoop van compensatie mogelijk middels een waterbergingsbank. De mogelijkheid om van een waterbank gebruik te maken mag er echter niet toe leiden dat wateroverlast in, of in de directe nabijheid van, het plangebied ontstaat.

Een ander nadeel van de verdere verstedelijking is, dat er geen regenwater in de bodem verdwijnt. Door de hiermee gepaard gaande grondwaterstandsdaling kan een verdroging van de ondergrond optreden. Dit is voor met name de bomen en het overige groen nadelig. Door de toepassing van bijvoorbeeld infiltratievoorzieningen en waterdoorlatende bestrating wordt water geïnfiltreerd. Door toepassing van deze systemen kan ook water geborgen worden. De plaatselijke grondslag moet duidelijk maken of deze toepassingen gebruikt kunnen worden.

De aanleg van een vegetatiedak/groene daken kan, afhankelijk van de uitvoering, een bijdrage leveren aan het vertraagd afvoeren van regenwater. Het vegetatiedak gebruikt water voor de groei van de beplanting, het bergt enig water en, afhankelijk van de uitvoering, voert het vervolgens vertraagd af. Ecologisch gezien biedt dit ook de nodige voordelen: meer ruimte en ontwikkeling voor insecten, vogels en andere flora en fauna.

4.5 Milieu

4.5.1 Geluid

Inleiding
Geluid is één van de factoren die invloed kan hebben op de beleving van de leefomgevingskwaliteit. Daarom moet er bij nieuwe ruimtelijke of verkeersontwikkelingen akoestisch onderzoek plaatsvinden om de geluidsituatie in beeld te brengen.

De geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen moet worden getoetst aan de wettelijke geluidnormen. Hierbij worden drie bronnen van geluidhinder onderscheiden: weg- verkeerslawaai, industrielawaai en spoorweglawaai.

Voor de bestaande situatie in dit plangebied zijn wegverkeerslawaai en industrielawaai relevant.

Industrielawaai
Ten oosten van de locatie ligt het industrieterrein Groningen-Zuidoost. Dit is een gezoneerd industrieterrein. Op het industrieterrein zijn bedrijven aanwezig die geluid produceren.
Daarom ligt er om het industrieterrein een geluidszone. Het bestemmingsplan 'De Meeuwen - De Brink 2017' ligt geheel in deze geluidszone. De geluidszone is op de bestemmingsplankaart aangegeven. De geluidszone binnen het plangebied is niet veranderd ten opzichte van de bestemmingsplankaart uit 1997.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP569MeeuwBrink17-vg01_0022.png"

Ligging gezoneerd industrieterrein (in paars)

ten opzichte van het plangebied met geluidzone

Bij Koninklijk Besluit is in 1991 het gezoneerd industrieterrein Groningen Zuidoost vastgesteld en daarna in 2013 bij de vaststelling van de bestemmingsplannen Europapark en Sontweggebied-Damsterdiep gewijzigd.
In het kader van woningbouw in het bestemmingsplan De Brink / De Meeuwen is in 1996 en 1997 door Gedeputeerde Staten ontheffing verleend van 55 dB(A) als gevolg van industrielawaai.

Bij wijzigingen op het industrieterrein wordt door de zonebeheerder van de gemeente Groningen getoetst of de vastgelegde hogere waarden niet overschreden worden. Hiervoor is het zonebeheermodel 'industrieterrein Groningen Zuidoost' opgesteld. In het zonebeheermodel zijn, naast de geluidsbronnen van de aanwezige bedrijven, op plaatsen waar fysiek nog ruimte is op het industrieterrein zoegenoemde toekomstbronnen opgenomen. Deze toekomstbronnen worden vervangen door 'echte bronnen' op het moment dat deze aanwezig zijn en vergund zijn.
Op dit moment worden de vastgestelde hogere waarden zoals deze gelden in het plangebied niet overschreden.
Voor vervangende nieuwbouw en voor nieuwe geluidgevoelige functies in de zone van het industrieterrein met een geluidsbelasting tussen 50 dB(A) en 55 dB(A) wordt een ontheffing aangevraagd in het kader van de Wet geluidhinder. Bij een geluidsbelasting hoger dan 55 dB(A) kunnen geen geluidgevoelige functies worden toegevoegd. Derhalve is er bij ontwikkelingen in de geluidzone altijd een zonetoets noodzakelijk om te bepalen of de geluidsbelasting hoger is dan
55 dB(A).

In het actualiserend bestemmingsplan zijn ontwikkelingen voorzien. Het gaat om totaal 140 geprojecteerde woningen nabij de Europaweg . Hiervoor wordt een geluidontheffing aangevraagd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP569MeeuwBrink17-vg01_0023.png"

Ligging geprojecteerde woningen

Wegverkeerslawaai
De locatie wordt aan de zuidkant begrensd door de zuidelijke ringweg en aan de oostkant door de Europaweg. Aan de noordzijde loopt de Griffeweg van west naar oost door het plangebied heen.
Gedeputeerde staten hebben in 1996 en 1997 voor de bestaande woningen ontheffing verleend vanwege het wegverkeerslawaai van de Europaweg, de Griffeweg en de zuidelijke ringweg.

De geluidsbelasting als gevolg van de A7/N7 zuidelijke ringweg is vastgelegd in zogenoemde Geluid Productieplafonds (GPP's). De GPP's zijn op 1 juli 2012 ingevoerd voor rijkswegen en hoofd- spoorwegen. Langs de hoofspoorwegen en rijkswegen liggen referentiepunten met grenswaarden.
De wegbeheerder (Rijkswaterstaat en Prorail) moeten aan de grenswaarden op de referentiepunten voldoen en dit jaarlijks aantonen.

Bij nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen in de geluidszone van de wegen moet worden nagegaan of de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. Bij een overschrijding moet tot 53 dB (buitenstedelijke wegen) respectievelijk 63 dB (binnenstedelijke wegen) een ontheffing worden aangevraagd in het kader van de Wet geluidhinder. Worden deze waarden overschreden, dan zullen dove gevels moeten worden toegepast. In het voorliggend bestemmingsplan zijn ontwikkelingen voorzien. Het gaat om de geprojecteerde woningen nabij de Europaweg . Hiervoor wordt een geluidsontheffing aangevraagd.

