direct naar inhoud van Artikel 11 Wonen - 1
Plan: Bestemmingsplan Hoornse Meer, Hoornse Park en Piccardthof
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP485HoornseMeerHo-vg01

Artikel 11 Wonen - 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen- al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroepen - in een woning en/of de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • b. bijzondere vormen van huisvesting, zoals begeleid wonen en kamerverhuur;
  • c. logies met ontbijt, met dien verstande dat deze functie uitsluitend mag worden uitgeoefend in het hoofdgebouw en ten dienste van deze functie maximaal twee (slaap)kamers voor toeristisch-recreatief nachtverblijf mogen worden gebruikt;
  • d. maatschappelijke dienstverlening ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • e. dienstverlening ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • f. kantoor ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', met dien verstande dat deze functie uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd': detailhandel - met uitzondering van detailhandel in brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen en detailhandel in volumineuze goederen -, maatschappelijke dienstverlening echter uitsluitend in de vorm van een buurtcentrum, bedrijven en instellingen voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende 'Lijst van bedrijfstypen wonen-werken' (bijlage 1) tot maximaal milieucategorie 2 en kantoor, met dien verstande dat deze functies uitsluitend zijn toegestaan op de begane grond;
  • h. additionele voorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 11.1 genoemde doeleinden.

11.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-1' is maximaal 1 woning per perceel toegestaan.
  • c. Het bebouwingspercentage mag maximaal het aangegeven percentage bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand tussen vrijstaande hoofdgebouwen en de zijdelingse perceelsgrens minimaal 3 meter bedraagt, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de bestaande afstand geldt;
    • 2. de afstand tussen twee aaneengebouwde hoofdgebouwen en één van beide zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 3 meter bedraagt, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de bestaande afstand geldt.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder c-1bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-2'de afstand tussen vrijstaande hoofdgebouwen en de zijdelingse perceelsgrens aan de noordzijde minimaal 5 meter en aan de zuidzijde minimaal 10 meter, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de bestaande afstand geldt.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder c-1 bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-3' de afstand tussen vrijstaande hoofdgebouwen en de zijdelingse perceelsgrens aan de zuidzijde minimaal 8,5 meter, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de bestaande afstand geldt.
  • f. De bouw- en goothoogte mogen maximaal de aangegeven bouw- en goothoogte bedragen.
  • g. De dakhelling bedraagt minimaal de aangegeven minimale dakhelling en maximaal de aangegeven maximale dakhelling.
  • h. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-4' is een extra hoogte van maximaal 3.5 meter toegestaan ten behoeve van een extra bouwlaag, mits deze 2 meter wordt teruggelegd ten opzichte van de voorgevel en 1 meter ten opzichte van de achtergevel.
  • i. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-5' is een extra hoogte van maximaal 3.5 meter toegestaan ten behoeve van een extra bouwlaag, mits deze 2.6 meter wordt teruggelegd ten opzichte van zowel de voor- als de achtergevel en tevens, indien het de zijkant van een bouwblok betreft, 2 meter ten opzichte van de zijgevels van het bouwblok.
  • j. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-6' is een extra hoogte van maximaal 3.5 meter toegestaan ten behoeve van een extra bouwlaag, mits deze 3 meter wordt teruggelegd ten opzichte van de voorgevel.
  • k. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-7' is een extra hoogte van maximaal 3.5 meter toegestaan ten behoeve van een extra bouwlaag, mits deze 3 meter wordt teruggelegd ten opzichte van de achtergevel.
  • l. Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang'dient de begane grond onbebouwd te blijven tot een maximale hoogte van 3.50 meter.
11.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. Aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend aan de achtergevel van de hoofdmassa van de bebouwing worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale bouwhoogte 4 meter bedraagt;
    • 2. de maximale bouwhoogte niet hoger is dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 3. de maximale diepte, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel van de hoofdmassa van de bebouwing, 4 meter bedraagt;
    • 4. de afstand tot de zij- en achtererfgrens, indien deze grenst aan het openbaar toegankelijk gebied, minimaal 1 meter bedraagt.
  • b. Vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op het achtererfgebied worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale bouwhoogte 3 meter bedraagt;
    • 2. de afstand tot de zij- en achtererfgrens, indien deze grenst aan het openbaar toegankelijk gebied, minimaal 1 meter bedraagt;
    • 3. de afstand tot het voorerfgebied ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-9'2 meter bedraagt en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-10' 4 meter;
  • c. Door het hier bedoelde bouwen mag de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het achtererfgebied maximaal 50 m² bedragen, met dien verstande dat het achtererfgebied voor maximaal 50% mag zijn bebouwd.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder a. en b. zijn tevens bijbehorende bouwwerken op het voorerf toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-8', met dien verstande dat:
    1. de maximale oppervlakte in totaal 25 m² bedraagt;
    2. de maximale bouwhoogte 3 meter bedraagt.
11.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. Voor zover het niet erf- of perceelsafscheidingen betreft mogen de bouwwerken, geen gebouw zijnde, uitsluitend op het achtererfgebied worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag op het voorerf maximaal 1 meter bedragen en op het achtererf maximaal 2 meter; dit met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-8' de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen op het voorerf maximaal 3 meter mag bedragen.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 4 meter bedragen.
  • d. Door het hier bedoelde bouwen mag de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het achtererfgebied maximaal 50 m² bedragen, met dien verstande dat het achtererfgebied voor maximaal 50% mag zijn bebouwd.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a. de woonsituatie:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy;

