direct naar inhoud van 3.4 Milieu
Plan: Bestemmingsplan Damsterdiep 269 en 275
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP493Dmstd269en275-oh01

3.4 Milieu

3.4.1 Energie en leefomgevingskwaliteit

Duurzaamheid

De gemeente Groningen heeft de ambitie uitgesproken om van Groningen de duurzaamste stad van Nederland te maken. Hiervoor heeft het college in 2007 een duurzaamheidvisie opgesteld en vastgesteld. De uitwerking van deze visie heeft het college verwoord in de documenten: 'het Beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl' en de 'Routekaart Groningen Energieneutraal+2025”.

In het beleidskader duurzaamstestad.groningen.nl is beschreven hoe de stedelijke ontwikkeling en de leefomgevingkwaliteit duurzaam ontwikkeld kunnen worden en hoe de stad klaar gemaakt wordt voor de effecten van klimaatverandering.

Energie

In de Routekaart Groningen Energieneutraal+2025 staat opgeschreven hoe, met wie, waarmee en wanneer deze ambitie gerealiseerd kan worden. De ambitie 'Groningen energieneutraal' krijgt inhoud door het gelijk te trekken met 'CO2-neutraal' met een extra plus op energie besparen. Binnen de Routekaart is een nieuw denkpatroon geïntroduceerd: de Groningse energieladder. De energieladder is hét gereedschap bij het afwegen van keuzes, bij het nemen van beslissingen, bij het sturen op processen en bij het concreet uitvoeren van acties en maatregelen.

Vanuit de ambitie de duurzaamste stad te worden ligt de focus op twee thema's: energie en de kwaliteit van de leefomgeving. In de onderstaande paragrafen staat hoe deze thema's in het kader van dit bestemmingplan worden ingevuld.

Binnen elk nieuwbouw- of renovatieplan moet de Groningse energieladder meegenomen worden. Bijvoorbeeld dient er naast aandacht aan een optimale isolatie en besparingen op het gebied van elektra ook gekeken te worden of er ook andere mogelijkheden in de buurt aanwezig zijn. Zoals bijvoorbeeld restwarmte van nabij gelegen bedrijven / kantoren / scholen.

Kwaliteit van de leefomgeving

In dit bestemmingsplan komt de duurzame leefomgeving tot uitdrukking in de manier hoe wordt omgegaan met de milieuaspecten geluid, lucht, veiligheid en bodem. In algemene zin kunnen we dan concluderen dat duurzaamheid al een goede verankering in dit bestemmingsplan heeft gekregen.

Overige (duurzaamheids)aspecten

Op het gebied van materiaalgebruik wordt gestreefd om materialen te gebruiken die gerecycled kunnen worden of herwinbaar zijn. Hiertoe dienen materialen tevens zodanig te worden toegepast dat deze na sloop eenvoudig kunnen worden gescheiden en geschikt voor hergebruik zijn. Bij het gebruik van materialen dient uitloging naar de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater zoveel mogelijk te worden voorkomen.

3.4.2 Bedrijventerrein

Het plangebied maakt deel uit van het gezoneerde industrieterrein Groningen Zuid Oost. Om wonen mogelijk te maken moet het plangebied onttrokken worden aan het gezoneerde industrieterrein. Dit onderdeel wordt nader uitgewerkt in de paragraaf geluid.

De verschillende bestemmingsplannen rondom dit terrein zijn veelal verouderd. Op een deel van de naastgelegen gronden zijn bedrijven tot en met categorie 3 (VNG, Bedrijven en milieuzonering) toegestaan. Rondom het plangebied bevinden zich categorie 2 bedrijven (Nas & Mazzel, Leger des Heils, Kwik-Fit, Motorspuitbedrijf Hazelaar en Volker Stevin Materieel). De afstand van deze bedrijven tot het plangebied is voldoende om overlast voor de woningen te beperken. Nabij het plangebied bevindt zich één categorie 4 bedrijf namelijk EMG Silo Groningen BV. Dit bedrijf beëindigt binnenkort haar werkzaamheden op deze locatie en vormt daarom geen belemmering voor de woningen in het plangebied.

3.4.3 Geluid

Voor dit bestemmingsplan is geluid als gevolg van wegverkeerslawaai en industrielawaai van belang.


Wegverkeerslawaai

Het plangebied ligt binnen de geluidzone van het Damsterdiep en het Berlagetracé. Dit betekent dat volgens de Wet geluidhinder akoestisch onderzoek uitgevoerd moet worden. Voor dit bestemmingsplan is een indicatief onderzoek beschikbaar (Akoestisch onderzoek Studentencontainers Damsterdiep, Adviesbureau WMA, versie 3 december 2010). Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde als gevolg van wegverkeerslawaai overschreden wordt. De maximale grenswaarde vanwege wegverkeerslawaai wordt niet overschreden. Dit betekent dat er voor dit plan, als gevolg van wegverkeerslawaai, een hogere waarde besluit moet worden opgesteld.