In de komende jaren zal de zuidelijke ringweg worden aangepast. Op 29 september 2014 heeft de Minister het tracébesluit A7/N7 Zuidelijke Ringweg Groningen, genomen.
Op 12 februari 2017 is het tracébesluit met enkele wijzingen opnieuw vastgesteld door de Minister.

Nabij de planlocatie wordt de zuidelijke ringweg (ZRW) ter hoogte van het Winschoterdiep verdiept aangelegd. Ter hoogte van de Europaweg bevindt zich de zuidelijke ringweg op de oorspronkelijke hoogte. De hogere waarden op de bestaande woningen worden door de wijzigingen niet overschreden. Voor de maximaal 140 geprojecteerde woningen wordt in het kader van de procedure van het uitwerkingsplan een geluidontheffing aangevraagd.

4.5.2 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit geeft het kwaliteitsniveau aan, waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet staan luchtkwaliteitsnormen voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model.

Op 29 januari 2013 is het 'Verslag luchtkwaliteit 2011 gemeente Groningen' met de bijbehorende luchtkwaliteitskaart vastgesteld. Op deze gedetailleerde kaart is per locatie/weg aan de hand van kleuren te zien wat de concentratie van luchtverontreiniging is. Het verslag luchtkwaliteit en de luchtkwaliteitskaart zijn gebaseerd op modelberekeningen van een extern bureau en op meetgegevens van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit in Groningen. Het verslag luchtkwaliteit en de bijbehorende luchtkwaliteitskaart zijn te vinden op het internet: zie https://gemeente.groningen.nl/luchtkwaliteitskaart-inzien  Uit beide stukken blijkt dat in Groningen overal (ruimschoots) wordt voldaan aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen (c.q. de EU-grenswaarden). Ook de meetgegevens van de twee LML-meetpunten (Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit) in de stad Groningen bevestigen dit beeld. Dit betekent dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmering is voor vaststelling van het bestemmingsplan.

4.5.3 Externe Veiligheid (transport, bedrijven/instellingen en buisleidingen)

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor, vaarwegen en buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bijvoorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd, omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

Voor risicovolle inrichtingen, transportroutes en transportleidingen is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Voor inrichtingen is dit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), voor transportroutes het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en voor hogedruk- aardgastransportleidingen het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden. Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Bij het vaststellen van ruimtelijke plannen dient de gemeente het groepsrisico te verantwoorden.

De Omgevingsdienst Groningen heeft voor het bestemmingsplan een risico-inventarisatie uitgevoerd (zie de afzonderlijk toegevoegde bijlage Onderzoek en advies externe veiligheid bestemmingsplan De Meeuwen-De Brink 2017). Hieruit blijkt dat binnen het plangebied geen risicovolle inrichtingen, transportroutes en transportleidingen zijn gelegen. In de omgeving het plangebied bevindt zich wel een LPG-tankstation de rijksweg A7 en de spoorlijn Groningen Oost - Sauwerd.

Uit nader onderzoek is gebleken dat voor de rijksweg A7 en de spoorlijn Groningen Oost - Sauwerd aan de veiligheidsnormen wordt voldaan. Dat wil zeggen dat voor deze risicobronnen wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico, alsmede voor het plasbrand- aandachtsgebied (PAG).

Van het LPG-tankstation is de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van de afleverinstallatie gelegen in de bestemming Groen. In de bestemming Groen worden geen beperkt kwetsbare objecten en kwetsbare objecten toegelaten. De plaatsgebonden risicocontour 10-6 contour van de ondergrondse tank en het vulpunt van het LPG-tankstation reiken niet tot het plangebied. Hiermee wordt voldaan aan de grens en richtwaarde van het plaatsgebonden risico.

Nabij het plangebied zijn geen risicovolle transportleidingen gelegen, waarvan het invloedsgebied is gelegen in het plangebied.

Het berekende groepsrisico voor het LPG-tankstation is in de huidige situatie gelegen boven de oriënterende waarde. Met invulling van de bestemming 'Wonen - uit te werken' neemt het berekende groepsrisico marginaal toe; het is gelegen boven de oriënterende waarde. De verantwoording groepsrisico is uiteengezet in de veiligheidsstudie, die als afzonderlijke bijlage is toegevoegd.

De conclusie van de Veiligheidsregio Groningen voor het aspect bestrijdbaarheid is, dat het plangebied voldoende snel en via meerdere wegen bereikbaar is. Echter, mocht de aanpak van de Ring Zuid blijvende consequenties hebben voor de tweezijdige bereikbaarheid, dan gaat de veiligheidsregio hierover graag in overleg om te kijken naar mogelijke alternatieven (volwaardige ontsluiting dan wel een calamiteitenroute). Op dit moment is de fysieke inrichting van de uitbreidingslocatie (bestemming Wonen- uit te werken) nog niet bekend. Verzocht wordt dit in afstemming met de Veiligheidsregio Groningen, cluster Stad te realiseren. De Handleiding Bereikbaarheid en Bluswatervoorzieningen dient hierbij als uitgangspunt. In de eerder genoemde uitbreidingslocatie zijn nog géén primaire bluswatervoorzieningen aanwezig. De Veiligheidsregio adviseert daarom, met inachtneming van het Bouwbesluit 2012, ook dit deel van het plangebied te voorzien van adequate bluswatervoorzieningen. Dit, in afstemming met Veiligheidsregio Groningen, cluster Stad.

Voor het aspect zelfredzaamheid concludeert de Veiligheidsregio Groningen dat zich binnen invloedsgebieden van risicobronnen geen objecten bevinden waarbij sprake is van langdurig verblijf van verminderd zelfredzame personen. Het plangebied biedt voorts voldoende ontvluchtings- mogelijkheden. Ook valt het plangebied binnen het sirenebereik van het bestaande waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Wel, adviseert Veiligheidsregio Groningen om de bevolking bij een ramp niet alleen via het bestaande WAS, maar ook op een andere wijze te alarmeren (radio, NL-Alert, televisie, geluidswagen etc.).

4.5.4 Bodem

Voor dit bestemmingsplan is in januari 2017 een inventarisatie uitgevoerd naar de aanwezigheid van gegevens over de bodemkwaliteit bij de gemeente Groningen (zie de afzonderlijk toegevoegde bijlage). Daarvoor zijn de volgende aspecten beoordeeld:

  • a. de locaties die verdacht zijn van (ernstige) bodemverontreiniging;
  • b. de aanwezigheid van (ernstige) bodemverontreinigingen;
  • c. de locaties waar na sanering een zorgmaatregel van kracht is en mogelijke gebruiksbeperkingen liggen;
  • d. de diffuse bodemkwaliteit zoals vastgesteld in de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart.

