direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch
Plan: Bestemmingsplan Hoogkerk-Gravenburg
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP482HoogkerkGrave-oh01

Artikel 4 Agrarisch

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, met dien verstande dat (een neventak van) intensieve veehouderij niet is toegestaan;
  • b. cultuurgrond;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. recreatief medegebruik;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. waterlopen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. additionele voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde doeleinden.

4.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte en het bebouwingspercentage mogen niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven;
  • c. binnen het bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  • d. de oppervlakte en bouwhoogte van de bedrijfswoningen mag maximaal 100 m2 respectievelijk 7 meter bedragen.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a. buiten het op de kaart aangegeven bouwvlak mogen geen bouwwerken worden gebouwd in de vorm van overkappingen voor dieren, opslag van (landbouw)materieel of veevoeder;

b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 2,50 meter bedragen;

c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals lichtmasten bij een paardenbak, mag maximaal 6 meter bedragen.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie;

  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

a. het bepaalde in lid 4.2.2, onder b voor het vergroten van de goot- en bouwhoogte van de gebouwen met maximaal 10%;

b. het bepaalde in lid 4.2.2 onder d voor het vergroten van oppervlakte van de bedrijfswoning tot maximaal 150 m2 en een bouwhoogte tot maximaal 11 m;

4.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 4.4.1 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

a. het landschapsbeeld;

b. de verkeersveiligheid;

c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in lid 4.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 7.10, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor woonwagens;
  • b. het gebruik van de gronden voor recreatief nachtverblijf;
  • c. het gebruik van gronden buiten het bouwperceel ten behoeve van de realisering van mestbassins of andere werken of bouwwerken voor de opslag van mest, waaronder mestzakken.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.1 juncto lid 4.5 onder b voor het gebruik van de gronden en bebouwing ten behoeve van maximaal 20 kampeermiddelen;
  • b. het bepaalde in lid 4.1 voor het gebruik van een deel van de bebouwing ten behoeve van de verkoop van agrarische producten;
  • c. het bepaalde in lid 4.1 voor het gebruik van een deel van de bebouwing ten behoeve van de berging van caravans en boten.
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
4.7.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen ten behoeve van het agrarisch gebruik buiten het bouwperceel, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 50 m²;
  • b. het aanleggen en/of verharden of halfverharden van wegen en paden;
  • c. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van recreatief medegebruik met een oppervlakte van meer dan 200 m²;
  • d. het graven of dempen, verdiepen of verbreden van sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen, hieronder greppels niet inbegrepen;
  • e. het verwijderen van houtopstanden, houtopstanden in het kader van de hout- en/of boomteelt uitgezonderd;
  • f. het afgraven en ophogen van gronden met meer dan 40 centimeter.
4.7.2 Uitzondering op de vergunningplicht

Het in lid 4.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.7.3 Voorwaarden voor vergunningverlening

De in lid 4.7.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van het open landelijke gebied.