direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Uitvaartfaciliteit Hoendiep
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP563UitvfacHoendi-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Algemeen Belang Uitvaartverzorging heeft sinds 2006 gezocht naar een locatie voor de realisatie van een nieuw uitvaartcentrum in de stad. Het gaat hier om verplaatsing van het bestaande uitvaartcentrum (zonder crematorium) in de wijk Selwerd. De voorkeur ging specifiek uit naar de westkant van de stad, omdat hier het grootste deel van het verzorgingsgebied van Algemeen Belang ligt. Na een locatiekeuzestudie is één voorkeurslocatie overgebleven. Het gemeentebestuur van Groningen heeft ingestemd met de ontwikkeling van deze locatie. Sinds 1 januari 2015 maakt Algemeen Belang deel uit van coöperatie DELA. Deze organisaties ontwikkelen samen de locatie. De nieuwe uitvaartfaciliteit bestaat uit het verplaatste uitvaartcentrum met een nieuw crematorium als toevoeging.
Dit bestemmingsplan biedt de planologische basis voor de bouw en aanleg van de uitvaartfaciliteit.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied ligt aan de westkant van de stad Groningen, tussen Vinkhuizen en Hoogkerk en aan het Hoendiep, en vormt het zuidelijk deel van het huidige bestemmingsplan Westpark.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP563UitvfacHoendi-vg01_0001.jpg"

ligging plangebied in de stad

De noordgrens van het plangebied grenst aan het huidige Westpark. De westgrens wordt gevormd door de kavels met losse bebouwing langs het Hoendiep. De zuidelijke grens is gelegen aan de weg Hoendiep. De oostgrens ligt naast het woonwagenterrein Hoendiep en loopt omhoog langs de Eelderbaanzone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP563UitvfacHoendi-vg01_0002.png"

plangebied

1.3 Voorgeschiedenis

Sinds 2006 is er met Algemeen Belang gesproken over de vestiging van een tweede crematorium in Groningen. Het bedrijf gaf toen aan dat het Westpark haar voorkeurslocatie was. In 2010 werd door de gemeente en Algemeen Belang besloten om een locatiekeuzestudie te gaan doen. Algemeen Belang gaf daaraan de volgende randvoorwaarden mee.

  • Locatievoorkeur: westkant van de stad.
  • Een rustige omgeving: de directe nabijheid van publieks- of geluidsintensieve functies is niet wenselijk. Een woon- of werkfunctie wordt niet als probleem ervaren.
  • Een groene of natuurrijke omgeving.
  • Een goed bereikbare omgeving: een goede autobereikbaarheid en ruimte voor parkeren. Parkeren kan eventueel gedeeld worden met nabijgelegen functies.
  • De ligging op een bedrijventerrein is niet wenselijk.

In de locatiestudie werden 11 locaties onderzocht. Daar bleven uiteindelijk de volgende drie locaties van over.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP563UitvfacHoendi-vg01_0003.jpg"

    • 1. locatie ten noorden van kruising Vierverlatenweg – Hoendiep (rood)
    • 2. locatie ten noordwesten van kruising Hoendiep – Johan van Zwedenlaan (blauw)
    • 3. locatie Hoendiep noord, ten zuiden van het Westpark (geel).


De wijkraden van de omliggende wijken Hoogkerk, Vinkhuizen en de Held en de bedrijvenvereniging zijn betrokken bij het proces om te komen tot een definitieve locatiekeuze.

Op basis van de randvoorwaarden van Algemeen Belang, de ruimtelijke uitgangspunten in de stadsdeelvisie West, de inpasbaarheid, de positieve impuls voor het Westpark en de eigendomssituatie is de locatie Hoendiep Noord uiteindelijk gekozen. Er is een bouwenveloppe opgesteld met gemeentelijke randvoorwaarden voor de ontwikkeling en Algemeen Belang heeft met positief resultaat de haalbaarheid van de locatie onderzocht.

De behoefte aan een tweede crematorium in de stad Groningen, gecombineerd met een uitvaartcentrum, is uitgebreid onderbouwd in paragraaf 3.1 van deze toelichting.

Hoofdstuk 2 De beoogde ontwikkeling

2.1 Inpassing in de ruimtelijk-functionele structuur

2.1.1 Ontstaansgeschiedenis

Het gebied waarvan de omgeving van het Westpark deel uitmaakt is ontstaan uit een moerassig veengebied met in het noorden invloed van zout water en in het zuiden (omgeving Peizerweg) levend hoogveen. Het gebied ligt in de benedenloop van het riviertje de Hunsinge (zoals het Peizerdiep in de middeleeuwen werd genoemd) tussen twee zandruggen in. Aan de westkant ligt Hoogkerk op een smalle zandrug en aan de oostkant ligt parallel hieraan de uitloper van de Hondsrug. Westpark ligt in de polder van De Oude Held. Deze polder en de ten noorden hiervan gelegen polder De Jonge Held zijn genoemd naar twee molens. De molen De Jonge Held bestaat nog steeds (ten zuiden van de Friesestraatweg ter hoogte van Slaperstil). De molen De Oude Held is vervangen door een gemaal. Van oudsher maakt het gebied deel uit van het open weidelandschap ten noorden en noordwesten van de stad met hier en daar een boerenplaats en enkele buurtschappen (Leegkerk, Dorkwerd, Hoogkerk, Kostverloren en Vinkhuizen). Deze werden veelal gebouwd op wierden of terpen. Nabij het plangebied zijn nog enkele hiervan in het landschap te zien. Oostelijk van de polders loopt het Reitdiep. De zuidelijke grens van het plangebied wordt gevormd door het Hoendiep, een ten behoeve van militaire doeleinden rond 1576 gegraven vaarverbinding (de 'Hoen') tussen Groningen en Friesland. In de 17de eeuw werden grote delen hiervan opgenomen in het door de provincie gegraven Hoendiep. Het plangebied maakte met de voormalige buurtschappen Vinkhuizen en Kostverloren tot 1969 deel uit van de gemeente Hoogkerk. Het gebied is altijd vrij leeg gebleven; slechts aan het Hoendiep en ten zuiden van de Friesestraatweg in het noorden lagen verspreid enkele boerenplaatsen. Zo is sinds circa 1830 bebouwing aanwezig op de plaats van de nog bestaande 19de eeuwse boerderij aan Hoendiep 151.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP563UitvfacHoendi-vg01_0004.png"

kaart kadastrale minuut 1830

Na de Tweede Wereldoorlog werd ook in Groningen de woningnood hoog. In de jaren '60 werd gestart met de ontwikkeling van Vinkhuizen ten westen van het Reitdiep. Aan de westkant van Vinkhuizen zorgt een aantal flatgebouwen voor een duidelijke en harde begrenzing van de stad. In de jaren '90 volgde ontwikkeling van De Held ten westen van Vinkhuizen. De Held werd aangewezen als Vinexwijk in het kader van de groeiende behoefte aan kwalitatief hoogwaardig wonen op ruime kavels in de nabijheid van de stad. Gravenburg (2000) is een vervolg op deze uitbreiding.
Ten westen van Vinkhuizen is een gebied in gebruik genomen door de Suikerfabriek om er zijn restafval te storten in de vorm van tarra (vrijgekomen grond bij de verwerking van suikerbieten). Op deze ophogingen is het Westpark aangelegd. In het structuurplan 'Stad van Straks' uit 1994 is de koers voor de stadsparken in Groningen uitgezet. Westpark werd hier als een van de vijf parken van de stad Groningen genoemd met als thema het Italiaans Mozaïek. De andere vier zijn het Stadspark - Engels Klassiek, Kardinge - Actief, Noorderplantsoen - Gronings Cultureel en het Paterswoldse meer – Nederlands Natuurlijk. Deze vier parken hebben hun eigen karakter ontwikkeld en staan mede daardoor op het netvlies van elke Stadjer. Maar dit geldt niet voor het Westpark. Het Westpark wordt ervaren als een onderbenut en vergeten gebied. Het gebied is tot voor kort niet tot nauwelijks tot ontwikkeling gekomen.
In het Westpark is in de afgelopen jaren een waterskivijver gerealiseerd. Een waterplas die voldoet aan de wedstrijdvereisten voor waterskiën. Op dit moment is een waterskivereniging met tijdelijke kantine gevestigd in het park.


afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP563UitvfacHoendi-vg01_0005.png"
vijver Westpark

2.1.2 De ruimtelijk - functionele structuur

Hoogkerk en de stad
De beeldbepalende suikerindustrie domineert het silhouet van het stadsdeel Hoogkerk en vormt met haar vloeivelden een groene scheiding tussen Hoogkerk en de stad.
De suikerverwerking heeft daardoor voor Hoogkerk naast de economische ook een belangrijke ruimtelijke waarde: de vloeivelden en de bergingen voor bietengrond vormen een groene zone tussen wonen en werken en tussen Hoogkerk en de stad.
Hoogkerk ligt tussen grootschalige bedrijventerreinen en de (voormalige) vloeivelden, die functioneren als groen- en recreatievoorzieningen van de stad. Ruimtelijk hebben deze groene gebieden ook een grote band met de rest van het noordwesten van de stad. Tussen de economische ontwikkelingen en de nieuwe wijken in het noorden van het stadsdeel heeft zich een groene buffer ontwikkeld, waar sportieve en recreatieve functies voor deze nieuwbouwwijken een plek (kunnen) krijgen.
Wonen bij de stad met behoud van de kwaliteiten van een dorp: dat is Hoogkerk. Een hechte en actieve samenleving met een eigen identiteit en sociaal leven.
Het unieke van Hoogkerk is dat de stad dichtbij is, maar in fysiek opzicht afstand houdt door de vloeivelden van de voormalige Suikerunie. De eigen identiteit die het oorspronkelijke dorp Hoogkerk had is hierdoor behouden gebleven. Deze open ruimte is daarmee essentieel.

Hoogkerk en Hoendiep Noord
Hoogkerk wordt dus omringd door waardevolle groene gebieden. Het Westpark en het aansluitende westelijke gebied vormen een groene buffer tussen de nieuwe woonwijken ten noorden hiervan en de oorspronkelijk beoogde kleinschalige bedrijvigheid ten zuiden. De laatste jaren is niet actief ingegrepen in dit gebied waardoor het groene en rustige karakter behouden is gebleven. Het terrein biedt wel mogelijkheden voor sportieve en recreatieve functies.
Andere voor Hoogkerk bepalende en 'lege' zones liggen rond de, deels voormalige, suikerfabrieken. De vloeivelden zijn privaat en geven een duidelijke grens aan tussen wonen, werken en de stad. De open ruimte tot de stad is hiermee gegarandeerd: dit is van grote betekenis voor de eigen identiteit van Hoogkerk.

Plangebied
Het plangebied bestaat voor een klein deel uit een agrarische functie. Volgens het oude bestemmingsplan was het de bedoeling om dit gebied dezelfde functie te geven als het Westpark (recreatief). In de afgelopen jaren zijn hier de mogelijkheden voor de aanleg van een bedrijventerrein en / of kantorenlocatie onderzocht. Ontwikkeling is tot op heden niet van de grond gekomen.

Hoendiep Noord
Het gebied ten zuiden van het Westpark is op dit moment een agrarisch (deels opgehoogd) terrein. Bij de kruising Johan van Zwedenlaan – Hoendiep zijn drie woningen gelegen. De bebouwing bestaat uit twee voormalige agrarische gebouwen en een woonhuis. Op wat hobbymatige activiteiten na, is de agrarische functie niet meer aanwezig. Het perceel Hoendiep 151 heeft een hoge cultuurhistorische waarde, het is een gedeeltelijk omsloten boerenplaats waarvan de contouren overeen komen met die van omstreeks 1830.
Dit geldt eveneens voor de structuur van het slotenpatroon aan de noordkant van de boerenplaats, waarvan het bestaande slotenprofiel behouden dient te blijven.

