direct naar inhoud van Artikel 13 Waarde - Beschermd stadsgezicht
Plan: Bestemmingsplan Bodenterrein - UMCG
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0014.BP459BodenterreinU-oh01

Artikel 13 Waarde - Beschermd stadsgezicht

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor de bescherming van het beschermd stadsgezicht.

13.2 Aanlegvergunning
13.2.1 Vergunningplicht

Het is - ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen - verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning):

  • a. op de locaties met de bestemming 'Groen' de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, uit te voeren:
    * het aanleggen van oppervlakteverhardingen, verharde en halfverharde wegen, groen-, recreatieve en speelinrichtingen en parkeervoorzieningen;
    * het verwijderen van houtopstanden/beplanting;
    * het afgraven en ophogen van gronden met meer dan 40 cm;
  • b. op de locaties met de bestemming 'Water' de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, uit te voeren: het dempen van het water;
  • c. op de locaties met de bestemming 'Verkeer' werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, uit te voeren, die voor het beschermd stadsgezicht een anders dan ondergeschikte verandering van het - overeenkomstig op de plankaart opgenomen - dwarsprofiel tot gevolg heeft.
13.2.2 Uitzondering van de vergunningplicht

Het in lid 13.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud betreffen;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. tot een oppervlakte kleiner dan 30 m2.
13.2.3 Voorwaarden voor vergunningverlening

De aanlegvergunning wordt niet verleend dan na een advies van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, waarin is aangegeven dat de wijziging van het dwarsprofiel geen onevenredige aantasting van het beschermd stadsgezicht tot gevolg heeft.