direct naar inhoud van 5.3 Overleg
Plan: Bestemmingsplan Oosterpoort
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP480Oosterpoort-vg02

5.3 Overleg

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerp-bestemmingsplan toegezonden aan een aantal (overheids)instanties. De volgende instanties hebben gereageerd:

  • Waterschap Hunze en Aa's (12 oktober 2010);
  • Brandweer Regio Groningen (14 oktober 2010);
  • Provincie Groningen (13 oktober 2010);
  • Ministerie van VROM, regio Noord (28 oktober 2010).

De brieven, zijn in het navolgende samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien.

Ad 1. Waterschap Hunze en Aa's d.d. 12 oktober 2010

Het waterschap Hunze en Aa's geeft aan dat de wateraspecten op één onderdeel na goed zijn weergegeven in het plan. Binnen de bestemming Verkeer ligt direct langs de boezemwateren Verbindingskanaal en Oude Winschoterdiep een strook met de functie boezemkade van het waterschap. Aan deze kaden is in het plan niet de bestemmingsomschrijving 'kade' in de planregels en plantoelichting gegeven. Langs deze boezemkaden gelden daarnaast beschermingszones in het kader van de waterschapskeur. Vanuit deze keur rusten er ruimtelijke beperkingen op. Vanwege het belang van deze kaden voor de bescherming van het achterliggende gebied tegen overstroming dient deze medebestemming in de bestemmingsomschrijving te worden opgenomen. Het waterschap verzoekt dit in het bestemmingsplan op te nemen.

Reactie gemeente:

Het verzoek van het waterschap Hunze en Aa's wordt overgenomen. Aan de bestemmingsomschrijving van de bestemming Verkeer wordt 'kaden' toegevoegd. Daarnaast is in de plantoelichting in de waterparagraaf een extra alinea over de kaden opgenomen.

Ad 2. Brandweer, regio Groningen d.d. 14 maart 2010

Het bestemmingsplan Oosterpoort is beoordeeld in het kader van externe veiligheid, specifiek het groepsrisico. In de externe veiligheidsparagraaf van het bestemmingsplan is aangegeven dat in het plangebied sprake is van externe veiligheidsrisico's door het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor Zwolle-Groningen en de zuidelijke ringweg (N7, Weg der Verenigde Naties). Omdat het plangebied in de invloedsgebieden van beide risicobronnen ligt, is de beoordeling van het groepsrisico noodzakelijk. Het groepsrisico in de bestaande situatie is hoog, maar blijft onder de orientatiewaarde. Voor de rapportage van de berekeningen van het groepsrisico wordt verwezen naar de bijlage van het bestemmingsplan. Deze bijlage is echter niet opgenomen in het plan. De brandweer adviseert om deze rapportage alsnog bij te voegen.

De brandweer heeft de berekeningen opgevraagd bij de Milieudienst Groningen. Uit beoordeling van deze berekeningen blijkt dat deze gebaseerd zijn om verouderde vervoersaantallen. Begin 2010 is de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen gewijzigd. Hierin zijn nu vervoershoeveelheden opgenomen voor het berekenen van het groepsrisico. Hierdoor is voor LPG met te lage hoeveelheden gerekend, waardoor een herberekening noodzakelijk is. De brandweer adviseert om de berekening van de N7 te herzien door deze af te stemmen op de gewijzigde circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.

In de externe veiligheidsparagraaf is ook aangegeven dat de vaststelling van het bestemmingsplan niet leidt tot een toename van het groepsrisico of een overschrijding van de orienterende waarden. Geconcludeerd wordt dat een verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk is. De huidige circulaire geeft weliswaar aan dat verantwoording alleen noodzakelijk is indien het groepsrisico toeneemt of de orienterende waarde overschrijdt. Volgens het Besluit transport externe veiligheid (Btev) is verantwoording echter altijd noodzakelijk. De brandweer adviseert om te anticiperen op het Btev door het groepsrisico alsnog te verantwoorden.

Om de gemeente te ondersteunen bij de invulling van deze verantwoording gaat de brandweer vervolgens in op de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Deze aspecten maken deel uit van de verantwoording. De brandweer adviseert om onderstaande adviezen te vertalen naar de externe veiligheidsparagraaf en deze mee te laten wegen in de verantwoording van het groepsrisico.

Uit de beoordeling van bereikbaarheid blijkt dat het plangebied voldoende snel en in voldoende mate tweezijdig bereikbaar is. Ook de primaire bluswatervoorzieningen blijken voldoende te zijn. Het naast het plangebied gelegen Verbindingskanaal en Oude Winschoterdiep zijn te gebruiken als secundaire c.q. tertiaire bluswatervoorziening. Langs het spoor zijn in beperkte mate primaire bluswatervoorzieningen aanwezig. Deze zijn alleen geschikt voor het bestrijden van kleine incidenten. Het bestrijden van incidenten is alleen mogelijk als de spanning op de bovenleidingen is afgeschakeld. Voor grote incidenten is de brandweer afhankelijk van secundaire of tertiaire voorzieningen (groot watertransport). Door de onderlinge afstand tussen het spoor en het Verbindingskanaal c.q. het Oude Winschoterdiep zijn deze alleen te gebruiken als bluswatervoorziening door middel van groot watertransport. Hiervoor geldt echter een opkomst- en opbouwtijd van minimaal een half uur. Dit beperkt het snel en effectief bestrijden van grote incidenten, wat leidt tot een verhoogde kans op slachtoffers. Langs de N7 zijn nauwelijks bluswatervoorzieningen aanwezig voor het bestrijden van calamiteiten. Door de verhoogde ligging van de weg zijn de voorzieningen in de naastgelegen wijken hier niet te gebruiken. Hierdoor is de brandweer voor grote incidenten afhankelijk van groot watertransport. Door de hoge opkomst- en opbouwtijd geeft dit een verhoogde kans op slachtoffers.

