direct naar inhoud van Artikel 19: Water - Waterkering 1
Plan: Buitengebied-Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0010.06BP-VG02

Artikel 19: Water - Waterkering 1

19.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Waterkering 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. werken ten behoeve van de primaire waterkering;
  • b. de aanleg van natuurvriendelijke oevers;

en in beperkte mate voor:

  • c. het behoud van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • d. het agrarisch medegebruik;
  • e. het extensief dagrecreatief medegebruik;

met de daarbijbehorende:

  • f. terreinen;
  • g. wegen en paden;
  • h. water.
19.2. Bouwregels
19.2.1. Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

19.2.2. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van een reclamemast zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
19.3. Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, een goede landschappelijke inpassing, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de zeedefensie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

19.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1. Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen en afgraven van gronden;
  • b. het planten van bomen en struiken;
  • c. het dempen en graven van waterlopen;
  • d. het verwijderen en aanbrengen van verhardingen, waaronder de wegen en paden.
19.4.2. Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 19.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. worden uitgevoerd in het kader van de (Europese) Kaderrichtlijn Water;
  • d. worden uitgevoerd ten behoeve van het waarborgen van de veiligheid in geval van (dreigende) calamiteiten.
19.4.3. Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, na voorafgaand advies van de beheerder van de waterkering, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie en de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de waterkering.