Westpark
Het Westpark is momenteel een van de minst bekende parklocaties van Groningen. Het park is circa 25 hectare groot. De locatie is in verschillende compartimenten gevuld met de restgrond tarra en bouwgrond. Het hele park ligt gemiddeld 4 meter hoger dan het omliggende maaiveld. Het storten van de grond gebeurde in aparte 'kamers'. Hierdoor zijn ook de hoogteverschillen van de kamers onderling ontstaan. De kamers zijn gescheiden door wallen (zie ook de luchtfoto). Momenteel zijn dit groene wallen die tevens de wandelpaden zijn.
Voor het Westpark is de 'Visie Westpark 2012' opgesteld om richting te geven aan toekomstige ontwikkelingen. De visie is tot stand gekomen samen met de wijkraden van de omliggende wijken (De Held, Vinkhuizen en Hoogkerk).
De visie zet in op onderscheidende thema's: kinderen / educatie, verenigingsleven, recreatie en ecologie. De thema's voegen iets aan het park toe en laten het in zijn waarde. Functies die mogelijk gemaakt worden zijn onder andere sportieve functies (waterski, beachvolley, etc.), educatieve functies, kinderdagopvang, scouting, schooltuinen en een mogelijkheid voor een horecavoorziening. Het is de bedoeling de bestemmingen niet dicht te timmeren, maar om een breed palet aan mogelijkheden te bieden mits deze passend zijn binnen de geschetste thema's en het parkachtige karakter ondersteunen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP563UitvfacHoendi-vg01_0006.png"

luchtfoto Westpark

2.1.3 De uitvaartfaciliteit

Het plan
De huidige locatie Hoendiep Noord ligt in de hiervoor aangegeven groene zone. Een groenstructuur die belangrijk is in de opbouw van stadsdeel Noord West Groningen. Grootschalige bebouwing is dan ook niet wenselijk in dit gebied. Voor het deel Hoendiep Noord is het van belang bij verdere ontwikkelingen rekening te houden met deze groene zone. Functioneel en ruimtelijk zal Hoendiep Noord de schakel zijn tussen het dorp Hoogkerk en de stad Groningen. De huidige bestemming, recreatie, kan in dit bestemmingsplan niet worden overgenomen maar wordt een maatschappelijke. Deze nieuwe ontwikkeling wordt op een verantwoorde manier ingepast in de bestaande omgeving. Dat betekent dat er rekening gehouden wordt met aanwezige cultuurhistorische en ruimtelijke waarden en de aanwezige groenstructuren, de aanwezigheid van het Westpark en de omliggende woningen. Uitgangspunt is een enkel solitair gebouw in het groen.
Met de keuze voor een uitvaartfaciliteit aan de voet van het Westpark wordt aangesloten op het groene karakter van dit park. Ten opzichte van de grote maat van de locatie is de bebouwing beperkt. Daarmee wordt aangesloten op de wens de identiteit van Hoogkerk ten opzichte van de stad te handhaven en te versterken.
Het plan sluit aan op de padenstructuur van Westpark en krijgt een ontsluiting die het Westpark een gezicht aan het Hoendiep geeft. Bovendien wordt het volgende gerealiseerd en mogelijk gemaakt.
- ecologie: met een uitbreiding van het Westpark naar het Hoendiep kan ook hier de gewenste ecologische verbinding worden verstevigd.
- groene wallen: de groene 'wallen' zijn karakteristiek voor dit gebied. Zij geven de structuur aan van het park. Met de realisatie van een uitvaartfaciliteit wordt ruimtelijk het thema van een paviljoen in het park gerealiseerd die aansluit op het groen van het Westpark.
- verkeer en parkeren: de ontsluiting van het terrein vindt plaats op de huidige kruising van het Hoendiep en de U.T. Delfiaweg. Dit is de enige toegang tot de uitvaartfaciliteit voor autoverkeer. Door groene hagen omzoomd is hier ook de mogelijkheid om te parkeren voor bezoek. Er worden openbare wandelpaden en een fietsontsluiting gemaakt die aansluiten op de aanwezige wandelpadenstructuur in het Westpark. Daarmee wordt het Westpark als totaal ook vanuit het zuiden bereikbaar en het park beter zichtbaar en beleefbaar.

Randvoorwaarden
Openbaar
Als randvoorwaarde wordt meegegeven dat het gebied openbaar wordt gemaakt in het verlengde van en aansluitend op het Westpark. Een landschappelijk inpassing in het groen als voorentree van het Westpark is onderdeel van het ontwerp voor de uitvaartfunctie.
De intimiteit en beslotenheid van de locatie, aan de voet van het verhoogde Westpark, sluit aan op de gewenste sereniteit van de functie. Een zekere monumentaliteit in de stedenbouwkundige setting en de architectonische uitwerking is uitgangspunt.

Bouwvlakken
De huidige kamergrenzen binnen Westpark zijn een gevolg van een logische ontwikkeling op het parkterrein. Zoals eerder genoemd wordt beoogd deze kamerstructuur intact te laten. Met de nieuwbouw en de parkinrichting rondom wordt een laatste “kamer” aan het park toegevoegd.

Doorzichten
Bij het vergroten van de sociale controle is overzicht erg belangrijk. Dit gebeurt in het Westpark door het bouwen van relatief kleine gebouwen en door de doorzichten over de kamers te waarborgen. Binnen deze randvoorwaarden worden kavels uitgegeven. Ook bij de realisatie van de uitvaartfaciliteit wordt dit uitgangspunt gehanteerd. Onder de volgende voorwaarde kan dit kavel worden ontwikkeld.
- Er mag in deze kamer max. 3200 m² aan bebouwing worden opgericht.
- De maximale toegestane hoogte van gebouwen is 7 meter.
- Bijbehorende gebouwen bij een hoofdgebouw worden toegestaan onder de voorwaarde dat ze als één geheel met het hoofdgebouw worden ontworpen.
Op de verbeelding van het plan is de maximaal te bebouwen oppervlakte vertaald in een bebouwingspercentage van 40% van het bouwvlak.

Bomenstructuur
Vanuit de Bomenstructuurvisie (vastgesteld in 2002) is een randvoorwaarde dat de bomenstructuur langs het Hoendiep wordt versterkt. Zie hiervoor paragraaf 3.3.1.

Waterstructuur
Het slotenpatroon in het plangebied is nog origineel uit de tijd dat het gebied werd drooggemalen. Dit heeft een zekere cultuurhistorische waarde. Deze sloten hebben daarom de bestemming Water gekregen.

Het ontwerp
In de stedenbouwkundige opzet is de positie van het gebouw zo veel mogelijk naar achteren geplaatst waardoor het groene karakter en de openheid van de plek zoveel mogelijk behouden blijven. Daarmee blijft de plek bijdragen aan het op fysiek afstand houden van Hoogkerk van de Stad en daarmee aan de eigen identiteit van het oorspronkelijke dorp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP563UitvfacHoendi-vg01_0007.png"

ontwerp van de inrichting van het terrein van de uitvaartfaciliteit


De inrichting van het voorgebied maakt onderdeel uit van en sluit aan op het Westpark en zorgt met haar ontsluiting op het gebied van fietser en wandelaar voor een betere aanhechting van het park aan het stedelijk weefsel.
Het plan is op een verantwoorde manier ingepast in de bestaande omgeving waarbij er rekening is gehouden met de aanwezige cultuurhistorische en ruimtelijke waarden en de aanwezige groenstructuren en waterpartijen. Ook de aanwezigheid van de omliggende woningen is uitgangspunt geweest bij de tot stand komen van het huidige plan. Daarbij is het solitaire gebouw vormgegeven als een paviljoen in het park.
De ontsluiting van het gebied vindt op een vanzelfsprekende manier plaats vanaf het Hoendiep op de plek waarmee de U.T. Delfiaweg nu al de kruising vormt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP563UitvfacHoendi-vg01_0008.jpg"

inrichtingsschets plangebied vanuit het westen

De uitvaartfaciliteit ligt in een landelijke setting. Het is een plek met veel groen en rust waardoor ruimte voor bezinning wordt gelaten. De groene omgeving en het ruime terras op de locatie biedt de mogelijkheid om buitenplechtigheden te organiseren.
Een deel van de nabestaanden wil de mogelijkheid om de as een mooie bestemming op het terrein te geven. Dit is mogelijk door uitstrooiing op aparte velden, een plaatsing in een urnenmuur of het planten van een boom op de as.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP563UitvfacHoendi-vg01_0009.png"

functionele inrichting van de uitvaartfaciliteit

De lay-out van de nieuwe uitvaartfaciliteit is zodanig ingericht dat zij verschillende groepen aan kan zonder dat deze elkaar tegen komen. De uitvaartfaciliteit is in staat om grote groepen te ontvangen maar ook hele kleine waarin mensen in een intieme kleine ruimte afscheid willen nemen. Het plan voorziet dan ook in flexibel indeelbare ruimten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP563UitvfacHoendi-vg01_0010.jpg"

voorlopig ontwerp voor het gebouw

Duurzaamheid is zowel voor wat betreft het gebouw (energiezuinig, CO2 uitstoot) als de inrichting van de openbare ruimte zelf een belangrijk thema. Er zullen zonnepanelen worden geplaatst.
Voldoende parkeerplaatsen is één van de belangrijkste kwalitatieve eisen voor een uitvaartfaciliteit. Er zijn dan ook voldoende ruime parkeerplaatsen in het plan meegenomen.
De regels van het bestemmingsplan laten toe (via een functie agrarisch medegebruik) dat op het terrein van de uitvaartfaciliteit schapen komen te grazen vanuit een aangrenzend perceel.

2.2 Verkeer

Het plangebied van het crematorium bevind zich aan het Hoendiep, net buiten de komgrens. Verkeerskundig gezien wordt het crematorium ingesloten tussen het Hoendiep aan de zuidzijde en de Johan van Zwedenlaan aan de westzijde. Beide wegen zijn conform het wegencategoriseringsplan van de gemeente Groningen aangewezen als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom. Dat betekent dat de toegestane snelheid 60 km/h bedraagt. Deze wegen hebben als primaire functie het ontsluiten van de omliggende percelen. Desondanks is er ook sprake van doorgaand verkeer. De Johan van Zwedenlaan vormt een verbinding tussen de wijk De Held en Hoogkerk, terwijl het Hoendiep een belangrijke verbinding vormt tussen de stad Groningen en Hoogkerk. Daarnaast maakt het Hoendiep onderdeel uit van de zogenaamde bietenroute. Dat betekent een relatief groot aanbod vrachtverkeer van en naar de Suiker Unie in de maanden september tot en met januari.
Naast de autostructuur is ook de fietsstructuur van belang. Het Hoendiep is in het beleidsplan 'Fietsstrategie Groningen 2015-2025' aangewezen als hoofdfietsroute en vormt een belangrijke verbinding vanuit Hoogkerk richting de stad.

Ontsluiting
Het crematorium zal naar verwachting zo'n 40 à 45 autobewegingen per crematie aantrekken. Bij de berekeningen is uitgegaan van 5 crematies per dag. In de praktijk zullen dit er regelmatig minder zijn (zie paragraaf 3.1. onder Ladder voor duurzame verstedelijking: uitgangspunt is 4 crematies per dag), maar soms ook niet en daarom is daarmee hier rekening gehouden. Dit betekent dagelijks ongeveer 200 tot 220 autobewegingen, verspreid over de dag. Op het Hoendiep rijden ca. 7.000 motorvoertuigen per etmaal en tijdens de bietencampagne zo'n 8.500 mvt/etmaal. In verband met de verkeersveiligheid heeft het de voorkeur om de aansluiting te koppelen op het kruispunt met de U.T. Delfiaweg, waardoor uitwisseling van verkeer geconcentreerd wordt op één kruispunt en daardoor het aantal potentiële conflictpunten tot een minimum beperkt blijft. Om te bepalen hoe de ontsluiting van het crematorium op het Hoendiep vormgegeven dient te worden, zijn verkeerssimulaties uitgevoerd. Daarbij zijn diverse scenario's doorgerekend, variërend van een zo realistisch mogelijke situatie tot een 'worst case' scenario. De conclusie van deze simulaties is dat, gelet op de doorstroming, in alle scenario's volstaan kan worden met een eenvoudige aansluiting op het Hoendiep in de vorm van een voorrangskruispunt. Er ontstaan geen onacceptabel lange wachtrijen en het verkeer op het Hoendiep zal nauwelijks hinder ondervinden van de extra aansluiting. Vanwege de verkeersveiligheid zal er tussen de hoofdrijbaan en het fietspad langs het Hoendiep opstelruimte voor het autoverkeer gecreëerd worden waardoor automobilisten van en naar het crematorium in twee etappes de verschillende verkeersstromen kunnen kruisen.
Het rapport van de simulatie is als losse bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd1, evenals dat van de gedane verkeerstellingen2 .

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP563UitvfacHoendi-vg01_0011.png"
schetsontwerp ontsluiting met opstelruimte en middengeleider


Openbaar vervoer
Niet alleen voor auto's maar ook per openbaar vervoer is het crematorium goed bereikbaar. Aan het Hoendiep, ter hoogte van de U.T. Delfiaweg, bevinden zich bushaltes die worden aangedaan door de lijnen 17 (busverbinding transferium Hoogkerk - Zernike) en 88 (busverbinding tussen Leek - Groningen). Vanaf deze bushaltes zullen voetpaden gerealiseerd worden richting het crematorium.

Parkeren
Uitgangspunt van het gemeentelijke parkeerbeleid is dat de initiatiefnemer van een bouwplan verantwoordelijk is voor het realiseren van parkeerruimte op eigen terrein. Dit voorkomt een toename van de parkeerdruk in de omgeving. De betreffende parkeernormen zijn vastgelegd in de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Groningen. Voor een uitvaartcentrum bedraagt de parkeernorm momenteel 25 parkeerplaatsen per uitvaart. In dit geval heeft de ontwikkelaar een hogere norm gehanteerd op basis van ervaringen elders in het land. In totaal worden 125 parkeerplaatsen gerealiseerd, wat voldoende is voor zowel het personeel als de bezoekers van het crematorium.

