direct naar inhoud van Artikel 5 Agrarisch met waarden
Plan: Bestemmingsplan Bedrijventerrein Zuidoost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP516BedrterreinZo-vg01

Artikel 5 Agrarisch met waarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
  • b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van de gronden;
  • c. recreatief medegebruik;
  • d. paden;
  • e. sloten en waterlopen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. additionele voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde doeleinden.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2,50 meter bedragen.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  • b. het gebruik van de gronden voor recreatief nachtverblijf;
  • c. het gebruik van de gronden als standplaats voor woonwagens en kampeermiddelen;
  • d. het gebruik van de gronden voor parkeren.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
5.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden de volgende activiteiten uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van de gronden;
  • b. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en beplanting;
  • c. het aanleggen en/of verharden van wegen en paden;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.
5.4.2 Uitzondering op de vergunningplicht

Het in lid 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
5.4.3 Voorwaarden voor vergunningverlening

De in lid 5.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van de gronden.