direct naar inhoud van Bijlage 3 Rapport externe veiligheid
Plan: Bestemmingsplan Cortinghborg
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP477Cortinghborg-oh01

Bijlage 3 Rapport externe veiligheid

1.1 Externe Veiligheidsstudie

Ten behoeve van de beoordeling van het aspect Externe Veiligheid voor het bestemmingsplan Cortinghborg heeft de Milieudienst gemeente Groningen een veiligheidsstudie uitgevoerd. Deze studie bestaat uit de volgende onderdelen:

  • inventarisatie van de risicobronnen in en nabij het plangebied;
  • analyse van de invloed risicobronnen op de veiligheid;
  • toetsing veiligheidssituatie aan de geldende veiligheidsnormen;
  • uitvoering kwantitatieve risicoanalyse;
  • beoordeling van de noodzaak voor een verantwoording groepsrisico.

De studie is uitgevoerd in februari 2010 ten behoeve van de beoordeling van het bestemmingsplan. De uitkomsten van de studie vormen de basis voor de externe veiligheidsparagraaf van het bestemmingsplan2 .

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied Cortinghborg ligt in het noordelijke deel van de stad. Het betreft het voormalige terrein van de sportvelden 'de hoogte'. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door de N370, aan de westzijde door de spoorlijn Groningen – Delfzijl en aan de zuidzijde door de Poortstraat. Aan de oostzijde grenst het plangebied aan het terrein van het Noorderpoortcollege, locatie Poortstraat. De ligging van het plangebied staat in onderstaand figuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP477Cortinghborg-oh01_0017.png"

Figuur 1: ligging plangebied Cortinghborg

2 Toelichting Externe Veiligheid

2.1 Definitie Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en door buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bij voorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term 'externe' veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen (externen) die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.

In het begrip risico zijn kansen en effecten aan elkaar gekoppeld. Bij externe veiligheid gaat het om ongelukken met kleine kansen en grote effecten. Het beleidsveld externe veiligheid richt zich op de beheersing van deze risico's.

2.2 Risiconormen

De risiconormering voor externe veiligheid concentreert zich rond twee begrippen, plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Hieronder worden deze toegelicht.

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft het minimale wettelijke niveau voor de bescherming van individuele burgers.

Het is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval bij een risicobron, aangenomen dat de persoon onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven.

In het plaatsgebonden risico zijn twee kansen verwerkt:

  • De kans op het plaatsvinden van een ongeluk waarbij een gevaarlijk stof vrijkomt
  • De kans dat een persoon daadwerkelijk overlijdt als gevolg hiervan.

Deze kans mag maximaal 1 op een miljoen (10-6) per jaar zijn.

Men kan de kans met een risicocontour ruimtelijk weergeven. Deze contour verbindt plaatsen in de omgeving van de risicobron met een overlijdenskans van één op een miljoen. Binnen de 10-6-contour mogen geen nieuwe kwetsbare objecten (zoals bijvoorbeeld woningen en scholen) worden geplaatst.

Met het groepsrisico (GR) wordt een maat gegeven voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp.

Het is de kans per jaar dat een groep van tenminste 10 personen tegelijk overlijdt als rechtstreeks gevolg van de aanwezigheid in het invloedsgebied van een risicobron én een ongewoon voorval binnen die risicobron waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

De hoogte van het groepsrisico is afhankelijk van twee factoren:

  • De jaarlijkse kans dat zich een ongeval met een gevaarlijke stof voordoet.
  • Het aantal potentiële slachtoffers in invloedsgebied van een risicovolle activiteit.

Het GR legt een relatie tussen deze twee factoren.

Men kan het groepsrisico niet ruimtelijk weergeven. Het wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin het aantal slachtoffers wordt uitgezet tegen de cumulatieve kans dat de groep slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen: de fN-curve. Het groepsrisico dient te worden bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit.

