direct naar inhoud van 4.4 Water
Plan: Bestemmingsplan Ebbingekwartier
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP506Ebbingekwarti-oh01

4.4 Water

Het beleid ten aanzien van water is vastgelegd in het 'Waterwerk, verbreed Groninger Rioleringsplan' van de gemeente Groningen (planperiode 2009-2013). Daarnaast wordt gewerkt volgens de stedelijk wateropgave van het waterschap Noorderzijlvest en van het waterschap Hunze en Aa's.

De natuurlijke relatie van water met zijn omgeving ligt in steeds sterkere mate (mede) ten grondslag aan de ruimtelijke ontwikkeling. Het water als mede-ordenend principe. Water legt verbindingen tussen de bodem, de natuurlijke ontwikkeling en de gesteldheid en beleving van de woon- en werkomgeving.

Bij de planvorming wordt in een vroegtijdig stadium overleg met waterbeheerders gezocht (watertoets). In het kader van de watertoets zal nadere uitwerking van de principes van afwatering en ontwatering in relatie tot de waterkwaliteit en de waterkwantiteit plaats moeten vinden in overleg met de waterbeheerder. Het waterschap vervult een adviserende en toetsende rol.

Waterstructuur

Het gebied bevindt zich ten noorden van het centrum en wordt ingesloten door de Bloemsingel, de Bloemstraat en het Boterdiep.

Het gebied valt binnen de boezem van waterschap Noorderzijlvest (streefpeil NAP +0.53 meter). In het gebied zelf is geen oppervlaktewater aanwezig. Binnenstad-Noord voert overtollig regenwater grotendeels af naar de vijverpartijen in het Noorderplantsoen, van oudsher naast de recreatieve functie in gebruik als overstortvijver. In het aangrenzende Oosterhamrikkanaal is een dam met stuwconstructie aangelegd ter hoogte van de Kapteijnbrug. Hierdoor wordt de boezem fysiek gescheiden van het systeem van 'de Watermolen', een combinatie van een riolering, duiker en vijvers.

De Watermolen is een systeem dat zorgt voor de circulatie van oppervlaktewater tussen de vijvers van het Noorderplantsoen en het afgezette deel van het Oosterhamrikkanaal. Via een gemaal aan de Singelweg en een persleiding via de Bloemsingel en Noorderbinnensingel wordt water vanuit het afgezette deel van het Oosterhamrikkanaal verpompt naar het begin van de vijvers van het Noorderplantsoen. Het water stroomt vervolgens door de vijvers naar het noorden toe af. Ter plaatse van de Nieuwe Ebbingestraat stroomt het water via een duiker met een doorsnede van 800 mm. door de Bloemsingel weer af naar het afgezette deel van het Oosterhamrikkanaal. In dit deel van het Oosterhamrikkanaal wordt een hoger peil gehanteerd (NAP +0.70 meter). De huidige en toekomstige woningbouwprojecten op het CiBoGa-terrein zorgen voor de afvoer van 'schoon' hemelwater van daken en wegen naar deze berging van de Watermolen. In het beschouwde gebied is een gemengd rioolstelsel aanwezig. De bergingsinhoud van het riool is ruim 10 mm, de pompovercapaciteit bedraagt 0,7 mm/uur. Er worden geen problemen geconstateerd. Het water wordt voldoende snel afgevoerd naar de boezem.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP506Ebbingekwarti-oh01_0009.jpg"

De werking van de watermolen

Waterberging

In de boezem is voldoende oppervlaktewater aanwezig om het neerslagoverschot dat tijdens het klimaatscenario optreedt te kunnen bergen en risico's op wateroverlast te beperken. Alleen de randen van het Oosterhamrikkanaal zijn aangemerkt als risicoplaatsen. De kans op overlast in het plangebied is op basis van de stedelijke wateropgave van 2007 aangegeven op de navolgende afbeelding. Hierop is de nieuwe ontwikkeling, waarbij het maaiveld opgehoogd wordt, nog niet meegenomen. Door de ophoging zal het risico op overlast afnemen.

Ter toelichting het volgende.

De afbeelding van de stedelijke wateropgave toont de situatie vóór de realisatie van het CiBoGa- terrein bij extreme neerslag, die theoretisch 1x per 100 jaar (plus extra marge van 10% ten behoeve van klimaatveranderingen) optreedt. De gekleurde gebieden zijn in dat geval gevoelig voor wateroverlast, onder andere het CiBoGa-terrein en het Boterdiep.