2.3 Openbare ruimte

2.3.1 Groenstructuur

Groenstructuurvisie Groene Pepers

In de groenstructuurvisie Groene Pepers, in 2009 door de gemeenteraad vastgesteld, is het plangebied niet opgenomen als basisigroenstructuur noch als nevengroenstructuur. Het groenstructuurplan beschermt het gebied dus niet. Onderstaande afbeelding is een uitsnede uit de basisgroenstructuurkaart die behoort bij de structuurvisie Groene Pepers. Er blijkt uit dat wel het Westpark, maar niet het gebied Hoendiep Noord (het plangebied) tot de basisgroenstructuur behoort. Reden daarvoor is dat al werd rekening gehouden met ontwikkeling van het gebied voor een nieuwe functie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP563UitvfacHoendi-vg01_0012.png"

Bomenstructuurvisie
In de bomenstructuurvisie is vastgesteld dat het wenselijk is dat er langs het Hoendiep een bomen(hoofd)structuur wordt ontwikkeld. Daarnaast is het gehele plangebied gewaardeerd als wijk- en buurtgroen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP563UitvfacHoendi-vg01_0013.png"

fragment uit de bomenstructuurkaart Sterke stammen

Huidige situatie
Langs het Hoendiep staan op dit gedeelte geen bomen en opgaand groen. Het plangebied bestaat uit weiland en sloten. De op de bomenstructuurkaart aangegeven bomenstructuur aan de oostzijde valt buiten het plangebied. Het plangebied grenst aan het Westpark met veel water (skivijver) en groen. Dit park is voor ecologie en recreatie belangrijk op stadsniveau.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP563UitvfacHoendi-vg01_0014.png"

het plangebied gezien vanuit de noordzijde (skivijver) richting het zuiden (Hoendiep)

Randvoorwaarden
Conform de bomenstructuurvisie wordt er in deze ontwikkeling langs het Hoendiep een bomenrij aangeplant bestaande uit eerste grootte bomen.
Rondom de centrale parkeerplaats worden bomen opgenomen van de eerste grootte met daaronder opgaande heesters. Aan de noordzijde (aan de zijde van het Westpark) wordt een 10 meter brede groenzone met bomen van de eerste grootte met onderbeplanting aangebracht waarmee een volwaardige buffer wordt aangelegd tussen het crematorium en het recreatiegebied. Het aan te planten sortiment wordt afgestemd op de aanwezige grondsoort/beplanting.

2.3.2 Waterstructuur

Waterstructuur huidige situatie
Het plangebied maakt onderdeel uit van polder De Helden en heeft een winterpeil NAP -1,70 m en een zomerpeil van NAP -1,50 m. In het gebied lig de Hoentocht. De Hoentocht is een watergang die de status 'hoofdwatergang' heeft en als zodanig is opgenomen in de Legger watersysteem van het waterschap. Conform die Legger berust de onderhoudsverplichting bij de gemeente Groningen die de watergang ook in eigendom heeft. De Hoentocht heeft een westelijke afvoer richting gemaal De Helden aan het Hoendiep.
Bij droogte kan er via gemaal De Helden en inlaat 184 water vanuit het Hoendiep het gebied worden ingelaten. Tot enkele jaren gelden voerde Vinkhuizen water af via poldergemaal Halfweg (KGM072). Nu wordt het water tijdens een afvoersituatie vanuit Vinkhuizen ook afgevoerd door gemaal De Helden en heeft gemaal Halfweg geen functie meer.
Het Hoendiep (boezem) aan de zuidkant van het plan heeft een waterpeil van NAP -0,93 m en maakt onderdeel uit van de Electraboezem (3e schil). In perioden van hevige neerslag kan dit peil oplopen tot -0,25 m NAP. Een groene dijk dient een minimale kerende hoogte te hebben van +0,05 m NAP en een harde kering een hoogte van -0,05 m NAP. De langs het kanaal gelegen kades vallen als waterkering onder de Keur van het waterschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP563UitvfacHoendi-vg01_0015.png"

huidige waterstructuur 


Waterberging 
In het gebied is voldoende waterberging aanwezig om het neerslagoverschot dat tijdens het klimaatscenario T=100+10% optreedt te bergen. De lagere delen in het gebied lopen geen risico op wateroverlast. In de onderstaande figuur is de ligging van deze kritieke punten weergegeven (Bron Stedelijke Wateropgave).

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP563UitvfacHoendi-vg01_0016.png"

Kritieke punten

Hoofdstuk 3 Randvoorwaarden / omgevingsaspecten

3.1 Duurzaamheid, energie en leefomgevingskwaliteit

Duurzame ontwikkeling is ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden, zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen.

Beleidskaders  
De raad van de gemeente Groningen heeft in 2007 het 'Beleidskader duurzaamstestad.nl' en de Routekaart Groningen Energieneutraal' vastgesteld. Hierin is uitgewerkt hoe in Groningen duurzame ontwikkeling concreet gemaakt wordt. In 2011 is de Routekaart geactualiseerd in het 'Masterplan Groningen Energieneutraal' en in het bijbehorende uitvoeringsprogramma 'Groningen geeft energie'. In deze documenten is het onderdeel energie verder uitgewerkt. In juni 2012 zijn de 'Visie op de ondergrond' en de 'Warmtevisie Groningen duurzaam warm' door de raad vastgesteld. In deze visies wordt ook de ruimtelijke component wat betreft duurzame ontwikkeling verder ingevuld.

Energie  
In een bestemmingsplan kunnen alleen ruimtelijk relevante aspecten van energie worden gereguleerd. Een bestemmingsplan regelt namelijk alleen het gebruik van de (boven- en onder)grond, (oppervlakte)water en de opstallen en bepaalt de functies en daarmee de bouwmogelijkheden. Het bestemmingsplan fungeert als toetsingskader voor omgevingsaanvragen voor bouw, aanleg of sloop. Het gebruik van zonnepanelen en zonneboilers op gebouwen is in een groot aantal situaties mogelijk zonder vergunning. Het is wenselijk dat rekening gehouden wordt met een dakoriëntatie die maximaal geschikt is voor de opwekking van zonne-energie en met groene daken nu of in de nabije toekomst.

Duurzaamheidsmaatregelen die de ontwikkelaar neemt
AB/Dela is voornemens in Groningen de meest duurzame uitvaartfaciliteit van Nederland te bouwen, zowel qua materialisatie als qua exploitatie. Op bouwkundig gebied zijn de meest recente normen van te behalen duurzaamheidscriteria daarbij leidend. Qua techniek zullen de uitstoot respectievelijk het energieverbruik gericht zijn op CO2-neutraal. De nieuwste wettelijk toegestane techniek met betrekking tot resomeren en vergelijkbare technieken zullen worden toegepast. Wat betreft de exploitatie zal worden gewerkt volgens de meest recente uitgangspunten voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.


Leefomgevingskwaliteit
De leefomgevingkwaliteit vormt een belangrijk onderdeel van de totale afweging inzake ruimtelijke plannen binnen de gemeente. Naast de milieukwaliteiten, zoals onder andere geluidhinder, fijnstof, externe veiligheid en bodemkwaliteit maken groen, water en ecologie onderdeel uit van de leefomgevingkwaliteit. Hieraan wordt in andere paragrafen aandacht besteed. Daar waar nodig zijn onderzoeken verricht.

Ladder voor duurzame verstedelijking
Het Rijk benadrukt vraaggericht programmeren en realiseren en het zorgvuldig benutten van de ruimte. Om dit te bereiken schrijft het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voor om in de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt de zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' of 'duurzaamheidsladder' te doorlopen. Deze ladder is een proces- vereiste. Dit houdt in dat bij ruimtelijke besluiten moet worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik. De ladder bestaat uit de volgende opeenvolgende treden:

  • a. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. indien uit trede a blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre die behoefte kan worden gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  • c. indien uit trede b blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet (geheel) binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende vervoersmiddelen, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Voor dit bestemmingsplan is voor de uitvaartfaciliteit de duurzaamheidsladder doorlopen. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in het rapport Onderbouwing Ladder voor duurzame verstedelijking Uitvaartfaciliteit Hoendiep3. De uitkomsten voor de onderdelen a, b en c zoals hierboven genoemd zijn als volgt samen te vatten.

Regionale behoefte
kwantitatieve behoeftebepaling
Omdat het uitvaartcentrum van Algemeen Belang verplaatst wordt van de wijk Selwerd naar het Hoendiep, en er dus geen nieuw centrum bij komt, hoeft daarvoor de Ladder voor duurzame verstedelijking niet te worden doorlopen. Dat is wél het geval voor het crematorium. Het gaat hier immers om de toevoeging van een crematorium, met één oven.

  • Het verzorgingsgebied van de uitvaartfaciliteit is op basis van onderzoek naar voor nabestaanden acceptabele reistijden op een straal van 15 km bepaald. Voor de nieuwbouwlocatie Hoendiep betekent dit dat het verzorgingsgebied de inwoners van de gemeente Groningen en (grofweg) haar buurgemeenten betreft, zie onderstaande afbeelding.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP563UitvfacHoendi-vg01_0017.png"

verzorgingsgebied met een straal van 15 km

  • De onderzoeksperiode voor de Ladderonderbouwing heeft betrekking op de het tijdvak 2017-2027, de geldigheidsduur van dit bestemmingsplan.
  • De vraag naar uitvaartverzorging is bepaald aan de hand van de CBS-prognose van het aantal sterftegevallen in het verzorgingsgebied.
  • De vraag naar crematies is bepaald aan de hand van het marktaandeel van crematies in Groningen. Het huidige marktaandeel aan crematies in Nederland is 63%. Dit ligt echter in de provincie Groningen op 75% en in de stad Groningen op 80%.
  • Landelijk is het crematieaandeel van 2005 tot 2015 met 11% gestegen. Het wordt aannemelijk geacht dat het crematieaandeel nog blijft stijgen. Omdat het voor de stad Groningen al hoog ligt wordt een beperkte stijging voorzien van ca. 5%. De verwachting is dat binnen het verzorgingsgebied 85% van de sterftegevallen in 2027 gecremeerd zal worden. Voor 2027 komt dit uit op 2.533 crematies.
  • aan de huidige capaciteit van twee ovens in de stad Groningen wordt voor deze behoeftebepaling één nieuwe oven toegevoegd in Tynaarlo (hiervoor is een bestemmingsplan vastgesteld) en de nieuwe oven in het plangebied. Deze vier ovens hebben een theoretische capaciteit van 6 crematies per dag.
  • de realistische capaciteit ligt echter op 4 crematies per dag. Redenen hiervoor zijn o.a. de onregelmatige stroom van klanten, de steeds langere duur van uitvaarten (steeds vaker wordt om 1,5 uur gevraagd), en latere begin- en vroegere eindtijden op de dag. Hierdoor wordt het aantal crematies gelimiteerd door de capaciteit van de uitvaartverzorging en niet door die van de ovens.
  • op basis van deze realistische berekening is er een behoefte van ca. 130 crematies per jaar die moet worden onderbouwd. Zie hiervoor onderstaande tabel.

UITVAARTFACILITEITEN   CREMATIES (REALISTISCH)   CREMATIES (THEORETISCH)  
Vraag (2027)   2.530   2.530  
Aanbod (2027)   2.400   6.000  
Tekort   130   -3.470  

Bron: CBS en LVC, Bewerking bureau Stedelijke Planning

kwalitatieve behoeftebepaling: de vraag
Met de nieuwe uitvaartfaciliteit in combinatie met de toevoeging van een crematieoven kan op de volgende klantwensen van nabestaanden worden ingespeeld:

  • Alles op één locatie. Een moderne uitvaartfaciliteit moet in staat zijn alle wensen van haar klant op één locatie te bedienen. Het is voor veel mensen onwenselijk om op verschillende locaties de opbaring, receptie en crematie te hebben. Ook speelt dit in op de opkomende behoefte om een uitvaart zo duurzaam mogelijk te verzorgen. Doordat alles op één locatie mogelijk is, worden er minder autokilometers gemaakt (Groeneuitvaart.nl, 2016).
  • Eigen faciliteiten voor eigen leden. Voorheen moesten de leden van Algemeen Belang / DELA gebruik maken van andermans faciliteiten. Dat hoeft in deze situatie niet meer.
  • Landelijke setting geliefd. Uit consumentenonderzoek van Monuta (2016) blijkt dat uitvaartfaciliteiten in een landelijke setting moeten liggen. Het moet een plek zijn met veel groen en rust waardoor ruimte voor bezinning wordt gelaten.
  • Buitenplechtigheden. Er is steeds meer vraag van nabestaanden om plechtigheden niet binnen in een aula, maar buiten plaats te laten vinden (Uitvaart.nl; 2016). De groene omgeving en het ruime terras op de locatie biedt de mogelijkheid om buitenplechtigheden te organiseren.
  • Herdenken en asbestemming. Een deel van de nabestaanden wil de mogelijkheid om de as een mooie bestemming op het terrein te geven. Dit is bijvoorbeeld mogelijk door uitstrooiing op een apart veld, een plaatsing in een urnenmuur of het planten van een boom op de as.
  • Goed gescheiden ruimten. Een uitvaartfaciliteit moet in staat zijn verschillende groepen aan te kunnen zonder dat deze elkaar tegen komen (Monuta, 2016). Zowel nabestaanden als uitvaartverzorgers geven aan dat het zeer onwenselijk is wanneer verschillende rouwgezelschappen elkaar tegenkomen. Dit zorgt voor een beperking aan de hoeveelheid uitvaarten die per dag kunnen worden verzorgd op een locatie. De lay-out van de nieuwe uitvaartfaciliteit moet hier optimaal voor worden ingericht.
  • Flexibiliteit. Een moderne uitvaartfaciliteit moet in staan zijn om grote groepen te ontvangen. Denk aan een voetbalvereniging die afscheid komt nemen van een geliefd clublid, of een bedrijf van haar collega. Maar ook hele kleine groepen. In de grote stad wonen ook veel vereenzaamde mensen waarvan een zeer klein aantal mensen in een intieme kleine ruimte afscheid willen nemen. Deze realiteit vraagt om flexibel indeelbare ruimten.
  • Verschillende doelgroepen. Een grootstedelijke uitvaartfaciliteit moet in staat zijn een grote verscheidenheid aan ceremonies aan te kunnen. Bijvoorbeeld bij een (Creools-)Surinaamse begrafenis wordt volop muziek gemaakt, gedanst, gekeken en gedronken. Bij een Chinese uitvaart wordt geld verbrand. Een uitvaartfaciliteit moet deze verschillende soorten wensen aankunnen, zonder overlast voor omwonenden en andere groepen.
  • Share & like. Er is steeds meer behoefte de uitvaart online te delen (Nuvema, 2016). Door een toenemende globalisering, komt het vaker voor dat mensen niet bij de uitvaart aanwezig kunnen zijn. Deze mensen zoeken hierom naar alternatieven om de uitvaart toch te volgen en de dierbare te eren. Een moderne uitvaartfaciliteit moet in staat zijn de uitvaart via streaming uit te zenden. Bij grote groepen op videoschermen of via internet en social media. Ook is er de wens om muziek online te delen. Deze ontwikkelingen en trends vragen om een uitvaartfaciliteit met de nieuwste ICT-mogelijkheden.
  • Overgewicht. Er komen steeds meer sterftegevallen van mensen met extreem overgewicht. 13,7% van de Nederlanders leed aan obesitas in 2015 (CBS, 2016). Deze mensen zijn zwaarder, en hebben meer kans om eerder dood te gaan. Het vraagt om bredere en hogere ovens. Op dit moment kunnen mensen met extreem overgewicht met een crematiewens niet altijd bij een crematorium terecht en kiezen hierdoor vaak voor begraven (Nuvema, 2015). Met de komst van een oven voor mensen tot 300 kg, kunnen deze mensen in het noorden van het land toch gecremeerd worden.
  • Duurzaamheid. Veel mensen die hun leven lang bezig zijn met duurzaam leven willen ook op een duurzame manier begraven of gecremeerd worden. Dat kan om uiteenlopende aspecten gaan zoals een energiezuinig gebouw, makkelijk afbreekbare kisten, schone CO2-neutrale crematies. Algemeen Belang / DELA is als enige noordelijke uitvaarverzorger aangesloten bij Greenleave, een stichting die zich inzet voor de verduurzaming van uitvaarten in Nederland (www.greenleave.nu). Met de nieuwe locatie kan Algemeen Belang / DELA de gehele uitvaart op een duurzame manier vormgeven.
  • (Auto)mobiliteit. Uit het onderzoek van Monuta (2016) blijkt ook dat voldoende parkeerplaatsen één van de belangrijkste kwalitatieve eisen voor een uitvaartfaciliteit is. Er moeten meer dan voldoende ruime parkeerplaatsen zijn. Ook moeten de parkgelegenheden een grotere diversiteit aan vervoersmiddelen aan kunnen. Zo wordt steeds meer elektrisch gereden. Laadpalen zijn een vereiste. De traditionele rouwlimousine boet aan populariteit in. Er komt een steeds grotere diversiteit aan vervoersmiddelen waar de overledene in wordt verplaatst. Dit vraagt om een flexibeler infrastructuur.

