direct naar inhoud van 3.2 Ecologie
Plan: Bestemmingsplan Hoogkerk-Gravenburg
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP482HoogkerkGrave-oh01

3.2 Ecologie

Algemeen

Het plangebied Hoogkerk Centrum, Noord en Gravenburg kenmerkt zich als een stadsdeel met weinig openbaar groen. De bedrijven drukken ruimtelijk en fysiek een flink stempel op de leefomgeving. Het groen vertoont weinig ordening en samenhang en de leeftijdsopbouw is laag. Het groen bestaat vooral uit kleine “binnengroentjes”, overhoekjes, begraafplaatsen, volkstuintjes en particulier groen.

De boombeplanting bij de Boeiersingel is, door zijn verhoudingsgewijs grotere volume, opvallend.

Ecologisch gezien zijn vooral de groene delen en vaak natuurlijke ruigten met veel verschillende struiken van Smurfit (de Halm) van belang, de watergangen en de ecologische bermen van Gravenburg, de oudere boombeplantingen op begraafplaatsen en enkele oudere erfbeplantingen langs de Kerkstraat. De geluidswal langs de Vierverlatenweg en het groen langs het spoortalud werken structurerend en hebben ecologische potentie. Langs het Kliefdiep dient de ecologische verbindingszone gecompleteerd te worden. Ter plaatse van de Kerkstraat wordt in dat kader daarom eveneens gestreefd naar een faunapassage.

Relatief grote en jaarrond beschermde kolonies van de huiszwaluw komen voor bij Smurfit en de Suikerfabriek met resp. 130 en 57 nesten ( B. Koole 2007). Ook in de wijk Gravenburg komen verspreid huiszwaluwnestplaatsen voor. Vermoedelijk bevinden zich bij de kerk aan de Kerkstraat beschermde gierzwaluwnestplaatsen.

Ten aanzien van de huiszwaluw op het terrein van Suiker Unie is naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State van 23 mei 2012 als vervolg op de quickscan d.d. 25 maart 2011 door ecologisch bureau Koeman en Bijkerk op 11 juni 2012 een nader onderzoek verricht. Dit onderzoek is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Daaruit blijkt dat ongeveer 30 nestkommen daadwerkelijk in gebruik zijn. Het ecologisch bureau adviseert één of twee zwaluwtillen op het bedrijfsterrein te plaatsen met een capaciteit van minimaal 40 nestplaatsen en/of vervangende nestruimte aan te brengen aan de kale muur van het bedrijfsgebouw dat niet wordt gesloopt (het zgn. entrepot).

Suiker Unie heeft bij brief van 26 juni 2012 verklaard dit daadwerkelijk te doen, voordat met de sloop van bedrijfsbebouwing wordt begonnen. Op deze wijze wordt het aantal bestaande nestplaatsen ruimschoots gecompenseerd. Door het treffen van deze maatregelen is geen ontheffing nodig van de Flora -en faunawet. Dit betekent dat deze wet de bouw van de twee nieuwe suikersilo's niet in de weg staat.

Ongetwijfeld zijn plaatselijk in het centrum deelpopulaties van onder andere beschermde vleermuissoorten aanwezig. Vaste rust- en verblijfplaatsen hiervan zijn op dit moment niet aangetoond. Voorts zijn marters, egels, amfibieën, vlinders en vooral veel typische stadsvogelsoorten aanwezig. Het ontbreken van voldoende inheemse struiken en kruidenvegetaties heeft een beperkende invloed op de ecologische kwaliteit.

Groenstructuren

De beperkt aanwezige groenstructuren werken desalniettemin ondersteunend voor het totale ecologische weefsel.

Verschillende vleermuissoorten kunnen de boomstructuren en/of waterpartijen als trekroute en foerageergebied gebruiken. Trekroutes zijn wettelijk beschermd. Behoud en versterking van deze zones is van groot belang. Verbindingszones zijn vastgelegd op de Stedelijke Ecologische Structuurkaart van 2007/2008. Genetische uitwisseling en klimaatopwarming vragen om duurzame, goed functionerende verbindingen.

Optimale stadsverbindingen zijn minimaal 25 meter breed en bevatten een boom-, struik- en kruidlaag om voor doelsoorten als wezel en egel passeerbaar te zijn. Bij langere verbindingszones zijn aansluitende kleinere groengebieden als ondersteuning van belang. Alle boomstructuren in het gebied kunnen worden gebruikt door vogels en vleermuizen als nestplaats, voedselvoorziening en trekroute.

Kap en sloop dienen plaats te vinden buiten het vogelbroedseizoen en tijden dat vleermuizen de holle ruimten gebruiken.

Voor alle groenstructuren geldt dat er gestreefd wordt naar behoud en ontwikkeling. Struikstructuren zijn onvoldoende aanwezig en bieden te weinig variatie. Kruidenvegetaties ontbreken volledig. Er liggen wensen en kansen om voor kleine zoogdieren en insecten als vlinders, zweefvliegen en bijen nieuw leefgebied te vormen door het omvormen van intensief beheerde geluidswallen tot kruidenvegetaties.

Water

Het Hoendiep valt als water buiten dit bestemmingsplan. Grotere wateren en vijvers komen in dit bestemmingsplangebied niet voor. Het zijn de sloten die in potentie belangrijke biotopen vormen voor vissen, water en rietvogels, amfibieën en libellen. Met name in de wijk Gravenburg zijn deze ecologische waarden al goed ontwikkeld.

Voor ecologische wateren geldt, dat wordt gestreeft naar een hogere waterkwaliteit (sanering riooloverstorten), doorzicht, doorstroming, ondergedoken waterplanten en het ontwikkelen van ecologische oevers. Bij de meeste sloten buiten Gravenburg is het doorzicht nog onvoldoende en ontbreken de ecologische oevers.

De bouwwijze van huizen in dit stadsdeel kenmerkt zich voor een groot deel door daken met pannen. Gebouwen met dakpannen en kleine openingen in muren bieden kansen voor waardevolle stadsdieren als zwaluwen, huismussen, roodstaarten en verschillende vleermuissoorten. De aantallen van deze soorten nemen stadsbreed af. Zwaluwnestplaatsen en verblijfplaatsen van vleermuizen zijn jaarrond beschermd.

Bij renovatie en nieuwbouwplannen is het noodzakelijk voorzieningen voor deze soorten als randvoorwaarde op te nemen. Door middel van quickscans / nader onderzoek dienen de ruimtelijke ontwikkelingen getoetst te worden aan de Flora- en faunawet, evenals aan het stedelijke ecologische beleid. Bij nieuwbouw moet tevens nadrukkelijk ingezet worden op het realiseren van dakvegetaties. Deze dragen in een intense stad in hoge mate bij aan de verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving.

Conclusies in het kader van de Vogelrichtlijn

Het plangebied ligt op een behoorlijke afstand van de Vogelrichtlijngebieden Leekstermeergebied en Zuidlaardermeergebied. Mede gezien de afstand, de afscherming door bestaande bebouwing en gezien het feit, dat het voorliggend plan hoofdzakelijk conserverend is en voorts vrijwel uitsluitend vervangende bebouwing is geprojecteerd, is er geen sprake van invloed ten gevolge van het voorliggende plan op beide gebieden. Er is dan ook geen nader onderzoek nodig.