Daarnaast speelt het zogenaamde Plasbrand Aandachtsgebied (PAG) een belangrijke rol bij de beoordeling van externe veiligheid. Het PAG betreft de zone waarbinnen de effecten van een ongeluk met brandbare vloeistoffen een dodelijk effect hebben. Voor de wegen en het spoor ligt deze grens op 30 meter, voor vaarwegen bedraagt de zone 25 meter.

3. Wettelijk kader

3.1 Inleiding

Om de externe veiligheidsrisico's te beheersen heeft de Rijksoverheid een aantal nota's, circulaires en besluiten opgesteld die leidend zijn voor externe veiligheidstaken van de provincie en gemeenten. Het gaat daarbij om wet- en regelgeving waarin risiconormen zijn gesteld voor respectievelijk inrichtingen, transport van gevaarlijke stoffen en buisleidingen. Het Rijksbeleid staat niet op zichzelf. Ook de provincie Groningen en de gemeente Groningen hebben veiligheidskaders vastgesteld.

3.2 Risicobedrijven

Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI3 ) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Daarnaast stelt het Besluit Risico's Zware Ongevallen (BRZO-1999) eisen aan de meest risicovolle bedrijven in Nederland. Het BEVI verplicht gemeenten en provincies rekening te houden met de externe veiligheid als ze een milieuvergunning verlenen of een bestemmingsplan maken.

3.3 Vervoer gevaarlijke stoffen

Ten aanzien van transportrisico's zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS4 ) en de Circulaire 'Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen' verschenen. De circulaire bevat veiligheidsnormen voor het vervoer en voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van transportroutes. Gemeenten dienen hiermee rekening te houden bij het opstellen van ruimtelijke plannen.

Binnenkort wordt volgens planning het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) vastgesteld. Het BTEV is vergelijkbaar met het BEVI en bevat risiconormen voor transportroutes.

3.4 Hogedrukbuisleidingen

Voor aardgastransportleidingen geldt op dit moment de Circulaire 'Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen 1984'. VROM heeft hierin vaste veiligheidsafstanden vastgelegd die aangehouden moeten worden tussen een buisleiding en bebouwingen. Deze circulaire wordt binnenkort vervangen door een AMvB, het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (BEVB), naar analogie van het BEVI. Voor buisleidingen gelden dan geen vaste afstanden meer maar wordt gekeken naar het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

3.5 Beleidsvisie Externe Veiligheid gemeente Groningen

In januari 2010 heeft de gemeente Groningen eigen externe veiligheidsbeleid vastgesteld5 . Hierin geeft de gemeente Groningen aan, hoe zij binnen haar grenzen met het milieuaspect externe veiligheid om wil gaan. In de visie worden randvoorwaarden geformuleerd voor nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast bevat de visie een afwegingskader voor de initiatieffase van nieuwe ontwikkelingen.

3.6 Provinciaal Basisnet Groningen

Voor de provinciale wegen heeft de provincie het provinciaal basisnet Groningen opgesteld6 . Het provinciaal basisnet bevat daarnaast aanvullende regels voor rijks- en spoorwegen ten behoeve voor extra bescherming van minder zelfredzame personen. Het provinciaal basisnet Groningen betreft een robuust systeem waarin de externe risico's van transport van gevaarlijke stoffen zijn beschouwd en de gevolgen inzichtelijk zijn gemaakt.

4 Risicosituatie plangebied

4.1 Inventarisatie risico's

In deze paragraaf wordt de risicosituatie voor het plangebied geschetst. Hiertoe heeft een inventarisatie plaatsgevonden van de potentiële risicobronnen in en nabij het plangebied. Risicobronnen zijn:

  • bedrijven waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen of geproduceerd;
  • transportassen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • buisleidingen voor transport van aardgas onder hoge druk en voor K1, K2 en K3-vloeistoffen.

De inventarisatie bestaat in eerste instantie uit het in kaart brengen van de risicobronnen in en nabij het plangebied en uit een analyse van de invloed die deze bronnen hebben voor de veiligheid.

