direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wagenborgen - Hoofdweg 112
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0010.07BP9945PK112-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De initiatiefnemer is voornemens om het pand aan de Hoofdweg 112 te gaan verkopen. Het is hierbij de bedoeling om het pand als een reguliere woning te verkopen. Het pand is in de huidige situatie ook al in gebruik als (bedrijfs)woning. Echter is er, gelet op het vorige gebruik, sprake van een detailhandelsbestemming. Het pand uitsluitend in gebruik nemen als reguliere woning is op basis van de geldende regeling niet mogelijk.

Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te kunnen regelen, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Daarbij hoort een onderbouwing van een goede ruimtelijke ordening. Het voorliggende plan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in het westen van Wagenborgen aan de doorgaande weg door het dorp. De globale ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0010.07BP9945PK112-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 Globale ligging van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan Wagenborgen, vastgesteld op 2 november 2017 door de gemeente Delfzijl. In het geldende bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Detailhandel' en de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Glaciale rug'. Een uitsnede van het bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0010.07BP9945PK112-VG01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan Wagenborgen

Ter plaatse van de bestemming 'Detailhandel' zijn de gronden bestemd voor gebouwen ten behoeve van detailhandel, al dan niet in combinatie met ondergeschikte horeca, en bedrijfswoningen. Een reguliere woning is binnen deze bestemming niet toegestaan.

De gronden bestemd met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' zijn mede bestemd voor het behoud van archeologische (verwachtings)waarden. Voor ingrepen met een oppervlakte van minimaal 100 m² geldt dat een archeologisch onderzoek noodzakelijk is alvorens de ingreep plaatsvindt.

De gronden bestemd met de dubbelbestemming 'Waarde - Glaciale rug' zijn mede bestemd voor de bescherming van het reliëf en de herkenbaarheid van de glaciale heuvels en ruggen. Diepploegen, egaliseren, afgraven van de gronden en afschuiven van de rug is strijdig met de regeling uit deze dubbelbestemming.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in hoofdstuk 3 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 4 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan, hoofdstuk 5 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Het mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling (het initiatief) is het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen. De inpassing in de huidige situatie wordt ook behandeld.

2.1 Huidige situatie

In de huidige situatie is aan de Hoofdweg 112 aan de straatzijde een pand gevestigd bestaande uit twee bouwlagen met een plat dak. Dit pand is gebruikt als slagerij. De bedrijfsvoering is echter al beëindigd. Het overige deel van het pand is in gebruik als bedrijfswoning. Langs de noordzijde van het pand loopt een oprit waar langs de achterzijde van het erf bereikt kan worden. Hier staat een grote schuur en zijn de overige gronden ingericht als tuin. In figuur 2.1 is een luchtfoto van de situatie weergegeven. In figuur 2.2 is een vooraanzicht van het perceel vanaf de Hoofdweg weergegeven.

De hoofdweg vormt de doorgaande weg van het dorp Wagenborgen en begrenst het plangebied aan de oostzijde. Ten noorden van het plangebied is een agrarisch dienstverlenend bedrijf gevestigd. Voor het overige bestaat het lint ten westen van de Hoofdweg vrijwel uitsluitend uit vrijstaande woningen. Aan de overzijde van de Hoofdweg staat een basisschool.

afbeelding "i_NL.IMRO.0010.07BP9945PK112-VG01_0003.png"

Figuur 2.1 Luchtfoto van de bestaande situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0010.07BP9945PK112-VG01_0004.png"

Figuur 2.2 Vooraanzicht van het plangebied, vanaf de Hoofdweg

2.2 Voorgenomen situatie

In de voorgenomen situatie is het de bedoeling om het gehele pand in gebruik te nemen als reguliere burgerwoning. De mogelijkheid om een volwaardige winkel in het pand te huisvesten, is daarmee niet meer van belang. Wel heeft de potentiële koper het voornemen om op termijn een kapperszaak aan huis te beginnen. Met het in gebruik nemen van het pand als reguliere burgerwoning gaat geen externe nieuwbouw gepaard. Het pand zal uitsluitend intern verbouwd worden. De indeling van het perceel blijft hiermee ongewijzigd. Om het voorgenomen gebruik van het perceel te kunnen realiseren, moet de detailhandelsbestemming worden gewijzigd in een (reguliere) woonbestemming.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In 2012 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd, dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

