direct naar inhoud van 1.2 Voorgeschiedenis
Plan: Bestemmingsplan Ebbingekwartier
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP506Ebbingekwarti-oh01

1.2 Voorgeschiedenis

Inleiding

Voor het nog niet gerealiseerde deel van het plangebied CiGa betekent het voorliggende bestemmingsplan een wijziging. De gewijzigde invulling van het plangebied ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan CiGa heeft een aantal redenen:

  • 1. de ruimtelijk-functionele betekenis van de locatie is veranderd;
  • 2. de wensen van de consument, die leiden tot meer nadruk op een scheiding tussen publiek en privé.

Ad 1. De veranderde ruimtelijk-functionele betekenis

Het gasfabriekterrein werd eind jaren '80 gezien als een onderdeel van het Circus-, Gasfabriek- en Bodenterrein (afgekort als CiBoGa). Op CiBoGa zou een wijk verrijzen, die - hoewel doorsneden door de Bloemsingel en het Oosterhamrikkanaal - één ruimtelijk-functioneel samenhangend gebied zou vormen. Echter, sinds de eerste plannen voor de ontwikkeling van het CiBoGaterrein is het gebied opgesplitst in ruimtelijk en functioneel duidelijk te onderscheiden eenheden. Daardoor is de positie van het gebied in het netwerk van de stad gewijzigd.

Ter toelichting het volgende.

In het Structuurplan van 1987 werd het gebied aangemerkt als intensiveringszone voor (boven)regionale functies. Mede vanwege de enorme bodemsaneringskosten kreeg deze ontwikkeling nog geen prioriteit.

In het Structuurplan van 1996 werd de stad voor het eerst sinds jaren weer als een samenhangend geheel getekend. Naast uitbreidingsgebieden werden in de stad enkele ontwikkelingszones aangegeven, waaronder het Oosterhamriktracé. Het Oosterhamriktracé wordt de nieuwe ontwikkelingsradiaal van de stad die de relatie tussen de Binnenstad en de Noordoostflank van de stad zal verbeteren en kansen zal bieden voor ruimtelijke en functionele versterking van de stad. De zone is een continue lange lijn in de stad, die in het CiBoGa-gebied landt en daar de verbinding maakt met de Binnenstad.

De eenheid van het CiBoGa-gebied zou worden benadrukt door een typerende vorm van de bouwblokken ('schotsen'). In het stedenbouwkundig plan CiBoGa staat hierover, dat gekozen is voor een bebouwingsritme en morfologie die voorkomt in de gehele ring op de plaats van de voormalige vestingwerken. Dat leidt tot een concept van 'schotsen', 'drijvend' in een geheel groene, open ruimte. Maaiveldparkeren en doorgaande autoroutes zijn uit die ruimte weggenomen. De doorlopende gesloten stadsstructuur wordt hier doorbroken en krijgt het karakter van een 'filter' tussen de bestaande stad en de eerste uitleg. De open ruimte zelf is openbaar gebied. De 'schotsen' vormen een collectieve tussenruimte en zijn semi-openbaar. De private ruimte wordt binnen de bebouwing op de 'schotsen' geïntegreerd. Door deze werkwijze zou er een buitenwereld in een binnenwereld moeten ontstaan die niet langer restruimte is, maar een eigen verblijfskwaliteit kent: de zogenaamde parochiale ruimte.

Het stedenbouwkundig plan laat een tamelijk autonome ontwikkeling van het plangebied zien rond de beëindiging van het Oosterhamrikkanaal, een gebied verdeeld over verschillende stadsdelen. De functionele ontwikkeling is voornamelijk gericht op wonen.