De onderstaande informatiebronnen vormen de basis voor de inventarisatie:

  • Het register risicosituaties gevaarlijke stoffen (RRGS),
  • Risicokaart Groningen,
  • Tellingen transport van gevaarlijke stoffen, Rijkswaterstaat (DWS, stand 2009),
  • Prognoses Prorail,
  • Ontwerp basisnetten weg, water en spoor,
  • Provinciaal basisnet Groningen, definitief concept versie 2.0,
  • Gemeentelijk inrichtingenbestand Wm-vergunning (archief Milieudienst),
  • Leidinggegevens Gasunie. 2004 en 2007.

4.2 Risicobronnen bestemmingsplan Cortinghborg

Hieronder staat een overzicht van de resultaten van de inventarisatie.

Inrichtingen:

  • Aardolie Opslag Groningen B.V., Van der Hoopstraat, bedrijfsterrein 'de Hoogte'

* bedrijf valt onder het Besluit risico's zware ongevallen (BRZO, 1999),

* op- en overslag van aardolieproducten zoals benzine, diesel en gasolie;

* ongevallenscenario: brand of explosie door vrijkomen brandbare vloeistof;

* effectafstanden: 12 tot 37 meter vanaf de bron (tank, bordes of verlaadsteiger);

* risicocontouren liggen binnen de grenzen van de inrichting;

* afstand tot het plangebied > 200 m.

Transport gevaarlijke stoffen:

  • Wegen:

o N370, noordelijke ringweg, Plantaanlaan

* vervoer van gevaarlijke stoffen, deel van het provinciale basisnet,

* ligging buiten het plangebied,

* grenst in het noorden aan het plangebied.

o N361, Winsumerweg

* vervoer van gevaarlijke stoffen, alle categorieën, vervoersfrequentie laag,

* deel van het provinciale basisnet,

* veiligheidsafstanden: PR 10-6 contour niet buiten de weg, plasbrandaandachtsgebied 30 meter,

* ligging: noordkant Van Starkenborghkanaal buiten het plangebied,

* afstand tot plangebied circa 320 meter.

  • Waterwegen:

o Van Starkenborghkanaal (verbinding haven Delfzijl)

* vervoer van gevaarlijke stoffen, deel van het landelijke basisnet,

* ligging buiten het plangebied,

* afstand tot plangebied circa 260 meter.

  • Spoorwegen:

o Spoorlijn Groningen – Sauwerd (richting Delfzijl/Eemshaven)

* vervoer van gevaarlijke stoffen, deel van het landelijke basisnet,

* ligging buiten het plangebied,

* grenst in het westen aan het plangebied.

Buisleidingen:

o Hogedruk aardgasleiding, N-507-50-KR-019/020/021

* transport van aardgas onder hoge druk; beheerder Gasunie,

* leidinggegevens: diameter 6 inch en ontwerpdruk van 40 bar,

* ongevallenscenario: ontsteking van vrijkomend gas,

* afstanden circulaire 1984: bebouwingsafstand 4 m, toetsingsafstand 20 m, effectafstand (1% letaliteitsgrens): maximaal 70 m (bron: Gasunie),

* ligging: noordkant Van Starkenborghkanaal buiten het plangebied,

* afstand tot plangebied circa 300 meter.

4.3 Ligging risicobronnen

In onderstaande figuur wordt de ligging van de risicobronnen ten opzichte van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP477Cortinghborg-oh01_0018.png"

Figuur 2: ligging risicobronnen met relevantie voor plangebied Cortinghborg

(bron: risicokaart Groningen)

4.4 Conclusie inventarisatie

Uit de inventarisatie blijkt dat in de omgeving van het plangebied een aantal risicobronnen aanwezig zijn. Binnen het plangebied bevinden zich geen risicobronnen.

De afstand van een aantal risicobronnen tot het plangebied is zo groot dat deze geen invloed hebben op de veiligheidssituatie binnen het plangebied.

Het betreft de volgende risicobronnen:

* Aardolie Opslag Groningen B.V.;

* N361, Winsumerweg;

* Van Starkenborghkanaal;

* Hogedruk aardgasleiding.

De genoemde bronnen kunnen daarom verder buiten beschouwing worden gelaten voor de bepaling van de externe veiligheidssituatie binnen het bestemmingsplan.

