direct naar inhoud van 3.3 Ecologie
Plan: Bestemmingsplan Oostelijke Ringweg, Beijum-zuid
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP500ORingwBeijumZ-oh01

3.3 Ecologie

Ecologische groenstructuur

Het tracé van de Oostelijke Ringweg wordt als een groene vallei aan de oostkant van de stad beschouwd. De bermen en taluds met aansluitende groengebieden vormen een belangrijk onderdeel van de door de raad vastgestelde Stedelijke Ecologische Structuur. Tegelijkertijd vormt de weg een barrière in de mogelijkheden voor dieren om van oost naar west te bewegen; de belangrijke zogenaamde radiale ecologische ontsluiting van de stad wordt door de ringweg gebarricadeerd. Ook de wijkontsluitingswegen van Beijum en De Hunze in dit deeltracé vormen een barrière en maken het bewegen in noordelijke en zuidelijke richting vrijwel onmogelijk. Genetische uitwisseling dan wel beweging, veroorzaakt door klimaatsverandering vragen om vitale ecologische verbindingen. Belangrijke te verbinden groengebieden in dit tracé zijn de Boterdiepzone, de Groene Long Beijum, de Zuidwending, de Hunzezone en zogenaamde Groene Scheg en het groen- en recreatiegebied Kardinge.

Ecologische waarden

Het tracé van de ringweg bestaat bestaat uit verschillende biotopen. Bermen, graslanden, bomen, grote oppervlakten bosplantsoen, hagen, volkstuinen en diverse sloten.

Vooral het bosplantsoen genereert een grote biodiversiteit. Allerlei zangvogels als zwartkop, grasmus en fitis, kleine zoogdieren als egel en dwergmuis maar ook verschillende vlinders en amfibiëen vinden hier een leefplaats in de soortenrijke struik- en boomzone. In de bomen kan een ransuil broeden en in de sloten zijn kansen voor de zeldzame poelkikker. De graslanden geven ruimte aan graslandvlinders, marters, verschillende muizensoorten, egels, en zelfs incidenteel reëen.

De aantakkende groenstructuren van de ringweg hebben gelijke of aanvullende kenmerken die allen ondersteunend werken. Uiteindelijk vertakken die zich in kleinere groenaders in de woonwijken en genereert dat gewenste leefomgevingskwaliteit.

Verschillende vleermuissoorten als ruige dwergvleermuis en water- en meervleermuis gebruiken de boomstructuren en / of waterwegen als foerageerplek en trekroute. Deze trekroutes zijn wettelijk beschermd. Behoud en versterking van deze zones is van groot belang.

Waterstructuur

Binnen het plangebied komen geen grotere waterstructuren voor. Het gaat voornamelijk om sloten. In deze sloten zijn beperkte voortplantingsmogelijkheden voor vissen en watervogels. Voor verschillende amfibieën en libellen vormt het echter een belangrijke leefplaats. In dat laatste geval kunen we denken aan kleine watersalamanders, bastaardkikkers, bruine kikkers en zelfs de zeldzame poelkikker. Voor ecologische wateren wordt gestreefd naar een hogere waterkwaliteit (sanering riooloverstorten), doorzicht, doorstroming, ondergedoken waterplanten en het ontwikkelen van ecologische oevers. Bij de meeste watergangen zijn de taluds zeer steil waardoor ecologische kwaliteiten van oeverbeplanting ontbreken en mogelijkheden voor amfibieen en libellen beperkt zijn. Ook de ijsvogel kan profiteren van een dergelijke inrichting indien een plaatselijke steilrand en lokaal overhangende takken gerealiseerd worden.

Water en oever zijn van belang als effectieve trekroute voor daaraan verbonden flora en fauna.

Gewenste ontwikkeling

Genetische uitwisseling en klimaatopwarming vragen om duurzame goed functionerende kerngebieden en ecologische verbindingen tussen groengebieden.

Optimale groenverbindingen zijn minimaal 25 meter breed en bevatten naast een waterstructuur een boom-, struik- en kruidlaag om voor een doelsoort als bunzing en egel passeerbaar te zijn. Bij langere verbindingszones zijn aansluitende kleinere groengebieden als ondersteuning van belang.

Het ontwerp voorziet in behoud en herontwikkeling van genoemde natuurwaarden. Inrichting en beheer van alle groengebieden moet afgestemd zijn op het Doelsoortenbeleid Noord.

Waar nodig worden faunapassages gerealiseerd zodat de dieren ongehinderd de ringweg en wijkontsluitingswegen kunnen passeren. Langs de ringweg wordt aan beide zijden een faunakeerscherm geplaatst zodat dieren uitsluitend via de faunapassages kunen oversteken. Daarnaast worden er nieuwe bomen en struiken in grote aantallen geplant. Daarbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van soortenrijk genetisch inheems materiaal. Graslanden zullen schraal worden aangelegd en worden ingezaaid met een gebiedseigen kruidenmengsel met soorten als knoopkruid, agrimonie, pastinaak en paarse morgenster. Lokaal wordt een poel of ijsvogelbroedplek gerealiseerd.

Wet- en regelgeving

Door middel van quickscans en zonodig nader onderzoek zijn de ruimtelijke ontwikkelingen getoetst aan de Flora- en faunawet alsook aan het stedelijke ecologisch beleid2.

De afstand tot de Ecologische Hoofdstructuur - Koningslaagte - bedraagt gemiddeld 1 kilometer. De afstand tot het Leekstermeergebied bedraagt ruim 6 kilometer. Door deze afstand is er geen invloed op de Natura 2000-gebieden.