direct naar inhoud van 4.2 Vertaling ruimtelijk-functionele structuur in het bestemmingsplan
Plan: Bestemmingsplan Binnenstad-Oost 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP508BinnenstadOos-vg01

4.2 Vertaling ruimtelijk-functionele structuur in het bestemmingsplan

Functionele structuur

Typische woongebieden zijn op de verbeelding (voorheen genoemd: de plankaart) voorzien van de bestemming Wonen. Het gaat hier om de woongebieden rond de Vlasstraat, enkele verspreid voorkomende gebieden tussen de Bloemstraat en het Schuitenschuiverskwartier en het binnengebied op het Eiland. Een uitzondering vormt de Nieuwe Sint Jansstraat, waar van oudsher een mix van functies bestond; deze straat heeft de bestemming Centrum gekregen.

Behoudens de aanwezige afwijkende functies is het niet gewenst in de woongebieden andere functies dan 'wonen' toe te voegen die het woonklimaat zouden kunnen verstoren. Beroepen aan huis en, na toepassing van een afwijkingsbevoegheid, kleinschalige bedrijvigheid zijn wel toegestaan binnen de woonbestemming, zolang de woonfunctie als overwegende functie in stand blijft.

In het overige gedeelte van het plangebied is de bestemming Centrum van toepassing, met uitzondering van de locaties met maatschappelijke functies. Hiermee wordt een verscheidenheid aan, en uitwisseling van functies mogelijk gemaakt, waardoor dynamiek in het stedelijk gebied kan ontstaan: detailhandel, lichte bedrijvigheid en dienstverlening bij recht, andere functies via een afwijkingsbesluit. In principe is wonen op de verdieping altijd toegestaan; dat wordt ook gestimuleerd. Op een aantal locaties is wonen op de begane grond niet gewenst. Het betreft de straten waar juist een mix aan functies, die zorgt voor levendigheid en aantrekkelijkheid, is gewenst. Dit zijn de aanlooproutes naar de binnenstad zoals de Nieuweweg, het Schuitendiep en het Damsterdiep. Hier is wonen op de begane grond, behalve ter plaatse van de bestaande woningen op de begane grond, niet wenselijk. In het bestemmingsplan wordt dit onderscheid gemaakt door de bestemming Centrum-1 toe te passen; in de bestemming Centrum-2 is wonen op de begane grond wel toegestaan. Zie de navolgende afbeelding voor een overzicht van het wonen in het plangebied en het onderscheid tussen de bestemmingen Centrum-1 en Centrum-2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP508BinnenstadOos-vg01_0027.png"

Wonen in Binnenstad-Oost

Daarnaast wordt er voor gekozen om grootschalige detailhandel te stimuleren in de belangrijkste winkelstraten. Dat betreft de Centrum-1 bestemming in dit plan. Voor de Centrum-2-bestemming is een beperking opgenomen voor de oppervlakte aan detailhandel die is toegestaan (maximaal 200 m²). Via een afwijkingsbesluit kan tot 400 m² worden uitgebreid.

Horeca draagt in principe bij aan de aantrekkelijkheid van het centrumgebied. Desalniettemin is het

belangrijk om sturing te houden op het aantal en de locatie van horecavestingen. Zonder sturing kan

een onacceptabele toename ontstaan, waarbij de woonfunctie kan worden aangetast. Daarnaast zorgt een grote concentratie van avondhoreca ervoor, dat er met name overdag te weinig levendigheid in het straatbeeld is. In het wijkperspectief Binnenstad-Oost (zie ook paragraaf 4.1) is daarom ook opgenomen dat 'horeca in de hand moet worden gehouden'.

Er is wel enige uitbreidingsruimte opgenomen. Hiervoor moet meestal een afwijkingsbesluit genomen worden, zodat gestuurd kan worden op soort, locatie en dergelijke. In de volgende straten kan horeca via een afwijkingsbesluit worden toegevoegd: aan het Damsterdiep, de Nieuweweg, de Oostersingel en de Damsterkade. Daarnaast is bij recht horeca 2 en 3 ter plaatse van Voor 't Voormalig klein Poortje 1-4 toegestaan en horeca-2 (bijvoorbeeld een restaurant) op de adressen Lijnbaanstraat 2 en Oosterkade 1 op de begane grond.

Ruimtelijke structuur

Binnen een bestemmingsplan kan gevarieerd worden met de mate van flexibiliteit van bestemmen. Het credo is: vastleggen wat moet en loslaten wat kan. Het gaat erom de belangrijke waarden, karakteristieken en structuren vast te leggen zonder bewoners en ondernemers met onnodige regels op te schepen.