Het bestemmingsplan valt binnen het Waddengebied. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling worden de waarden van het Waddengebied echter niet aangetast door dit plan. Bij toekomstige ontwikkelingen in het plangebied is toetsing aan het SVIR en het Barro van belang. Uit het rijksbeleid gelden geen specifieke eisen aangaande het plangebied.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

In dit geval wordt een bedrijfswoning en detailhandelsfunctie functioneel gewijzigd naar een reguliere burgerwoning. In het geval van woningbouw is er pas sprake van een stedelijke ontwikkeling wanneer er minimaal 12 woningen worden ontwikkeld. Er is daarom geen sprake van een stedelijke ontwikkeling die in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking getoetst moet worden. Bovendien zijn bedrijfswoningen meegenomen in het huidige aantal woningen. Er komt per saldo door het omzetten van een bedrijfswoning naar een reguliere woning dus geen woning bij.

3.2 Provinciaal beleid

Provinciaal Omgevingsplan Groningen

De Omgevingsvisie en Omgevingsverordening zijn op 1 juni 2016 vastgesteld. De Omgevingsvisie is een nota waarin het beleid is vastgelegd voor de inrichting en het beheer van de leefomgeving in de provincie Groningen. De Omgevingsvisie gaat over milieu, verkeer en vervoer, ruimte en water en vormt de basis voor de meeste plannen die de provincie de komende jaren maakt.

Het zorg dragen voor een aantrekkelijke, veilige en leefbare provincie Groningen zit integraal vervlochten in het milieu-, ruimtelijke ordenings-, water- en mobiliteitsbeleid van de provincie. Duurzaam, aantrekkelijk, leefbaar en veilig zijn belangrijke doelen bij de afwegingen en beleidskeuzes.

De provincie hanteert een ontwikkelingsgerichte wijze van werken. Dit doet de provincie bij economische ontwikkeling, maar ook bij het versterken en beschermen van het landschap, cultureel erfgoed en de natuur. Dit doet de provincie ook vanwege de beleefbaarheid en de positieve bijdrage die dit heeft op de leefomgeving.

De provincie zet in op dynamische sterke steden en inspirerende, vitale dorpen. De provincie stimuleert dynamiek en geeft ruimte aan ontwikkelingen. Er wordt gedifferentieerd naar gebieden voor wat betreft de ontwikkelruimte.

De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met het gestelde uit het provinciaal omgevingsplan Groningen.

Omgevingsverordening Groningen

Deze Omgevingsverordening Provincie Groningen 2016 (hierna Omgevingsverordening genoemd) bevat regels voor de fysieke leefomgeving in de provincie Groningen. Deze regels richten zich op de thema's ruimtelijke ordening, water, infrastructuur, milieu en ontgrondingen. De Omgevingsverordening is nauw verbonden met de Omgevingsvisie provincie Groningen 2016 - 2020.

In de verordening is in artikel 2.15.1 opgenomen dat een bestemmingsplan alleen kan voorzien in nieuwe woningen voor zover deze woningbouwmogelijkheden naar aard, locatie en aantal overeenstemmen met een regionale woonvisie die rekening houdt met regionale woningbehoefteprognoses die de provincie elke twee jaar uitbrengt. In paragraaf 3.3 en 3.4 is gemotiveerd dat het plan in overeenstemming is met het Woon- en Leefbaarheidsplan en de woonvisie. Daarmee is het voornemen ook in overeenstemming met de provinciale verordening.

3.3 Regionaal beleid

Woon- en Leefbaarheidsplan Eemsdelta

Het Woon- en Leefbaarheidsplan Eemsdelta (2013) geeft aan hoe met bewoners het wonen en leven op een goed niveau gehouden kan worden en hoe gewerkt gaat worden aan goede woningen, goede zorg, onderwijs en bereikbare voorzieningen. In de Eemsdelta zijn drie soorten dorpen en steden: woondorpen, centrumdorpen en regionale centra. Zij krijgen ieder hun eigen investeringen in wonen, welzijn en zorg, onderwijs, detailhandel en bereikbaarheid.

De centrumdorpen zijn de kernen met een volledig pakket aan dagelijkse voorzieningen. Er bevinden zich hier woonvormen waar wonen en zorg gecombineerd zijn (‘verzorgd’ wonen), naast een huisartsenpraktijk en bijvoorbeeld ook dagbesteding voor ouderen. Het zorgaanbod is hier op aangepast. De centrumdorpen hebben winkels voor dagelijkse boodschappen, maar ook haltes voor trein en/of bus en overstappunten. Ook bevinden zich in de centrumdorpen één of meer scholen of kindvoorzieningen. Die zijn overigens ook in een aantal woondorpen te vinden. Wagenborgen wordt gerekend tot de zogenaamde centrumdorpen. Wel wordt in het Woon- en Leefbaarheidsplan er vanuit gegaan dat het dorp niet al haar voorzieningen kan behouden.

