direct naar inhoud van 3.5 Milieu
Plan: Bestemmingsplan Paddepoel centrum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP529Paddepoelcent-vg01

3.5 Milieu

3.5.1 Geluid (industrie, spoor en weg)

Voor dit bestemmingsplan is geluid als gevolg van wegverkeerslawaai van belang.

Wegverkeerslawaai

In en langs het plangebied liggen de Pleiadenlaan, de Eikenlaan, de Dierenriemstraat en de Zonnelaan. Deze 50 kilometerwegen vallen onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder. De geluidbelasting vanwege deze wegen op nabijgelegen woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen kan op een aantal drukke punten hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Deze wet heeft geen gevolgen voor de bestaande situatie. Een maatregel om het wegverkeerslawaai te beperken is het toepassen van stil asfalt. Waar nodig en (technisch) mogelijk zal een wegdek bij groot onderhoud worden vervangen door stil asfalt.

Industrielawaai

Het plangebied ligt in de buurt van het gezoneerd industrieterrein Groningen West-Hoogkerk. Deze zone is vastgesteld bij Koninklijk Besluit. De geluidsuitstraling van dit industrieterrein is dusdanig dat de 50 dB(A) contour voor een zeer klein deel over het plangebied ligt. De zone heeft geen invloed op de bestaande situatie.

3.5.2 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om

ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze

wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model.

Voor dit bestemmingsplan is uitgegaan van het luchtkwaliteitsonderzoek dat is uitgevoerd voor het bestemmingsplan Paddepoel, Selwerd en Tuinwijk (januari 2010). Dit omdat het plangebied binnen de plangrenzen van het bestemmingsplan Paddepoel Selwerd en Tuinwijk ligt.Tijdens het onderzoek voor Paddepoel, Selwerd en Tuinwijk is nagegaan wat de concentraties zijn van de luchtverontreinigende stoffen en of er luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Hierbij is gekeken naar de jaren 2009 en 2019. De concentraties zijn berekend voor de zes meest drukke wegen in het plangebied Paddepoel, Selwerd & Tuinwijk, te weten: Pleiadenlaan, Zonnelaan, Eikenlaan. Als input voor de berekeningen zijn verkeerscijfers gebruikt uit het verkeersmodel Regio Groningen - Assen (RGA), versie 1.2.

Uit de berekening volgt dat alle onderzochte situaties voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen. Dit betekent dat er vanwege luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van dit plan.

Voor een toelichting/onderbouwing wordt verwezen naar de losse bijlage: Notitie luchtkwaliteit ten behoeve van het bestemmingsplan Paddepoel, Selwerd en Tuinwijk.

3.5.3 Externe Veiligheid (transport, bedrijven/instellingen en buisleidingen)

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag

en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bijvoorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

De minister van Infrastructuur & Milieu (I&M) is verantwoordelijk voor de coördinatie van het externe veiligheidsbeleid voor gevaarlijke stoffen. Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen(BEVI, VROM, 2004, laatst gewijzigd 2009) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven. Het beleid voor gevaarlijk transport staat in de nota 'Vervoer gevaarlijke stoffen', opgesteld door het ministerie van Verkeer en Waterstaat (2005) in nauwe samenwerking met I&M. Voor aardgastransportleidingen geldt het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (1-1-2011). Op dit moment wordt nieuw wettelijk instrumentarium ontwikkeld voor het transport van gevaarlijke stoffen (Besluit Transport Externe Veiligheid (BTEV), verwacht in 2012 en Basisnetten Weg, Spoor en Water).

De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden. Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Bij negatieve veranderingen van het groepsrisico moet de gemeente een verantwoording van het groepsrisico afleggen.

De gemeente Groningen heeft voor het bestemmingsplan een risico-inventarisatie uitgevoerd. Uit de inventarisatie blijkt dat er binnen het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn. Wel zijn er in de omgeving van het plangebied een aantal risicobronnen aanwezig, namelijk:

  • LPG-tankstation Veldma (Friesestraatweg 213),
  • provinciale weg N355 (Friesestraatweg),
  • hoge druk aardgasleiding N-507-25-KR,
  • spoorweg Groningen-Sauwerd.