Industrielawaai

Het plangebied ligt op het gezoneerde industrieterrein Groningen Zuid Oost. Deze zone is vastgesteld bij Koninklijk Besluit (KB). Op een gezoneerd industrieterrein zijn alleen bedrijfswoningen toegestaan. Om de geplande ontwikkeling toe te staan zal het plangebied aan het gezoneerde industrieterrein onttrokken moeten worden.

Door veranderingen in de aard van de bedrijvigheid rondom het plangebied is de zone ruimer dan noodzakelijk is. Het is dan ook de bedoeling om de zone te herzien. Vooruitlopend op deze herziening is onderzoek verricht naar de geluidzone rondom het plangebied. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat het plangebied in de 50-55 dB(A) zone van het industrieterrein ligt. De zonegrens van het industrieterrein ligt ter hoogte van het plangebied op de weg Damsterdiep. Door in de twee gebieden geen bedrijvigheid meer toe te staan komt de zonegrens op de rand van het plangebied te liggen.

Omdat het plangebied in de 50-55 dB(A) zone van het industrieterrein ligt, moet er voor dit plan, als gevolg van industrielawaai, een hogere waarde besluit worden opgesteld.

Hogere waarde besluit

Voor het overschrijden van de voorkeursgrenswaarde kan een hogere waarde besluit vastgesteld worden. Belanghebbenden kunnen zienswijzen indienen met betrekking tot het ontwerp-hogere waarde besluit en later beroep aantekenen bij de Raad van State tegen het hogere waarde besluit. Het ontwerp hogere waarde besluit ligt gelijktijdig met het ontwerp-bestemmingsplan zes weken ter inzage. Het hogere waarde besluit wordt genomen voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld.

Voor een aanvaardbaar leefklimaat is het van belang dat de binnenwaarde als gevolg van het wegverkeerslawaai en het industrielawaai acceptabel is. Bij de gevelwering dient hier rekening mee gehouden te worden.

3.4.4 Luchtkwaliteit

De Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).

De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Groningen is het wegverkeer. De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model. Voor dit bestemmingsplan is nagegaan wat de concentraties zijn van de luchtverontreinigende stoffen en of er luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Hierbij is gekeken naar de jaren 2009 en 2019. De concentraties zijn berekend voor de meest drukke wegen in het plangebied, te weten: het Damsterdiep en het Berlagetracé. Als input voor de berekeningen zijn verkeerscijfers gebruikt uit het verkeersmodel Regio Groningen - Assen (RGA), versie 1.2. De gemeente heeft in haar Duurzaamheidsbeleid opgenomen dat er ook getoetst wordt aan de veel strengere gezondheidskundige advieswaarde voor fijn stof van de Wereld Gezondheidsraad (WHO).

Uit het onderzoek blijkt dat de onderzochte situaties voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen.

Dit betekent, dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. De gezondheidskundige advieswaarde voor fijn stof wordt, net als in grote delen van Nederland, wel overschreden. Het luchtkwaliteitonderzoek is als aparte bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

3.4.5 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bij voorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

De minister van VROM is verantwoordelijk voor de coördinatie van het externe veiligheidsbeleid voor gevaarlijke stoffen. Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI, VROM, 2004, laatst gewijzigd 2009) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven. Het beleid voor gevaarlijk transport staat in de nota 'Vervoer gevaarlijke stoffen', opgesteld door het ministerie van Verkeer en Waterstaat (2005) in nauwe samenwerking met VROM. Voor aardgastransportleidingen geldt de Circulaire 'Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen 1984 . Op dit moment wordt nieuw wettelijk instrumentarium ontwikkeld voor buisleidingen (Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen, in werking vanaf 1 januari 2011) en voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en de binnenwateren (Besluit Transport Externe Veiligheid).


De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden. Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Bij negatieve veranderingen van het groepsrisico moet de gemeente een verantwoording van het groepsrisico afleggen.


In deze paragraaf wordt de veiligheidssituatie voor het plangebied geschetst. Hiervoor is gekeken naar de aanwezigheid van risicobronnen in en nabij het plangebied.


Binnen het plangebied bevindt zich geen risicovolle inrichting. In de omgeving van het plangebied is op dit moment een bedrijf voor op- en overslag van graan(producten) in silo's aanwezig. Het betreft EMG Silo Groningen B.V., gevestigd aan het Eemskanaal (nr. 48). Het bedrijf zal de activiteiten op deze locatie op korte termijn beëindigen.