Uit de beoordeling van zelfredzaamheid blijkt dat het bestemmingsplan niet voorziet in de realisatie van objecten waarbij sprake is van langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen, zoals ouderen, zieken en kleine kinderen. In het plangebied zijn echter wel een aantal bestaande objecten aanwezig, waarbij sprake is van langdurig verblijf van verminderd zelfredzame personen. Uit beoordeling van ontvluchtingsmogelijkheden blijkt dat het plangebied en de directe omgeving daarvan voldoende mogelijkheden bieden om van de risicobronnen weg te vluchten. Daarnaast blijkt dat het plangebied grotendeels in het sirenebereik van het bestaande Waarschuwing en Alarmering Systeem (WAS) ligt. Het aspect zelfredzaamheid geeft dan ook geen aanleiding tot het treffen van nadere voorzieningen.

Reactie gemeente:

De Milieudienst heeft een aanvullende veiligheidsstudie voor de A7 uitgevoerd. Deze veiligheidsstudie is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.


Ad 3. Provincie Groningen d.d. 13 oktober 2010

Het doel van overleg is om te voorkomen dat het bestemmingsplan het ruimtelijke beleid van de provincie doorkruist. In hoofdstuk 4 van de Omgevingsverordening van de provincie Groningen 2009 zijn, op grond van artikel 4.1, lid 1 en lid 3, van de Wet ruimtelijke ordening, algemene regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de daarbij behorende toelichting. Deze regels hebben tot gevolg dat de gemeentelijke beleidsruimte voor de vaststelling van de inhoud van bestemmingsplannen vooraf wordt genormeerd of ingekaderd. De inhoud van het bestemmingsplan Oosterpoort geeft de provincie Groningen aanleiding tot een tweetal opmerkingen.

Het provinciale ruimtelijke beleid laat de oprichting van reclamemasten hoger dan 6 meter niet toe. Dit is geregeld in artikel 4.14, lid 1 van de verordening. Op grond van artikel 14.2.2. van de planregels kunnen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden opgericht tot een bouwhoogte van maximaal 15 meter. In artikel 22.1, lid h en lid k, van de planregels, is aan het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid toegekend om ontheffing te verlenen voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals reclameuitingen en voor het overschrijden van de maximaal toegestane hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, tot niet meer dan 10 meter. In beide artikel is de bouw van reclamemasten hoger dan 6 meter niet uitgesloten. De provincie stelt vast dat beide artikelen in de planregels in strijd zijn met het provinciale beleid en verzoekt de regels op dit punt aan te passen.

Het plangebied grenst aan de spoorlijn Groningen-Zwolle, waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Op grond van het ontwerp Besluit transport externe veiligheid moet het groepsrisico worden verantwoord. Wanneer het bestemmingsplan slechts geringe wijzigingen ten opzichte van het huidige planologische regime tot gevolg heeft, zou kunnen worden volstaan met een beperkte groepsrisicoverantwoording, waarbij aandacht wordt besteed aan bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid en advies wordt gevraagd aan de brandweer. De provincie raadt de gemeente aan een dergelijke groepsrisicoverantwoording uit te voeren. Ook wijst de provincie nog op het provinciale rapport "Veilig op weg; het provinciaal basisnet Groningen".

Reactie gemeente:

De planregels in artikel 14.2.2 en in artikel 22.1, lid h en lid k zijn overeenkomstig het verzoek van de provincie aangepast. Reclamemasten hoger dan 6 meter zijn niet langer mogelijk. De gemeente is echter wel van mening dat reclamemasten binnen de bestemming Verkeer, vanwege de bestemmingsomschrijving, sowieso niet bij recht mogelijk waren.

De Milieudienst heeft, in overleg met de Brandweer, een uitgebreide groepsrisicoverantwoording opgesteld. Deze verantwoording is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

Ad 4. VROM-Inspectie d.d. 28 oktober 2010

De VROM-Inspectie refereert aan de brief van 26 mei 2009 aan alle colleges van burgemeester en wethouders waarin de minister van VROM heeft aangegeven over welke nationale belangen uit de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB, TK 2007-2008, 31500 nr.1) gemeenten altijd overleg moeten voeren met het Rijk. Gemeenten verzoeken zelf de afzonderlijke rijksdiensten om advies. De VROM-Inspectie coordineert de rijksreactie over onder meer voorontwerp-bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan Oosterpoort geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen zoals verwoord in de RNRB.

Reactie gemeente:

De opmerking van de VROM-Inspectie wordt voor kennisgeving aangenomen.

Naar aanleiding van de overlegreacties op het voorontwerp-bestemmingsplan is aan de bestemmingsomschrijving van de bestemming Verkeer het woord 'kaden' toegevoegd. Daarnaast is in de plantoelichting in de waterparagraaf een extra alinea over de kaden opgenomen. De Milieudienst heeft een aanvullende veiligheidsstudie voor de A7 uitgevoerd. Deze veiligheidsstudie is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd. De planregels in artikel 14.2.2 en in artikel 22.1, lid h en lid k zijn aangepast om reclamemasten hoger dan 6 meter niet langer mogelijk te maken. Tot slot heeft de Milieudienst, in overleg met de Brandweer, een uitgebreide groepsrisicoverantwoording opgesteld. Deze verantwoording is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.