direct naar inhoud van Artikel 8 Groen
Plan: Bestemmingsplan Oosterparkwijk
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP489Oosterparkwij-oh01

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplantingen;
  • c. recreatieve voorzieningen;
  • d. fiets- en voetpaden;
  • e. nutsvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • f. waterlopen en waterpartijen;
  • g. een standplaats, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats';
  • h. kades en oevers;
  • i. tuin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats';
  • j. bergingen ten behoeve van woonschepen, uitsluitend binnen bouwvlakken;
  • k. additionele voorzieningen,waaronder ruimtes ten behoeve van sluis- en brugbediening.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemene bouwregels
  • a. Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde doeleinden.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' mogen nutsgebouwen worden gebouwd tot een maximale hoogte van 4 meter.
8.2.2 Gebouwen (bergingen bij woonschepen)

Voor het bouwen van gebouwen (bij woonschepen) gelden de volgende bepalingen:

  • a. Gebouwen (waaronder bergingen) mogen uitsluitend binnen een op de kaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Per ligplaats is maximaal 1 gebouw in de vorm van een berging toegestaan.
  • c. De hoogte van gebouwen mag maximaal 3 meter bedragen.
  • d. De oppervlakte van een berging mag maximaal 15% van het bouwvlak bedragen, met dien verstande dat de maximale oppervlakte van de berging per ligplaats 12m2 bedraagt en de oppervlakte van de berging per ligplaats tenminste 7.5m2 mag bedragen.
8.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Bouwwerken, geen gebouw zijnde, in de vorm van voorzieningen voor een (individueel) woonschip, mogen uitsluitendbinnen een op de kaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Er mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor (rail)verkeers-, nautische-, waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden en voor het afmeren en bereikbaar maken van (groepen) schepen worden gebouwd.
  • c. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder c mag de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, in de vorm van voorzieningen voor een (individueel) woonschip maximaal 3 meter bedragen.
  • e. Bij een woonschip zijn gebouwde erf- en terreinafscheidingen niet toegestaan.
  • f. In aanvulling op het bepaalde onder a mag de oppervlakte van de voorzieningen voor een woonschip per ligplaats maximaal 18m2 bedragen.
  • g. In afwijking van het bepaalde onder c mag de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor nautische-, waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden maximaal 15 meter bedragen.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. nautische-, waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden:

ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met bestaande nautische-, waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden.

b. de verblijfssituatie:

ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy.

c. het straat- en bebouwingsbeeld:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

- een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;

- een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm / architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.

d. de verkeersveiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie.

e. de milieusituatie:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieu-aspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.

f. de sociale veiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is.

g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden binnen andere bestemmingen, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 8.2.1 onder a voor het bouwen van gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals gebouwen voor onderhoud en beheer of voor recreatief (mede)gebruik van de in lid 8.1 bedoelde gronden, daaronder mede begrepen dierenverblijven, mits de oppervlakte per gebouw maximaal 50 m2 en de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
  • b. lid 8.2.2 onder d voor het bouwen van gebouwen in de vorm van bergingen met een oppervlakte groter dan 12m2, met dien verstande dat het bebouwingspercentage maximaal 15% van het bouwvlak mag bedragen en de maximale oppervlakte van de berging per ligplaats 20m2 mag bedragen;
  • c. lid 8.2.3 onder e voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen, met dien verstande dat de hoogte maximaal 1 meter mag bedragen en het moet gaan om transparante hekwerken ten behoeve van begroeiing.
8.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 8.4.1, is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. nautische-, waterhuishoudkundige- en waterstaatsdoeleinden;
  • b. de verblijfssituatie;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in lid 8.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

8.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen (waaronder bergingen) voor zelfstandige bewoning;
  • b. het gebruik van gebouwen (waaronder bergingen) voor beroep of bedrijf;
  • c. het gebruik van gronden als tuin, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats';
  • d. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot-, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • e. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar-, of vliegtuigen (waaronder parkeren van auto's);
  • f. het storten van puin en afvalstoffen;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • h. het gebruik van de gronden voor recreatief nachtverblijf.
8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' op de kaart nieuwe bouwvlakken worden aangegeven en/of de bestemming Groen (deels) wordt gewijzigd in de bestemming Maatschappelijk en/of Wonen, mits:

  • a. de maximale bouwhoogte niet meer bedraagt dan 11 meter;
  • b. het maximale bebouwingspercentage niet meer bedraagt dan 50%;
  • c. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan (de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of) een verkregen hogere grenswaarde;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming Maatschappelijk respectievelijk Wonen de regels van de bestemming Maatschappelijk respectievelijk Wonen van overeenkomstige toepassing zijn.

Het gestelde in lid 8.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.