direct naar inhoud van 3.4 Milieu
Plan: Bestemmingsplan SOZAWE
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP494SOZAWE-oh01

3.4 Milieu

3.4.1 Geluid

Bij de beoordeling van het thema geluidhinder spelen twee aspecten een rol:

  • de geluidbelasting op het SOZAWE-gebouw door bronnen uit de omgeving;
  • de geluidbelasting op de omgeving veroorzaakt door het gebouw.

Deze twee aspecten zijn hieronder nader uitgewerkt.

Geluidbelasting op het gebouw

De geluidsbelasting op het kantoorgebouw wordt veroorzaakt door wegverkeer, het spoor en het industrieterrein Zuid-Oost.

Een kantoor is volgens de Wet geluidhinder geen geluidgevoelig gebouw. Dat betekent dat de in wet genoemde voorkeursgrenswaarden voor de geluidsbelasting van de gevel niet van toepassing zijn. Bij een overschrijding van de voorkeursgrenswaarden hoeven dus evenmin hogere waarden te worden vastgesteld of - indien de gevelbelasting hoger is dan de ten hoogste vast te stellen hogere waarde - dove gevels te worden toegepast. Wel dient op grond van het Bouwbesluit het binnenniveau niet meer te bedragen dan 40 dB. Voor de bepaling van de gevelisolatie van een kantoorgebouw is alleen de geluidbelasting in de dagperiode bepalend. De minimale isolatiewaarde dient 20 dB te bedragen.

Om de benodigde gevelisolatiewaarde van het nog te bouwen SOZAWE-gebouw vast te stellen, zijn geluidberekeningen uitgevoerd naar de geluidbelasting op de gevel van dit gebouw. Deze berekeningen zijn uitgevoerd voor wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. De geluidsbelasting door het industrieterrein 'Zuid-Oost' is overal minder dan 49 dB(A) en levert geen relevante verhoging van het geluidsniveau op.


In de berekeningen is per rekenpunt de geluidsbelasting en de vereiste gevelisolatiewaarde aangegeven, voor zover deze hoger is dan de minimaal vereiste waarde van 20 dB.


Uit de berekeningen volgt dat de hoogste isolatiewaarde, die vereist is, 25 dB bedraagt.


Geluidbelasting van de omgeving

Het gebouw van SOZAWE veroorzaakt zelf ook geluid. Belangrijkste geluidbronnen zijn de parkeergarage en de luchtbehandelingsinstallatie. Het gebouw zal hoogstwaarschijnlijk onder het Activiteitenbesluit2 vallen. Het gebouw zal aan de daarin gestelde geluidnormen moeten voldoen. Voor de parkeergarage geldt bovendien dat de verkeersbewegingen van en naar de inrichting bekeken moeten worden. De Wet Milieubeheer beschouwt dit als indirecte hinder. Deze moet worden getoetst volgens de circulaire 'Beoordeling geluidhinder wegverkeer in verband met vergunning verlening Wm'.


Er is onderzoek gedaan naar zowel de directe als indirecte hinder3.


Uit het onderzoek blijkt dat de garage bij een ongunstig ontwerp niet aan de geluidsnormen kan voldoen. In het rapport is een drietal varianten opgenomen waarbij wel aan de geluidsnormen wordt voldaan. Hier moet in het ontwerp zorgvuldig naar worden gekeken .


Over de geluidsuitstraling van de luchtbehandelingsinstallaties valt nu nog niets te zeggen. In het ontwerp zal gekozen moeten worden voor zo stil mogelijke installaties. Ook de plaatsing is van belang. Bij een zorgvuldige keuze zal aan de geluidsnormen van de Wet Milieubeheer kunnen worden voldaan.

3.4.2 Luchtkwaliteit

In de Wet luchtkwaliteit4 zijn de luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Deze normen garanderen een minimaal beschermingsniveau voor de burgers. De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van het wettelijk voorgeschreven CAR-model.

Voor het bestemmingsplan SOZAWE is nagegaan of er overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen worden verwacht. Hierbij is gekeken naar de verkeersintensiteiten voor de Boumaboulevard, Verlengde Lodewijkstraat en het Helperpark voor de jaren 2008 en 2018. Uit een verkeersstudie uitgevoerd door de afdeling Verkeer en Vervoer van de gemeente Groningen blijkt dat de verkeersintensiteiten op bovengenoemde wegen lager dan 4000 voertuigen per dag zijn. Vanwege de lage verkeersintensiteiten zijn er geen overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen te verwachten.

