direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Dit bestemmingsplan is opgesteld om het buitengebied van de gemeente Ten Boer te voorzien van een actueel juridisch-planologisch kader. In het gebied gelden meerdere plannen, die verouderd zijn. Bestemmingsplannen moeten elke 10 jaar moeten worden herzien. Daarom is nu voor het buitengebied één nieuw bestemmingsplan gemaakt. In dit plan is de bestaande situatie, inclusief vergunde bouwprojecten, vastgelegd. Verder is provinciaal beleid voor het buitengebied opgenomen en is geldend beleid verwerkt. In de volgende hoofdstukken is de juridisch-planologische regeling van het plangebied gemotiveerd.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied beslaat het gehele grondgebied van de gemeente Ten Boer, met uitzondering van de negen dorpen van de gemeente Ten Boer, te weten Garmerwolde, Lellens, Sint Annen, Ten Boer, Ten Post, Thesinge, Winneweer, Wittewierum en Woltersum (grijs op onderstaande afbeelding). Voor deze dorpen gelden de bestemmingsplannen Dorpskern Ten Boer (2012) en Kleine Dorpskernen Ten Boer (2013). Het plangebied is in onderstaande afbeelding weergegeven in groen.

 
afbeelding "i_NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01_0001.jpg"

Het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied in groen

1.3 Voorgeschiedenis

Voor het dorp Ten Boer is het actualiseringsbestemmingsplan Dorpskern Ten Boer in maart 2012 door de gemeenteraad vaststeld. Het is onherroepelijk geworden in maart 2013. Voor de acht kleinere dorpen van de gemeente Ten Boer is in september 2013 één overkoepend bestemmingsplan Kleine Dorpskernen Ten Boer vastgesteld. Elk dorp heeft hierin een eigen deelkaart. Met de komst van dit bestemmingsplan voor het buitengebied heeft de gemeente Ten Boer uiteindelijk een drietal actuele bestemmingsplannen voor haar hele grondgebied.

1.4 Geldende bestemmingsplannen

In het plangebied gelden op dit moment vijf bestemmingsplannen.

  • 1. Voor het grootste deel van het buitengebied geldt het bestemmingsplan Buitengebied Ten Boer Herziening 2004. Dit plan is vastgesteld op 20 december 2006.
  • 2. Voor een agrarisch bedrijf in Lellens geldt het bestemmingsplan Prins V.O.F. te Lellens. Dit plan is vastgesteld op 26 maart 2008.
  • 3. Voor een perceel aan de Hemerterweg in Lellens geldt het Plan van wijziging Hemerterweg 4 Lellens. Dit plan is vastgesteld op 3 november 2009.
  • 4. Voor een perceel aan de Rijksweg in Ten Post en voor een agrarisch perceel bij de Wolddijk geldt op dit moment het bestemmingsplan Woon-werkcombinatie Rijksweg 119a en 119b en agrarisch perceel. Dit plan is vastgesteld op 29 september 2010.
  • 5. Tot slot geldt voor een agrarisch loonbedrijf aan de Boersterweg in Sint Annen het bestemmingsplan Boersterweg 24/24a Sint Annen. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 25 september 2013.

Daarnaast worden twee percelen die zijn gelegen in de bestemmingsplannen Dorpskern Ten Boer (agrarisch perceel Stadsweg 13-15) en Kleine Dorpskernen Ten Boer (Rijksweg 291 Winneweer) bij het buitengebied betrokken.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

In 2012 heeft het kabinet de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. Deze visie actualiseert een aantal gedateerde beleidsnota's en kondigt een koerswijziging aan: voor een aanpak die Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig maakt, moet het roer in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid om. De ruimtelijke ordening wordt zoveel mogelijk overgelaten aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij...'), en de gebruiker komt centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen, en zet zich in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Voor de middellange termijn (2028) worden de volgende doelen gesteld:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland.
  • Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Nationale belangen die relevant zijn voor buitengebieden zijn daarbij:

  • 1. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen
  • 2. Efficiënt gebruik van de ondergrond
  • 3. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s
  • 4. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling
  • 5. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.