Met het wijzigen van de huidige slagerij met bedrijfswoning naar een reguliere woning, verdwijnt de detailhandelsbestemming van het plangebied. Per saldo neemt het aantal woningen niet toe omdat in de huidige situatie reeds een woning in het plangebied aanwezig is. Deze ontwikkelingen zijn in overeenstemming met het beleid uit het Woon- en Leefbaarheidsplan Eemsdelta.

3.4 Gemeentelijk beleid

Welstandsnota

Doel van de welstandsnota (vastgesteld op 30 september 2004) is een bijdrage te leveren aan het behouden, en waar nodig versterken, van de schoonheid en aantrekkelijkheid van bebouwing binnen de gemeente. In de welstandsnota worden op heldere wijze de welstandseisen en de criteria voor bouwplannen duidelijk gemaakt. Bouwplannen in de gemeente worden getoetst door de Welstandscommissie.

Met dit project wordt geen externe nieuwbouw mogelijk gemaakt. De ruimtelijke uitstraling van het betreffende pand blijft daarmee gelijk aan de huidige situatie. Er vindt alleen een functionele wijziging plaats.

Woonvisie 2018-2022 Delfzijl

De woningmarkt in de gemeente Delfzijl is steeds in beweging, Ontwikkelingen als ontgroening, vergrijzing en migratie leiden tot een veranderende vraag naar woningen en woonmilieus, zowel kwalitatief als kwantitatief. De woonvisie voorziet in de behoefte aan een actuele leidraad om deze ontwikkelingen in een samenhangend perspectief te kunnen plaatsen en gericht actie te kunnen ondernemen.

In Wagenborgen is een kwaliteitsslag voor jong en oud nodig in de huisvesting. Her en der in het dorp zijn plekken die volgens de gemeente aandacht verdienen of kunnen worden herontwikkeld. Hoewel het projectgebied niet specifiek is aangewezen, past de herontwikkeling van de slagerij met bedrijfswoning naar een reguliere woning binnen dit beleid.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Voor het project is het van belang dat tijdens de uitvoering en in de nieuwe situatie sprake is van een goede omgevingssituatie. Deze omgevingstoets gaat in op de milieuaspecten en op andere sectorale regelgeving.

4.1 Geluid

Toetsingskader

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidzones van toepassing. Als geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen.

Toetsing

Dit project maakt de functiewijziging van een slagerij en bedrijfswoning naar een reguliere burgerwoning mogelijk. Hiermee wordt voor de Wet geluidhinder geen nieuwe woning ontwikkeld. De bestaande bedrijfswoning betreft namelijk hetzelfde pand. Daarom kan er van worden uitgegaan dat ook in de toekomstige situatie sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Bovendien is het projectgebied niet gelegen binnen een geluidzone van een onderzoeksplichtige weg. Daarom is geen akoestisch onderzoek noodzakelijk.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Toetsing

In de directe omgeving van het projectgebied is voornamelijk sprake van woningen. Direct ten noorden van het projectgebied is daarentegen wel een bedrijf gevestigd. Hier zijn bedrijven tot en met milieucategorie 2 toegestaan. Omdat sprake is van gemengd gebied door de aanwezigheid van het bedrijf, de woningen, de doorgaande weg en de basisschool, geldt een richtafstand van 10 meter voor deze bedrijfslocatie.

In de huidige situatie wordt in het gebouw al gewoond. De bestaande situatie is daarom maatgevend. Het bestaande gebouw wordt in de toekomstige situatie als reguliere woning gebruikt. Door de onbebouwde strook tussen het plangebied en de bedrijfslocatie als tuin te bestemmen, is het niet mogelijk om de woonfunctie dichter bij het bedrijf uit te voeren dan nu mogelijk is. Daarmee blijft de huidige afstand van ruim 3 meter ten opzichte van de bedrijfslocatie behouden. Gezien de aard en omvang van het bedrijf kan in dit geval afgeweken worden van de richtafstand van 10 meter. Ook in de bestaande situatie is dit voldoende gebleken.

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.

4.3 Bodem

Toetsingskader

Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.