3.4.3 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bijvoorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term externe veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

De minister van VROM is verantwoordelijk voor de coördinatie van het externe veiligheidsbeleid voor gevaarlijke stoffen. Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen bevat veiligheidsnormen voor bedrijven. Het beleid voor gevaarlijk transport staat in de Nota Vervoer gevaarlijke stoffen, opgesteld door het ministerie van Verkeer en Waterstaat in nauwe samenwerking met VROM. Voor aardgastransportleidingen geldt de Circulaire 'Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen 1984'. Op dit moment wordt nieuw wettelijk instrumentarium ontwikkeld voor buisleidingen5 en voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en de binnenwateren6.

De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden.

Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Bij negatieve veranderingen van het groepsrisico moet de gemeente een verantwoording van het groepsrisico afleggen.

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de spoorlijn Zwolle - Groningen. Over deze spoorlijn vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Andere risicobronnen zijn niet van invloed voor het plangebied.

De Milieudienst van de gemeente Groningen heeft een veiligheidsonderzoek uitgevoerd voor het bestemmingsplan. De risico's zijn berekend met het wettelijk voorgeschreven model RBM II. Hierbij is gebruik gemaakt van zowel de huidige als geprognosticeerde vervoersgegevens.

Uit het onderzoek blijkt dat aan de grens- en richtwaarden van het plaatsgebonden risico wordt voldaan. Verder blijkt dat het groepsrisico licht toeneemt als gevolg van het bestemmingsplan. De belangrijkste toetsingswaarde, de oriëntatiewaarde, wordt hierbij niet overschreden. De toename past binnen het bestaande wettelijke kader.

Wel bestaat op grond van de toename van het groepsrisico voor burgemeester en wethouders een verantwoordingsplicht. Ter voldoening hieraan heeft de Milieudienst van de gemeente Groningen een notitie opgesteld ('Verantwoording groepsrisico Bestemmingsplan SOZAWE Gemeente Groningen') en is daarbij de regionale brandweer geraadpleegd. In deze verantwoording is onder meer aandacht besteed aan het groepsrisico, personendichtheid, de mogelijkheid van risicobeperkende maatregelen, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Kortheidshalve wordt naar deze notitie, die wordt geacht deel uit te maken van de toelichting van dit bestemmingsplan, verwezen.

Met de vaststelling van het Besluit transportroutes externe veiligheid zal het zogenaamde plasbrandaandachtsgebied een wettelijke status krijgen. Het betreft een veiligheidszone van 30 meter langs transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, gebaseerd op de dodelijke effecten van ongelukken met brandbare vloeistoffen. Binnen deze zone gelden zware beperkingen voor nieuwbouw en zwaarwegende veiligheidsvoorschriften. In het kader van het bestemmingsplan wordt geen ontwikkeling toegestaan binnen het plasbrandaandachtsgebied. Hiermee wordt voldaan aan het besluit.

Het voorgaande samenvattend vormt de externe veiligheidssituatie geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

3.4.4 Bodem

De locatie van het kantoor van SOZAWE maakt onderdeel uit van het saneringsgebied van het Europapark. Op het Europapark zijn drie gevallen van ernstige bodemverontreiniging vastgesteld, te weten:

  • 1. De Linie (locatiecode GR001400342),
  • 2. Vulkaan (locatiecode GO001402597),
  • 3. Europapark (locatiecode GR001400129).

De locatie van het kantoor van SOZAWE valt binnen de grenzen van de contour van het verontreinigingsgebied Vulkaan. De bodem van dit gebied is gesaneerd. De huidige bodemkwaliteit is gekwalificeerd als BGW-2 (bodemgebruikswaarde 2). De locatie is daarmee geschikt voor de voorgenomen functie van kantoor. Het grondwater op de locatie is nog verontreinigd. Dit vormt voor de voorgenomen functie geen belemmering, maar zal bij de uitvoering wel als aandachtspunt moeten worden meegenomen. Werkzaamheden in dit gebied zullen onder een plan van aanpak ingevolge de Wet bodembescherming moeten plaatsvinden.

Bij functiewijziging en/of grondverzet zal de bodemsituatie opnieuw moeten worden beoordeeld.

3.4.5 Duurzaamheid

De gemeente Groningen heeft de ambitie uitgesproken om van Groningen de duurzaamste stad van Nederland te maken. Hiervoor hebben burgemeester en wethouders in 2007 een duurzaamheidvisie vastgesteld. De uitwerking van deze visie is verwoord in de documenten: het 'Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl' en de 'Routekaart Groningen Energieneutraal+2025'.

In het 'Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl' staat beschreven hoe de stedelijke ontwikkeling en de leefomgevingkwaliteit duurzaam ontwikkeld kunnen worden en hoe de stad klaar gemaakt wordt voor de effecten van klimaatverandering.