De inventarisatie is gebaseerd op de op dat moment bij de gemeente beschikbare gegevens. Dagelijks worden gegevens aangeleverd en bijgewerkt. Voor een actuele situatie of voor informatie over individuele locaties wordt daarom verwezen naar www.gemeente.groningen.nl/bodemonderzoek-en-bodemsanering.Verder bestaat de mogelijkheid om op afspraak rapporten in te zien. Voor de inventarisatie van de bodemkwaliteitsgegevens is gebruik gemaakt van informatie zoals opgeslagen in het bodeminformatiesysteem (BIS) van de gemeente Groningen.
Het verrichten van bodemonderzoeken en het uitvoeren van eventuele saneringswerkzaamheden is een verantwoordelijkheid van de veroorzaker, de eigenaar en/of een belanghebbende. Voor de locaties die verdacht zijn van een geval van (ernstige) bodemverontreiniging is een bodemonderzoek bij de aanvraag van een Wabo-vergunning in ieder geval noodzakelijk. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de gemeentelijke bouwverordening regelen in welke gevallen de aanvraag van een vergunning vergezeld dient te gaan van een bodemonderzoek. Daarnaast geldt voor nieuwe bodemverontreiniging, ontstaan na 1987, een ander regiem. Op deze gevallen is de zorgplicht van toepassing. Dit betekent dat nieuwe bodemverontreiniging altijd zoveel mogelijk ongedaan gemaakt moet worden, ongeacht hoe ernstig de bodemverontreiniging is.
De toetsing van de bodemkwaliteit vindt plaats aan de normen die gekoppeld zijn aan het gebruik of de functie van de bodem. Het toekomstige gebruik betreft voornamelijk wonen, (openbaar) groen en dienstverlening. Bodemverontreiniging kan bestaan uit bronverontreiniging of diffuse verontreiniging.

Bronverontreiniging
Eventuele bronverontreiniging wordt veroorzaakt door huidige of voormalige bedrijfsfuncties en/ of dempingen en ophogingen met verontreiniging.

Bij een geval van ernstige bodemverontreiniging zijn de functionele eigenschappen die de bodem voor mens, plant of dier heeft ernstig verminderd. Een bodemsanering is dan nodig om de locatie weer geschikt te maken voor het beoogde gebruik. Uit de BIS-inventarisatie blijkt dat binnen het plangebied geen locaties aanwezig zijn, waarvoor dit spoedeisend is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP569MeeuwBrink17-vg01_0024.png"

Locaties met een ernstige bodemverontreiniging en saneringen

¹ Sanering betreft hier een passieve vorm, namelijk aanvullend monitoren. Opdrachtgever is de

gemeente Groningen.

² Onderzoek komt pas in beeld bij locatieontwikkelingen (voorbeeld: functieverandering, bouw

herinrichting et cetera).

Diffuse bodemverontreiniging
In de loop van de tijd zijn op allerlei manieren puinhoudend materiaal, kooldeeltjes en ander afval in de bodem terechtgekomen. Bewoning, bedrijvigheid en ook neerslag van luchtverontreiniging heeft op vele plaatsen de bodem belast. Dit heeft mogelijk geleid tot diffuse, niet tot een bron te herleiden, bodemverontreiniging.

De gemeente Groningen heeft voor haar gehele grondgebied een bodemkwaliteitskaart opgesteld. Deze bodemkwaliteitskaart geeft inzicht in de diffuse bodemkwaliteit. De bodemkwaliteitskaart is onderdeel van de 'Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem' (zie voor meer informatie www.groningen.nl). De kaart is volgens de regels uit het Besluit Bodemkwaliteit opgesteld.

Uit de bodemkwaliteitskaart blijkt, dat de verwachte gemiddelde waarde binnen het plangebied voldoet aan de norm: 'wonen' (bodemnormering Besluit bodemkwaliteit).

Bij het toepassen en hergebruik van grond dient de 'Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem' in acht genomen te worden.

4.6 Kabels, leidingen en straalpaden

In het plangebied komt een ondergrondse hoogspanningsleiding voor, onderdeel van de 110 kV-lijn

Groningen Bloemsingel – Groningen-Hunze. Deze leiding is in beheer bij TenneT.
De ondergrondse hoogspanningsleiding heeft een belemmerde strook met een breedte van 3 meter gemeten vanaf de buitenste kabel. De totale breedte van de belemmerde strook is 7 meter.
In deze strook mag in principe niet worden gebouwd (anders dan ten dienste van de leiding) en dienen ingrepen in de bodem die van invloed zijn op het veilig en doelmatig functioneren van de leiding te worden voorkomen. Met het oog hierop is de leiding in het bestemmingsplan met een dubbelbestemming opgenomen.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan De Meeuwen-De Brink 2017 voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor beheer en ontwikkeling van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarmee kunnen met direct recht omgevingsvergunningen worden verleend. De gekozen bestemmingen en de daarbij behorende regels geven helder aan welke functies op welke plaats zijn toegestaan.


Om de nodige flexibiliteit te waarborgen zijn tevens afwijkingsbevoegdheden opgenomen alsmede een uitwerkingsplicht voor een locatie in De Meeuwen direct ten westen van de parallelweg langs de Europaweg (artikel 8) en een wijzigingsbevoegdheid voor de bouwvlakken in de bestemming Wonen (artikel 7) en in de dubbelbestemmingen archeologie (artikelen 10 en 11), echter onder strikte voorwaarden.

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform SVBP 2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) en het standaard-bestemmingsplan van de gemeente Groningen. Daarin zijn de regels gestandaardiseerd. De bestemmingsregels zijn opgemaakt in een vaste indeling en bevatten in principe voor elke bestemming achtereenvolgens: een bestemmingsomschrijving, bouwregels, nadere eisen, afwijken van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijken van de gebruiksregels, en waar nodig een vergunningenstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

Het bestemmingsplan is digitaal gemaakt. De digitale verbeelding is variabel in schaal doordat kan worden in- en uitgezoomd, en bezit een meetfunctie. Het digitale plan is raadpleegbaar via het internet (gemeente.groningen.nl/projecten-en-bestemmingsplannen alsook www.ruimtelijke plannen.nl). Daar zijn de digitale bestanden ook te downloaden.