Het plangebied grenst rechtstreeks aan twee risicobronnen, te weten:

* N370, noordelijke ringweg,

* Spoorlijn Groningen – Sauwerd.

De bijbehorende risicozones liggen over (delen van) het plangebied. Voor deze risicobronnen moet daarom een kwantitatieve risicoanalyse worden verricht.

De Milieudienst gemeente Groningen heeft een dergelijk onderzoek uitgevoerd. In het volgende hoofdstuk staan de uitkomsten.

5 Nader onderzoek relevante risicobronnen

5.1 Inleiding

De aanwezigheid van risicobronnen heeft consequenties voor de veiligheid van het bestemmingsplan als er harde risicocontouren (PR of PAG) of invloedsgebieden van het groepsrisico (GR) over het plangebied liggen. Zoals hiervoor beschreven, vallen de risicocontouren en invloedsgebieden van twee risicobronnen over het plangebied.

In dit hoofdstuk worden deze risicobronnen en hun invloed op het bestemmingsplan nader beschreven. Verder wordt de uitkomst van de kwantitatieve risicoanalyse besproken. Hierbij wordt tevens aangegeven of de hoogte van het groepsrisico aanvaardbaar is en of een verantwoordingsplicht bestaat. Ook wordt toegelicht of de aanwezigheid van de risicobronnen het treffen van veiligheidsmaatregelen of het opnemen van aanvullende voorschriften noodzakelijk maakt.

5.2 Beschrijving risicobronnen

Provinciale weg N370

De N370 (noordelijke ringweg, Plataanlaan) begrenst het plangebied aan de noordkant. Over deze weg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Vervoerd worden brandbare en giftige vloeistoffen alsmede brandbare gassen. De provincie Groningen heeft deze weg opgenomen in het provinciale basisnet.

Spoorlijn Groningen - Sauwerd

De spoorlijn Groningen – Sauwerd (verbinding met Delfzijl en de Eemshaven) vormt de westelijke grens van het bestemmingsplangebied. Over deze spoorlijn vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Vervoerd worden alle categorieën gevaarlijke stoffen, brandbare en giftige gassen en vloeistoffen. De spoorlijn Groningen – Sauwerd maakt deel uit van het landelijke basisnet.

5.3 Plaatsgebonden risico

Provinciale weg N370

In 2006/2007 heeft het Ministerie van Verkeer en Waterstaat tellingen uitgevoerd van gevaarlijke stoffen. Hierbij is de noordelijke ringweg niet meegenomen, maar aansluitende wegvakken wel. Gebaseerd op deze gegevens kan worden vastgesteld dat het PR van 10-6 op de N370 zelf ligt. De risicocontouren komen dus niet buiten de weg.

Volgens door de provincie Groningen uitgevoerde berekeningen7 zou het PR met een kans van 10-6 in de toekomst op maximaal 12 meter buiten de N370 kunnen komen te liggen8 . In deze zone mogen geen kwetsbare objecten worden opgericht.

Spoorlijn Groningen - Sauwerd

Uit onderzoek van de provincie Groningen9 blijkt dat er op dit moment geen plaatsgebonden risico van 10- 6 buiten het spoor ligt. Uit berekeningen waarbij vergaande vervoersprognoses zijn gebruikt, blijkt verder dat het PR in de toekomst op maximaal 15 meter buiten het spoor zou kunnen komen te liggen. In deze zone mogen geen kwetsbare objecten worden opgericht.

In het kader van het bestemmingsplan wordt geen bebouwing toegestaan binnen de risicocontouren.

Dit betekent dat het PR ten gevolge van de twee risicobronnen geen belemmering vormt voor het bestemmingsplan.

5.4 Plasbrand Aandachtsgebied (PAG)

Naast het PR dient ook rekening te worden gehouden met de effecten van een plasbrand scenario. Het PAG betreft de zone waarbinnen de effecten van een ongeluk met brandbare vloeistoffen een dodelijk effect hebben. Voor de wegen en het spoor ligt deze grens op 30 meter. Hieronder staat een korte toelichting.