kwalitatieve behoeftebepaling: het aanbod
Algemeen Belang / DELA is door de combinatie van uitvaartfaciliteit met oven veel beter in staat te voorzien in de (moderne) klantwensen van nabestaanden.

  • Het is de enige uitvaartfaciliteit met crematorium in hetzelfde gebouw in de stad Groningen. Het voorziet in de vraag om de gehele dienst in de eigen woonplaats op één locatie te doen.
  • Het bespaart veel verkeer. Zonder crematieoven moet een rouwgezelschap apart op-en-neer naar de locatie van Yarden, het buiten de provincie gelegen Tynaarlo of een nog verder weg gelegen crematorium.
  • Het bedient een diverse groep aan wensen van nabestaanden. Crematies met een opkomst van grote groepen aan nabestaanden kunnen in de andere uitvaartfaciliteiten veel minder goed worden bediend.
  • De overige uitvaartfaciliteiten liggen niet in een landelijke / groene setting.
  • Het voorziet in de wens van een duurzame uitvaart. Algemeen belang / DELA kan met deze nieuwe faciliteiten een volledig energieneutrale uitvaart aanbieden. Algemeen Belang / DELA richt zich eerst op het verlagen van de CO2-uitstoot, vervolgens op het verduurzamen van uitvaarten en uiteindelijk op het compenseren van de resterende uitstoot. Hier speelt de reductie van verkeer een belangrijke rol. De automobiliteit is de voornaamste veroorzaker van CO2-uitstoot.
  • De overige uitvaartfaciliteiten in de stad Groningen zijn sterk verouderd. Ze doen gedateerd aan en hebben niet de gevraagde uitstraling die bij een moderne uitvaartfaciliteit hoort.

Conclusie ten aanzien van de behoeftebepaling
Er bestaat een kwantitatieve behoefte aan 130 crematies per jaar en een kwalitatieve behoefte aan een combinatie van uitvaartfaciliteiten die in het huidige aanbod onvoldoende aanwezig zijn. Hiermee is aangetoond dat er sprake is van een actuele regionale behoefte aan de nieuwbouw van de uitvaartfaciliteit Hoendiep met de toevoeging van één crematieoven.

Realisatie van de behoefte binnen bestaand stedelijk gebied
Volgens de definitie van de Handreiking Ladder voor Duurzame Verstedelijking van het Ministerie van IenM, 2012 kan bestaande stedelijk gebied worden gedefinieerd als het bestaand stedenbouwkundig samenspel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.
Beargumenteerd kan worden dat deze locatie daar volgens deze definitie onder valt. De huidige bestemming recreatie kan volgens de Rijksdefinitie worden aangemerkt als stedelijk groen. Stedelijk omdat het aan vrijwel alle kanten wordt ingesloten door stedelijke functies (zie onderstaande figuur):

• de locatie is aan de oostkant begrensd door de wijk Vinkhuizen (1).
• aan de noordwestkant komt nieuwbouwwijk De Held fase III (2).
• ten zuiden ligt het bedrijventerrein Hoogkerk-Oost bebouwd met bedrijfsruimten en enkele woningen (3).
• alleen aan de westzijde is een perceel met de bestemming agrarisch (4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP563UitvfacHoendi-vg01_0018.png"

Ook de provincie Groningen beschouwt het plangebied als bestaand stedelijk gebied.

Conclusie ten aanzien van de ligging in bestaand stedelijk gebied
Omdat dat de locatie zowel volgens de definitie van het Rijk als de definitie van de provincie Groningen een bestaand stedelijk gebied is, is er voor deze ontwikkeling geen trede 2-onderbouwing nodig.

Multimodale ontsluiting
Doordat de locatie binnen bestaand stedelijk gebied ligt volgens de Rijks- en de provinciale definitie, is Trede 3 (multimodale ontsluiting), niet noodzakelijk voor deze Ladderonderbouwing. Desalniettemin is in Trede 3 is de multimodale bereikbaarheid van Hoendiep onderzocht. Het doel van een onderbouwing van Trede 3 is om te onderzoeken of er geen beter bereikbare alternatieven zijn.

  • Hoendiep ligt op korte afstand van verschillende bushaltes. Op deze bushaltes stoppen verschillende buslijnen, waardoor de locaties vanuit het grootste deel van Groningen met de bus goed bereikbaar is.
  • Vanaf treinstation Groningen ben je in 25 minuten per bus op de locatie, hierdoor is de locatie ook bereikbaar met de trein vanuit andere steden. Ook vanuit omliggende gemeentekernen zoals Zuidhorn, Leek en Haren is de locatie binnen 30 minuten per bus bereikbaar.
  • Hiernaast ligt de locatie naast een doorgaande weg. Dit zorgt ervoor dat je binnen 6 minuten met de auto bij verschillende snelwegen kan zijn. Vanuit de meeste omliggende gemeentekernen kun je per auto binnen 20 minuten de locatie bereiken.
  • De locatie is ook per fiets ontsloten, vanaf het centrum is het in 10 minuten fietsen naar de locatie.
  • Omdat de locatie per bus, fiets en auto goed is ontsloten zijn alleen locaties aan een station een beter alternatief.

3.2 Archeologie

Inleiding
Vanaf 1 september 2007 dient elk bestemmingsplan een archeologische paragraaf te bevatten waarin duidelijk wordt gemaakt welke archeologische waarden zich binnen het gebied bevinden of welke er te verwachten zijn. Daarnaast vermeldt de archeologische paragraaf regels om de (eventueel) aanwezige archeologische resten te beschermen.

Ondergrond en landschappelijke kenmerken van het bestemmingsplangebied
Het bestemmingsplangebied ligt ten oosten van de Hondsrug, nabij de Rug van Tynaarlo in het westen. Van oudsher meanderde door het gebied een systeem van waterlopen waarvan de restanten nog duidelijk zichtbaar zijn op het Actuele Hoogtebestand Nederland (AHN). Ook bij grondboringen in 2010 zijn fragmenten van voormalige waterlopen herkend (zie figuur hieronder).

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP563UitvfacHoendi-vg01_0019.png"

In het noordelijke deel van het gebied is een voormalig gronddepot van de SuikerUnie aanwezig. Deze is aangelegd op het maaiveld en ligt daardoor circa 1,5-2,5m hoger dan de omgeving.
De natuurlijke ondergrond bestaat uit dekzand dat richting het noordoosten afloopt. Op meerdere locaties zijn daarbij delen van een podzolbodem waargenomen4. Vanaf het Holoceen begon de zeespiegel te stijgen waarmee ook het grondwaterniveau toenam. Het gebied werd natter waardoor vermoedelijk tussen 7000-6000 jaar geleden op het dekzand een laag veen ontstond, het zogenaamde 'basisveen'5. Naarmate de zeespiegel bleef stijgen, nam ook de directe invloed van de zee toe. Bij hoogwater stroomde zeewater via de waterlopen het gebied binnen waarbij kleilagen op het veen werden afgezet. In het kweldergebied dat op deze wijze ontstond, groeide het kleipakket lokaal tot een dikte van circa 2-4m6.
Vermoedelijk nam vanaf de late bronstijd / ijzertijd de directe invloed van de zee weer af en kon zich op de klei een veenlaag vormen. Op deze laag vond in de ijzertijd / Romeinse tijd bewoning plaats. In hoeverre het veen gedurende de vroege middeleeuwen en het begin van de late middeleeuwen verder kon groeien, en in welke mate de zee hierop invloed heeft uitgeoefend, is niet helemaal duidelijk.

Resultaten uit eerder archeologisch onderzoek
De aanwezigheid van een podzolbodem in het dekzand maakt het aannemelijk dat hier ooit sprake was van relatief droge omstandigheden. Het is daarom mogelijk dat mensen gedurende de steentijd (laat paleolithicum, mesolithicum en neolithicum) in het gebied hebben gewoond, al zijn tot dusver daarvan geen archeologische resten aangetroffen7.
Het vroegste bewijs voor bewoning in deze omgeving dateert van rond de jaartelling. Zo is direct ten noordenoosten van het bestemmingsplangebied, op de locatie Eelderbaan, in 2005 een deel van een vlaknederzetting uit de late ijzertijd/Romeinse tijd opgegraven (bijlage 1)8. De nederzetting was aangelegd op het veen en omgeven door greppels. Het omvatte onder meer een veekraal en de resten van gebouwen. De boerderij die hierbij mag worden verwacht is niet aangetroffen. Mogelijk liggen de restanten hiervan in de directe omgeving of was deze onvoldoende diep gefundeerd om duidelijke sporen achter te laten. Soortgelijke resten van een erf uit de ijzertijd / Romeinse tijd, zijn in 2007 aangetroffen bij Matsloot9. Ook hier was het erf aangelegd op het veen en lag het nabij een kweldergebied en waterlopen.
Binnen het bestemmingsplangebied is op enkele locaties nabij voormalige waterlopen geconstateerd dat de venige laag was gehomogeniseerd, mogelijk ten gevolge van het vertrappen van de ondergrond door vee10. Een booronderzoek uit 2009 heeft aangetoond dat in de bodem ten zuiden van de nederzetting sprake was van een betredingshorizont waarin scherven van inheems aardewerk uit de midden- tot late ijzertijd / Romeinse tijd voorkwamen11. Waarschijnlijk hoorde deze betredingshorizont bij de nederzetting (bijlage 1).
Verder zijn bij archeologische onderzoeken in en om het bestemmingsplangebied in het kleipakket enkele brandlaagjes waargenomen12. Deze worden gewoonlijk gedateerd in de late bronstijd / ijzertijd - Romeinse tijd en zijn het gevolg van het periodiek afbranden van de oude vegetatie. Vermoedelijk gebeurde dit ten behoeve van de jonge aanwas voor het vee. Vergelijkbare voorbeelden zijn op meerdere locaties in het voormalige kweldergebied langs de stad aangetroffen13.
Archeologische sporen uit de vroege middeleeuwen lijken vooralsnog te ontbreken. Mogelijk is dit het gevolg van de toegenomen invloed van de zee. Vanaf de late middeleeuwen is het gebied (opnieuw) ontgonnen, waarna het is gebruikt als landbouwgrond. Sporen van bewoning uit deze periode en later zijn op deze plek niet bekend.