De papieren (analoge) verbeelding bestaat uit één kaartblad met schaal 1:1000. Deze verbeelding is getekend conform de PRABPK 2012 (Praktijkrichtlijn Analoge Bestemmingsplankaart). De verbeelding geeft in samenhang met de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied aan.

5.2 Geldende bestemmingsplannen en overige regelingen

In het plangebied is bestemmingsplan De Brink-De Meeuwen, vastgesteld d.d. 29 september 1997 en goedgekeurd d.d. 21 april 1998, het vigerend bestemmingsplan. Dit plan wordt grotendeels door het voorliggend bestemmingsplan vervangen.

Naast het bovenstaande (bestemmings)plan geldt voor het plangebied momenteel een aantal aanvullende en uniforme voorschriften. Deze worden eveneens meegenomen en daarmee vervangen door het voorliggend bestemmingsplan. Het betreft: bestemmingsplan Woningsplitsing, vastgesteld d.d. 23 april 2014 en bestemmingsplan Facetherziening Parkeren, vastgesteld d.d. 8 juni 2016.

5.3 Toelichting op de artikelen

5.3.1 Artikelsgewijze toelichting

Inleidende regels
De artikelen 1 tot en met 3 bevatten achtereenvolgens de in het plan gebruikte begrippen en hun definitie, de wijze waarop moet worden gemeten en de manier van omgaan met uitmetingsverschillen. Met de definitie van een aantal begrippen is, vaak letterlijk, aangesloten bij de definitie, zoals opgenomen in bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor), dat op 1 november 2014 in werking is getreden. De definities 'achtererfgebied', 'bebouwingsgebied', 'daknok', 'dakvoet', 'hoofdgebouw', 'openbaar toegankelijk gebied' en 'voorerfgebied' zijn letterlijk overgenomen en met de definitie van 'erf' is aangesloten bij bijlage II van het Bor. Deze begrippen zijn vooral van belang voor de, onder strikte voorwaarden bij recht toegestane, bouwwerken die behoren bij een hoofdgebouw.

Achtererfgebied
Omgevingsvergunningvrije bouwwerken, en dus ook de bijbehorende bouwwerken in dit bestemmingsplan, zijn vaak alleen toegestaan in het achtererfgebied.
Het achtererfgebied is het achtererf en het niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijerf.
De in dit bestemmingsplan opgenomen regeling is gebaseerd op het uitgangspunt dat aan de voorkant van hoofdgebouwen in beginsel niet mag worden gebouwd en aan de achterkant juist wel. Doel is de ruimtelijke kwaliteit van het publieke domein te beschermen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP569MeeuwBrink17-vg01_0025.png"

De grens tussen voor- en achtererfgebied loopt door het hoofdgebouw op 1 meter achter de voorkant. Op 1 meter achter die voorkant komt die lijn uit de zijgevel van het hoofdgebouw; de lijn loopt vervolgens buiten het hoofdgebouw verder, evenwijdig aan het openbaar toegankelijk gebied dat grenst aan het perceel waarop zich het hoofdgebouw bevindt. Meestal bevindt dit openbaar toegankelijk gebied, dus ook het voorerfgebied, zich aan de voorzijde van een perceel. Maar in hoeksituaties bevindt zich ook aan de zijkant van het hoofdgebouw voorerfgebied.

Voor het bepalen van de situering van het achtererf is het van groot belang waar de voorgevel van een hoofdgebouw zich bevindt. Een bestemmingsplan bepaalt waar de voorgevel zich dient te bevinden. Indien het bestemmingsplan hierover geen voorschriften geeft, is de feitelijke situatie doorslaggevend. Mede gebaseerd op jurisprudentie zijn er daarbij de volgende aanknopingspunten: de systematiek van huisnummering (dus waar zich het huisnummer bevindt), de zijde van het gebouw waar zich voordeur of hoofdingang bevindt, de plaats waar de brievenbus is aangebracht en de plaats waar de hoofdontsluiting van het perceel zich bevindt.

Concreet betekent dit voor de woningen aan het westelijk deel van de Barkmolenstraat dat de regeling van sublid 7.2.3 niet van toepassing is. Zij hebben de voorkant aan de straatzijde en geen achtererf, omdat de achterkant van de woningen grenst aan de bestemming Groen. Hier zijn aan de achterkant in de bestemming Groen, alleen waar dit is aangegeven met een aanduiding op de kaart, vrijwel onbebouwde terrassen voor de woningen toegestaan.

Bebouwingsgebied
Het bebouwingsgebied is het achtererfgebied met inbegrip van de aan het oorspronkelijk hoofdgebouw toegevoegde bijbehorende bouwwerken. Dit begrip is van belang om te kunnen bepalen hoeveel de maximale oppervlakte bedraagt van bijbehorende bouwwerken die in totaal (bij recht) aanwezig mogen zijn.

Openbaar toegankelijk gebied
Met openbaar toegankelijk gebied wordt bedoeld: gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is. Hieronder valt niet het restgroen dat niet bedoeld is om te betreden, c.q. kleine strookjes langs de gevels van woningen, of brandgangen (vaak paden langs achtertuinen).

Gevellijn
Het Besluit omgevingsrecht van 2014 maakt -onder voorwaarden (bijvoorbeeld betreffende maatvoering en functie)- een groot aantal bouwwerken omgevingsvergunningvrij op het achtererf mogelijk. Voor het bepalen van de situering van het achtererf is het van groot belang waar de voorgevel van een hoofdgebouw zich bevindt.
De situering van de voorgevel, c.q. de voorgevelrooilijn, is voor de bestemming Dienstverlening aan de zuidzijde van het plangebied op de verbeelding aangegeven als 'gevellijn'. De voorgevel van een hoofdgebouw moet hierin in overwegende mate worden geprojecteerd.

Voorerfgebied
Het voorerfgebied betreft het erfdeel dat geen onderdeel uitmaakt van het achtererfgebied. Het voorerfgebied is het gebied vóór de voorgevel plus 1 meter daarachter èn de delen van het zijerf die naar openbaar toegankelijk gebied zijn gekeerd.