Over de meeste transportassen die aangewezen zijn voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, worden veel brandbare vloeistoffen worden vervoerd (onder andere benzine, diesel). Bij een ongeluk kan zo een stof uit de wagen of tank vrijkomen en in brand vliegen. Dit verschijnsel heet plasbrand. Het effect dat optreedt bij een ongeval met enkel brandbare vloeistoffen is vooral warmtestraling. Binnen een zone van 30 m langs weg en spoor en binnen 25 m langs vaarwegen kunnen hierdoor slachtoffers vallen. Hierbij wordt uitgegaan van een calamiteit waarbij de gehele wagen- of tankinhoud vrijkomt. De omvang van het effect wordt beïnvloed door de oppervlakte van de plasbrand. Voor trajecten waarover veel brandbare vloeistoffen worden vervoerd, zijn de zogenaamde Plasbrand Aandachtsgebieden (PAG) aangewezen van 25 meter respectievelijk 30 meter.

Binnen het PAG mag in principe geen nieuwbouw worden gerealiseerd. Hiermee wordt rekening gehouden in het bestemmingsplan Cortinghborg. Binnen 30 meter vanaf de ringweg en de spoorlijn wordt geen bebouwing gerealiseerd.

Dit betekent dat het PAG ten gevolge van de twee risicobronnen geen belemmering vormt voor het bestemmingsplan.

5.5 Groepsrisico

Het plangebied ligt volledig binnen het invloedsgebied voor het groepsrisico van beide risicobronnen. Daarom moet een kwantitatieve analyse van het groepsrisico worden uitgevoerd. Met behulp van het voorgeschreven rekenprogramma RBM II heeft de Milieudienst het groepsrisico berekend voor zowel de N370 als voor de spoorlijn Groningen – Sauwerd. Conform de eisen van de Circulaire RVGS zijn de berekeningen uitgevoerd met de huidige en de geprognosticeerde vervoersgegevens. Hieronder staan overzichten van het gemodelleerde gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP477Cortinghborg-oh01_0019.png"

Figuur 3: modelomgeving t.b.v. berekening risico's als gevolg van de N370

afbeelding "i_NL.IMRO.0014.BP477Cortinghborg-oh01_0020.png"

Figuur 4: modelomgeving t.b.v. berekening risico's als gevolg van het spoor

Groningen- Sauwerd

Uit de berekeningen blijkt dat het groepsrisico licht tot matig verhoogd is voor de bestaande situatie. De oriëntatiewaarde, een belangrijke ijkwaarde voor ruimtelijke ontwikkelingen, wordt niet overschreden. Ook bij een berekening gebaseerd op de vervoersprognoses wordt de oriëntatiewaarde niet overschreden.

De geplande nieuwbouw leidt tot een (zeer) lichte toename van het groepsrisico. Ook in de nieuwe situatie wordt de oriëntatiewaarde niet overschreden. De lichte toename past binnen de geldende wet- en regelgeving en is aanvaardbaar. Er bestaat wel een verantwoordingsplicht.

5.6 Verantwoording

Conform de Circulaire RVGS moet een verantwoording worden afgelegd over elke overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico en over elke toename van het groepsrisico. In onderhavig geval overschrijdt het groepsrisico de oriëntatiewaarde niet. Er is wel sprake van een (zeer lichte) toename als gevolg van het bestemmingsplan. Over deze toename van het groepsrisico moet verantwoording worden afgelegd. Dit gebeurt in een apart besluit van de raad.

6. Conclusie

De externe veiligheidssituatie voor het bestemmingsplan Cortinghborg is in beeld gebracht. Binnen het plangebied bevinden zich geen risicobronnen. In de omgeving zijn twee risicobronnen aanwezig, die invloed hebben op de veiligheidssituatie binnen het plangebied, te weten:

  • N370, noordelijke ringweg,
  • Spoorlijn Groningen – Sauwerd.

Uit nader onderzoek voor beide bronnen blijkt dat aan alle veiligheidsnormen wordt voldaan. De geplande ontwikkeling past binnen het geldende beleidskader.

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheidssituatie geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.