Buiten de 13 nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Tevens werkt het Rijk aan eenvoudiger regelgeving. Daarbij verwacht het Rijk dat medeoverheden zich eveneens inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Door hun regionale kennis en onderlinge samenwerkingsverbanden zijn gemeenten en provincies in staat om de opgaven integraal, doeltreffend en met kwaliteit aan te pakken. Provincies, gemeenten en waterschappen hebben voldoende instrumenten in handen om deze taken uit te voeren.

2.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie provincie Groningen 2016-2020
Provinciale Staten hebben op 1 juni 2016 de Omgevingsvisie provincie Groningen 2016 - 2020 vastgesteld. In de Omgevingsvisie is al het provinciale beleid dat op een of andere manier raakt aan de fysieke leefomgeving geformuleerd en geordend in vijf samenhangende thema's en elf provinciale 'belangen':
Ruimte:
1. Ruimtelijke kwaliteit
2. Aantrekkelijk vestigingsklimaat
3. Ruimte voor duurzame energie
4. Vitale landbouw
Natuur en landschap:
5. Beschermen landschap en cultureel erfgoed
6. Vergroten biodiversiteit
Water:
7. Waterveiligheid
8. Schoon en voldoende water
Mobiliteit:
9. Bereikbaarheid
Milieu:
10. Tegengaan milieuhinder
11. Gebruik van de ondergrond

De Omgevingsvisie bevat uitgangspunten en strategische keuzes en informeert de bestuurlijke en maatschappelijke partners van de provincie over haar ambities, verwachtingen en doelen op deze 'belangen'. De Omgevingsvisie is zodoende een kaderstellend document voor de uitwerking van het beleid op deelterreinen door de provincie zelf en door gemeenten en waterschappen. Ook voor andere partijen (bedrijven) die iets willen dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, biedt de Omgevingsvisie houvast. Met het omgevingsbeleid wil de provincie aansluiten bij maatschappelijke ontwikkelingen en hier samen met anderen aan werken. De provincie wil met de Omgevingsvisie ruimte bieden en uitnodigen. Maar uit deze Omgevingsvisie vloeien ook richtlijnen en voorschriften voort, die zijn vastgelegd in de provinciale Omgevingsverordening. Hiermee werkt het omgevingsbeleid (ruimtelijke ordening, water, mobiliteit en milieu) door in plannen van gemeenten en waterschappen.
De provincie stelt het begrip vertrouwen centraal in haar beleid voor de fysieke leefomgeving. Vertrouwen schenken aan het vermogen van inwoners, gemeenten, waterschappen, maatschappelijke organisaties en bedrijven omdat zij vaak uitstekend in staat zijn zelf richtinggevende beslissingen te nemen. En vertrouwen in die zin dat de inwoners er volledig op moeten kunnen vertrouwen dat de provincie pal staat voor hun belangen, en problemen daadkrachtig te lijf gaat. Groningen staat de komende jaren voor zware opgaven, bijvoorbeeld rond de gaswinning en aardbevingen, de energietransitie, groei, krimp en leefbaarheid en de economische structuur en werkloosheid. Maar de regio heeft ook veel mogelijkheden en kansen. Met een aantal sterke clusters, waartussen steeds meer samenwerking plaatsvindt liggen er mogelijkheden voor een duurzamere economie. Zo liggen er kansen en mogelijkheden voor het versnellen van de energietransitie en voor bijvoorbeeld de bedrijven in de bouwsector.
Op basis van hun kernkarakteristieken en hun dynamiek is de provincie onderverdeeld in zeven deelgebieden. Ten Boer valt in deelgebied Centrale Woldgebied en Duurswold. In dit deelgebied vinden we wegdorpenlandschappen. Het Centrale Woldgebied wordt voornamelijk gekenmerkt door grootschalig open landschap met reeksen boerderijen op huiswierden of inversieruggen. Dit gebied biedt mogelijkheden voor natuurcompensatie vanuit verstorende ontwikkelingen elders in de provincie en biedt kansen voor toerisme en recreatie. Ook de ontwikkeling van (vaar)routes draagt bij aan het toeristisch/recreatief potentieel van dit gebied.
Het gebied heeft te maken met bevolkingsdaling en aardbevingen en daarmee samenhangend spelen er veel en grote vraagstukken op gebied van leefbaarheid. In het gebied is ruimte voor grootschalige landbouw en daar is het waterbeheer ook op ingericht. De kans op bodemdaling door veenoxidatie kan echter leiden tot noodzakelijke aanpassingen van het waterbeheer. Verder is er ruimte voor de havenontwikkeling en verdere ontwikkeling van het grootschalig windpark bij Delfzijl.