Bestemmingsregels

Artikel 4 Dienstverlening
De bestemming Dienstverlening, waarbinnen zakelijke dienstverlening en kantoren zijn toegestaan, is gelegd op de ter plaatse reeds gevestigde functies aan de Europaweg en de Griffeweg.
Naast dienstverlening en kantoren is aan de Grifeweg op twee plaatsen een hotelfunctie toegestaan. Deze functie was reeds mogelijk op grond van bestemmingsplan De Meeuwen-De Brink.
De vergunningsvrije bijbehorende bouwwerkenregeling van het Besluit omgevingsrecht is ook op deze bestemming van toepassing, zoals hiervoor en hierna onder Wonen is toegelicht. Daarbij is voor de gebouwen aan de zuidzijde van het plangebied de omschrijving van het begrip 'gevellijn' (zie artikel 1) relevant.

Artikel 5 Groen
De bestemming Groen omvat de hoofdgroenstructuur in het plangebied. Het gaat hier om het groen langs de Europaweg, langs het Oude Winschoterdiep en in een centrale noordzuidlopende zone in De Meeuwen. Voorts is de bestemming Groen gelegd op een historisch en ecologisch waardevolle tuin achter enkele woningen aan de Oosterhaven. Deze tuin was in het vigerend bestemmingsplan De Brink-De Meeuwen opgenomen met een maximum bebouwingspercentage van 5% en een maximum hoogte van 3 meter (1 bouwlaag); deze bebouwingseisen zijn overgenomen in het voorliggend plan.


Artikel 6 Verkeer
De bestemming Verkeer betreft de hoofdverkeersstructuur in het plangebied, c.q. de Europaweg (inclusief parallelweg) en de Griffeweg, alsmede de buurtontsluitingen Brink, Oosterkade, Boermandestraat, Winschoterdiep en Barkmolenstraat en, voor de duidelijkheid van de regeling, het ontsluitingspad langs de woningen aan de oostzijde van de centrale zone in de Meeuwen.

Artikel 7 Wonen
Voor de bestemming Wonen wordt onderscheid gemaakt tussen het hoofdgebouw, waarin de woning is ondergebracht, en de daarbij behorende – in architectonisch opzicht - ondergeschikte bebouwing, c.q. de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen. Uitgangspunt daarbij is dat het uiteindelijk dient te gaan om het bewerkstelligen van een ruimtelijk bebouwingsbeeld op een bouwperceel, dat een zekere ruimtelijke hiërarchie op dat bouwperceel weergeeft.
De ruimtelijke hiërarchie manifesteert zich door middel van een aaneengesloten - als belangrijkste bouwwerk op het perceel aan te merken - bouwmassa, het hoofdgebouw, met op het achter- en/of zijerf één of meer gebouwen van geringere omvang.
De hoofdfunctie (wonen sec) is in het hoofdgebouw ondergebracht en de daaraan dienstbare functies in de aanbouwen en bijgebouwen.

Bijbehorende bouwwerken , zoals aan-en uitbouwen, bijgebouwen, carports en serres in achtererfgebied (sublid 7.2.3)
Voor de regeling van bijbehorende bouwwerken is aangesloten bij de omgevingsvergunningvrije regeling in bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor) 2014. Voor een goed begrip van de regeling: zie de relevante definities, die ook in deze paragraaf zijn weergegeven onder Inleidende regels. Het bestemmingsplan staat in sublid 7.2.3 niet meer toe dan het Bor al doet. Toch is deze regeling overgenomen ten behoeve van de duidelijkheid van het bestemmingsplan èn omdat hiermee een basis is geschapen voor toepassing van de afwijkingsbevoegdheid.

De bij een woning behorende bouwwerken in het achtererfgebied (zie de afbeelding en de omschrijving in deze paragraaf onder Inleidende regels) zijn vergunningvrij als ze voldoen aan de voorwaarden die zijn beschreven in sublid 7.2.3 van dit bestemmingsplan. Globaal geldt het volgende.

  • Binnen een afstand van 4 meter van het oorspronkelijk hoofdgebouw is voor wat betreft bijbehorende bouwwerken meer toegestaan dan buiten die afstand. Er mag bijvoorbeeld hoger worden gebouwd.
  • Bij een bebouwingsgebied tot 100 m² mag 50% worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken, bij grotere percelen meer.
  • De bouwwerken moeten op de grond staan (en zijn dus zonder kelder).
  • Op een afstand van meer dan 4 meter van het hoofdgebouw moeten bijbehorende bouwwerken functioneel ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw. Een tuinschuurtje mag dan bijvoorbeeld wel, een echte woonfunctie niet.

Het achtererfgebied begint op 1 meter achter de voorkant van de woning en loopt dan daaruit evenwijdig met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied. Het erf dat niet bij het achtererf hoort, heet 'voorerf'. Woningen op een hoek zullen vaak aan twee zijden een voorerf hebben.

Naast de functie wonen is op twee plekken op de begane grond tevens kleinschalige detailhandel en/of dienstverlening toegestaan: in het buurtje De Brink en aan de Griffeweg. De regeling in dit artikel is conform de bestaande regeling in bestemmingsplan De Meeuwen-De Brink.

Artikel 8 Wonen-uit te werken
Een locatie in De Meeuwen aan de westzijde van de parallelweg langs de Europaweg 8.2 die nog niet is ontwikkeld, is op de verbeelding voorzien van de bestemming Wonen- uit te werken. Lid bevat de randvoorwaarden (uitwerkingsregels), waarbinnen burgemeester en wethouders de bestemming moeten uitwerken.

Artikel 9 Leiding - Hoogspanning
Dit artikel betreft de dubbelbestemming waarin de leidingstrook in het plangebied wordt geregeld. In de zone liggen twee gasdrukpijpkabels naast elkaar. Om deze te beschermen moet voor het bouwen een minimum afstand van 3 meter ter weerszijden, gemeten vanaf de buitenkant van de kabels, in acht worden genomen. De belemmerde zone is in totaal 7 meter breed.

Artikel 10 Waarde-Archeologie 1
De (dubbel)bestemming Waarde-Archeologie -1 heeft ten doel: de bescherming van aanwezige archeologische waarden.

Artikel 11 Waarde-Archeologie 2
De (dubbel)bestemming Waarde-Archeologie -2 heeft ten doel: de bescherming van verwachte archeologische waarden.

Artikel 12 Waterstaat-Waterkering
De (dubbel)bestemming 'Waterstaat -Waterkering' is op grond van de keur van het waterschap tevens bestemd voor de waterkering en heeft ten doel de waterkeringen in het gebied te beschermen. Ter plaatse kan slechts nieuwbouw ten behoeve van in de andere bestemmingen toegestane bouwwerken worden gepleegd na toepassing van de afwijkingsbevoegdheid zoals beschreven in lid 3. Voordat wordt afgeweken moet worden overlegd met de beheerder van de waterkering; de afwijking mag niet leiden tot onevenredige afbreuk aan het veilig en doelmatig functioneren van de waterkering.


