direct naar inhoud van Artikel 11 Recreatie
Plan: Bestemmingsplan Lintdorpen en Ruischerbrug
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP523LintdorpenRui-vg01

Artikel 11 Recreatie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatieve voorzieningen;
  • b. kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' ten behoeve van recreatieve bewoning in kampeermiddelen;
  • c. verblijfsrecreatieve voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'recreatie';
  • d. recreatiewoningen, ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • e. parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • f. bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • g. additionele voorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde doeleinden.

11.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De goot- en bouwhoogte mogen maximaal de aangegeven hoogte bedragen.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' mogen uitsluitend stacaravans worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 3 meter en een oppervlakte van maximaal 30 m2, alsmede andere kampeermiddelen als bedoeld onder 11.1 onder b.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'recreatie' mogen uitsluitend zomerhuizen worden opgericht met een maximale goothoogte van 3,50 meter, met een dakhelling tussen de 25 en 50 graden en een oppervlakte van maximaal 50 m2, met een maximum van 27 zomerhuisjes per ha.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' mogen maximaal 34 recreatiewoningen worden opgericht met een maximale goothoogte van 3,50 meter met een dakhelling tussen de 25 en 50 graden en een oppervlakte van maximaal 50 m2.
  • f. De goothoogte en minimale en maximale dakhelling van bebouwing ten behoeve van sanitaire voorzieningen en bergruimte bedraagt respectievelijk 4 meter en 25 en 50 graden, met dien verstande dat het bebouwingspercentage niet meer dan 10% van het bestemmingsvlak mag bedragen.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2,50 meter bedragen.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 11.2.2 onder f voor het vergroten van het toegestane bebouwingspercentage met maximaal het getal 10;
  • b. lid 11.2.2 onder b ten behoeve van het vergroten van de toegestane goothoogte met maximaal 0,5 meter.
11.3.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 11.3.1, is slechts mogelijk indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

a. de woonsituatie:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

b. het straat- en bebouwingsbeeld:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.

c. de verkeersveiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.

d. de sociale veiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.

e. de milieusituatie:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.