Omgevingsverordening provincie Groningen 2016
De juridische vertaling van het Omgevingsplan is neergelegd in de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016 (hierna te noemen: de Omgevingsverordening). De Omgevingsverordening maakt vooraf duidelijk aan gemeenten en waterschappen wat wel en niet aanvaardbaar is met het oog op provinciale belangen. Als gemeenten en waterschappen de bepalingen van de Omgevingsverordening onvoldoende laten doorwerken in hun bestemmingsplan, projectbesluit of beheersverordening, of als zij niet genoeg rekening houden met bestuurlijke afspraken en convenanten, staan de provincie in beginsel de volgende instrumenten ter beschikking:

  • bestuurlijk overleg;
  • indienen van zienswijzen;
  • instellen van beroep;
  • geven van een reactieve aanwijzing.

De Omgevingsverordening hanteert de volgende uitgangspunten:

  • 1. deregulering; minder regels, minder gedetailleerde regels en eenvoudiger regels;
  • 2. decentralisatie: bevoegdheden van de provincie overdragen aan de gemeenten of de waterschappen;
  • 3. dualisering: Provinciale Staten stellen de kaders, Gedeputeerde Staten hebben een uitvoerende rol.

Het eerste uitgangspunt komt in de hele Omgevingsverordening tot uitdrukking. Het tweede uitgangspunt leidt vooral tot meer ruimte voor besturen van gemeenten en waterschappen. Om invulling te geven aan het derde uitgangspunt zijn alle uitvoerende taken onder verantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten gebracht.
De verordening bevat een groot aantal bepalingen die van invloed zijn op een bestemmingsplan voor het buitengebied. Voor een aantal onderwerpen waaraan een groot provinciaal belang wordt gehecht, zijn rechtstreeks werkende regels opgenomen. Hiermee moet in een bestemmingsplan rekening worden gehouden. Voorts kent de verordening instructieregels en een stelsel van ontheffingen, zodat sturing op ontwikkelingen kan worden gehouden.
Met name hoofdstuk 2 Ruimtelijke Ordening is in dit kader relevant. Dit hoofdstuk bevat bepalingen over de inhoud van bestemmingsplannen alsmede bijzondere bepalingen met betrekking tot bestemmingsplannen voor het buitengebied. Zo bepaalt de verordening dat de toelichting van een bestemmingsplan een paragraaf bevat over de ruimtelijke kwaliteit die inzicht biedt in onder meer de ontwikkelingsgeschiedenis van het gebied, de bestaande stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten, de inpassing van de met het plan mogelijk gemaakte ruimtelijke ontwikkelingen in de directe en in de wijdere omgeving, de maatregelen die nodig worden geacht om eventuele aantasting van kwaliteiten en waarden binnen of buiten het plangebied als gevolg van de ruimtelijke ontwikkeling te salderen of te compenseren, en de bijdrage die de met het plan mogelijk gemaakte ruimtelijke ontwikkeling kan leveren aan de bestaande of nieuwe kwaliteiten en waarden. In dit bestemmingsplan is dit verwerkt in hoofdstuk 3.
De provincie vraagt om regels voor behoud van karakteristieke bebouwing. Daarvoor moet ook een sloopverbod worden opgenomen. Dit is mede ingegeven door de aardbevingsproblematiek. Er mag geen nieuwvestiging van intensieve veehouderij plaatsvinden. Voor eventuele uitbreiding van bestaande agrarische bedrijven gelden maximale oppervlaktes. Ten aanzien van agrarische bouwpercelen geldt voor de gemeente Ten Boer een maximale oppervlakte van 2 hectare voor uitbreiding van bestaande agrarische bouwpercelen. Nieuwe agrarische bouwpercelen zijn niet toegestaan. Buiten de agrarische bouwpercelen is nieuwe agrarische bebouwing niet toegestaan. Mestvergisting is alleen toegestaan als het een bedrijfseigen activiteit is.
De verordening bevat voorts regels omtrent niet-agrarisch grondgebruik voor functies zoals wonen, niet-agrarische bedrijven, dienstverlening, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, voorzieningen voor recreatie anders dan extensieve recreatie. De vloeroppervlakte van bestaande niet-agrarische bedrijven in het buitengebied mag met maximaal 20% worden uitgebreid.
Andere, voor dit bestemmingsplan relevante bepalingen uit de POV zijn de bepaling dat een bestemmingsplan niet voorziet in de plaatsing van nieuwe windturbines met een ashoogte van 15 meter of meer en de mogelijkheid tot het oprichten van reclamemasten hoger dan 6 meter. Dit is opgenomen in de regels van dit plan. Het bestaande aantal woningen moet gelijk blijven; maar nieuwe bedrijfswoningen zijn mogelijk alsmede functiewijziging van voormalige agrarische bedrijfswoningen naar reguliere woningen. Ook van belang is de bepaling dat een bestemmingsplan bestemmingen en regels bevat tot behoud van de windvang en van de landschappelijke en cultuurhistorische waarde van de in of nabij het plangebied aanwezige windmolens. Op de betreffende kaart staan de molens in of nabij de dorpen Garmerwolde, Thesinge, Ten Boer (2 stuks), Ten Post en Woltersum aangegeven.