Algemene regels

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Dit artikel bevat de anti-dubbeltelregel. De redactie is conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling is ervoor om te voorkomen dat dezelfde grond meer dan eens betrokken wordt bij de toets van de aanvraag om een omgevingsvergunning en daarmee meer gebouwd kan worden dan is toegestaan.

 

Artikel 14 Algemene bouwregels

Woningsplitsing
Ingevolge het op 23 april 2014 door de gemeenteraad vastgestelde facet-bestemmingsplan Woningsplitsing bevat dit artikel een verbod om een bestaande woning te veranderen in en/of te vergroten tot twee of meer zelfstandige woningen. Met dit verbod wordt het realiseren van kamerverhuurachtige zelfstandige eenheden tegengegaan. Het verbod is bedoeld om de diversiteit aan woningtypen in een woonbuurt te borgen en de kleinere gezinswoningen (tot 140 m² oppervlakte) in stand te laten.
Het splitsingsverbod geldt voor zowel gebruik, verbouw als uitbreiding van woningen in het plangebied. Door middel van de hier opgenomen afwijkingsbevoegdheid mogen woningen met een gebruiksoppervlakte van 140 m² en meer eventueel gesplitst worden, onder voorwaarde dat na splitsing appartementen ontstaan die niet kleiner zijn dan 50 m² gebruiksoppervlakte. Dergelijke appartementen zijn niet vergelijkbaar met kamers in kamerverhuurpanden en vormen een ander segment op de woningmarkt. Ook voor het realiseren van een meergeneratiewoning (of mantelzorgwoning) is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen.

Parkeren
In dit artikel is geregeld dat in een omgevingsvergunning voor bouwen of verbouwen in het plangebied moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor de beoogde functie. Het toetsingskader dat hierbij wordt gehanteerd zijn de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Groningen die op het moment van aanvragen van de vergunning gelden. De verwijzing naar deze beleidsregels is toegestaan op grond van artikel 3.1.2 tweede lid onder a. van het Besluit ruimtelijke ordening. In principe dient op eigen terrein in de parkeerbehoefte te worden voorzien. Voor gevallen waarin dit door bijzondere omstandigheden redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd, of wanneer elders aan de parkeerbehoefte kan worden voldaan, kunnen burgemeester en wethouders gebruik maken van de opgenomen afwijkingsmogelijkheid.

Ruimte tussen bouwwerken

De bepalingen omtrent dit onderwerp zijn overgenomen uit de inmiddels uit de Woningwet geschrapte stedenbouwkundige bepalingen van de (in dit geval) Groninger Bouwverordening.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat de gebruiksregels die op alle bestemmingen van toepassing zijn.
In het voorliggend bestemmingsplan zijn geen seksinrichtingen toegestaan. Reden is, dat de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders, de raad gehoord, hebben besloten seksinrichtingen te concentreren in één concentratiegebied binnen de Diepenring en in de tippelzone. Daarbuiten wordt vestiging van prostitutie-inrichtingen tegengegaan. Het gemeentelijk beleid heeft onder meer ten doel om het woon- en leefklimaat te beschermen. De strijdigheid met de woonfunctie ontstaat door de ruimtelijke uitstraling door bijvoorbeeld aanstootgevende of storende uiterlijke kentekenen, en/of door de mogelijke verkeers- en parkeeroverlast.

Artikel 16 Bijzondere aanduidingsregels - geluidzone industrie

Dit artikel waarborgt dat binnen de 'geluidzone-industrie' uitsluitend indien de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van deze geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde niet-geluidgevoelige gebouwen kunnen worden gebruikt als geluidgevoelig gebouw en/of geluidgevoelige gebouwen kunnen worden gebouwd.

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel bevat een afwijkingsbevoegdheid, die op alle bestemmingen in het plangebied van toepassing zijn. Bedoeling van de bepaling is om relatief kleine afwijkingen van het bestemmingsplan toe te staan, zowel qua omvang als qua functie.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 18 Overgangsrecht
Dit artikel regelt het overgangsrecht. De redactie is conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 19 Slotregel

Dit artikel bevat de zogenaamde slotregel, die bedoeld is voor een eenduidige vastlegging van de naam van het bestemmingsplan.

Wijzigingsbevoegdheid en uitwerkingsplicht
Dit bestemmingsplan bevat geen algemene procedureregels voor wijzigings- en uitwerkingsplannen. De procedure hiervoor is nu voorgeschreven in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening en heeft rechtstreekse werking. Dit artikel regelt dat deze procedure de weg moet volgen die is voorgeschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent een terinzagelegging van 6 weken, gedurende welke zienswijzen kunnen worden ingediend. Burgemeester en wethouders besluiten vervolgens binnen 8 weken over de vaststelling van het uitwerkings- of wijzigingsplan.

5.3.2 Toelichting regeling van vrije beroepsactiviteiten en bedrijfsmatige activiteiten in en bij woningen

De begrippen aan huis verbonden beroep en vrij beroep worden vaak, en ook hier, synoniem gebruikt. Het voorliggend bestemmingsplan biedt de mogelijkheid aan huis verbonden beroepen -met behoud van de woonfunctie- uit te oefenen in een woning en de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken.

In het algemeen is het verboden om, indien aan gronden en bouwwerken een woonbestemming of -functie is gegeven, deze te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de woonbestemming. Een ander gebruik dan wonen is niet toegestaan. In de jurisprudentie is echter bepaald dat het vestigen van een vrij beroep niet in strijd is met de woonbestemming, tenzij het bestemmingsplan het tegendeel bepaalt en het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de uitoefening van het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het gaat veelal om een eenpersoonsberoep.

Op grond van de definitie van aan huis verbonden beroepen in dit bestemmingsplan zijn de betreffende activiteiten (onder voorwaarden, zie hierna) in overeenstemming met de functie wonen. Voor dergelijke activiteiten in een woning en/ of de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken is geen afwijking bij een omgevingsvergunning nodig.