Na de bouw is de situatie geheel anders. Het terrein van CiBoGa is opgehoogd. Het afstromende hemelwater binnen het plangebied wordt ingezameld en afgevoerd naar het afgezette stuk Oosterhamrikkanaal, onderdeel van de Watermolen. Daar wordt het water geborgen. Binnen de grenzen van het bestemmingsplangebied komt dus geen open water (zie ook de volgende paragraaf). Dat zat er niet en kan er ook niet komen in verband met de parkeergarage.

Het CiBoGa-terrein was van origine verhard oppervlak en aangesloten op de riolering. Het terrein is gesaneerd en ter plaatse is een parkeergarage aangelegd die bijna het gehele terrein afdekt. Rondom de parkeergarage is een drainageleiding aangelegd (IT-riool), waarop de toekomstige ontwikkelingen afvoeren. Bij het ontwerp van de riolering is rekening gehouden met het aansluiten van circa 1,75 ha schoon verhard oppervlak. Dit water zal afvoeren naar het schoonwatergedeelte van de watermolen. Dit gedeelte is voorzien van een bedienbare stuw (eigendom waterschap), die het peil in het gedeelte tot de Kapteijnbrug op circa 0,20 meter hoger houdt. Hiermee is een kleine peilscheiding gecreëerd om schoon water vast te houden voor de watermolen. De ontwikkeling nieuwe Vrydemalaan/UMCG zal  ook zorgen voor aanvoer van schoon water (dit valt echter buiten dit bestemmingsplan). Het Oosterhamrikkanaal zal in geval van peilstijgingen boven 0,20 meter dus ook gewoon beschikken over de oppervlakte van het water voor berging. Het is en blijft dus een gekoppeld watersysteem. Het afgeschermde schone deel zal dan ook altijd afvoer houden op Boezempeil en onder dit regime vallen.

De enige verandering in de situatie is dat de aanvoer in de geprojecteerde situatie geen schoon water meer via de riolering afvoert, maar rechtstreeks op oppervlaktewater. Hiermee zorgen alle kleine neerslaggebeurtenissen ook voor een verversing van het systeem. Tijdens extreme neerslag zal er niet veel veranderen ten opzichte van de huidige situatie aangezien in het gedeelte achter de stuw op het Oosterhamrikkanaal de uitmonding is van de overstorten van het gemengde stelsel. Het teveel aan neerslag minus de berging in het stelsel (14,3 mm in dit bemalingsgebied) zou daar al op het watersysteem terecht komen. Omdat de stedelijke wateropgave voor het Boterdiep niet of nauwelijks wijzigt ten opzichte van de huidige situatie, worden nu geen extra maatregelen getroffen. In een later stadium staat echter het Boterdiep op het programma voor herinrichting (de tram) en dan zal de situatie daar veranderen.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP506Ebbingekwarti-oh01_0010.jpg"

Waterberging

Water en riolering bij in- en uitbreidingen

Bij ontwikkelingen in het gebied moet rekening gehouden worden met de gevolgen van een toename van verhard en bebouwd oppervlak. Door deze verdere verstedelijking komt regenwater sneller tot afstroming. Voor het bestaande watersysteem betekent deze toename een extra belasting, waardoor meer water moet worden geborgen. Hiervoor wordt door de waterschappen een compensatie in de vorm van oppervlaktewater vereist. Als vuistregel wordt een compensatie van 10% van de toename van het verhard en/of bebouwd oppervlak in de vorm van oppervlaktewater geëist. Indien watergangen gedempt worden door nieuwe ontwikkelingen moet dit gecompenseerd worden door de aanleg van nieuwe watergangen/partijen. Het water moet indien mogelijk vertraagd afvoeren op de bestaande hoofdwatergangen door het plangebied.

In het gebied is een groot deel onderkelderd door een parkeerkelder. Op deze parkeerkelder wordt de nieuwe woonwijk gerealiseerd. Op de parkeerkelder komt een daktuin van wegen, groen en woningen. Het gebied wordt hierdoor hoger aangelegd dan het oorspronkelijke maaiveld. Er wordt een laagdikte gecreëerd van circa 0,90 meter tussen bovenkant maaiveld en bovenkant parkeerdek. In deze ruimte vindt de ondergrondse infrastructuur haar plaats. Hiermee wordt voorkomen dat de rond de parkeergarage liggende gebieden worden belast met regenwater van het terrein op de parkeergarage.

