direct naar inhoud van Artikel 12 Wonen - Woonwagens
Plan: Bestemmingsplan Beijum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP505Beijum-vg01

Artikel 12 Wonen - Woonwagens

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'wonen - woonwagens' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woonwagens;
  • b. groen en water;
  • c. parkeren;
  • d. woonstraten;
  • e. additionele voorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemene bouwregels
  • a. Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen, woonwagens, daarbij behorende bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 12.1 genoemde doeleinden.
  • b. De onder a genoemde bebouwing mag het aangegeven bebouwingspercentage niet overschrijden.
12.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Woonwagens worden aangemerkt als hoofdgebouw.
  • b. De woonwagens mogen op niet minder dan 5 meter van elkaar zijn gesitueerd, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de bestaande afstand geldt.
  • c. De afstand tussen de hoofdgebouwen en de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 1 meter, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de bestaande afstand geldt.
  • d. De afstand tussen de hoofdgebouwen en de openbare weg bedraagt minimaal 1,5 meter, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de bestaande afstand geldt.
  • e. De bouwhoogte van hoofdgebouwen mag maximaal de aangegeven hoogte bedragen.
12.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 meter bedragen.
  • b. De afstand tussen bijbehorende bouwwerken en de openbare weg moet minimaal 4 meter bedragen.
  • c. Bijbehorende bouwwerken mogen tot op de erfgrens geplaatst worden.
  • d. Door het hier bedoelde bouwen mag de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 50 m² bedragen, met inachtneming van het bepaalde onder 12.2.1 onder b.
12.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Voor zover het niet erf- of perceelsafscheidingen betreft mogen de bouwwerken, geen gebouw zijnde, uitsluitend in achtererfgebied worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag voor (het verlengde van) de voorgevel maximaal 1 meter bedragen en achter (het verlengde van) de voorgevel maximaal 2 meter.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 4 meter bedragen.
  • d. Door het hier bedoelde bouwen mag de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, maximaal 50 m² bedragen, met inachtneming van het bepaalde onder 12.2.1 onder b.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

b. het straat- en bebouwingsbeeld:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.

c. de verkeersveiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.

d. de sociale veiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;

e. de milieusituatie:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

12.4 Afwijken van de bouwregels
12.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 12.2.2 onder b voor het verkleinen van de minimale onderlinge afstand tussen woonwagens, met dien verstande dat clusters van maximaal 2 woonwagens op niet minder dan 5 meter van elkaar zijn gesitueerd, waarbij geldt dat de afstand tot (een cluster van) andere woonwagens niet minder dan 5 meter bedraagt;
  • a. lid 12.2.2 onder c voor het verkleinen van de afstand tussen de hoofdgebouwen en de perceelsgrenzen;
  • a. lid 12.2.2 onder d voor het verkleinen van de afstand tussen de hoofdgebouwen en de openbare weg;
  • b. lid 12.2.3 onder a voor het vergroten van de toegestane bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken tot maximaal 4 meter, echter uitsluitend ten behoeve van een kap;
  • c. lid 12.2.4 onder b voor het vergroten van de toegestane bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op het voorerf tot maximaal 2 meter, echter uitsluitend ten behoeve van een erf- en terreinafscheiding rond (een deel van) het terrein.
12.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 12.4.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in 12.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

12.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van woonwagens voor andere doeleinden dan wonen;
  • b. het gebruik van aangebouwde bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten.
12.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 12.5 onder d voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep tot een maximum van 70m². Het gestelde in lid 12.4.2 is hierbij van overeenkomstige toepassing;
  • b. lid 12.5 onder e voor het gebruik van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit tot een maximum van 70 m² en voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten wonen-werken. Het gestelde in lid 12.4.2 is hierbij van overeenkomstige toepassing.