direct naar inhoud van Bijlage 2 Externe veiligheidsstudie
Plan: Bestemmingsplan Ebbingekwartier
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP506Ebbingekwarti-oh01

Bijlage 2 Externe veiligheidsstudie

1. Inleiding

Ten behoeve van de beoordeling van het aspect externe veiligheid voor het bestemmingsplan 'Ebbingekwartier' heeft de gemeente Groningen een veiligheidsstudie uitgevoerd. Deze studie bestaat uit de volgende onderdelen:

  • inventarisatie van de risicobronnen in en nabij het plangebied;
  • analyse van de invloed risicobronnen op de veiligheid;
  • toetsing veiligheidssituatie aan de geldende veiligheidsnormen;
  • beoordeling van de noodzaak voor een verantwoording groepsrisico.

De studie is uitgevoerd in februari 2011 en juni 2011. De uitkomsten van de studie vormen de basis voor de externe veiligheidsparagraaf van het bestemmingsplan.

2 Toelichting Externe Veiligheid

2.1 Definitie Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en door buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bij voorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen (externen) die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

In het begrip risico zijn kansen en effecten aan elkaar gekoppeld. Bij externe veiligheid gaat het om ongelukken met kleine kansen en grote effecten. Het beleidsveld externe veiligheid richt zich op de beheersing van deze risico's.

2.2 Risiconormen

De risiconormering voor externe veiligheid concentreert zich rond twee begrippen: plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Hieronder worden deze toegelicht.

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft het minimale wettelijke niveau voor de bescherming van individuele burgers.

Het is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval bij een risicobron, aangenomen dat de persoon onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven.

In het plaatsgebonden risico zijn twee kansen verwerkt:

  • de kans op het plaatsvinden van een ongeluk waarbij een gevaarlijk stof vrijkomt;
  • de kans dat een persoon daadwerkelijk overlijdt als gevolg hiervan.

Deze kans mag maximaal 1 op een miljoen (10-6) per jaar zijn.

Men kan de kans met een risicocontour ruimtelijk weergeven. Deze contour verbindt plaatsen in de omgeving van de risicobron met een overlijdenskans van één op een miljoen. Binnen de 10-6-contour mogen geen nieuwe kwetsbare objecten (zoals woningen en scholen) worden geplaatst.

Met het groepsrisico (GR) wordt een maat gegeven voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp.

Het is de kans per jaar dat een groep van tenminste 10 personen tegelijk overlijdt als rechtstreeks gevolg van de aanwezigheid in het invloedsgebied van een risicobron én een ongewoon voorval binnen die risicobron waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

De hoogte van het groepsrisico is afhankelijk van twee factoren:

  • de jaarlijkse kans dat zich een ongeval met een gevaarlijke stof voordoet;
  • het aantal potentiële slachtoffers in het invloedsgebied van een risicovolle activiteit.

Het GR legt een relatie tussen deze twee factoren.

Men kan het groepsrisico niet ruimtelijk weergeven. Het wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin het aantal slachtoffers wordt uitgezet tegen de cumulatieve kans dat de groep slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen: de fN-curve. Het groepsrisico dient te worden bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit.

Daarnaast speelt het zogenaamde Plasbrand Aandachtsgebied (PAG) een belangrijke rol bij de beoordeling van externe veiligheid. Het PAG betreft de zone waarbinnen de effecten van een ongeluk met brandbare vloeistoffen een dodelijk effect hebben. Voor de wegen en het spoor ligt deze grens op 30 meter, voor vaarwegen bedraagt de zone 25 meter.

3. Wettelijk kader

3.1 Inleiding

Om de externe veiligheidsrisico's te beheersen heeft de rijksoverheid een aantal nota's, circulaires en besluiten opgesteld die leidend zijn voor externe veiligheidstaken van de provincie en gemeenten. Het gaat daarbij om wet- en regelgeving waarin risiconormen zijn gesteld voor respectievelijk inrichtingen, transport van gevaarlijke stoffen en buisleidingen. Het rijksbeleid staat niet op zichzelf. Ook de provincie Groningen en de gemeente Groningen hebben veiligheidskaders vastgesteld.

Rijksbeleid

Risicobedrijven

Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI ) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Daarnaast stelt het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO-1999) eisen aan de meest risicovolle bedrijven in Nederland. Het BEVI verplicht gemeenten en provincies rekening te houden met de externe veiligheid als ze een milieuvergunning verlenen of een bestemmingsplan maken.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Ten aanzien van transportrisico's zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de 'Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen' (RNVGS) en de Circulaire 'Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen' verschenen. De circulaire bevat veiligheidsnormen voor het vervoer en voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van transportroutes. Gemeenten dienen hiermee rekening te houden bij het opstellen van ruimtelijke plannen.