Toetsing

Het projectgebied werd gebruikt ten behoeve van een slagerij en een bedrijfswoning. Het is niet aannemelijk dat als gevolg van dit gebruik een bodemverontreiniging ter plaatse is ontstaan. Op het bodemloket zijn geen bodemverontreinigende activiteiten bekend binnen het plangebied. In de huidige situatie wordt het bestaande pand al als woning gebruikt en is de bedrijfsfunctie reeds beëindigd. Omdat de woonfunctie in de huidige situatie reeds is toegestaan, kan er vanuit worden gegaan dat de bodem van voldoende kwaliteit is voor de voorgenomen functie.

4.4 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Toetsing

Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een woonwijk van 1.500 woningen valt binnen de norm van betekenende mate.

Met dit project wordt een bestaande slagerij met bedrijfswoning gewijzigd naar een reguliere burgerwoning. Per saldo komt er daarmee geen woning bij en vervalt de detailhandelsmogelijkheid. Als gevolg hiervan zal het aantal verkeersbewegingen van en naar het projectgebied ook afnemen en heeft dit project een positieve werking op de luchtkwaliteit. Nader onderzoek hiernaar is niet noodzakelijk.

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit project.

4.5 Ecologie

Toetsingskader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur). De bescherming van gebieden en soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden

Het projectgebied maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de Waddenzee, op circa 8 kilometer ten noordoosten van het projectgebied. Directe effecten, zoals verstoring, verontreiniging, versnippering et cetera zijn op deze afstand uit te sluiten. Indirecte hinder als gevolg van verkeersbewegingen zijn ook niet aan de orde, omdat autoverkeer de natuurgebieden niet hoeft te kruisen om de planlocatie te bereiken. Daarnaast neemt het aantal verkeersbewegingen van en naar het projectgebied niet toe, doordat per saldo de detailhandelsfunctie uit het gebied verdwijnt. De conclusie is dat het plan geen significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van deze gebieden heeft door de aard en schaal van de plannen en de afstand tot de beschermde gebieden.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Een plan mag geen activiteiten en ontwikkelingen mogelijk maken, die leiden tot significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van de NNN. Het projectgebied maakt geen deel uit van het NNN. NNN-gebieden liggen op minimaal 1,3 kilometer afstand. Vanuit de NNN zijn geen belemmeringen voor de plannen aan de orde.

Soortenbescherming

Bij deze ontwikkeling vinden geen sloop-, kap- en externe bouwwerkzaamheden plaats. Het betreft slechts een functiewijziging van een bestaand gebouw, waarbij interne bouwwerkzaamheden plaatsvinden. Effecten op beschermde soorten kunnen daarom op voorhand worden uitgesloten.

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor dit project.

4.6 Archeologie

Toetsingskader

Met betrekking tot dit aspect is per 1 juli 2016 de Erfgoedwet van toepassing. De Omgevingswet (nog niet van kracht) vervangt de Monumentenwet voor het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Tot het van kracht worden van de Omgevingswet, zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet. Hier blijven ze ongewijzigd van toepassing, zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord, moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden, zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Toetsing

Ter plaatse van het gehele projectgebied geldt ter plaatse van het gehele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' en is voor ruimtelijke ontwikkelingen groter dan 100 m² een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Met dit project wordt echter de grond niet geroerd. De bestaande bebouwing blijft ook in de voorgenomen situatie op het perceel aanwezig. Daarom kan gesteld worden dat mogelijk aanwezige archeologische waarden niet worden verstoord en archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is.

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.

4.7 Cultuurhistorie

Toetsingskader

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan beschreven moet worden hoe met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Toetsing

Ter plaatse van het projectgebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Glaciale rug'. Hier geldt dat de gronden een beschermde regeling kennen om het reliëf en de herkenbaarheid van de glaciale heuvels en ruggen te behouden. Omdat met dit project geen diepploegen, egaliseren, afgraven van gronden en afschuiven van de rug plaatsvindt, is het project niet in strijd met deze regeling. De bestaande waarden blijven behouden. Voor het overige is geen sprake van specifieke cultuurhistorische waarden.

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor dit project.

4.8 Water

Toetsingskader

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding, meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Waterschap Hunze en Aa's.

Toetsing

In dit project draait het slechts om een functiewijziging waarbij het verhard oppervlak in omvang niet wijzigt. Daarom geldt er geen waterschapsbelang voor dit project en is nader onderzoek of het nemen van maatregelen niet noodzakelijk.

Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.