Vanwege de grote afstand van zowel het LPG tankstation, de provinciale weg N355 als de hoge druk aardgasleiding tot het plangebied, zijn deze risicobronnen in deze niet relevant. Wel is de spoorweg Groningen-Sauwerd van invloed op de externe veiligheidssituatie binnen het plangebied. Voor de spoorlijn Groningen-Sauwerd geldt dat er wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden van het plaatsgebonden risico, evenals voor het plasbrandaandachtsgebied (PAG). Voor het groepsrisico geldt dat er sprake is van een hoog groepsrisico voor de hele spoorbaan. De oriëntatiewaarde wordt overschreden.

Vanwege de overschrijding van de oriëntatiewaarde bestaat een verantwoordingsplicht. De verantwoordingsplicht is verankerd in het BEVI. In de 'Circulaire RNVGS' is een vergelijkbare verplichting opgenomen. Gezien de relatief grote afstand tot het spoortraject (meer dan 200 meter) kan worden volstaan met een beperkte groespsrisicoverantwoordig (beschouwing van de aspecten 'bestrijdbaarheid' en 'zelfredzaamheid'). Deze verantwoording is uiteengezet in de veiligheidsstudie die als losse bijlage is toegevoegd aan dit plan.

De regionale brandweer heeft daarnaast geconstateerd dat uit de beoordeling van het aspect bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid blijkt, dat aan de Dierenriemstraat bluswatervoorzieningen dienen te worden geplaatst. De overige aspecten geven geen aanleiding tot het treffen van maatregelen.

De externe veiligheidssituatie vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

3.5.4 Bodem

Uit de gehouden inventarisatie blijkt dat ter plaatse van het winkelcentrum en in de omgeving van het winkelcentrum verschillende bodemonderzoeken zijn uitgevoerd. De resultaten uit de onderzoeken zijn per deellocatie hieronder kort beschreven.

1. Eikenlaan vml. nr. 314-316

Op deze locatie is in het verleden een stomerij gevestigd geweest. Als gevolg van deze activiteit is de bodem verontreinigd met vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen. Deze verontreiniging wordt gemonitord met als doel om te zien of de verontreiniging zich verspreidt. Bij ontwikkelingen moet met deze verontreiniging rekening gehouden worden.

2. Tankstation Pleiadenlaan

In 1998 is op deze locatie een bodemsanering uitgevoerd. In 2010 zijn in het kader van de monitoring van tankstations verhoogde gehalten aan MTMB aangetroffen in het grondwater. Deze verontreiniging wordt gemonitord.

3. Overige deel winkelcentrum

Bij het winkelcentrum zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. Hierbij is ondermeer nabij de parkeerplaats een verontreiniging met minerale olie aangetroffen. Bij de ontwikkeling van de locatie moet met deze verontreiniging rekening gehouden worden.

Uit de uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt dat in het plangebied en de omgeving van het plangebied bodemverontreiniging aanwezig is. Voor de beoogde ontwikkelingen moet nader onderzocht worden of de bodem geschikt is voor de nieuwe functie.

Bij de aanpak van de bodemverontreiniging moet aangesloten worden bij de eventueel geplande ontwikkelingen. De verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van een bodemonderzoek en voor een sanering ligt bij de veroorzaker, de eigenaar en/of de belanghebbende. Het uitgangspunt is dat de locatie geschikt wordt gemaakt voor het beoogde gebruik.

Voordat met de sanering kan worden begonnen, moet de gemeente Groningen als bevoegd gezag op grond van de Wet bodembescherming instemmen met de voorgestelde sanering. De gemeente ziet toe op de juiste uitvoering van de sanering en van grondverzet in het algemeen. Voor de locaties die verdacht zijn van (ernstige) bodemverontreiniging is een bodemonderzoek bij de aanvraag van een Wabo-vergunning in ieder geval noodzakelijk.

Diffuse verontreinigingen

Eventuele diffuse bodemverontreiniging ontstaat door jarenlang gebruik en is niet tot een specifieke bron te herleiden. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Groningen blijkt dat in dit plangebied geen diffuse (lichte) bodemverontreiniging voorkomt.

Bij het toepassen en hergebruik van grond dient de “Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem” in acht genomen te worden.