Verwachting en bescherming van de archeologische waarden
Het booronderzoek uit 2010 heeft uitgewezen dat de ondergrond voor een groot deel onverstoord is. De vondst van een erf en een betredingshorizont in de directe nabijheid en de aanwezigheid van waterlopen en een (gehomogeniseerde) vegetatiehorizont ter hoogte van het bestemmingsplangebied, maakt dat er een reële kans is op het aantreffen van archeologische resten uit de ijzertijd/Romeinse tijd. De grotendeels intacte dekzandbodem bied verder kansen op het aantreffen van resten uit de steentijd.
Om de archeologische informatie van dit gebied te beschermen, geldt voor het grootste deel een archeologische waarde 2A, zie figuur hieronder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP563UitvfacHoendi-vg01_0020.png"

Dit houdt in dat bij bodemingrepen die groter zijn dan 200 m² én dieper gaan dan 0,3m beneden maaiveld, vooraf een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd.
In de opgebrachte grond van het gronddepot worden geen archeologisch waardevolle gegevens verwacht. Op deze plek geldt daarom een aangepaste archeologische waarde 2B, wat inhoudt dat bodemingrepen die dieper reiken dan 1,8m én een oppervlakte hebben van meer dan 200m² vooraf moeten worden gegaan door archeologisch onderzoek.
Wanneer onverhoopt archeologische resten worden aangetroffen, op de vrij gegeven delen en daarbuiten, is de vinder op grond van artikel 53 van de monumentenwet verplicht hiervan direct melding te doen bij de minister of de gemeentelijk archeoloog14 .

3.3 Ecologie

Ecologische Groenstructuur
Het plangebied vormt een relict van het westelijke grootschalige weidegebied dat in de loop der jaren steeds meer door de stad is ingesloten. De uitvaartfaciliteit Hoendiep wordt aan alle zijden omringd dan wel begrensd door delen van de Stedelijke Ecologische Structuur. Direct ten noorden van het plangebied bevindt zich een ecologisch kerngebied (Westpark; groen en water). Tussen de locatie en dit ecologisch kerngebied is nog een ecologische verbindingszone aanwezig. Direct ten zuiden van het plangebied bevindt zich een te ontwikkelen / versterken groenverbinding. Tevens aan de zuidkant, maar dan aan de overzijde van het water Hoendiep, ligt een ecologisch kerngebied water (vloeivelden). Aan de westrand van het plangebied bevindt zich, aan de andere zijde van het erf van de naastliggende woning, een ecologische groenverbinding (Johan van Zwedenlaan), welke in de noordrichting uitkomt in het ecologisch kerngebied Roege Bos. Langs de oostzijde van het gebied bevindt zich het zuidelijk deel van ecologisch kerngebied Eelderbaan. Alle genoemde kerngebieden en of verbindingszones zijn door de raad vastgesteld (SES kaart 2014)

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP563UitvfacHoendi-vg01_0021.png"

ligging plangebied (zwarte kader) ten opzichte van de Stedelijke Ecologische Structuur 2014

Het plangebied zelf of delen ervan maken als zodanig geen onderdeel uit van de Stedelijke Ecologische Structuur.

Huidige natuurwaarden
De planlocatie kenmerkt zich door een welving van het terrein vanaf het Hoendiep naar het hoger gelegen Westpark. Ondanks een aanwezig hoogteverschil bestaat het gehele terrein uit vochtig grasland, lokaal aangevuld met pitruspollen. Op de hogere delen hangt de vochtigheid vermoedelijk samen met gebruik van tarragrond, wat zeer slecht doorlatend is.
Verder lopen door de locatie twee watergangen. Eén hiervan is noord-zuid georiënteerd, de andere is min of meer oost-west georiënteerd. De oost-west georiënteerde watergang maakt deel uit van de Hoentocht. Aan de oost-, zuid- en westzijde wordt de locatie ook nog omringd door watergangen. Er bevinden zich geen gebouwen in het plangebied en er is geen sprake van opgaande vegetatie van betekenis binnen het plangebied. De huizen die aan het Hoendiep staan, maken geen deel uit van de planlocatie.
De grazige delen van de locatie hebben in de huidige situatie weinig natuurwaarde, veroorzaakt door redelijk intensieve begrazing door schapen. Met minder graasdruk zouden door de vochtigheid van het terrein diverse kruiden tot ontwikkeling kunnen komen. Nu groeien slechts enkele meer algemene kruiden in de graslanden, zoals weegbree. De ondergrond is redelijk voedselrijk. Op de oevers van de watergangen groeit voornamelijk pitrus. Doordat de afrastering vlak langs de oevers van de watergangen loopt is er geen kans geweest tot ontwikkeling van een rijke oevervegetatie. In de Hoentocht is er een kleine locatie waar de zeldzamere zwanenbloem groeit.

Binnen het gebied zullen diverse algemene kleine zoogdiersoorten voorkomen; soorten als veldmuis, mol, haas, bosspitsmuis, bosmuis en wezel. Het gebied heeft potentie voor de doelsoort hermelijn. Potentie heeft het gebied ook voor de doelsoort waterspitsmuis, maar door de smalle oeverzone is het gebied in de huidige situatie ongeschikt voor de soort.
Door de openheid van de locatie zijn de graslanden van marginale betekenis als foerageergebied voor vleermuizen. Wel kunnen de watergangen worden gebruikt als foerageergebied door watervleermuis en in mindere mate ook door meervleermuis. Aan zowel de oost- als westzijde bevinden zich aangrenzend aan de locatie meerdere (knot)wilgen. Verschillende exemplaren hiervan beschikken over holten die geschikt zijn voor boombewonende vleermuissoorten, waaronder de doelsoorten water- en meervleermuis. Beide soorten zijn bekend uit het aangrenzende kerngebied Eelderbaan.
Binnen het plangebied kunnen enkele meer algemene soorten weidevogels voor kunnen komen, zoals kievit. Ook in de watergangen kunnen diverse watervogels voorkomen, waaronder meerkoet en wilde eend. Ook kleine zangvogels als graspieper en gele kwikstaart zouden het gebied kunnen benutten. Door het gebrek aan opgaande vegetatie is het aanbod aan broedvogels echter zeer beperkt.
De watergang Hoentocht staat onder invloed van kwel, waardoor er sprake is van een redelijk goede waterkwaliteit in deze watergang. Er bevindt zich een vrij dichte watervegetatie in, die redelijk monotoon is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP563UitvfacHoendi-vg01_0022.png"

de Hoentocht, de centrale watergang door het plangebied

De breedte van de Hoentocht in het plangebied is enigszins variabel, maar de watergang is globaal 3-4 meter breed. Langs de Hoendiep (weg) is ook een watergang aanwezig, welke in directe verbinding staat met de Hoentocht. Meer in het westelijk deel van de watergang is deze in habitat vrijwel gelijk aan de Hoentocht, echter iets smaller. Verder in oostelijke richting wordt de begroeiing in de watergang meer gedomineerd door rietgroei. Ook de watergang die de oostelijke begrenzing vormt van het plangebied staat in directe verbinding met de Hoentocht. Aangezien ook deze watergang onder invloed staat van kwel, is ook in deze watergang sprake van een redelijke goede waterkwaliteit. De habitat is gelijk aan die van de Hoentocht ook de breedte is vergelijkbaar. In de aangrenzende SES gebieden is poelkikker bekend, hiervoor is het plangebied geschikt.


Ontwikkelingseisen en kansen
Hoewel het plangebied zelf niet binnen de Stedelijke Ecologische Structuur valt, dient met de planvorming rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van de omringende/direct aangrenzende ecologische zones. In eerste instantie dient het plan rekening te houden met het behouden van de ecologische waarden van de genoemde zones. Van de ontwikkeling kan immers ook een externe werking uitgaan. Aangezien het leefgebied van de bekende doelsoorten zich niet hoeft te beperken tot de ecologische zones, maar mogelijk ook reikt tot het plangebied aangezien het voor meerdere soorten (mogelijk) geschikte habitat vormt (poelkikker, hermelijn), is echter ook de verbinding met deze ecologische zones van belang. De inrichting van het gebied vraagt daarom om verbinding en afstemming met de omringende ecologische zones en het doelsoortenbeleid west.
Met name de aanwezige watergangen bieden kansen voor het verder uitbouwen van de biodiversiteit in het gebied, in combinatie met het realiseren van het voorgenomen plan. Winst is te realiseren door meer ruimte te bieden aan het ontwikkelen van een bredere en diverse water- en oevervegetatie, wat een positieve bijdrage kan leveren aan de biodiversiteit (waaronder de genoemde soorten uit het doelsoortenbeleid). Tegelijkertijd kan dit ook bijdragen aan een de leefomgevingskwaliteit voor bezoekers en omwonenden. Soortgroepen als kleine zoogdieren, libellen, vogels en amfibieën zullen hiervan kunnen profiteren. Een vergelijkbaar positief resultaat kan worden verwacht van de (kleinschalige) aanplant van opgaande vegetatie. Hiermee ontstaat meer diversiteit in habitat en de luwte biedt verschillende soorten nieuwe kansen. Een vegetatiedak op de uitvaartvoorziening kan zowel bijdragen aan de watercompensatie als ook aan de biodiversiteit.
De aanplant van enige opgaande vegetatie leent zich ook goed voor het aanbrengen van faunavoorzieningen (kasten) voor vogels en vleermuizen. Ook in het centrum kunnen faunavoorzieningen worden gerealiseerd (inbouw). Faunavoorzieningen kunnen inmiddels vrijwel onzichtbaar worden ingebouwd. Al deze voorzieningen dragen ook weer bij aan de waarde van het gebied en aan één of meer doelsoorten uit het doelsoortenbeleid (west).


Regelgeving soortenbescherming

Tot 1 januari 2017 is de soortenbescherming ondergebracht in de Flora- en faunawet en is het rijk hiervoor bevoegd gezag. Vanaf 1 januari 2017 treedt de Wet natuurbescherming in werking. Tegelijkertijd worden hiermee de provincies bevoegd gezag voor uitvoering van de soortenbescherming.
Ten aanzien van soortenbescherming heeft zowel een ecologische quickscan voor het gehele gebied plaatsgevonden als gericht onderzoek in de Hoentocht.
De quickscan is uitgevoerd op 20 september 2016. De resultaten hiervan zijn opgenomen in het rapport: Natuurtoets uitvaartlocatie Hoendiep15. Extern onderzoekbureau Altenburg & Wymenga heeft onderzoek uitgevoerd aan de Hoentocht16 In mei 2016 heeft nader onderzoek plaatsgevonden naar het voorkomen van de zwaar beschermde poelkikker.
Uit de twee uitgevoerde onderzoeken is naar voren gekomen dat het plangebied geschikt is voor vleermuizen, de poelkikker en enkele soorten broedvogels.
Tijdens het onderzoek van Altenburg & Wymenga is aanwezigheid van adulte poelkikkers vastgesteld in de Hoentocht. Gezien de directe verbinding met omringende watergangen kunnen hierin ook poelkikkers worden verwacht. De watergangen worden gebruikt als voortplantingswater door de poelkikker. Tijdens veldbezoek zijn zeer veel juveniele groene kikkers op het land waargenomen, waaronder poelkikkers. Met name in de directe omgeving van de Hoentocht en rond de pitruspollen boven op de glooiing werden jonge kikkers waargenomen. De locatie wordt daarom ook gebruikt als landhabitat.
Binnen het plan dient rekening te worden gehouden met de poelkikker. Aangezien er nog geen definitief ontwerp is, is niet volledig concreet welke effecten de ontwikkeling kan hebben op de soort. Indien negatieve effecten op voorhand niet zijn uit te sluiten is voor de ontwikkeling van de plannen een ontheffing Flora- en faunawet (of vanaf 1 januari Wnb) nodig. Er zijn negatieve effecten te verwachten bij:

  • 1. het dempen van (delen van) sloten
  • 2. het aanleggen van dammen in de Hoentocht en aanliggende slootdelen
  • 3. ingrepen die leiden tot wijzigingen in waterkwaliteit (vermindering kwel, wijziging water afvoerpatroon, beplanten oevers Hoentocht)
  • 4. het wegnemen van grotere oppervlakken ruigere grazige vegetatie
  • 5. het wegnemen van ruiger begroeide plaatsen ten noorden van de Hoentocht (hoge deel van het plangebied).


Het verdient daarom aanbeveling om met name de inrichting van het plan zo aan te passen dat de punten 1 t/m 3 kunnen worden vermeden. Anders dient vooraf namelijk te worden voorzien in compensatie van leefgebied in de directe omgeving. Ten aanzien van de punten 4 en 5 is vervangende inrichting relatief eenvoudig in te passen in het ontwerp. Bij 5 dient nog opgemerkt te worden dat als vervangend winterhabitat ook gedacht kan worden aan boomgroepjes met ondergroei op drogere delen van de locatie.
Aangezien de Hoentocht een relatief brede maar toch beschutte watergang betreft, kan deze gebruikt worden als vliegroute door watervleermuis en eventueel enkele andere vleermuissoorten. De watervleermuis is ook bekend uit de directe omgeving. Ook de watergang die de oostgrens van het plangebied vormt is hiervoor geschikt. Indien aantasting van een vliegroute niet kan worden uitgesloten dient voor het uitvoeren van de plannen ontheffing te worden aangevraagd. Er zijn negatieve effecten te verwachten bij:

  • het dempen van (delen van) de Hoentocht of de kruisende watergang
  • het aanleggen van dammen in de Hoentocht (vormen obstakels) of de kruisende watergang
  • het aanbrengen van verlichting op het terrein die uitstraalt op de Hoentocht of de kruisende watergang.

Indien hier mogelijk niet aan kan worden voldaan, is er nog noodzaak om vast te stellen of uit te sluiten dat zich een essentiële vliegroute van vleermuizen op het terrein bevindt.
Ten aanzien van de overige soorten is het van belang de zorgplicht in acht te nemen. Hierbij dient tevens rekening te worden gehouden met broedvogels, zodat verlies van nestplaatsen zoveel mogelijk kan worden voorkomen. Indien werkzaamheden voorzien zijn tijdens het broedseizoen kunnen de betreffende locaties voorafgaand ongeschikt of onaantrekkelijk worden gemaakt voor broedende vogels.

