direct naar inhoud van 4.1 Milieu
Plan: Bierum, Losdorp, Godlinze
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0010.21BP-OH01

4.1 Milieu

4.1.1 Milieuzonering

In de milieuzonering is sprake van uitwaartse en inwaartse zonering. Dit betekent dat functies buiten het plangebied mogelijk invloed hebben op gevoelige functies in het plangebied en andersom. Bij de toetsing van de milieuzonering wordt gekeken naar de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. De VNG publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (2009) beschrijft de richtafstanden die bij bedrijfscategorieƫn en de genoemde aspecten horen. Daarbij is de grootst genoemde afstand bepalend.

Milieuzonering buiten het plangebied

Zoals in hoofdstuk "Gebiedsbeschrijving" aangegeven zijn rond en in het plangebied (vooral) grondgebonden agrarische bedrijven aanwezig. Daarbij gaat het om veehouderijen (rundvee en overige graasdieren) en akkerbouwbedrijven. Voor veehouderijen is de milieucategorie maximaal 3.2, met een grootste richtafstand van 100 meter. Voor akkerbouw geldt een maximale categorie 2, met een grootste richtafstand van 30 meter. Een andere functie met een milieuzone zijn de sportterreinen die aanwezig zijn bij Bierum en Godlinze. Hier geldt een milieucategorie 3.1 met een grootste richtafstand van 50 meter.

Op enkele plaatsen ligt de woonbebouwing van het dorp binnen de contouren van dergelijke functies. Het gaat in dit bestemmingsplan echter om een bestaande situatie en in veel gevallen bovendien om een gemengd gebied. Bij een gemengd gebied is reductie naar een lagere categorie en dus een reductie van de richtafstand te verantwoorden. Behalve dat het gaat om een bestaande situatie liggen veel woningen na de reductie niet meer binnen de grootste richtafstand rond de bedrijven. In het kader van de milieuzonering is in het plangebied geen sprake van overlast van bedrijven buiten het plangebied.

Milieuzonering in het plangebied

In het plangebied zijn functies aanwezig die volgens de aangegeven publicatie een milieuzone hebben. Het gaat daarbij niet alleen om bedrijven, maar ook om voorzieningen als dorpshuizen of een horecagelegenheid. In de meeste gevallen is hierbij sprake van functies met maximaal een milieucategorie 2 en een grootste richtafstand van 30 meter.

In het plangebied zijn naast de genoemde voorzieningen nog winkels en een kantoor aanwezig. Deze vallen maximaal in de milieucategorie 2, in veel gevallen is zelfs sprake van een milieucategorie 1. Tot slot is er sprake van bedrijven aan huis. Wanneer deze kleinschalig blijven, ontstaat geen hinder voor omgeving. In het plangebied gaat het om bedrijven tot en met een milieucategorie 2, met een grootste richtafstand van 30 meter.

De genoemde afstanden worden vrijwel allemaal gevormd door het aspect 'geluid'. Gelet op de zoneringsafstanden leveren de geluidproducerende functies geen hinder op voor de woningen in de directe omgeving ervan. Het gaat immers om een bestaande situatie en in veel gevallen 'gemengd gebied'. Wanneer de milieucategorie van deze functies niet hoger wordt, wordt hinder in de toekomst voorkomen. Deze functies zijn in dat geval en vanwege hun geringe milieuzones, goed verenigbaar met de woonomgeving.

4.1.2 Geluid

Bij het aspect geluid kunnen verschillende soorten geluid van toepassing zijn op het plangebied. In dit geval is geen sprake van industrie-, scheepvaart- en spoorweglawaai, omdat deze functies niet in de directe omgeving van het plangebied aanwezig zijn. Van wegverkeerslawaai is geen sprake wanneer wegen zijn aangewezen als 30 km/uur-zone. Dergelijke wegen hebben geen wettelijke zone en toetsing aan wegverkeerslawaai is niet nodig.

Zoals in paragraaf 4.1.1 aangegeven, is de verwachting dat geen geluidoverlast veroorzaakt wordt door functies in het plangebied. Bovendien is geen sprake van scheepvaart- en spoorweglawaai, daarom wordt hier alleen ingegaan op wegverkeerslawaai.

Wegverkeerslawaai

Het wegverkeerslawaai levert in dit bestemmingsplan geen belemmeringen op voor de bestaande gevoelige functies (wonen). Belemmeringen kunnen ontstaan wanneer nieuwe situaties mogelijk worden gemaakt binnen de wettelijke geluidzones rond wegen. In dit bestemmingsplan worden bij recht geen nieuwe situaties mogelijk gemaakt.

Bij wegen met een maximaal toegestane snelheid van 30 km/uur is geen sprake van wettelijke zones, deze blijven buiten beschouwing. Het grootste deel van de wegen in de dorpen vallen onder de 30 km-zone. De overige wegen in en rond het plangebied hebben wettelijke zones, dit zijn inventarisatiezones bij nieuwe situaties. Daarbij gaat het om de wegen met een maximumsnelheid van 50 km/uur of meer. Rond de hoofdontsluitingswegen in buitenstedelijk gebied is deze zone 250 meter. Dit geldt onder meer voor de N33 bij Losdorp en de Provincialeweg bij Godlinze. Deze zones volgen uit de Wet geluidhinder.

4.1.3 Geur

Het aspect geur levert geen belemmeringen op voor de bestaande bebouwing in het plangebied. In eerste instantie omdat in het plangebied geen sprake is van functies die een grote milieuzone hebben voor het aspect geur. Bovendien liggen de meeste (agrarische) bedrijven op een dusdanige afstand van gevoelige bebouwing, dat de geurcontouren niet over de woonbestemmingen liggen. Tot slot is in het plangebied sprake van een bestaande situatie, nieuwe gevoelige bebouwing en nieuwe (agrarische) bedrijven worden niet mogelijk gemaakt. De effecten van het aspect geur wijzigen niet. Dit blijkt ook uit hetgeen beschreven in 4.1.1. Het aspect geur is onder meer opgenomen in de Wet geurhinder en veehouderijen.

4.1.4 Bodem

In het plangebied is de bodem in het verleden op enkele plaatsen onderzocht. Dit was in veel gevallen naar aanleiding van een concrete ontwikkeling. Voor de dorpen is een bodemtoets uitgevoerd. Hieruit blijkt dat, door de aanwezigheid van verontreinigende functies, mogelijk verontreinigingen aanwezig zijn. De lijsten van de dorpen Bierum, Losdorp en Godlinze zijn opgenomen in de bijlagen bij deze toelichting. Bij ontwikkelingen, ook op perceelsniveau, is het van belang om te achterhalen of sprake is van bodemverontreiniging. Bij ontwikkelingen is het noodzakelijk om te overwegen of een verkennend bodemonderzoek nodig is en dit vervolgens uit te laten voeren. Voor dit bestemmingsplan is een verkennend bodemonderzoek niet nodig, omdat hierin bij recht geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. De wetgeving rond bodem is onder meer geregeld in de Wet bodembescherming.