In de 'Routekaart Groningen Energieneutraal+2025' is aangegeven hoe, met wie, waarmee en wanneer de gemeente deze ambitie wil realiseren. De ambitie 'Groningen energieneutraal' krijgt inhoud door het gelijk te trekken met 'CO2-neutraal' met een extra plus op energie besparen. In deRoutekaart wordt een nieuw denkpatroon geïntroduceerd: de Groningse energieladder. De energieladder wordt beschouwd als hèt gereedschap bij het afwegen van keuzes, bij het nemen van beslissingen, bij het sturen op processen en bij het concreet uitvoeren van acties en maatregelen.

De Groningse energieladder formuleert de volgende doelen:

1. Energievrij (voorkeur voor activiteiten die vrij zijn van energieverbruik, bijvoorbeeld fietsen als een vorm van duurzame mobiliteit)

2. Vermindering energieverbruik (besparingen op het energieverbruik door o.a. technologische vernieuwingen, aangepaste bouweisen, klimaatadaptatie en gedragsverandering)

3. Gebruik en productie van duurzame energie (energie uit duurzame bronnen, zoals zon, wind, water en aardwarmte, of uit reststromen zoals biomassa, bio-ethanol en groen gas)

4. Efficiënt gebruik van fossiele brandstoffen

5. Compensatie van fossiele energiebronnen (bijv. door lokaal groen aan te planten of investeringen te doen in lokale duurzame energievoorzieningen).

Energie

Binnen elk nieuwbouw- of renovatieplan moet de Groningse energieladder meegenomen worden. Bijvoorbeeld dient er naast aandacht aan een optimale isolatie en besparingen op het gebied van elektra ook gekeken te worden of er ook andere mogelijkheden in de buurt aanwezig zijn. Zoals bijvoorbeeld restwarmte van nabij gelegen bedrijven, kantoren of scholen. Het gebruik van aardwarmte in de vorm van warmte-koudeopslag in de bodem in combinatie met warmtepompen is een duurzaam alternatief voor verwarming door middel van aardgas. Daarnaast is het raadzaam om bij grote (nieuwbouw)projecten te kijken naar een centraal gebruik van duurzame energie in combinatie met het inrichten van de omgeving. Een voorbeeld hiervan is een gezamenlijk systeem voor warmte-koudeopslag met centrale warmtepompen en een warmtedistributiesysteem. Deze warmte-koudeopslag kan eventueel worden gecombineerd met het binnen dit bestemmingsplan aanwezige oppervlaktewater. Dit betekent een optimaal gebruik van duurzame energiebronnen en een maximale efficiency.

Binnen dit bestemmingsplan gaat het om een groot kantoorgebouw van de dienst SOZAWE met de gemeente als opdrachtgever. Door de gemeente wordt ernaar gestreefd om voor nieuwbouw van een gemeentelijk gebouw een betere energieprestatie (EPC) te hanteren dan in het Bouwbesluit als eis is opgenomen. Binnen dit gebouw wordt ernaar gestreefd om minimaal 30 % beter te presteren dan de wettelijke norm. Dit kan worden bereikt door bovenstaande maatregelen toe te passen en te kijken naar nieuwe mogelijkheden. Ook de uitwisseling van overtollige warmte van het kantoor met naastgelegen woonbebouwing wordt onderzocht en waar mogelijk toegepast.

Kwaliteit van de leefomgeving

In dit bestemmingsplan komt de duurzame leefomgeving tot uitdrukking in de manier hoe wordt omgegaan met ecologie, groen, water en onder meer de milieuaspecten geluid, lucht, veiligheid en bodem. In algemene zin kan worden geconcludeerd dat duurzaamheid al een goede verankering in dit bestemmingsplan heeft gekregen.

Overige (duurzaamheid)aspecten

Op het gebied van materiaalgebruik dient ernaar gestreefd te worden om materialen te gebruiken die gerecycled kunnen worden of herwinbaar zijn. Hiertoe dienen materialen tevens zodanig te worden toegepast dat deze na sloop eenvoudig kunnen worden gescheiden en geschikt voor hergebruik zijn. Bij het gebruik van materialen dient uitloging naar de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater zoveel mogelijk te worden voorkomen. Aanvullende eisen over duurzaam bouwen zijn terug te vinden in het Nationale pakket duurzame woningbouw (NPDW) en het Nationale pakket duurzame utiliteitsbouw (NPDU). Sinds 2008 zijn deze nationale pakketten ondergebracht in het themapakket Dubo van SBR. Ook de Toolkit duurzame woningbouw (april 2005, uitgeverij Aeneas, isbn: 90-75365-72-1) bevat relevantie informatie over de milieukwaliteit van maatregelen voor nieuwbouw. Daarnaast is het computerprogramma GPR-Gebouw geschikt om afwegingen in het te gebruiken materiaal te kunnen maken.

Ook kan met dit computersysteem gekeken worden naar de thema's energie, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Daarnaast zijn er de minimale eisen uit het Bouwbesluit en het intentiebesluit Groninger WoonKwaliteit (GWK).