Regelgeving gebiedenbescherming
De afstand tot de Ecologische Hoofdstructuur bedraagt ruim 2 kilometer, dit betreft delen van de EHS van de provincie Drenthe. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, het Leekstermeergebied, bedraagt eveneens ruim 2 kilometer. Knelpunten met de EHS of de Natuurbeschermingswet 1998 zijn daarom niet aan de orde.

Weidevogelgrond
Gezien de aanwezigheid van (potentieel) weidevogelgebied, is contact opgenomen met de provincie Groningen om na te gaan in hoeverre mogelijk compensatie van weidevogelgrond aan de orde is. Het plangebied bevindt zich, op basis van de omgevingsvisie 2016, niet binnen gedefinieerd 'leefgebied van weidevogels'. Compensatie voor het verlies aan leefgebied van weidevogels in relatie tot provinciaal beleid voor weidevogels is derhalve niet noodzakelijk.

3.4 Water

Beleid
Het waterbeleid voor Groningen is vastgelegd in 'Waterwerk', het Groninger water- en rioleringsplan 2014-2018. Daarnaast wordt gewerkt volgens de stedelijk wateropgave van het waterschap Noorderzijlvest en Hunze en Aa's.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP563UitvfacHoendi-vg01_0023.jpg"

beleidskader

Bij planvorming wordt in een vroegtijdig stadium overleg met waterbeheerders gezocht (Watertoets). In het kader van de watertoets zal nadere uitwerking van de principes van afwatering en ontwatering in relatie tot de waterkwaliteit en de waterkwantiteit plaats moeten vinden, in overleg met de waterbeheerder. De locatie valt binnen het beheergebied van Waterschap Noorderzijlvest. Het waterschap vervult een adviserende en toetsende rol.

Water en riolering bij ontwikkelingen
Bij de ontwikkelingen in het gebied moet rekening gehouden worden met de gevolgen van het toepassen van verhard en bebouwd oppervlak. Door deze verstedelijking komt regenwater sneller tot afstroming. Voor het bestaande watersysteem betekent deze toename een extra belasting en moet meer water worden geborgen. Hiervoor wordt door de waterschappen een compensatie in de vorm van oppervlaktewater vereist.
Als vuistregel wordt een compensatie van 10% van de toename van het verhard en / of bebouwd oppervlak in de vorm van oppervlaktewater geëist, mits de toename van het verhard oppervlak meer dan 750 m2 bedraagt. Als de toename van het verhard oppervlak minder dan 750 m2 bedraagt is in de regel geen compensatie nodig. Indien watergangen gedempt worden door nieuwe ontwikkelingen moet dit gecompenseerd worden door de aanleg van nieuwe watergangen / partijen. Het water moet indien mogelijk vertraagd afvoeren op de bestaande hoofdwatergangen door het plangebied.
De aanleg van vegetatiedaken en / of groene daken kan, afhankelijk van de uitvoering, een bijdrage leveren aan het vertraagd afvoeren van regenwater. Het vegetatiedak gebruikt water voor de groei van de beplanting, het bergt enig water en, afhankelijk van de uitvoering, voert het vervolgens vertraagd af. Ecologisch gezien biedt dit ook de nodige voordelen, nl. meer ruimte en ontwikkeling voor insecten, vogels en andere flora en fauna.
Een ander nadeel van de verdere verstedelijking is dat geen regenwater in de bodem verdwijnt. Door de hiermee gepaard gaande grondwaterstandsdaling kan een verdroging van de ondergrond optreden. Dit is voor met name de bomen en het overige groen nadelig. Door de toepassing van bijvoorbeeld infiltratievoorzieningen zoals waterdoorlatende of -passerende bestrating wordt water geïnfiltreerd. Door toepassing van deze systemen kan ook water geborgen worden. De plaatselijke grondslag moet duidelijk maken of deze toepassingen gebruikt kunnen worden.
De watergang in het plangebied heeft tamelijk steile oevers en is niet voorzien van beschoeiing. Wanneer de mogelijkheid zich voordoet zouden meer natuurlijke oevers kunnen worden aangelegd zodat er meer berging ontstaat. Daarnaast zorgt het riet voor de filtering van het water en ontstaat er een beter leefgebied voor de aquatische ecologie. Bij een eventuele aanpassing van deze watergang dient dit het nieuwe profiel te voldoen aan het leggerprofiel zoals voorgeschreven door het waterschap.

Bodem
Het plangebied is grotendeels gelegen op een laaggelegen zandrug, deels afgedekt met klei en veen. Deze bovenlaag houdt over het algemeen veel water vast, waardoor het gebied in periodes met veel neerslag snel als nat wordt ervaren. De noordkant van het gebied is grotendeels opgehoogd met grond waarvan de samenstelling niet bekend is. De drooglegging is de afstand van het oppervlaktewaterpeil tot aan de bovenzijde van het maaiveld. De ontwateringsdiepte is de afstand van de grondwaterstand tot aan het maaiveld. Het verschil tussen de drooglegging en de ontwateringsdiepte wordt veroorzaakt door de opbolling van het grondwater tussen de watergangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP563UitvfacHoendi-vg01_0024.png"


De ontwateringsdiepte moet bij wegen minimaal 0,80m zijn, bij bomen minimaal 1,00m en bij gebouwen minimaal 0,20m beneden de afdekking van de bodem van de kruipruimte. Bij kruipruimteloos bouwen moet deze afstand minimaal 0,20m beneden de fundering zijn. Op dit moment zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om een uitspraak te doen over de ontwateringsdiepte in dit gebied.
In onderstaande tabel staat de drooglegging van dit gebied weergegeven.

Gebied   Waterpeil   Laagste maaiveld   Drooglegging  
Plangebied crematorium   -1,50/-1,70 m NAP   -0,86 m NAP   0,64 / 0,84 m  

bron maaiveldhoogte: AHN2

Gesteld kan worden dat de huidige drooglegging binnen het plangebied niet voldoet aan de norm van 1,20m. Bij de inrichting van het gebied moet rekening worden gehouden met plaatselijk verhoogde waterstanden door opbolling van het grondwater. Hierbij dient met voldoende drainage afvoer, een geschikt bouwpeil en een geschikte bouwwijze (bijvoorbeeld kruipruimteloze bouw) rekening te worden gehouden.

Riolering 
Aan de zuidkant van de rijbaan (Hoendiep) en watergang ligt een vuilwaterriool (A) waarop de toekomstige bebouwing zijn afvalwater kan afvoeren. Bij een eventuele aansluiting op dit riool dient er rekening mee te worden gehouden dat het op niet-openbaar terrein ligt en er een zakelijk recht gevestigd dient te worden op de leiding en put die hierop wordt aangesloten.
De leiding (A) aan de oostkant is een leiding die alleen regenwater afvoert.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP563UitvfacHoendi-vg01_0025.png"

situatie bestaande riolering

Bouwmaterialen 
Ten behoeve van de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater moet er bij de bouw van de gebouwen naar gestreefd worden geen materialen te gebruiken die milieuverontreinigend zijn zoals lood, zink en koper. Ook bepaalde bitumen en behandeld hout logen milieugevaarlijke stoffen uit welke via het regenwater in het oppervlaktewater terecht kunnen komen.
Het toepassen van vegetatiedaken is een prima middel om regenwater vast te houden en vertraagd af te voeren. De vegetatie neemt vocht op, bergt water en gebruikt op die manier water. Tevens verdampt het water door zon en wind. Bij hevige neerslag zal het water minder snel tot afstroming komen. Ook dit kan een bijdrage leveren in de compensatie van de toename van het verhard en bebouwd oppervlak. Daarnaast isoleren de groene daken in de zomer. Door het verdampingsproces in de grondlaag wordt voorkomen dat het dak te veel opwarmt. Op deze wijze kan bespaard worden op energieslurpende voorzieningen zoals airco's en dergelijke.

3.5 Milieu

3.5.1 Zonering bedrijventerrein

Het plangebied maakt deel uit van de geluidszone rond het overgebleven deel van het industrieterrein Groningen West-Hoogkerk. Nieuwbouw binnen deze zone van geluidsgevoelige functies moet binnen de geldende voorkeursgrenwaarde of verkregen hogere grenswaarde blijven. Een uitvaartfaciliteit is echter geen geluidsgevoelige functie in de zin van de Wet geluidhinder. Daarom worden ten aanzien van geluidbelasting vanwege het bedrijventerrein geen eisen gesteld aan de bebouwing.

3.5.2 Geluid

Geluidhinder kan worden veroorzaakt door uitvaartdiensten en het bijbehorende verkeer. De richtlijn 'Bedrijven en Milieuzonering' van de VNG adviseert als richtafstand voor geluid minimaal 30 meter. De afstand tussen de bestemmingsgrens en de meest nabij gelegen woning bedraagt 35 meter. Het plan voldoet dus aan deze richtlijn. Bovendien bedraagt de feitelijke afstand tussen het bouwvlak waarbinnen crematorium moet worden gebouwd en de meest nabij gelegen woning ca. 155 meter. Geluidoverlast ter plaatse van de woningen veroorzaakt door de inrichting valt dan ook niet te verwachten.
Het verkeer van en naar de inrichting zal worden afgewikkeld via het Hoendiep. Dit is een redelijk drukke weg met een verkeersintensiteit van ca. 7000 motorvoertuigen per etmaal.
De verwachte toename van het aantal auto's bedraagt ca. 160 (uitgaande van gemiddeld 4 crematies per dag). Deze geringe toename van het verkeer zal niet leiden tot een relevante toename van het geluidsniveau (minder dan 0,1 dB).
De inrichting zal na ingebruikname vallen onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit Milieubeheer en zal aan de geluidsnormen uit dit besluit moeten voldoen.

3.5.3 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit (kortheidshalve wordt hier gesproken van de 'Wet luchtkwaliteit', die op 15 november 2007 in werking is getreden. Formeel gaat het hier echter om de Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen)) geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet staan luchtkwaliteitsnormen voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model.
Op 29 januari 2013 is het 'Verslag luchtkwaliteit 2011 gemeente Groningen' met de bijbehorende luchtkwaliteitskaart vastgesteld. Op deze gedetailleerde kaart is per locatie/weg aan de hand van kleuren te zien wat de concentratie van luchtverontreiniging is. Het verslag luchtkwaliteit en de luchtkwaliteitskaart zijn gebaseerd op modelberekeningen van een extern bureau en op meetgegevens van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit in Groningen.
Het verslag luchtkwaliteit en de bijbehorende luchtkwaliteitskaart staan op internet: zie https://gemeente.groningen.nl/luchtkwaliteitskaart-inzien.
Uit het verslag luchtkwaliteit en de luchtkwaliteitskaart blijkt, dat in Groningen overal (ruimschoots) wordt voldaan aan de wettelijke luchtkwaliteitsnormen. Dit betekent, dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmering is voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

Geur
VNG-richtafstand 100 meter

De afstanden in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering' zijn richtafstanden en geen harde afstandseisen. Aanvaarde normen voor emissies liggen hieraan ten grondslag. Voor geur geeft de brochure een richtafstand aan van 100 meter. De milieucategorie die bij deze afstand hoort is milieucategorie 3.2.

Eisen voor emissies naar de lucht liggen vast in voorschriften in het Activiteitenbesluit milieubeheer en de bijbehorende Ministeriele regeling. Crematoria vallen onder de werkingssfeer van het genoemde besluit en de regeling en zijn aan te merken als type B-inrichtingen en daarmee meldingplichtig volgens de Wet milieubeheer.

Crematoria moeten zich aan de voorschriften houden waar het gaat om emissie van luchtverontreinigende stoffen afkomstig van verbranding van het aangebodene maar ook van het verbrandingsproces.

Naverbrandingstechnieken zijn in de voorschriften van het Activiteitenbesluit opgenomen waaraan voldaan moet worden. De aangegeven richtafstanden in de VNG brochure dateren van 2009. De huidige eisen voor emissie, die staan weergegeven in het Activiteitenbesluit, voldoen aan BBT, de laatste stand der techniek. In die zin kan van de aangegeven richtafstand eventueel worden afgeweken. Noot hierbij is dat het crematorium aan de (emissie-)eisen in het Activiteitenbesluit dient te voldoen.

Besluit op de lijkbezorging 

De richtlijn van het Besluit op de lijkbezorging staat niet toe dat geur geëmitteerd wordt. Cremeren vereist een optimale verbrandingstechniek: het is gewenst om het verbrandingsproces zo te laten plaatsvinden dat zintuiglijk buiten de verbrandingsruimtes niets waarneembaar is. Dat betekent dat geen zichtbare rook uit de schoorsteen mag komen en er geen geur verspreid mag worden.

Door het uitvoeren van proeven is gebleken dat het mogelijk is om een crematieproces nagenoeg reukloos en geurloos te laten verlopen. Basis hiervoor ligt in optimale verbrandingscondities zowel in de oven als in de naverbrandingstechniek.

Ten aanzien van het voorkomen van rook- en geuroverlast zijn in het Besluit op de lijkbezorging bepalingen genoemd waaraan het aangebodene (de kist) dient te voldoen. De houder van een crematorium dient ook daarop toe te zien.

Ten aanzien van stoffen die geëmitteerd worden bij het verbrandingsproces dient in de bedrijfsvoering dan ook aan voorwaarden te worden voldaan. Die voorwaarden staan, zoals eerder genoemd, beschreven in het Activiteitenbesluit en de ministeriele regeling.