Of een bepaald gebruik in overeenstemming is met de functie woondoeleinden wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

a. de aard van het gebruik

b. de omvang van het gebruik

c. de intensiteit van het gebruik

Ad a. Bij de 'aard' van het gebruik kan men denken aan een beroep welke naar zijn aard (ernstige) hinder voor zijn omgeving oplevert, of welke naar zijn aard grote verkeersproblemen zal opleveren. Het gebruik mag immers geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Het mag evenmin een onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
Ad b. Bij de 'omvang' van het gebruik is relevant of het gebruik meerdere ruimten of gebouwen in beslag neemt, welk gedeelte van het gebouw door het gebruik in beslag wordt genomen, hoeveel vierkante meter het gebruik in beslag neemt.
Ad c. Bij de 'intensiteit' van het gebruik kan worden gedacht aan frequent of incidenteel gebruik. Als nu blijkt dat het gebruik aldus een uitstraling heeft welke niet te rijmen valt met de gelegde woonbestemming, dan is het gebruik strijdig met de woonbestemming (zie ARRvS, AB 1993/163).
Onder een 'vrije beroepsbeoefenaar' wordt verstaan: 'iemand die wordt gevraagd om zijn individuele, persoonlijke kwaliteiten, die in het algemeen op artistiek of academisch/HBO-niveau liggen'. In de praktijk is het onderscheid moeilijk aan te geven. Bij vrije beroepen valt te denken aan: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundig architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar,logopedist, makelaar, medisch specialist, notaris, oefentherapeut, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tandarts-specialist, (al dan niet beëdigd) tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige.

Aan huis verbonden beroepen in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk
Voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep is het nodig om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan. Hiertoe is een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen in lid 7.6.

Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Overige activiteiten, die niet vallen onder de aan huis verbonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen zijn, worden aangemerkt als beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten, die niet rechtstreeks passen binnen de woonbestemming. Zij zijn daarom niet bij recht toegestaan in dit plan. Wel is het mogelijk voor deze activiteiten bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan (zie lid 7.6 voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten wonen-werken (bijlage 1).

Hoofdstuk 6 Participatie en overleg

6.1 Participatie

Er is voldaan aan het bepaalde in artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening door middel van een kennisgeving van het voornemen tot het maken van het voorliggend bestemmingsplan op 1 februari 2017. Gezien het stadium waarin het plan op dat moment verkeerde, zijn toen geen stukken ter inzage gelegd en is toen evenmin gelegenheid geboden zienswijzen omtrent het voornemen naar voren te brengen. Wel zijn onafhankelijke instanties in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het voornemen.

Op 20 februari 2017 heeft een participatie-overleg plaatsgevonden met vier vertegenwoordigers van het buurtoverleg Oosterpoort. Tijdens dit gesprek zijn het bestemmingsplan en de procedure toegelicht en zijn informatieve vragen over het plan beantwoord.

De volgende vragen en opmerkingen zijn aan de orde gekomen.

  • 1. Verzocht is om een nadere toelichting op:
    - de paragraaf 4.3 (Ecologie),
    - de paragraaf 4.5.2 (Luchtkwaliteit), en
    - de paragraaf 4.5.4 (Bodem, met name de tabel met de vermelding 'potentieel ernstig verontreinigde grond').
  • 2. Wat betreft het uit te werken woongebied zijn de volgende punten naar voren gebracht.
    Er zijn zorgen over de toekomstige parkeersituatie, nu de parkeermogelijkheden voor enkele nabijgelegen kantoren krap is en er daarom momenteel op het uit te werken woongebied wordt geparkeerd. Ook worden hier momenteel honden uitgelaten. Gevreesd wordt voor een verschuiving naar het bestaande woongebied. Verder is verzocht om eventuele akoestische reflectie ten gevolge van de nieuwbouw op de bestaande woningen als afwegingsfactor op te nemen in de randvoorwaarden voor uitwerking.
  • 3. Gevraagd is naar de beganegrondfunctie van de flat aan de zuidzijde van de groene noordzuidas tussen de huizen aan de Barkmolenstraat. Hier waren oorspronkelijk gehandicapten gehuisvest.

De vragen zijn tijdens/na het gesprek als volgt beantwoord.

Ad 1. Nadere toelichting
Ecologie
Naar aanleiding van de vraag of ook wordt getoetst aan de Stedelijke Ecologische Structuur (SES): dit is geen wettelijk vereiste, maar is uiteraard wel bekeken. De conclusie is dat er geen inbreuk is op de SES. Binnen het plangebied bevindt de SES zich ter plaatse van de brede, langgerekte groenstrook tussen de huizen aan de Barkmolenstraat; hierop is geen invloed vanuit het uitwerkingsgebied. Ook de boomstructuur, zoals aangegeven in de bomenstructuurvisie, blijft gehandhaafd (zie de afbeelding in paragraaf 3.4).
Naar aanleiding van vragen is de ecologische paragraaf verduidelijkt en verbeterd; de quickscan voor het uitwerkingsgebied is als afzonderlijke bijlage toegevoegd aan dit bestemmingsplan; de quick scan voldoet voor het uitwerkingsgebied. Pas als elders bijvoorbeeld sloop of kap plaatsvindt, zal daarvoor afzonderlijk een nieuwe quickscan voor worden gemaakt.

Luchtkwaliteit
De gemeente Groningen maakt om de vijf jaar een verslag luchtkwaliteit (met luchtkwaliteitskaart) op basis van actuele verkeerscijfers en omgevingsfactoren. Dit betekent dat medio dit jaar het nieuwe verslag luchtkwaliteit op basis van de situatie in 2016 verschijnt. Een vijfjaarlijks verslag geeft een beter beeld van de trend dan bijvoorbeeld een jaarlijks verslag. Uit de beschikbare landelijke meetgegevens blijkt dat de luchtkwaliteit landelijk gaandeweg iets beter wordt. De verwachting is dan ook dat de situatie in Groningen inmiddels iets beter is dan in 2011, terwijl deze toen al goed was (zie paragraaf 4.5.2).
Er komen uitzonderingen voor. Door meteo-omstandigheden (droog en koud weer met een straffe oostenwind) is er de afgelopen tijd relatief veel luchtverontreiniging uit het oosten aangevoerd in Groningen. Dit heeft geleid tot een aantal relatief hoge daggemiddelde waarden op het RIVM-meetpunt aan de Europaweg. Voor de luchtkwaliteit gelden echter jaargemiddelde-normen. In het 'Verslag luchtkwaliteit 2011 gemeente Groningen' is beschreven hoe het is gesteld met de concentraties van fijn stof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2). Uit de beschikbare meetgegevens en modelberekeningen blijkt, dat de luchtkwaliteit in Groningen ruimschoots voldoet aan de wettelijke normen en tevens dat hier geen situaties voorkomen die uit het oogpunt van gezondheid 'onvoldoende' zijn.
In het Verslag Luchtkwaliteit is alleen een luchtkwaliteitskaart opgenomen voor NO2. Een kaart voor fijn stof heeft geen zin, omdat -in verband met de geringe verschillen per locatie voor fijnstof- de stad één kleur zou moeten krijgen: de kleur die aangeeft dat de luchtkwaliteit, ook wat betreft fijnstof, in de stad goed is. Voor de concentraties aan fijnstof wordt daarom verwezen naar het verbale deel van het Verslag Luchtkwaliteit. 