Binnenkort wordt volgens planning het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) vastgesteld. Het BTEV is vergelijkbaar met het BEVI en bevat risiconormen voor transportroutes.

Hogedrukbuisleidingen

Voor aardgastransportleidingen geldt het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (BEVB), naar analogie van het BEVI. Voor buisleidingen wordt gekeken naar het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

3.3 Beleidsvisie Externe Veiligheid gemeente Groningen

In januari 2010 heeft de gemeente Groningen een eigen externe-veiligheidsbeleid vastgesteld. Hierin geeft de gemeente Groningen aan, hoe zij binnen haar grenzen met het milieuaspect externe veiligheid om wil gaan. In de visie worden randvoorwaarden geformuleerd voor nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast bevat de visie een afwegingskader voor de initiatieffase van nieuwe ontwikkelingen.

3.4 Provinciaal Basisnet Groningen

Voor de provinciale wegen heeft de provincie het provinciaal basisnet Groningen opgesteld. Het provinciaal basisnet bevat daarnaast aanvullende regels voor rijks- en spoorwegen ten behoeve voor extra bescherming van minder zelfredzame personen. Het provinciaal basisnet Groningen betreft een robuust systeem waarin de externe risico's van transport van gevaarlijke stoffen zijn beschouwd en de gevolgen inzichtelijk zijn gemaakt.

4 Risicosituatie plangebied

4.1 Inventarisatie risico's

In deze paragraaf wordt de risicosituatie voor het plangebied geschetst. Hiertoe heeft een inventarisatie plaatsgevonden van de potentiële risicobronnen in en nabij het plangebied. Risicobronnen zijn:

  • bedrijven waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen of geproduceerd;
  • transportassen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • buisleidingen voor transport van aardgas onder hoge druk en voor K1, K2 en K3-vloeistoffen.

De inventarisatie bestaat in eerste instantie uit het in kaart brengen van de risicobronnen in en nabij het plangebied en uit een analyse van de invloed die deze bronnen hebben voor de veiligheid.

Bedrijven/inrichtingen

Er zijn geen risicovolle bedrijven in of nabij het plangebied aanwezig

Transportassen

Wegen

Er zijn geen wegen in of nabij het plangebied aanwezig.

Waterwegen

Er zijn geen waterwegen in of nabij het plangebied aanwezig.

Spoorwegen: spoorweg Groningen-Sauwerd.

  • vervoer van gevaarlijke stoffen, deel van het landelijk basisnet;
  • Prmax 11 meter;
  • plasbrandaandachtsgebied (PAG) 30 meter;
  • toetsingsgebied GR 1500 meter;
  • ligging: circa 530 meter van het plangebied.

Buisleidingen

Er zijn geen buisleidingen in of nabij het plangebied aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP506Ebbingekwarti-oh01_0014.jpg"

Ligging risicobronnen plangebied

4.2 Samenvatting en conclusie

Uit de inventarisatie blijkt dat er binnen het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn. Wel is er in de omgeving van het plangebied een risicobron aanwezig te weten: de spoorlijn Groningen-Sauwerd.

De invloed van deze risicobron wordt hierna beschreven.

5 Nader onderzoek relevante risicobronnen

Inleiding

De aanwezigheid van risicobronnen heeft consequenties voor de veiligheid van het bestemmingsplan als er harde risicocontouren (PR of PAG) of invloedsgebieden van het groepsrisico (GR) over het plangebied liggen. Zoals hiervoor beschreven valt het invloedsgebied van de spoorlijn Groningen-Sauwerd over het plangebied.

In dit hoofdstuk wordt deze risicobron en de invloed op het plangebied nader beschreven. Tevens wordt aangegeven of het groepsrisico moet worden verantwoord en of de hoogte ervan aanvaardbaar is. Ook wordt toegelicht of de aanwezigheid van de risicobron het treffen van veiligheidsmaatregelen of het opnemen van aanvullende voorschriften noodzakelijk maakt.

Spoorlijn Groningen-Sauwerd

Ligging

De spoorlijn Groningen – Sauwerd (verbinding met Delfzijl en de Eemshaven) ligt circa 530 meter ten noordwesten van het plangebied. Over deze spoorlijn vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.

Plaatsgebonden risico

Het spoor ligt op een afstand van ongeveer 530 meter van het plangebied. Vanwege deze grote afstand is het PR niet aan de orde.

Plasbrandaandachtsgebied (PAG)

Naast het PR dient ook rekening te worden gehouden met de effecten van een plasbrand-scenario. Voor het spoor bedraagt het PAG 30 meter (volgens het provinciale basisnet de zogenoemde '30 meter zone'). Aangezien het plangebied ruim 500 meter van deze spoorlijn is verwijderd is, wordt aan deze afstand voldaan.

Groepsrisico

De grootte van het invloedsgebied van het GR hangt af van de aard van de vervoerde gevaarlijke stoffen en de hiermee verbonden ongevallenscenario's. Voor de meeste ongevallenscenario's geldt dat het effectgebied veel kleiner is dan 200 meter. Er zijn echter enkele scenario's met een grotere effectafstand. Het plangebied ligt daarom voor een deel binnen het invloedsgebied van het spoor.

In december 2006 heeft een extern bureau in opdracht van de gemeente een nulmeting uitgevoerd van de externe veiligheidssituatie in relatie tot het transport van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Groningen-Sauwerd. Hierbij is het hele tracé vanaf het Reitdiep tot aan het Van Starkenborghkanaal onderzocht. Conform de Circulaire RVGS is het groepsrisico zowel met de huidige vervoersgegevens als met geprognosticeerde vervoersgegevens berekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP506Ebbingekwarti-oh01_0015.jpg"

Risicocurve Korrewegwijk voor de huidige vervoersfrequentie

Uit het onderzoek blijkt dat in de bestaande situatie sprake is van een hoog groepsrisico voor de hele spoorbaan. De oriëntatiewaarde (de diagonale, rode lijn in de figuur) wordt ruimschoots overschreden. Vanwege de overschrijding van de oriëntatiewaarde bestaat een verantwoordingsplicht. De verantwoordingsplicht is verankerd in het BEVI. In de 'Circulaire RNVGS' is een vergelijkbare verplichting opgenomen. De groepsrisicoverantwoording voor het voorliggend bestemmingsplan, zoals hierna verantwoord, is mede gebaseerd op het onderzoeksrapport 'Externe veiligheid uitbreiding 't Blauwbörgje, projectnr. 164110.20', waarin de externe veiligheidsaspecten van de spoorlijn Groningen/Delfzijl/Roodeschool vanaf het Reidiep tot het Van Starkenborghkanaal zijn belicht. Het onderzoeksrapport is als afzonderlijke bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de aanwezigheid van de spoorlijn Groningen-Sauwerd geen bezwaar vormt voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

5.3 Bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid

Ten aanzien van de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid heeft de regionale brandweer Groningen het volgende advies gegeven.

5.3.1 Bestrijdbaarheid

Bij bestrijdbaarheid gaat het zowel om de voorbereiding op de bestrijding, als om het beperken van de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om de gevolgen zoveel mogelijk te beperken, is het van belang dat de hulpverleningsdiensten niet worden belemmerd in de uitvoering van hun hulpverlenende taken. Om de bestrijdbaarheid goed te kunnen verantwoorden, zijn de mogelijke effecten, de bereikbaarheid en de bluswatervoorzieningen beoordeeld. Hieruit blijkt het volgende.

  • Bij een ongeval met gevaarlijke stoffen op het spoortracé Groningen-Sauwerd, zijn toxische effecten mogelijk die tot in het plangebied reiken. Uit referentiescenario's blijkt, dat de 1% letaliteitgrens bij een worstcase scenario (instantaan falen tankwagon ammoniak) op circa 1250 meter ligt. Bij een geloofwaardig scenario (lekkage tankwagon ammoniak) ligt de 1% letaliteitgrens op circa 120 meter. Omdat het plangebied op circa 550 meter van het spoortracé ligt, zijn in geval van een worstcase scenario dodelijke toxische effecten in het plangebied mogelijk.
  • Het plangebied is voldoende snel en in voldoende mate tweezijdig bereikbaar. In het bestemmingsplan is aangegeven dat in het plangebied geen auto-ontsluitingen komen ten behoeve van de woon- en winkelfuncties. Voor bedienend verkeer en hulpdiensten is aangegeven dat het wel mogelijk is om de woningen te bereiken. Ik adviseer u om de handreiking B&B hierbij als uitgangspunt te hanteren. Een belangrijk aandachtspunt daarbij is dat de toegang van de bebouwing, maar ook de trappenhuizen van de onderliggende parkeergarage voor de hulpdiensten tot op 10 meter is te benaderen.
  • In het plangebied zijn nauwelijks bluswatervoorzieningen aanwezig om snel te kunnen beschikken over bluswater. In de uitvoeringsfase moet het plangebied worden voorzien van adequate bluswatervoorzieningen. Dit in afstemming met de heer Timmer van Brandweer Stad Groningen. Hierbij geldt de handleiding B&B ook als uitgangspunt. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is dat de bluswatervoorziening op maximaal 40 meter van de toegang van de bebouwing en de trappenhuizen van de parkeergarage is gelegen.

