direct naar inhoud van 3.2 Ecologie
Plan: Bestemmingsplan Lewenborg/Ruischerwaard
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP497LewenborgRuis-oh01

3.2 Ecologie

Ecologische groenstructuur

Dit relatief jonge stadsdeel kenmerkt zich door een natuurlijke en rijk vertakte groenstructuur die goed verdeeld over de hele wijk aanwezig is. De wijk ligt aan de stadsrand en de groenstructuren zijn goed verbonden met het buitengebied. Het zijn vooral de Bakboords- en Stuurboordswal, het Wijkpark ten zuiden van de Overloop, en de verschillende groenstructuren langs de watergangen en de vijvers zoals Langszij, Midscheeps, Eemskanaal en Drielanden en het bekende Le Roy-gebied die belangrijke natuurfuncties dragen. Daarnaast ondersteunen talrijke particuliere groene tuinen de groenstructuur.

Ecologische waarden

Ecologisch gezien zijn het met name Drielanden, het zuidelijk deel van het Wijkpark, het Le Roy gebied, het groen langs Langszij, de Bakboords- en Stuurboordswal, de noordwestrand van Zilvermeer en het Midscheeps die van belang zijn. Deze gebieden en verbindingszones zijn vastgesteld op de Stedelijke Ecologische Structuurkaart van 2008. Hier leven belangrijke (deel)populaties van onder andere verschillende (beschermde) vleermuissoorten, marters, egels, muizen, planten, libellen, vlinders en veel vogelsoorten. In het bijzonder de wijk Drielanden kent hoge natuurwaarden met onder andere orchideeën, ijsvogels, bunzings en groene glazenmakers. Eveneens komen aan de noordelijke randen van Zilvermeer orchideeën voor.

Ook de kleinere groenstructuren die soms wat meer diffuus in de wijk liggen, werken versterkend. Dit zijn ondersteunende groenaders die de wijk voor genoemde diergroepen ontsluiten en verbinden.

Verschillende vleermuissoorten gebruiken de boomstructuren en/of waterwegen als foerageerplek en trekroute. Deze trekroutes zijn wettelijk beschermd. Behoud en versterking van deze zones is van groot belang. Genetische uitwisseling en klimaatopwarming vragen om duurzame goed functionerende ecologische verbindingen.

Alle boomstructuren in het gebied zijn waardevol voor vogels en vleermuizen als nestplaats, voedselvoorziening en trekroute. De inrichting en het beheer in het gebied moeten afgestemd zijn op het Doelsoortenbeleid noord.

Waterstructuur

Vooral waterstructuur Drielanden en de in ontwikkeling zijnde waterstructuur Midscheeps zijn ecologisch van belang. Daarnaast zijn de vele vijvers belangrijk.

Deze wateren zijn belangrijke voortplantingsbiotopen voor vissen, watervogels, amfibieën en libellen. Vogels, denk bijvoorbeeld aan de ijsvogel, blauwe reiger en aalscholver, maar ook vleermuizen gebruiken het als foerageergebied. In de vijver van de Loefzijde komt een redelijke voortplantingspopulatie van de gewone pad voor.

In de oostelijke watergang van Drielanden komt een populatie van de zwaar beschermde groene glazenmaker voor, op de waterplant krabbenscheer.

Voor de ecologische wateren wordt gestreefd naar een hogere waterkwaliteit (sanering riooloverstorten), doorzicht, doorstroming, ondergedoken waterplanten en het ontwikkelen van ecologische oevers. Bij de meeste watergangen, uitgezonderd Drielanden en Midscheeps, is het doorzicht en de doorstroming nog onvoldoende. Veel taluds zijn zeer steil of verhard waardoor ecologische kwaliteiten van oeverbeplanting ontbreken.

Het water en de oever zijn van belang als effectieve trekroute voor daaraan verbonden flora en fauna.

Gewenste ontwikkeling

Genetische uitwisseling en klimaatopwarming vragen om duurzame, goed functionerende kerngebieden en ecologische verbindingen tussen groengebieden.

Optimale stadsverbindingen zijn minimaal 25 meter breed en bevatten benevens een waterstructuur een boom-, struik- en kruidlaag om voor een doelsoort als wezel en egel passeerbaar te zijn. Bij langere verbindingszones zijn aansluitende kleinere groengebieden als ondersteuning van belang.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen geldt niet alleen het behoud van de genoemde kerngebieden en verbindingszones maar juist ook het veiligstellen en ecologisch functioneel houden van de “ecologische stadspoorten” – Stuurboords- en Bakboordswal als verbinding of aansluiting met het buitengebied en de nationale ecologische hoofdstructuur (EHS). Ook de verbindingen met de binnenstad zijn belangrijk. Het gaat hier om de verbinding Kluiverboom, Stadsweg met Kalmoesstraat en Kluiverboom met oostelijke groenzone Oostelijke ringweg.

Voorts moet gezocht worden naar mogelijkheden om de plaatselijk harde oevers om te vormen naar meer ecologische oevers.

Het inrichting en het beheer van alle groengebieden moeten afgestemd zijn op het Doelsoortenbeleid Noord.

Overige aandachtspunten

De bouwwijze van huizen in dit stadsdeel kenmerken zich voor een groot deel door het ontbreken van holten en spleten in daken en gevels. Deze holten zijn van belang voor waardevolle stadsdieren als gierzwaluwen, huismussen, roodstaarten en verschillende vleermuissoorten.

De aantallen van deze soorten nemen stadsbreed af. In Ruischerwaard zijn enkele kleinere huismuskolonies aanwezig evenals in woningen in Lewenborg met dakpannen. Momenteel zijn er voor deze wijk geen gegevens bekend van overige bestaande kolonies.

Bij renovatie en nieuwbouwplannen is het noodzakelijk voorzieningen voor deze soorten als randvoorwaarde op te nemen. Op platte daken met grind worden wel scholeksternesten gevonden. Deze zeldzamer geworden soort van het kustlandschap laat zich in de stad steeds vaker door grinddaken en gazons verleiden.

Bij nieuwbouw moet tevens nadrukkelijk ingezet worden op het realiseren van dakvegetaties.

Deze dragen in een intense stad in hoge mate bij aan verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving en de duurzaamheid.

Wet- en regelgeving

Door middel van quickscans en zonodig nader onderzoek dienen de ruimtelijke ontwikkelingen getoetst te worden aan de Flora- en faunawet als ook het stedelijke ecologisch beleid.

De afstand tot de Ecologische Hoofdstructuur - Koningslaagte - bedraagt gemiddeld 2,5 kilometer. De afstand tot het Leekstermeergebied bedraagt ruim 6 kilometer. Vanwege deze afstand en het feit dat het bestemmingsplan conserverend van aard is, veroorzaakt dit bestemmingsplan geen nadelige gevolgen voor flora en fauna.