In dit bestemmingsplan is waar nodig en wenselijk rekening gehouden met de regels uit de verordening.

2.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie
In de Structuurvisie Ten Boer (2001) heeft de gemeente de kernpunten van het beleid ten aanzien wonen, werken, verkeer en recreëren vastgelegd. Centraal in de structuurvisie staat ‘leefbaarheid’.
De Structuurvisie stelt dat de ontwikkelingelingen binnen de landbouw, en met name de veehouderij, niet ten koste mogen gaan van het waardevolle landschap. Anderzijds mag bescherming van het landschap geen corset worden waarbinnen allerlei ontwikkelingen worden bevroren. Daarom zal met de landbouw worden overlegd welke maatregelen op basis van vrijwilligheid kunnen worden genomen om een langetermijnbedrijfsvoering binnen de waardevolle structuur mogelijk te maken.
Ten aanzien van het water vermeldt de structuurvisie dat ten behoeve van de toekomstige buffering van oppervlaktewater de Boltjer- en Fledderbosscherpolder in nadere ogenschouw worden genomen. Denkbaar is dat in de toekomst de waterstructuur van de oude Fivel wordt hersteld en verlengd naar de polder. Daarmee ontstaat een meanderende wateras die zowel voor de natuur als voor wonen interessant is.
De structuurvisie wil de vele karakteristieke woningen, borgen, boerderijen en/of omliggende erven behouden voor het totale landschapsbeeld. Voor zover zij niet meer in gebruik zijn bij agrarische ondernemingen, moet een functiewijziging naar wonen onder voorwaarden de beeldbepalende bebouwing en erfbeplanting behoeden voor verval. Hier zou een kwaliteitsslag naar hoogwaardig "buiten wonen" kunnen worden gemaakt.
Wat betreft recreatie en toerisme zorgt de ligging van Ten Boer voor een functie als uitloopgebied voor de stad Groningen. Daarnaast geeft de aanwezigheid van water mogelijkheden voor de op het water gerichte dag- en verblijfsrecreatie. Hierbij biedt de veranderende rol van het Damsterdiep kansen. Gekozen wordt voor:
1. het doorverbinden van bestaande fiets- en wandelroutes
2. een themaroute langs kloosters, molens en kerken
3. watersportroutes
4. pleksgewijze accenten op watersportactiviteiten met verblijfsaccommodatie, onder andere een versterking van het kleinschalig kamperen (bij de boer), gekoppeld aan kruispunten van vaarroutes.

afbeelding "i_NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01_0002.jpg"

Overzichtskaart toerisme en recreatie uit de structuurvisie Ten Boer


Wat betreft verkeer heeft de provincie inmiddels gekozen voor een verbetering van de N360 Groningen-Delfzijl. Met de provincie wordt afgestemd over de concrete vormgeving van de ingrepen aan deze weg.
De huidige structuurvisie is verouderd. Voor dit bestemmingsplan kunnen er dan ook niet echt meer zaken aan ontleend worden. Op dit moment bestaan er geen plannen voor het maken van een nieuwe structuurvisie.