De aanleg van een vegetatiedak/groene daken kan een bijdrage leveren aan het vertraagd afvoeren van regenwater. Het vegetatiedak gebruikt water voor de groei van de beplanting, het bergt enig water en voert het vervolgens vertraagd af.

Bodem

Als gevolg van het historisch grondgebruik van het terrein (onder andere het gebruik als gasfabriekterrein met opslag van brandstoffen) komt op een aantal locaties binnen het plangebied bodemverontreining voor. Voor zover het de ontwikkeling van de bouwblokken betreft, wordt of is de bodem gesaneerd. Zie over dit onderwerp verder in paragraaf 4.5.5.

De drooglegging is de afstand van het oppervlaktewaterpeil tot aan de bovenzijde van het maaiveld. De ontwateringsdiepte is de afstand van de grondwaterstand tot aan het maaiveld. Het verschil tussen de drooglegging en de ontwateringsdiepte wordt veroorzaakt door de opbolling van het grondwater tussen de watergangen. De ontwateringsdiepte moet bij wegen en bomen minimaal 1 meter zijn en bij gebouwen moet dit minimaal 1,30 meter zijn ten opzichte van maaiveld. Bij kruipruimteloosbouwen moet deze afstand minimaal 0.20 meter beneden de fundering zijn. Op dit moment zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om een uitspraak te doen over de ontwateringsdiepte.

Door de aanleg van de wijk deels bovenop een parkeerkelder, waardoor slechts een ondergrondse ruimte van 0,90 meter wordt gerealiseerd, moet de drooglegging gerealiseerd worden door de aanleg van extensieve drainage. Het systeem kan gezien worden als een grote daktuin. De drooglegging zal nooit meer dan deze afstand kunnen worden. Aan de randen van de wijk wordt een verzamelriool gelegd, die het drainagewater en het regenwater afvoert naar het Oosterhamrikkanaal.

Het (diepere) grondwater in het gebied blijft kwetsbaar, omdat een deel van de bodemverontreiniging achterblijft. Blijvend zal daarom monitoring en bewaking van de grondwaterkwaliteit in het gebied nodig zijn.

Riolering

In het gebied wordt een gescheiden rioolstelsel aangelegd, dat afwatert op de waterberging van het Oosterhamrikkanaal.

Het regenwater dat op de bebouwing en wegen valt, wordt door middel van een infiltratieriool afgevoerd naar een verzamelriool naast de parkeerkelder. Dit infiltratieriool heeft zowel een drainerende als afvoerende functie. Het water dat op de verharding van asfalt valt, wordt door middel van straatkolken afgevoerd naar deze leiding. De ringleiding rondom de parkeerkelder vangt dit schone regenwater op en voert het af naar het Oosterhamrikkanaal, waarbij het bijdraagt aan de waterkwaliteit van het water in de Watermolen. Drainagestrengen op het betondek in combinatie met daktuinsubstraat zorgen voor de afvoer van overtollig regenwater in de groenvakken.

Er wordt geen water oppervlakkig afgevoerd en geen extra waterberging gecreëerd.

Bouwmaterialen

Bij de bouw van de gebouwen mogen geen materialen gebruikt worden die milieuverontreinigend zijn, zoals lood, zink en koper. Ook bepaalde bitumen en behandeld hout logen milieugevaarlijke stoffen uit welke via het regenwater in het oppervlaktewater terecht kunnen komen.

Het toepassen van vegetatiedaken is een prima middel om regenwater vast te houden en vertraagd af te voeren. Tevens verdampt het water door zon en wind. Bij hevige neerslag zal het water minder snel tot afstroming komen. Ook dit kan een bijdrage leveren in de compensatie voor de toename van het verhard en bebouwd oppervlak. Daarnaast isoleren de groene daken in de zomer. Door het verdampingsproces in de grondlaag wordt voorkomen dat het dak te veel opwarmt. Op deze wijze kan bespaard worden op energieslurpende voorzieningen zoals airco’s e.d.

Ecologisch gezien biedt dit ook de nodige voordelen: meer ruimte en ontwikkeling voor insecten, vogels en andere flora en fauna.