Het daarop volgende bestemmingsplan CiGa was de neerslag van het stedenbouwkundig plan CiBoGa. Echter, het Bodenterrein en een locatie aan de noordzijde van het Oosterhamrikkanaal, die beiden oorspronkelijk onderdeel uitmaakten van het totaalplan, werden buiten dit bestemmingsplan gelaten. Het Bodenterrein bleek voor een groot deel nodig te zijn voor de uitbreiding van het UMCG ten noorden van de Antonius Deusinglaan. Het gebied ten noorden van het kanaal zou in een later stadium ontwikkeld worden. Beide gebieden zijn uiteindelijk meegenomen in het bestemmingsplan Bodenterrein-UMCG (vastgesteld in april 2010).

Globaal eenderde deel van het plangebied CiGa, c.q. het Circusterrein en het noordelijke deel van het gasfabriekterrein, werd gerealiseerd op basis van, deels anticiperend op, het bestemmingsplan CiGa.

Voor het Oosterhamrikkanaal en de gebieden daar omheen was inmiddels (in 2004) de Ontwikkelingsvisie Oosterhamriktracé vastgesteld. Daarin werd rekening gehouden met:

  • de komst van een tramlijn van de binnenstad naar Kardinge en verder via de Oosterhamrikzone, waarbij gekozen werd voor een tramtracé in de zuidzijde van deze zone;
  • een auto-ontsluiting via de Oosterhamrikkanaalzone op de oostelijke ringweg voor de woonwijken Korrewegwijk en Oosterparkwijk en voor het UMCG;
  • een functionele ontwikkeling van de voormalige industrieterreinen langs het Oosterhamrikkanaal met woningbouw en mogelijk kantoren en bedrijven;
  • het betrekken van de beide aanliggende woonwijken Oosterparkwijk en Korrewegwijk op elkaar;
  • het versterken van het woon- en verblijfsklimaat langs het kanaal.

Recentelijk (oktober 2010) heeft het college op voorspraak van het trambureau op basis van kostenoverwegingen besloten te kiezen voor een tramtracé over de Oosterhamrikkade noordzijde.

Door de veranderde ruimtelijke ingrepen in de directe omgeving is de stedenbouwkundige situering van het plangebied in het stedelijke weefsel gewijzigd en het oorspronkelijk stedenbouwkundig concept achterhaald. Het gasfabriekterrein hoort weer 'gewoon' bij de oorspronkelijke binnenstad binnen de voormalige wallenstructuur. De nieuwe naam Ebbingekwartier maakt dit duidelijk.

Ad 2. De wensen van de consument en de scheiding privé-publiek

Het oorspronkelijke stedenbouwkundige concept, zoals onder meer gerealiseerd in het bouwblok aan de noordoostzijde van het plangebied, blijkt niet aan te sluiten op de wensen van de consument.

De scheiding tussen privé en openbaar ligt op de buitencontour van de schots. Niet passend in het stedenbouwkundig concept zijn: buitenruimtes (terrassen, uitkragende balkons of tuinen) aan de buitenkant van de schots; voordeuren of tuindeuren van de individuele woningen in de buitengevel van de schots. De schots heeft hierdoor een sterk introvert karakter. De individuele woning is niet of nauwelijks afleesbaar vanaf de buitenzijde.

De binnenruimte van de schots, de zogenaamde parochiale ruimte, is semi-openbaar. Aan deze ruimte, die in eigendom is van, en wordt beheerd door de Vereniging van Eigenaren, zijn de voordeuren èn de privé-binnenruimtes gesitueerd. Dit alles heeft geleid tot spanningen tussen openbaar en privé, buiten en binnen, formeel en informeel: voordeuren die samenvallen met privé-buitenruimtes; buitenruimtes bij woningen gelegen aan de zuidzijde van het bouwblok die uitsluitend een noordoriëntatie hebben, omdat buitenruimte alleen binnen het bouwblok is gerealiseerd; buitenruimtes die gesitueerd zijn in een semi-openbare gemeenschappelijke binnentuin, waar een fysieke scheiding tussen privé en semi-openbaar niet past in het stedenbouwkundig concept; een rommelige inrichting van privé-tuinen/ terrassen die een schril contrast vormen met de landschappelijk aangelegde gemeenschappelijke tuin; entrees van woningen die moeilijk te vinden zijn.