direct naar inhoud van Artikel 5 Bedrijventerrein
Plan: Bestemmingsplan Sontwegtracé
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP515Sontwegtrace-vg02

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven als bedoeld in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat
    • 1. geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
    • 2. maximaal 50% van de bruto vloeroppervlakte mag bestaan uit kantoorruimte die ten dienste staat van het ter plaatse gevestigde bedrijf;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen, waaronder uitsluitend wordt verstaan:
    • 1. detailhandel in auto's, boten en caravans;
    • 2. detailhandel in landbouwwerktuigen;
    • 3. detailhandel in grove bouwmaterialen;

met dien verstande dat detailhandel in niet-volumineus, branchevreemd assortiment als onzelfstandig onderdeel van een ter plaatse gevestigd volumineus detailhandelsbedrijf is toegestaan, mits de omvang niet meer bedraagt dan 10% van de totale verkoopvloeroppervlakte, tot een maximum van 500 m2 per vestiging;

  • c. kantoren tot een maximum van 500 m2 bruto vloeroppervlakte per perceel;
  • d. onderwijs ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs';
  • e. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. additionele voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde doeleinden.

5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • c. het bebouwingspercentage mag maximaal het op de verbeelding aangegeven percentage bedragen;
  • d. de afstand van gebouwen tot een naar de weg gekeerde perceelsgrens mag niet minder dan 5 meter bedragen, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de bestaande afstand geldt;
  • e. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder dan 5 meter bedragen, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de bestaande afstand geldt;
  • f. de oppervlakte van een bedrijfswoning mag, met inachtneming van het voor het desbetreffende bouwperceel aangegeven bebouwingspercentage, maximaal 100 m2 bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag maximaal 9 meter bedragen.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- of perceelsafscheidingen mag maximaal 3 meter bedragen.
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen.
5.3 Nadere eisen
5.3.1 Bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.1, onder a, onder 2, en sublid 5.2.1 voor een overschrijding van het toegestane percentage kantoorruimte tot ten hoogste 70% van de bruto vloeroppervlakte;
  • b. het bepaalde in sublid 5.2.2, onder b, voor een overschrijding van de toegestane bouwhoogte met maximaal 3 meter;
  • c. het bepaalde in sublid 5.2.2, onder c, voor een overschrijding van het toegestane bebouwingspercentage met maximaal het getal 10;
  • d. het bepaalde in lid 5.2.2, onder e, voor een overschrijding van de voorgeschreven afstand tot de perceelsgrenzen tot minimaal 2 meter.
5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, behorende tot een andere categorie dan die welke volgens lid 5.1 onder a, zijn toegestaan;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de detailhandel genoemd in lid 5.1 onder b;
  • c. het gebruik van gronden ten behoeve van standplaatsen voor woonwagens dan wel het gebruik van gronden anderszins voor bewoning.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.1 onder a, juncto lid 5.5 onder a, ten behoeve van de vestiging van bedrijven, die in de Lijst van bedrijfstypen zijn opgenomen in een hogere dan de aldaar genoemde categorieën, maar naar hun aard en invloed op de omgeving kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven, die voorkomen in de in lid 5.1 sub a, genoemde categorieën, mits het niet betreft geluidzoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
  • b. het bepaalde in lid 5.1 onder a, juncto lid 5.5 onder a, ten behoeve van de vestiging van bedrijven, die niet in de Lijst van bedrijfstypen zijn opgenomen, maar naar hun aard en invloed op de omgeving kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven, die voorkomen in de in lid 5.1 onder a genoemde categorieën, mits het niet betreft geluidzoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen;
  • c. het bepaalde in lid 5.1 onder a, onder 2, voor een overschrijding van het toegestane percentage kantoorruimte tot ten hoogste 70% van de bruto vloeroppervlakte;
  • d. het bepaalde in lid 5.5 onder c, voor het gebruik voor bewoning ten behoeve van een bestaande bedrijfswoning.
5.7 Voorwaarden voor afwijken
  • a. Afwijken van de regels met toepassing van de leden 5.4 en 5.6 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de woonsituatie;
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de verkeersveiligheid;
      • de sociale veiligheid;
      • de milieusituatie;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • b. Aan het bepaalde in lid 5.6, onder a en b, wordt geen toepassing gegeven dan nadat een advies van een onafhankelijke deskundige op het gebied van het milieu is ingewonnen.
5.8 Wijzigingsbevoegdheid
5.8.1 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van detailhandel in motorbrandstoffen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen ten behoeve van detailhandel in motorbrandstoffen, met uitzondering van LPG, onder de voorwaarde dat:

  • a. de bouwhoogte van de gebouwen maximaal 5 meter mag bedragen;
  • b. de verkoopvloeroppervlakte van de gebouwen maximaal 80 m2 mag bedragen, met dien verstande dat in het wijzigingsplan aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid kan worden toegekend om ontheffing te verlenen voor een verkoopvloeroppervlakte van maximaal 120 m2, mits deze oppervlakte noodzakelijk is in verband met de omvang van de ter plaatse uitgeoefende detailhandelsactiviteiten, uit ruimtelijk en verkeerskundig oogpunt aanvaardbaar is en geen onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefklimaat.
5.8.2 Wijzigingsbevoegdheid met betrekking tot de bouwvlakken

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd dan wel op de verbeelding nieuwe bouwvlakken worden aangegeven, mits:

  • a. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde;
  • b. voldaan wordt aan de alsdan geldende eisen ten aanzien van externe veiligheid vanwege inrichtingen;
  • c. voldaan wordt aan de alsdan geldende eisen ten aanzien van externe veiligheid vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • d. overeenkomstige toepassing wordt gegeven aan het gestelde in lid 5.7, onder a.