direct naar inhoud van Hoofdstuk 2 Voorgeschiedenis HOV-as
Plan: Bestemmingsplan HOV West fase 3
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP498HOVWestfase3-oh01

Hoofdstuk 2 Voorgeschiedenis HOV-as

Voor de aanleg van HOV-West fase 3 is een variantenstudie uitgevoerd; “Studie Tracé busbaan Nelfterrein”. Deze studie heeft een voorkeurstracé opgeleverd. Het betreft een vrijliggende busbaan met een totale lengte van circa 300 meter. Dit tracé loopt strak langs het spoor van de kruising Paterswoldseweg tot aan het Noord-Willemskanaal. Hier kruist de vrije busbaan het Noord-Willemskanaal over een laag gelegen beweegbare brug en loopt vervolgens achter de verkeersleidingpost van ProRail langs, over een oplopend talud dat aansluit op het Emmaviaduct. Door de gescheiden busbaan op het Emmaviaduct ontstaat van de Koeriersterweg tot aan de Stationsweg een vrije busbaan. Vervolgens kan de bus met prioriteit rechtsaf bij de verkeerslichten bij de Emmasingel richting het busstation bij het Hoofdstation.

Met de aanleg van dit deel van het tracé wordt de laatste ontbrekende schakel gerealiseerd van de snelle busverbinding tussen het transferium Hoogkerk met het Hoofdstation. Dit geldt voor zowel het busverkeer stad in als stad uit. Met name de verbinding stad uit zal met de voltooiing van het tracé een aanzienlijke kwaliteitsimpuls krijgen.

Ontwikkelingen spoor

Bij de keuze van het tracé is rekening gehouden met de ontwikkelingen op het naastgelegen spoor. Het Raamwerk RegioRail betreft, naast een lange termijnvisie (2040), een concreet meerjarenuitvoeringsprogramma tot 2020. Voor het spoor gaat het om:

  • herontwikkeling Hoofdstation;
  • frequentieverhoging verbinding Groningen – Winsum;
  • frequentieverhoging verbinding Groningen – Leeuwarden;
  • nieuwe spoorverbinding Groningen – Heerenveen.

Anticiperend op de geschetste ambities is getracht de toekomstige ontwikkelingen uit het Raamwerk zoveel mogelijk af te stemmen op de aanleg van de busbaan. Met ProRail is afgesproken dat in het ontwerp met een ruimtebeslag van 33 meter rekening wordt gehouden, voor de toekomstige spoorverbindingen (ruimte voor 4 sporen, en eventueel nog 2 tramsporen). Deze nieuwe sporen zijn onder andere nodig voor de frequentieverhogingen en de nieuwe spoorverbinding Groningen – Heerenveen.

Nelf-terrein

Het Nelf-terrein waarover de busbaan deels is geprojecteerd maakt deel uit van de Grunobuurt. Voor de Grunobuurt is redelijk recent een nieuw bestemmingsplan vastgesteld waarin de voorgenomen ontwikkelingen in het gebied zijn vastgelegd. De busbaan past niet binnen dit bestemmingsplan. Op grond van de plannen voor het Nelf-terrein is het, na het opstellen van een wijzigingsplan, mogelijk op dit terrein woningen en kantoren te realiseren. In verband met de geluidbelasting op de woningen zijn de kantoren gepland langs de sporen. Het busbaantracé is ruimtelijk afgestemd op de visie voor de Nelf-locatie waardoor beide ontwikkelingen elkaar niet frustreren. In de planvorming dient rekening gehouden te worden met de aanleg van de busbaan. Deze mag niet ten koste gaan van een adequate wijkontsluiting en bereikbaarheid van de wijk en kantoren.

Brugconstructie en doorvaart

De ontwikkeling gaat uit van een lage (busbaan)brug over het Noord-Willemskanaal. In samenwerking met ProRail heeft Ingenieursbureau Arcadis in opdracht van de gemeente onderzocht of het mogelijk is een extra brug (voor 2 sporen) in het kanaal te leggen naast de al aanwezige spoor- en fietsbrug. Randvoorwaarden hierbij zijn het ruimtebeslag voor de frequentieverhoging en de borging van de doorvaart van de beroeps- en recreatievaart. Het rapport van Arcadis toont aan dat het mogelijk is op 33 meter naast de huidige spoorbrug de busbaanbrug aan te leggen. Zo behoudt ProRail de mogelijkheid om op termijn een extra spoorbrug er “tussen te leggen” (dus tussen de bestaande spoorbrug en de brug voor de busbaan). Wel moet bij de engineering van de busbaanbrug rekening gehouden worden met voldoende diameter van de brug en met voldoende doorvaartbreedte in verband met de manoeuvreerbaarheid van de schepen in de brugopeningen. In de eindsituatie ligt er een brugconstructie van 4 aaneengesloten bruggen: de bestaande fietsbrug, de spoorbrug, de extra spoorbrug voor de spoorverbreding en de brug voor de busbaan. Dit impliceert dat de openstelling van de bruggen goed moet worden afgestemd op het schema van de treinen en de bus om het kanaal bevaarbaar te houden voor beroeps- en recreatievaart.