b. het straat- en bebouwingsbeeld:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

c. de verkeersveiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie;

d. de sociale veiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;

e. de milieusituatie:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 11.2.2 onder c voor overschrijding van het toegestane bebouwingspercentage met maximaal het getal 10;
  • b. het bepaalde in lid 11.2.2 onder f voor vergroting van de toegestane goot- en/of bouwhoogte met maximaal 4 meter;
  • c. het bepaalde in lid 11.2.3 onder a.1 voor het vergroten van de toegestane bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk, echter uitsluitend ten behoeve van een kap en met dien verstande dat de goothoogte maximaal 4 meter mag bedragen;
  • d. het bepaalde in lid 11.2.3 onder a.3 voor het vergroten van de toegestane diepte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel van de hoofdmassa van de bebouwing tot maximaal 5 meter;
  • e. het bepaalde in lid 11.2.3 onder a.3 voor het bouwen van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk achter een oorspronkelijk aangebouwd bijbehorend bouwwerk, mits deze oorspronkelijk een functioneel onderdeel vormt van het hoofdgebouw, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale diepte achter het oorspronkelijk aangebouwd bijbehorende bouwwerk 4 meter bedraagt;
    • 2. de maximale breedte gelijk is aan de breedte van het oorspronkelijk aangebouwde bijbehorende bouwwerk;
  • f. het bepaalde in lid 11.2.3 onder a.4 voor het bouwen van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot op de erfgrens;
  • g. het bepaalde in lid 11.2.3 onder a voor het oprichten van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan de zijgevel van de hoofdmassa van de bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale goothoogte 4 meter bedraagt;
    • 2. de maximale bouwhoogte niet hoger is dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 3. de maximale breedte, gemeten vanuit (het verlengde van) de zijgevel van de hoofdmassa van de bebouwing, 4 meter bedraagt;
    • 4. een kap is toegestaan;
    • 5. de afstand tot het voorerfgebied ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-9'2 meter bedraagt en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-10' 4 meter;
  • h. het bepaalde in lid 11.2.3 onder b.1 voor het vergroten van de toegestane bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot maximaal 4,50 meter, echter uitsluitend ten behoeve van een kap;
  • i. het bepaalde in lid 11.2.3 onder b.2 voor het bouwen van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot op de erfgrens;
  • j. het bepaalde in lid 11.2.3 onder b voor het oprichten van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op het voorerfgebied, met dien verstande dat:
    • 1. het vrijstaand bijbehorend bouwwerk achter (het verlengde van) de voorgevel moet zijn gesitueerd;
    • 2. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 4,50 meter bedraagt, echter uitsluitend ten behoeve van een kap;
    • 4. door het hier bedoelde bouwen mag de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het gehele perceel maximaal 70m2 bedragen waarbij het deel van het voorerfgebied dat is gelegen achter het verlengde van de voorgevel voor maximaal 60% mag zijn bebouwd;
    • 5. voor vrijstaande woningen geldt dat door het hier bedoelde bouwen de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het gehele perceel maximaal 100 m2 mag bedragen waarbij het deel van het voorerfgebied dat is gelegen achter het verlengde van de voorgevel voor maximaal 60% mag zijn bebouwd;
  • k. het bepaalde in lid 11.2.3 onder c voor vergroting van de totale oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het achtererfgebied tot maximaal 70 m² waarbij het achtererfgebied voor maximaal 60% mag worden bebouwd;
  • l. het bepaalde in lid 11.2.3 onder c voor vergroting van de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het achtererfgebied van vrijstaande woningen tot maximaal 100 m² waarbij het achtererfgebied voor maximaal 60% mag worden bebouwd.
11.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels met toepassing van lid 11.4.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in 11.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

11.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • b. het gebruik van aangebouwde bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, voor zover dit niet uitdrukkelijk op grond van lid 11.1 is toegestaan.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 11.1 ten behoeve van maximaal 1 vestiging van horeca-1 en/of horeca-2 en/of horeca-3 echter uitsluitend:
    - ter plaatse van de aanduiding 'gemengd',
    - op de begane grond, en
    - tot een maximum van in totaal 150 m² bedrijfsvloeroppervlakte;
  • b. het bepaalde in lid 11.1 onder g voor het toestaan van de vestiging van bedrijven die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij dit plan behorende Lijst van bedrijfstypen wonen-werken, mits het geen geluidszoneringplichtige of risicovolle inrichtingen betreft;
  • c. het bepaalde in lid 11.1 onder a juncto 11.5 onder c. voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep tot een maximum van 70 m². Het gestelde in lid 11.4.2 onder b, c, e en f is hierbij van overeenkomstige toepassing;
  • d. het bepaalde in lid 11.5 onder d. voor het gebruik van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit tot een maximum van 70 m² en voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Lijst van bedrijfstypen wonen-werken. Het gestelde in lid 11.4.2 onder b, c, e en f is hierbij van overeenkomstige toepassing.
11.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de op de kaart aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd dan wel op de kaart nieuwe bouwvlakken worden aangegeven, mits:

  • a. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan (de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of) een verkregen hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in lid 11.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.