5.3.2 Zelfredzaamheid

Bij zelfredzaamheid gaat het om de mogelijkheden voor personen om zichzelf in veiligheid te brengen bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit zonder daadwerkelijke hulp van de hulpverleningsdiensten. Bijvoorbeeld door te vluchten of te schuilen. De mate van zelfredzaamheid is namelijk bepalend voor de omvang van de hulpverlening tijdens een ramp of een zwaar ongeval. Om de zelfredzaamheid goed te kunnen verantwoorden, zijn zowel het zelfredzame vermogen, de ontvluchtingsmogelijkheden als de signaleringsmogelijkheden beoordeeld. Hieruit blijkt het volgende.

  • Het bestemmingsplan laat enkele maatschappelijke functies toe. Daarnaast is begeleid wonen toegestaan. Hierdoor is in het plangebied mogelijk sprake van langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen (kleine kinderen, zieken en ouderen). Gezien de beperkte omvang van deze functies en de afstand tot het spoortracé zijn geen extra maatregelen noodzakelijk. De overige aanwezige personen vormen een gemiddelde bevolkingsgroep uit de samenleving, die over het algemeen als zelfredzaam worden beschouwd.
  • Op basis van de huidige plankaart biedt het plangebied en de directe omgeving daarvan voldoende mogelijkheden voor het ontvluchten van het mogelijke rampgebied. Gezien de afstand tot het spoortracé kan in veel gevallen worden volstaan met binnen blijven in combinatie met het sluiten van ramen en deuren.
  • Het plangebied ligt volledig in het sirenebereik van het bestaande Waarschuwing en Alarmering Systeem (WAS). Hierdoor is een snelle alarmering mogelijk.

Conclusie

De externe veiligheidssituatie voor het bestemmingsplan 'Ebbingekwartier' is in beeld gebracht. Binnen het plangebied zijn geen risicobronnen aanwezig. Wel is er in de omgeving een risicobron aanwezig die invloed heeft op de veiligheidssituatie binnen het plangebied, te weten: de spoorlijn Groningen-Sauwerd.

Uit nader onderzoek is gebleken dat aan de veiligheidsnormen wordt voldaan. Dat wil zeggen dat voor deze risicobron wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico, evenals voor het plasbrandaandachtsgebied (PAG). Aangezien het plangebied op circa 530 meter van het spoor ligt, is het PAG niet relevant in deze. Voor het groepsrisico geldt, dat voor de meeste ongevallenscenario's geldt, dat het effectgebied veel kleiner is dan 200 meter. Er zijn echter enkele scenario's met een grotere effectafstand. Het plangebied ligt daarom voor een deel binnen het invloedsgebied van het spoor. De actualisatie van het bestemmingsplan heeft echter geen enkele toename van het GR tot gevolg. Deze veiligheidsstudie geldt als de verantwoording groepsrisico in deze.

De regionale brandweer heeft geconstateerd dat er in het plangebied sprake is van externe veiligheidsrisico's door het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoortracé Groningen-Sauwerd. Het plangebied ligt in het invloedsgebied van deze risicobron. In de bestaande situatie is al sprake van een overschrijding van de oriënterende waarde. Hierdoor is verantwoording van de groepsrisico's noodzakelijk.

De aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid maken onderdeel uit van deze verantwoording. Uit de beoordeling van het aspect bestrijdbaarheid blijkt, dat de bereikbaarheid en de bluswatervoorzieningen aandachtspunten zijn. Daarom adviseert de regionale brandweer om bij de uitwerking van het plan de bereikbaarheid en de bluswatervoorzieningen nader uit te werken. De handleiding 'Bereikbaarheid en bluswatervoorziening regio Groningen' (2010) geldt daarbij als uitgangspunt.

Uit de beoordeling van het aspect zelfredzaamheid blijkt, dat de alarmerings- en ontvluchtings- mogelijkheden voldoende zijn. In het invloedsgebied is mogelijk in beperkte mate sprake van langdurig verblijf van verminderd zelfredzame personen. Het aspect zelfredzaamheid geeft echter geen aanleiding tot het treffen van maatregelen.

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheidssituatie geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.