Bij op- en overslag van graan(producten) bestaat een kans op stofexplosies. Een stofexplosie is een snel voortschrijdende, explosieve verbranding van een mengsel van brandbaar stof (zoals meel) met zuurstof (uit de lucht). Wanneer beide componenten in een bepaalde verhouding aanwezig zijn, kan - in combinatie met een ontstekingsbron - een stofexplosie plaatsvinden. De volume-uitzetting van de door de verbranding verhitte gassen leidt hierbij tot een merkbare drukverhoging. De meeste stofexplosies zijn klein van omvang, maar soms zijn de effecten ook waarneembaar buiten een installatie of bedrijf.

Een op- en overslag van graan(producten) valt niet onder het BEVI. Er gelden geen contouren voor het plaatsgebonden risico (PR = 10-6) of andere harde veiligheidsafstanden. Stofexplosies vallen wel onder de ongevallen met brandbare of explosieve stoffen bij inrichtingen die op de provinciale risicokaart dienen te worden vermeldt. De VNG handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering' vermeldt een richtafstand van 50 tot 100 meter voor deze bedrijfsactiviteit, afhankelijk van de hoeveelheid opgeslagen stof. De gegeven richtafstanden zijn geen harde afstandseisen. Dit betekent dat afwijkingen in de lokale situatie mogelijk zijn.


In 2005/2006 heeft Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. onderzoek uitgevoerd naar risico en effecten van een stofexplosie bij EMG Silo Groningen B.V. Uit het onderzoek blijkt dat de gevolgen van een eventuele stofexplosie niet verder reiken dan circa 30 meter. Het plangebied ligt daarom op een voldoende veilige afstand van het bedrijf.


Behalve het bedrijf voor op- en overslag van granen bevinden zijn geen risicobronnen in de omgeving van het plangebied. Vervoer van gevaarlijke stoffen vindt niet plaats in of nabij het plangebied.


Samenvattend kan worden geconcludeerd dat het plangebied niet binnen een risicocontour van bestaande of toekomstige risicobronnen ligt. De bebouwing binnen het plangebied levert geen externe veiligheidsrisico op voor de omgeving. Het aspect externe veiligheid vormt daarom geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

3.4.6 Bodem

Het plangebied betreft twee ontwikkellocaties waarbij de functie industrie wordt omgezet naar de functies wonen en groen. Bij deze locaties is specifiek gekeken of de bodemkwaliteit geschikt is voor de nieuwe functies en welke acties en inspanningen eventueel noodzakelijk zijn om de bodem geschikt te maken. De inventarisatie van de bodemkwaliteitsgegevens is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Damsterdiep 269

De locatie is momenteel in gebruik als "wonen" met gesloten verharding. Voor de huidige inrichting van het terrein is een tijdelijke bouwvergunning afgegeven. Na het wijzigen van de bestemming wordt de locatie bestemd als "wonen".

Op de locatie zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd. De locatie was verontreinigd met asbest. In 2006 is een bodemsanering uitgevoerd. De doelstelling van de sanering was de locatie geschikt te maken voor het beoogde gebruik; wonen en intensief gebruik (openbaar) groen en bebouwing en verharding.

In 2006 heeft de Gemeente Groningen als bevoegd gezag voor de Wet bodembescherming ingestemd met de uitgevoerde sanering. De sanering is uitgevoerd voor de huidige terreinindeling. Dit betekent dat het gedeelte van de locatie ter plaatse van de studentenwoningen, geschikt is voor de functie wonen. Het overige gedeelte van de locatie is niet zonder meer geschikt voor wonen. Op het terrein is namelijk nog verontreiniging aanwezig.

Damsterdiep 275

De locatie is momenteel in gebruik als wonen. Voor de huidige inrichting van het terrein is een tijdelijke bouwvergunning verleend. Na de wijziging van het bestemmingsplan wordt de locatie bestemd als "wonen".

Op de locatie zijn verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd. In 2007 is in een beschikking vastgesteld dat er meerdere gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig zijn op de locatie. Binnen het onderliggende plangebied gaat het om één geval van ernstige verontreiniging. Deze is gesaneerd. De saneringsdoelstelling was "infrastructuur".

Voor de tijdelijke bouwvergunning is in 2005 een bodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de bodemkwaliteit voor de huidige terreinindeling voldoet. Dit betekent dat het gedeelte van de locatie ter plaatse van de studentenwoningen, geschikt is voor de functie wonen. Het overige gedeelte van de locatie is niet zonder meer geschikt voor wonen.

3.4.7 Kabels en leidingen

In en direct rond het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig waarvoor in dit bestemmingsplan een regeling moet worden opgenomen of waarmee in dit plan rekening moet worden gehouden.