Bodemkwaliteit
De tabel in de bodemparagraaf betreft de statusbepaling afgeleid van landsdekkend onderzoek. De statusbepaling is gebaseerd op uitgevoerd historisch onderzoek en/of feitelijk bodemonderzoek. De verwachting voor enkele plaatsen - die alle buiten het uitwerkingsgebied liggen - is dat deze ernstig is, maar niet spoedeisend, dat wil zeggen dat verwacht wordt dat er geen gevaar is voor mensen, ecologie of voor verspreiding. Pas bij ruimtelijke ontwikkelingen, zoals woningbouw, de aanleg van riolering e.d. of bij verkoop is (nader)bodemonderzoek noodzakelijk en zullen - indien nodig - passende maatregelen worden voorgeschreven.

Ad 2. Het uit te werken woongebied
Parkeren en honden
Het uit te werken woongebied zal moeten voldoen aan de parkeernormen van de gemeente Groningen. Er is voor het bestaande woongebied en voor het uit te werken gedeelte de regeling 'betaald parkeren' van kracht. Parkeerproblemen moeten omringende bedrijven in principe zelf oplossen.
De open ruimte die ook als hondenuitlaatgebied wordt gebruikt, zal verdwijnen met de realisatie van het nieuwe woonbuurtje, maar ook langs en in dit nieuwe woongebied zal er groen zijn, al is ook hier vervuiling onwenselijk.
Mocht desondanks toch voor overlast in de bestaande woonbuurt worden gevreesd, dan kan dit aan de orde komen in de procedure voor het uitwerkingsplan.

Akoestiek
Er is bewust niet gekozen voor het opnemen van akoestische berekeningen in het voorliggend bestemmingsplan, omdat de situering van de toekomstige woonbebouwing nog niet definitief is. Dit is pas het geval bij het uitwerkingsplan. De verwachting is dat het nieuwe woongebied een afschermende en dempende werking zal hebben op het geluidniveau op het bestaande woongebied. In verband met zorgen hierover zal de situatie mèt en zònder nieuw woongebied worden meegenomen in het rekenprogramma voor de akoestische berekeningen, die zullen worden uitgevoerd ten behoeve van het uitwerkingsplan.

Ad 3. De beganegrondfunctie van de flat aan de zuidzijde van de Barkmolenstraat
De begane grond van de flat staat op dit moment leeg. Net als in het voorgaande bestemmingsplan is op de plankaart ter plaatse een woonbestemming gelegd. In de jurisprudentie is uitgemaakt dat de woonbestemming ook kan zien op mindere traditionele woonvormen. Kleinschalige woonvormen met zorg kunnen hieronder vallen.

6.2 Overleg

In het kader van het overleg zijn reacties ontvangen van de provincie, waterschap Hunze en Aa's, de Veiligheidsregio, TenneT en de Gasunie. Deze instanties stemmen in met het bestemmingsplan, met dien verstande dat:

  • a. de Veiligheidsregio adviseert om ter plaatse van de uitwerkingslocatie in afstemming met de veiligheidsregio, cluster Stad, adequate bluswatervoorzieningen aan te leggen en de tweezijdige bereikbaarheid van het plangebied te behouden;
  • b. TenneT wijst op de aanwezigheid van een 110.000 Volt gasdrukpijpkabel in het plangebied aan de oostkant van de Europaweg. Deze is zeer gevoelig voor constante trillingen. Om deze reden verzoekt TenneT om, wanneer er bij de bouw van de woningen een heimachine wordt gebruikt, bij het verlenen van een omgevingsvergunning de initiatiefnemers erop te wijzen dat ze vooraf voorwaarden opvragen bij TenneT voor de uitvoering van hun werkzaamheden teneinde de leveringszekerheid te kunnen waarborgen.

Gemeentelijke reactie
Ad a. In lid 8.2 van de planregels is als randvoorwaarde voor de uitwerking van het nieuwe woonbuurtje opgenomen, dat voldoende bereikbaarheid voor hulpdiensten dient te zijn gewaarborgd; dit punt zal bij de opzet van het uitwerkingsplan uiteraard worden afgestemd met de Veiligheidsregio, evenals de situering van adequate bluswatervoorzieningen.

Ad b. De initiatiefnemers zal gevraagd worden voor de start van de werkzaamheden contact op te nemen met TenneT.

De overlegreacties zijn afzonderlijk bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid / exploitatie

Onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen heeft in het algemeen betrekking op nieuwe ontwikkelingen waarvoor bestemmingswijzigingen nodig zijn en die door de gemeente worden gerealiseerd.

Het bestemmingsplan De Meeuwen-De Brink 2017 betreft:
a.voor het grootste deel een reeds bebouwd deel van de gemeente, waarbij de ontwikkelingen aan het particuliere initiatief worden overgelaten, en
b.voor een locatie in de Meeuwen direct ten westen van de (parallelweg langs de) Europaweg een nieuwe ontwikkeling door middel van een uitwerkingsplicht.
Ad a. Voornamelijk de bestaande toestand wordt vastgelegd. Voor zover functiewijziging heeft plaatsgevonden, is daarvoor vergunning verleend en strekt het voorliggende plan slechts tot inpassing daarvan. De door de gemeente te maken kosten bestaan uitsluitend uit plankosten en de kosten van onderzoek, dat nodig is met het oog op de voorbereiding van het plan. Deze uitgaven komen ten laste van de algemene middelen van de gemeente.
Ad b. Voor de vaststelling van het voorliggend bestemmingsplan zal voor de uit te werken bestemming Wonen een exploitatie-overeenkomst worden gesloten met de ontwikkelaar. Om deze redenen hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld.