direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf
Plan: Bestemmingsplan Oosterparkwijk
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP489Oosterparkwij-oh01

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidszoneringplichtige en risicovolle inrichtingen;
  • b. bedrijven die zijn genoemd in de categorieen 3.1 en 3.2 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidszoneringplichtige en risicovolle inrichtingen, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 3';
  • c. detailhandel in caravans, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • d. detailhandel in auto-onderdelen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - auto-onderdelen';
  • e. zakelijke dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  • f. een seksinrichting, ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting';
  • g. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  • h. wonen op de bovengelegen verdieping(en), ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. additionele voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde doeleinden.

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bebouwingspercentage en de goot- of bouwhoogte mogen maximaal het aangegeven percentage en de aangegeven hoogte bedragen.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2 meter bedragen.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de verblijfssituatie:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy;

b. het straat- en bebouwingsbeeld:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.

c. de verkeersveiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie;

d. de sociale veiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;

e. de milieusituatie:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.2 onder b voor het vergroten van het toegestane bebouwingspercentage met maximaal het getal 10;
  • b. het bepaalde in lid 4.2.2 onder b voor het vergroten van de toegestane goot- of bouwhoogte met maximaal 4 meter.
4.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 4.4.1, is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de verblijfssituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in lid 4.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijven, behorende tot een andere categorie dan die welke volgens lid 4.1 onder a en b zijn toegestaan;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan die welke volgens lid 4.1 onder c en d is toegestaan en met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' detailhandel in motorbrandstoffen is toegestaan;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bewoning, anders dan die welke volgens lid 4.1onder h is toegestaan;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor recreatief nachtverblijf.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.1 onder a juncto lid 4.5 onder a voor de vestiging van bedrijven die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, mits het geen geluidszoneringplichtige of risicovolle inrichtingen betreft en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie;
  • b. het bepaalde in lid 4.1 onder b juncto lid 4.5 onder a voor de vestiging van bedrijven die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 3.1 en 3.2 van de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, mits het geen geluidszoneringplichtige of risicovolle inrichtingen betreft en mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie;
  • c. het bepaalde in lid 4.5 onder c voor het realiseren van (nieuwe) woningen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verblijfssituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en mits de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde. Het gestelde in lid 4.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.
4.7 Uitsterfregeling

Het gebruik ten behoeve van een seksinrichting als bedoeld in lid 4.1, onder f, mag niet worden hervat indien dit gebruik gedurende een onafgebroken periode van ten minste een jaar gestaakt is geweest.