Afstanden van de grens van de inrichting tot bewoonde omgeving 

De afstand gemeten tussen de grens van het gebouw met de crematieoven en de omliggende bewoonde bebouwing is opgemeten. Aan de westzijde bedraagt de afstand tot het adres Hoendiep 154 ongeveer 155 meter. Aan de oostzijde bedraagt de afstand naar de bewoonde bebouwing (Hoendiep 151) minimaal ruim 100 meter.

Conclusie

Alle nieuwe crematieovens die worden of thans zijn geïnstalleerd voldoen aan de bovengenoemde uitgangspunten, zo ook de nieuwe crematieoven en nageschakelde techniek voor het nieuw te bouwen crematorium te Groningen.
Geconcludeerd kan daarom worden dat geuroverlast niet zal voorkomen. Het crematorium kan ruimschoots voldoen aan de richtafstand geur van 100 meter zoals aangegeven in de VNG-brochure.

3.5.4 Externe Veiligheid (transport, bedrijven/instellingen en buisleidingen)

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bij voorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.
Voor risicovolle inrichtingen, transportroutes en transportleidingen zijn verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Voor inrichtingen is dit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), voor transportroutes het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en voor hogedruk aardgastransportleidingen het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden. Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Bij het vaststellen van ruimtelijke plannen dient de gemeente het groepsrisico te verantwoorden.
De Omgevingsdienst Groningen heeft voor het bestemmingsplan een risico-inventarisatie uitgevoerd17,die als losse bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd. Hieruit blijkt dat in de omgeving van het plangebied de rijksweg A7, de provinciale weg N370, spoorlijn Onnen - Sauwerd en een hogedrukaardgastransportleiding aanwezig zijn. Uit nader onderzoek is echter gebleken dat aan de veiligheidsnormen wordt voldaan. Dat wil zeggen dat voor deze risicobronnen wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico, alsmede voor het plasbrandaandachtsgebied (PAG). Gezien de afstand van het plangebied tot genoemde risicobronnen zal het groepsrisico niet of nauwelijks worden beïnvloed en kunnen berekeningen van het groepsrisico achterwege blijven.
De Veiligheidsregio Groningen adviseert dat er in het kader van de ontwikkeling van het gebied een primaire bluswatervoorziening aanwezig moet zijn welke toereikend is. Voor de bereikbaarheid adviseert de Veiligheidsregio dat verharde wegen worden aangelegd welke geschikt zijn voor brandweervoertuigen. Voor de exacte invullingen wordt verwezen naar het advies18 van de Veiligheidsregio Groningen, dat als losse bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd. De gemeente zal erop toezien dat de bluswatervoorzieningen en de verharde wegen worden aangelegd.

3.5.5 Vormvrije merbeoordeling

In bijlage C en D van het Besluit milieueffectrapportage (mer) is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmerplichtig (bijlage C en D), projectmerplichtig (bijlage C) of merbeoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit mer drempelwaarden opgenomen.
In bijlagen D van het Besluit mer (D11) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject genoemd. Een uitvaartfaciliteit wordt hierin niet expliciet als stedelijk ontwikkelingsproject genoemd maar valt van die categorisering niet uit te sluiten. Hoewel het niet voor de hand ligt dat een uitvaartfaciliteit met crematorium een stedelijk ontwikkelingsproject is, kan een rechter een ander oordeel hebben. Daarom wordt hier een vormvrije merbeoordeling gedaan. Daarbij moet nagegaan worden wat de kenmerken en de plaats van het project zijn en de kenmerken van de potentiële effecten van de ontwikkeling. Dit op basis van de Europese Richtlijn 2011/92/EU.

Als drempelwaarden in bijlage D van het Besluit mer gelden een oppervlakte van 100 hectare of meer of een bedrijfsvloeroppervlak van meer dan 200.000 m2. De ontwikkelingen in het plangebied zijn vele malen kleiner dan deze drempelwaarden: het plangebied is ca. 8 hectare groot en het bedrijfsvloeroppervlak zal maximaal 3200m2 zijn.

De toets aan de Europese Richtlijn levert het volgende op.

1. Kenmerken van het project:

- de uitvaartfaciliteit wordt gebouwd en aangelegd in bestaand stedelijk gebied met een voornamelijk recreatieve functie. Het project wordt zorgvuldig ingepast in het landschap;

- er kunnen dagelijks 4 uitvaarten / crematies plaatsvinden;

- de ontsluiting vindt plaats via een bestaande radiaal (het Hoendiep), waarbij de verkeerstoename van beperkte omvang is;

- de verbrandingsoven voor het crematorium is voorzien van de modernste technieken;

- er treedt geen cumulatie op met andere projecten of plannen. Daarom staat de vaststelling van dit bestemmingsplan geheel op zichzelf.

2. De plaats van het project in de omgeving:

- het project ligt binnen bestaand stedelijk gebied;

- de EHS en Natura 2000-gebieden liggen op voldoende afstand;

3. kenmerken van de potentiële effecten:

- door de beperkte bebouwing van het terrein en de goede landschappelijke inpassing wordt met de bestaande situatie rekening gehouden. Op het terrein van waterhuishouding, bodemkwaliteit en archeologische waarden vindt geen ingrijpende aantasting plaats;

- de toename van het verkeer op het Hoendiep is bescheiden, waardoor de geluidstoename gering is. Ook de luchtkwaliteit verandert niet in betekenende mate.

- de uitstoot van geur en schadelijke stoffen door de verbrandingsoven is te verwaarlozen door toepassing van de modernste technieken;

- eventuele extra uitstoot van stikstof is niet van invloed op het Natura 2000-gebied Leekstermeer, omdat dit geen stikstofgevoelig gebied is;

- het inrichtingsplan voor de uitvaartfaciliteit voldoet aan de Wet natuurbescherming.

Conclusie uit deze toets is dat de activiteit geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu heeft. De diverse onderdelen in deze milieuparagraaf hebben dit bevestigd. Hierdoor is er geen aanleiding om een volledige merbeoordeling uit te voeren.

3.5.6 Bodem

Voor dit bestemmingsplan is een inventarisatie19 uitgevoerd naar de aanwezigheid van gegevens over de bodemkwaliteit bij de gemeente Groningen. Daarvoor zijn de volgende aspecten beoordeeld:
de locaties die verdacht zijn van (ernstige) bodemverontreiniging:

  • de aanwezigheid van (ernstige) bodemverontreinigingen;
  • de locaties waar na sanering een zorgmaatregel van kracht is en mogelijke gebruiksbeperkingen liggen; en
  • de diffuse bodemkwaliteit zoals vastgesteld in de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart.

De inventarisatie is gebaseerd op de op dat moment bij de gemeente beschikbare gegevens. Dagelijks worden gegevens aangeleverd en bijgewerkt. Voor een actuele situatie of voor informatie over individuele locaties wordt daarom verwezen naar https://gemeente.groningen.nl/bodemonderzoek-en-bodemsanering. Verder bestaat de mogelijkheid om op afspraak rapporten in te zien.
Voor de inventarisatie van de bodemkwaliteitsgegevens is gebruik gemaakt van de informatie zoals opgeslagen in het bodeminformatiesysteem (BIS) van de gemeente Groningen.
Het verrichten van bodemonderzoeken en het uitvoeren van eventuele saneringswerkzaamheden is een verantwoordelijkheid van de veroorzaker, de eigenaar en/of een belanghebbende. Voor de locaties die verdacht zijn van een geval van (ernstige) bodemverontreiniging is een bodemonderzoek bij de aanvraag van een Wabo-vergunning in ieder geval noodzakelijk. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de gemeentelijke bouwverordening regelen in welke gevallen de aanvraag van een vergunning vergezeld dient te gaan van een bodemonderzoek. Daarnaast geldt voor nieuwe bodemverontreiniging, ontstaan na 1987, een ander regiem. Op deze gevallen is de zorgplicht van toepassing. Dit betekent dat nieuwe bodemverontreiniging altijd zoveel mogelijk ongedaan gemaakt moet worden, ongeacht hoe ernstig die is.
De toetsing van de bodemkwaliteit vindt plaats aan de normen die gekoppeld zijn aan het gebruik of de functie van de bodem. Het toekomstige gebruik betreft voornamelijk een maatschappelijk gebruik, (openbaar) groen en ten dele verkeer en water.
Bodemverontreiniging kan bestaan uit bronverontreiniging of diffuse verontreiniging.

Bronverontreiniging
Eventuele bronverontreiniging wordt veroorzaakt door huidige of voormalige bedrijfsfuncties en/ of dempingen en ophogingen met verontreiniging.
Bij een geval van ernstige bodemverontreiniging zijn de functionele eigenschappen die de bodem voor mens, plant of dier heeft ernstig verminderd. Een bodemsanering is dan nodig om de locatie weer geschikt te maken voor het beoogde gebruik.
Uit de BIS- inventarisatie (bijlage 1) blijkt dat binnen het plangebied geen locaties aanwezig zijn, die verdacht zijn van een geval van (ernstige) bodemverontreiniging. Wel er is een potentieel ernstig geval bekend waarmee bij functiewijzigingen rekening gehouden moet worden.

locatie met een potentieel ernstige bodemverontreiniging

Locatie code   Locatie naam   Beoordeling verontreiniging   Sanering uitgevoerd*   Zorg na sanering  
GO001401051   Hoendiep 151   Potentieel Ernstig   Nee   Nvt  

* Bij functiewijzigingen zal nagegaan moeten worden of de sanering noodzakelijk is.


Diffuse bodemverontreiniging
In de loop van de tijd zijn op allerlei manieren puinhoudend materiaal, kooldeeltjes en ander afval in de bodem terechtgekomen. Bewoning, bedrijvigheid en ook neerslag van luchtverontreiniging heeft op vele plaatsen de bodem belast. Dit heeft mogelijk geleid tot diffuse, niet tot een bron te herleiden, bodemverontreiniging.
De gemeente Groningen heeft voor haar gehele grondgebied een bodemkwaliteitskaart opgesteld. Deze bodemkwaliteitskaart geeft inzicht in de diffuse bodemkwaliteit en is onderdeel van de 'Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem' (zie voor meer informatie https://gemeente.groningen.nl/bodemonderzoek-en-bodemsanering). De kaart is volgens de regels uit het Besluit Bodemkwaliteit opgesteld.
Uit de bodemkwaliteitskaart blijkt dat de huidige verwachte gemiddelde kwaliteit binnen het plangebied wonen is. Vanwege de veranderende gebruiksfunctie zal het plangebied een uitzonderingsgebied worden en daarbij uitgesloten zijn van de bodemkwaliteitskaart.
Bij het toepassen en hergebruik van grond dient de 'Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem' in acht genomen te worden.

Asverstrooiing op een strooiveld
Bij een hoge intensiteit van verstrooiing is het denkbaar dat de bodem ontoelaatbaar verontreinigd kan worden.
Verstrooien van as op een daartoe bestemd terrein (Besluit op de lijkbezorging art. 10) wordt daarom als een potentieel bodemverontreinigende activiteit gezien die kan worden onderworpen aan de Algemene maatregelen van Bestuur op grond van artikel 6, lid 2, sub d van de Wet Bodembescherming.
Strooivelden moeten niet in grondwaterbeschermingsgebieden worden aangelegd, tenzij bodem- en grondwaterbeschermende maatregelen worden getroffen. De provinciale milieuverordening regelt dit.
Strooivelden die onderdeel zijn van een crematoriumcomplex vallen onder het regime van de Wet milieubeheer. De meest eenvoudige wijze van beheer is ervoor zorg te dragen dat de belasting van de bodem in evenwicht is met de opname door en de afvoer via de aanwezige begroeiing.
Bodemonderzoeken hebben uitgewezen dat verstrooien van crematie-as met een hoge intensiteit inderdaad een bepaalde mate van bodemverontreiniging veroorzaakt. Deze verontreiniging treedt nagenoeg uitsluitend op in de bovenste centimeters van het bodemprofiel. Uit deze onderzoeken blijkt dat de verontreinigingen hoofdzakelijk bestaan uit zware metalen en fosfaat.
De beheerder van de strooivelden dient zich bij voorkeur te houden aan het volgende advies van de Inspectie Milieuhygiëne.

Toegestaan is één van de volgende vier mogelijkheden:
1. Maximaal 90 verstrooiingen per hectare per jaar, zonder dat aanvullende maatregelen nodig zijn. Hierbij wordt uitgegaan van de eenvoudige beheerswijze dat de belasting van de bodem niet groter is dan de opname door en de afvoer via de aanwezige begroeiing.
2. Maximaal 370 verstrooiingen per hectare per jaar. Hierbij worden één keer per 25 jaar controlemetingen geëist ter bepaling van de verspreiding van verontreinigende stoffen naar het milieu;
3. Maximaal 3200 verstrooiingen per hectare per jaar. Hierbij dient de as weer verwijderd te kunnen worden van de bodem. Tevens worden eens per 5 jaar controlemetingen geëist ter bepaling van de verspreiding van verontreinigende stoffen naar het milieu.
4. Boven de 3200 verstrooiingen per hectare per jaar dienen er zodanige isolerende maatregelen te worden getroffen dat op geen enkele wijze as in de bodem kan geraken.

Om het aantal verstrooiingen tussen 370 en 3200 per crematorium te verruimen adviseert de Inspectie Milieuhygiëne gebruik te maken van zogenoemde 'wisselvelden'. Dit houdt in dat een crematorium minstens twee strooivelden van voldoende omvang beheert waarvan telkens één strooiveld gedurende een periode van tenminste 10 jaar in gebruik is. Terwijl het ene strooiveld in gebruik is, kan op het andere strooiveld een rustperiode van 10 jaar in acht worden genomen, vergelijkbaar met de wettelijke periode van grafrust. Na deze rustperiode kan worden bemonsterd en indien noodzakelijk kan de verontreinigde grond worden afgegraven en afgevoerd.