4.9 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Toetsing

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in de omgeving van het projectgebied geen risicovolle inrichtingen en transportroutes aanwezig zijn. Wel ligt tegen westen van het projectgebied een aardgasleiding NEN 3650-leiding met een diameter van 4 inch en een maximale werkdruk van 40 bar. Voor een dergelijke buisleiding geldt een inventarisatieafstand van 45 meter. De afstand tussen de buisleiding en het projectgebied bedraagt ruim 380 meter. Nader onderzoek naar het aspect externe veiligheid is daarom niet noodzakelijk.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.

4.10 Kabels en leidingen

Toetsingskader

In (de omgeving van) het projectgebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het projectgebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

Toetsing

Binnen het projectgebied is geen sprake van kabels en leidingen waar rekening mee gehouden dient te worden. Het aspect kabels en leidingen vormt daarom geen belemmering voor dit project.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Het juridische systeem

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

5.2.1 Wonen - 1C

De voor 'Wonen - 1C' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen. Er is aangesloten op bebouwingsmogelijkheden die gelden voor de bestaande bestemming en de classificatie van het geldende bestemmingsplan 'Wagenborgen'. Hierbij wordt ten eerste onderscheid gemaakt in typologie woningen en vervolgens in het type woning gespecificeerd in aantal bouwlagen met een kap en afmetingen. Het bestaande woonhuis valt daarbij binnen de classificatie W1C.

Het hoofdgebouw mag uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd. Bij de woningen mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd. Omdat deze uitsluitend bedoeld zijn ter ondersteuning van de woonfunctie, zijn hiervoor specifieke bouwregels opgenomen. De afmetingen van de genoemde bebouwing is opgenomen in de bouwregels en gerelateerd aan de functie ervan.

Tot slot zijn bij deze bestemming bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, toegestaan. Daarbij gaat het onder andere om vlaggenmasten en erf- en terreinafscheidingen. Ook hierbij zijn de maximale afmetingen bepaald door de functie van het bouwwerk. Daarnaast is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden van het Besluit omgevingsrecht.

5.2.2 Tuin

Het doel van de bestemming 'Tuin' is de (openheid van de) tuin voor de voorgevel en een naar de weg gekeerde gevel bij woningen te behouden. Daarnaast is het doel om de gronden tussen de woning in het plangebied en de aangrenzende bedrijfslocatie vrij te houden van verblijfsruimten. Op die manier blijft de afstand tussen beide gewaarborgd. De hoofdfunctie van de bestemming is dan ook tuinen, evenals opritten. Daarnaast zijn daarbij horende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk.

Gebouwen en overkappingen zijn in de bestemming niet toegestaan. Wel mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Daarbij gaat het om erf- en terreinafscheidingen, vlaggenmasten, lichtmasten en overige bouwwerken. De maximale afmetingen zijn bepaald door de functie van het bouwwerk. Daarnaast is aansluiting gezocht bij de mogelijkheden van het Besluit omgevingsrecht.

5.2.3 Waarde - Archeologie 3

Met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 wordt een beschermde regeling geboden voor de aanwezige archeologische waarden. De bij de bestemmingen opgenomen bouwregels geven aan dat het bouwen van bouwwerken onder voorwaarden mogelijk is. Voordat de omgevingsvergunning hiervoor verleend is, moet bij een minimale oppervlakte van 100 m toetsing plaatsvinden.

5.2.4 Waarde - Glaciale rug

Wagenborgen is op een glaciale rug gelegen. De verordening provincie Groningen geeft aan dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de - op de betreffende kaart aangegeven - glaciale ruggen, regels stelt gericht op bescherming van het reliëf en de herkenbaarheid daarvan. Hiertoe is de dubbelbestemming Waarde - Glaciale rug opgenomen. Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van het reliëf en de herkenbaarheid van de glaciale heuvels en ruggen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Inspraak en overleg

Het bestemmingsplan zal direct als ontwerpbestemmingsplan in procedure worden gebracht. De provincie en het waterschap worden wel eerst op de hoogte gesteld van de voorgenomen ontwikkeling en gevraagd om hierop reactie te geven.

Zienswijze

Vervolgens wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). De uitkomsten hiervan kunnen nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven.

Vaststelling

Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor een particuliere ontwikkeling. De initiatiefnemer heeft aannemelijk gemaakt dat het plan financieel haalbaar is.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

In dit geval is geen sprake van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1. van het Bro. Daarom is de grondexploitatieregeling in dit geval niet van toepassing.