In het plangebied Binnenstad-Oost 2012 komen veel gesloten bouwblokken voor met open of gedeeltelijk open binnenterreinen. Ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan worden de binnenterreinen beter beschermd. In het oude bestemmingsplan Binnenstad-Oost werd gewerkt met een vloerindex. Op die manier kon worden gevarieerd in hoogte en diepte op een perceel. In het voorliggend bestemmingsplan wordt gekozen voor een onderscheid tussen hoofdbebouwing aan de straatkant en het open houden van binnenterreinen. Aanleiding hiervoor is de toegenomen aandacht voor binnenterreinen en de mogelijk nadelige gevolgen voor buurpercelen. Er worden op de binnenterreinen minder bebouwingsmogelijkheden geboden, zodat er voldoende lucht en ruimte aanwezig blijft.

In bestemmingsplan Binnenstad-Oost 2012 wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het systeem dat in de gehele stad wordt toegepast bij (nieuwe) bestemmingsplannen. Voor de woonbestemmingen in het plan betekent dat, dat hoofdbebouwing binnen het bouwvlak gebouwd moet worden en dat bijbehorende bouwwerken ook daarbuiten mogen worden gebouwd. Hierbij wordt aangesloten bij de standaardregeling voor bijbehorende bouwwerken zoals deze in Groningse bestemmingsplannen wordt toegepast. Dat wil zeggen dat een achtererf voor maximaal 50% mag worden bebouwd.

Daar waar nog gave ensembles van panden voorkomen die een duidelijke cultuurhistorische waarde hebben, is een meer beschermende regeling opgenomen. Het gaat om panden in straten waar de bestaande bebouwing nog duidelijk verwijst naar de historische opbouw van de straat. Dit geldt onder andere voor rijtjesbebouwing in de Nieuwe Sint Jansstraat en de Agricolastraat waar nog een gave straatwand bestaat van één-laagse panden met kap. Ook in de Pluimerstraat is dit het geval en op de hoek Oosterkade/Voor 't Voormalig Klein Poortje verwijst de bebouwing nog duidelijk naar het verleden: oorspronkelijke één-laagse panden die zijn opgehoogd naar twee lagen met kap. Tevens wordt ervoor gekozen om enkele individuele panden en enkele monumenten specifiek te beschermen met het oog op behoud voor de toekomst.

Op een aantal locaties in het plangebied is de maximale dakhelling geregeld, namelijk daar waar zowel de maximale goothoogte als de maximale bouwhoogte is geregeld. De regeling betreft onder meer de karakteristieke panden in de Vlasstraat met een nog gaaf gevelbeeld van twee bouwlagen met haakse kapstructuur en de panden van het door Bouma ontworpen woningcomplex aan de Oostersingel/ Walstraat/Kruitgracht. Beide pandenensembles vallen niet onder de werking van de monumentenwet. Bescherming van deze structuren moet door middel van het bestemmingsplan worden geregeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP508BinnenstadOos-vg01_0028.png"

Individuele dakopbouw Oostersingel

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP508BinnenstadOos-vg01_0029.png"

Collectieve dakopbouw W.A. Scholtenstraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP508BinnenstadOos-vg01_0030.png"

Kapstructuur Vlasstraat

'Dode functies', zoals garageboxen en opslag, in de straatwand worden geweerd ten behoeve van het straatbeeld en de sociale veiligheid. Dergelijke functies die reeds aanwezig zijn, zijn toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP508BinnenstadOos-vg01_0031.png"

Voorbeeld van garage / opslag in gevel

In het oude bestemmingsplan Binnenstad-Oost is een maximale korrelgrootte opgenomen. Deze werd gedefinieerd als 'de in de voorgevel van een gebouw gemeten pandbreedte dan wel de maat van de verticale geleding van de voorgevel van een gebouw'. Op de verbeelding werd een gemiddelde maat genomen, die voorkwam in een straatwand. In het voorliggend bestemmingsplan, en in het algemeen via bestemmingsplannen, wordt de korrelgrootte niet langer geregeld. De welstandsbeoordeling is een veel geschikter middel. De te beschermen waarden gaan verder dan alleen een gemiddelde pandbreedte, maar betreffen ook bijvoorbeeld de materialisering en de gevelindeling met ramen, deuren of anderszins. De aspecten van kleinschaligheid zijn bovendien vooral relevant in samenhang met de omgeving. Veel aspecten die het kleinschalig karakter waarborgen kunnen daarom wel door de welstandscommissie en niet door middel van een bestemmingsplan worden geregeld.