3.5.7 Kabels en leidingen

In bestemmingsplannen worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben en/of van belang zijn in het kader van beheer, externe veiligheid of gezondheidsrisico's. Het gaat dan altijd om de hoofdtransportstructuur. In elk bestemmingsplangebied bevinden zich uiteraard ook kabels en leidingen voor distributie en huisaansluitingen, maar die worden niet in het plan opgenomen.
In het plangebied bevinden zich geen kabels en leidingen die onderdeel uitmaken van de hoofdstructuur.

Hoofdstuk 4 Juridische toelichting

4.1 Algemeen

Het bestemmingsplan Uitvaartfaciliteit Hoendiep voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor beheer en ontwikkeling van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarmee kunnen met direct recht omgevingsvergunningen worden verleend. De gekozen bestemmingen en de daarbij behorende regels geven helder aan welke functies op welke plaats zijn toegestaan. Om de nodige flexibiliteit te waarborgen zijn tevens afwijkingsbevoegdheden opgenomen.
Dit bestemmingsplan is gemaakt conform SVBP 2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012) en het standaard-bestemmingsplan van de gemeente Groningen. Daarin zijn de regels gestandaardiseerd. De bestemmingsregels zijn opgemaakt in een vaste indeling en bevatten in principe voor elke bestemming achtereenvolgens: een bestemmingsomschrijving, bouwregels, nadere eisen, afwijken van de bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijken van de gebruiksregels, en waar nodig een vergunningenstelsel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.
Het bestemmingsplan is digitaal gemaakt. De digitale verbeelding is variabel in schaal doordat kan worden in- en uitgezoomd, en bezit een meetfunctie. Het digitale plan is raadpleegbaar via het internet (gemeente.groningen.nl/projecten-en-bestemmingsplannen alsook www.ruimtelijkeplannen.nl). Daar zijn de digitale bestanden ook te downloaden.
De papieren (analoge) verbeelding bestaat uit één kaartblad met schaal 1:1000. Deze verbeelding is getekend conform de PRABPK 2012 (Praktijkrichtlijn Analoge Bestemmingsplankaart). De verbeelding geeft in samenhang met de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied aan.

4.2 Geldende bestemmingsplannen en overige regelingen

In het plangebied vigeren momenteel de onderstaande (bestemmings)plannen. Deze worden geheel of gedeeltelijk door het voorliggend bestemmingsplan vervangen.

Nr.   Bestemmingsplan   Vastgesteld door de gemeenteraad   onherroepelijk  
442   Openbaar Vaarwater   27-01-2010   24-11-2011  
482   Hoogkerk-Gravenburg   22-06-2011, gewijzigd vastgesteld 18-07-2012   23-01-2013  
517   Westpark   29-05-2013   26-07-2013  
557   Facetherziening Parkeren   08-06-2016    

4.3 Toelichting op de artikelen

4.3.1 Artikelsgewijze toelichting

Inleidende regels
De artikelen 1 tot en met 3 bevatten achtereenvolgens de in het plan gebruikte begrippen en hun definitie, de wijze waarop moet worden gemeten en de manier van omgaan met uitmetingsverschillen.


Bestemmingsregels
Artikel 4 Groen
De bestemming Groen ligt op het deel van het terrein van de uitvaartfaciliteit dat vrij blijft van o.a. asverstrooiing en plaatsing van urnen en urnenmuren. Het heeft een semi-openbaar karakter. Gebouwen zijn alleen mogelijk als zij dienen voor onderhoud en beheer van het terrein. Agrarisch medegebruik is toegestaan, met name voor beweiding door schapen.


Artikel 5 Maatschappelijk - Uitvaartfaciliteit
Onder deze bestemming kan de uitvaartfaciliteit worden gerealiseerd. Behalve het gebouw van het uitvaartcentrum met crematorium is er tevens ruimte voor urnenmuren, urnentuinen en strooivelden. Omdat het begrazen door schapen mogelijk wordt gemaakt, is ook agrarisch medegebruik toegestaan. Voor het gebouw is een bouwvlak op de verbeelding aangebracht dat voor 40% mag worden bebouwd tot een hoogte van 7 meter. Ontsluiting vanaf het Hoendiep en parkeren vallen eveneens onder de bestemming.

Artikel 6 Verkeer
De bestemming Verkeer is gelegd op de weg Hoendiep aan de zuidkant van de uitvaartfaciliteit. Het Hoendiep ontsluit de uitvaartfaciliteit. Tevens is er ruimte voor bushaltes aan de noord- en zuidzijde.

Artikel 7 Water
De hoofdwatergangen in het plangebied hebben deze bestemming gekregen, waarmee verzekerd is dat zij als structuurbepalend element worden gehandhaafd.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 2A
Deze dubbelbestemming beschermt verwachte archeologische waarden. Er is een onderzoeksplicht opgenomen bij bouwinitiatieven groter dan 200m2 en dieper dan 0,30m. Ook voor werkzaamheden in de bodem die deze afmetingen te boven gaan is een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden vereist.


Artikel 9 Waarde - Archeologie 2B
Deze dubbelbestemming geldt voor de opgebrachte grond van het gronddepot, waar geen archeologisch waardevolle gegevens verwacht worden. Maar daaronder is dit wel mogelijk. Daarom moeten bodemingrepen die dieper reiken dan 1,8m én een oppervlakte hebben van meer dan 200m² vooraf worden gegaan door archeologisch onderzoek.


Artikel 10 Waterstaat - Waterkering
De dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering is van toepassing op de oever langs het Hoendiep die onderdeel uitmaakt van de tracés van de regionale waterkeringen. De gronden zijn, naast de andere aangewezen bestemmingen, bestemd voor waterkering. Er kunnen uitsluitend met een binnenplanse afwijking bouwwerken overeenkomstig de regels van de andere bij dit plan aangewezen bestemmingen worden gebouwd, mits geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de waterkering en voorafgaand overleg met de waterbeheerder heeft plaatsgevonden.


Algemene regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Dit artikel bevat de anti-dubbeltelregel. De redactie is conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling is ervoor om te voorkomen dat dezelfde grond meer dan eens betrokken wordt in een omgevingsvergunningstoets en daarmee meer gebouwd kan worden dan is toegestaan.

Artikel 12 Algemene bouwregels
12.1 Parkeren
In dit artikel is geregeld dat in een omgevingsvergunning voor bouwen of verbouwen in het plangebied moet worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor de beoogde functie. Het toetsingskader dat hierbij wordt gehanteerd zijn de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Groningen die op het moment van aanvragen van de vergunning gelden. De verwijzing naar deze beleidsregels is toegestaan op grond van artikel 3.1.2 tweede lid onder a. van het Besluit ruimtelijke ordening. In principe dient op eigen terrein in de parkeerbehoefte te worden voorzien. Voor gevallen waarin dit door bijzondere omstandigheden redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd, of wanneer elders aan de parkeerbehoefte kan worden voldaan, kunnen burgemeester en wethouders gebruik maken van de opgenomen afwijkingsmogelijkheid.

12.2 Ruimte tussen bouwwerken
Deze bepalingen waarborgen dat voldoende ruimte wordt gehouden tussen bouwwerken in verband met reiniging en onderhoud.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat de gebruiksregels die op alle bestemmingen van toepassing zijn.
In het voorliggend bestemmingsplan zijn geen seksinrichtingen toegestaan. Reden is, dat de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders, de raad gehoord, hebben besloten seksinrichtingen te concentreren in één concentratiegebied binnen de Diepenring en in de tippelzone. Daarbuiten wordt vestiging van prostitutie-inrichtingen tegengegaan. Het gemeentelijk beleid heeft onder meer ten doel om het woon- en leefklimaat te beschermen. De strijdigheid met de woonfunctie ontstaat door de ruimtelijke uitstraling door bijvoorbeeld aanstootgevende of storende uiterlijke kentekenen, en/of door de mogelijke verkeers- en parkeeroverlast.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel bevat enkele afwijkingsbepalingen, die op alle bestemmingen in het plangebied van toepassing zijn. Bedoeling van de bepaling is om relatief kleine afwijkingen van het bestemmingsplan toe te staan, zowel qua omvang als qua functie.

Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 15 Overgangsrecht
Dit artikel regelt het overgangsrecht. De redactie is conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 16 Slotregel
Dit artikel bevat de zogenaamde slotregel, die bedoeld is voor een eenduidige vastlegging van de naam van het bestemmingsplan.

Interpretatieve gebruiksbepalingen
Interpretatieve gebruiksbepalingen kunnen per bestemming worden opgenomen wanneer binnen die betreffende bestemming behoefte is aan specifieke gebruiksregels of -verboden.

Hoofdstuk 5 Informatie en overleg

5.1 Informatie

Tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn er drie informatieavonden gehouden.

25 juni 2015: informatieavond voor de wijkverenigingen De Held, Hoogkerk en Vinkhuizen. Er is informatie verstrekt over het voornemen van het college om grond beschikbaar te stellen voor een uitvaartfaciliteit.

30 juni 2015: informatieavond voor omwonenden en gebruikers van het Westpark. Informeren over het voornemen van het college om grond beschikbaar te stellen voor een uitvaartfaciliteit.

3 februari 2016: informatieavond voor omwonenden en gebruikers van het Westpark: toelichten van de vervolgprocedure en de mogelijkheid tot opgeven voor de klankbordgroep (de dag erna is een brief naar omwonenden en gebruikers van het Westpark verstuurd waarin men zich kon opgeven voor de klankbordgroep).

Er zijn drie klankbordgroepbijeenkomsten geweest met als gespreksonderwerp met name de inrichting van het (semi-)openbare gebied en de ontsluiting van de uitvaartfaciliteit op het Hoendiep.

  • 23 februari 2016
  • 17 maart 2016
  • 28 juni 2016
  • december 2016 (voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan).

De informatieavonden en het bestaan van een klakbordgroep zijn een wijze van communicatie die direct gericht is op de omwonenden en daarmee heel doelgericht. Om die reden wordt over het bestemmingsplan geen inspraakprocedure gehouden. Tijdens de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan wordt een inloopavond georganiseerd en bestaat de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen.

5.2 Overleg

Het bestemmingsplan is in het kader van het verplichte overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegestuurd aan de volgende instanties.

  • provincie Groningen
  • Waterschap Noorderzijlvest
  • Veiligheidsregio Groningen
  • Gasunie
  • Waterbedrijf Groningen
  • KPN
  • Enexis
  • Ziggo.

Er zijn 4 reacties ontvangen, en wel van:

  • provincie Groningen: de provincie Groningen heeft geen opmerkingen over het plan.
  • Waterschap Noorderzijlvest: het waterschap heeft geen opmerkingen over het plan, maar wil wel graag bij de uitwerking van het plan betrokken worden.
    Reactie: uiteraard zal het waterschap bij de uitwerking worden betrokken.
  • Veiligheidsregio Groningen: de Veiligheidsregio heeft geadviseerd erop toe te zien dat primaire bluswatervoorzieningen op het terrein worden gerealiseerd en dat er verharde toegangswegen worden aangelegd die geschikt zijn voor hulpdiensten. In het plan is echter niet opgenomen dat de gemeente dit advies zal opvolgen. Gevraagd wordt om dit expliciet in het plan te vermelden.
    Reactie: in paragraaf 3.5.4 is toegevoegd dat de gemeente zal toezien op de aanleg van deze voorzieningen.
  • Gasunie: de Gasunie heeft geen opmerkingen over het plan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid / exploitatie

Onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen heeft in het algemeen betrekking op nieuwe ontwikkelingen waarvoor bestemmingswijzigingen nodig zijn en die door de gemeente worden gerealiseerd. Het bestemmingsplan Uitvaartfaciliteit Hoendiep heeft betrekking op een deel van de gemeente, waarbij de ontwikkelingen aan het particuliere initiatief worden overgelaten.
Nagegaan is of het op basis van de Wet ruimtelijke ordening en de daarin opgenomen regeling omtrent grondexploitatie noodzakelijk is een exploitatieplan aan het bestemmingsplan toe te voegen. Een dergelijk plan wordt tezamen met het bestemmingplan door de raad vastgesteld en bevat een verantwoording van de wijze waarop de kosten van een ontwikkeling verzekerd zijn. Daarnaast kan een exploitatieplan inrichtingseisen voor de ontwikkeling bevatten. Het opstellen van een exploitatieplan is niet nodig als een exploitatieovereenkomst is gesloten met de ontwikkelaar of als sprake is van een zogenaamde anterieure overeenkomst over kostenverhaal.
In dit bestemmingsplan gaat het om de ontwikkeling van een uitvaartfaciliteit zoals beschreven in hoofdstuk 3. Er is een zogenaamde anterieure overeenkomst voor deze ontwikkeling gesloten, waarin de kosten welke de gemeente maakt voor het begeleiden en toetsen van de door de ontwikkelaar gemaakte plannen, het uitvoeren van de taken door de gemeente in het kader van de Wro en zonodig de kosten voortvloeiend uit dit plan voor rekening van de ontwikkelaar worden gelaten. De betreffende overeenkomst voorziet in een adequaat kostenverhaal. Het opstellen van een exploitatieplan of exploitatieovereenkomst is daarmee niet noodzakelijk.