Woonvisie Ten Boer 2016-2020
De Woonvisie Ten Boer 2016-2020 is door de raad in mei 2016 vastgesteld. De woonvisie schetst de ontwikkeling van het wonen in de gemeente Ten Boer tot 2020, met daarbij veel aandacht voor de aardbevingsproblematiek. Over wonen in het buitengebied zegt de Woonvisie dat zich een bijzondere opgave aandient door de structuurverandering in het agrarisch gebied. De verwachting is dat meer boerderijen hun oorspronkelijke functie zullen verliezen. Wonen vormt één van de weinige opties om te voorkomen dat beeldbepalende panden in het vaak open landschap verpauperen en daarmee de kwaliteit van het landschap aantasten. De gemeente wil streven naar behoud van dergelijke panden door deze een woonfunctie te geven. Het ombouwen van leegkomende boerderijen tot appartementen of woon/zorgvoorziening biedt kansen. De gemeente is positief en meewerkend ten aanzien van plannen voor andere woonvormen, ook voor ideeën zoals hofjeswoningen, gemixte woonvormen en woonboten. Het verdient wel aandacht om te zorgen dat alle lagen van de bevolking aanspraak kunnen maken op deze voorzieningen. Een open en sociaal karakter van nieuwe woonvormen is belangrijk. In dit bestemmingsplan zijn, voor zover toegestaan binnen de provinciale regels, hiervoor mogelijkheden geboden.

Hoofdstuk 3 De ruimtelijk - functionele structuur

3.1 De ruimtelijke structuur

Onder de ruimtelijke structuur van een gebied vallen de op dit moment nog zichtbare ruimtelijke kenmerken en structuren zoals wegen, waterlopen, bebouwing en landschap. De huidige structuur van het buitengebied van de gemeente Ten Boer kent een lange geschiedenis. Om deze structuur beter te begrijpen en te kunnen lezen, is kennis van het verleden noodzakelijk.

3.1.1 Het ontstaan van het landschap

Beschrijving
Om de veranderingen van het landschap in de gemeente Ten Boer te plaatsen in een bredere historische en geografische context beginnen we in de laatste ijstijd. In grote stappen gaan we door ruim 11.700 jaar geschiedenis van het Holoceen. In deze periode is het landschap voor een groot deel natuurlijk gevormd en ook door de mens aangepast.

Als we het landschap rond Ten Boer op hoofdlijnen bekijken zien we een zeekleilandschap. Als we op detailniveau kijken vallen er verschillen op. Deze verschillen zien we terug in de verkavelingen. Het gebied valt te verdelen in het wierdenlandschap, met kronkelende wegen en waterlopen aan de oostzijde, en het lager gelegen klei-op-veengebied aan de westzijde. Naast de overgang in oost- en westrichting zien we ook in de noord- en zuidrichting een overgang. Ten Boer ligt precies op de overgang van het veenlandschap in het zuiden naar het kleilandschap in het noorden van de gemeente.

Voor het ontstaan van deze landschappen gaan we eerst een grote stap terug in de tijd naar het begin van het Holoceen. Het Holoceen is het jongste geologische tijdvak na de laatste ijstijd en heeft als kenmerk dat het een relatief gelijkmatig en warm klimaat had. In het begin van deze periode lag Nederland nog niet aan zee. Door het smelten van de poolkappen begon de zeespiegel langzaam te stijgen. De kustlijn kroop steeds verder richting het oosten. In ondergelopen gebieden in het huidige westen en noorden van Nederland ontstond een soort waddenzeegebied. Een gebied waar eb en vloed, afzetting van klei en de vorming van kwelders voorkwam. Door het woelen van de zee werd er zand en klei afgezet op deze delen van de kust. Doordat de zee bleef stijgen kwamen deze getijdegebieden steeds verder landinwaarts te liggen.

Landschappelijk gezien zijn Noord-Nederland en Noord-Duitsland vergelijkbare gebieden. Rond 8000 jaar voor Christus waren dit laaggelegen gebieden en is er veen gevormd. Toen de snelheid van de zeespiegelstijging afnam, en de sedimentaanvoer vanuit de zee gelijk bleef, veranderde dit gebied van karakter. Het kreeg een gesloten karakter omdat het hoger kwam te liggen. De afwatering van het gebied achter de kust verliep steeds lastiger. Door de verandering in de waterhuishouding kon hier veengroei ontstaan. Normaal gesproken worden dode planten en struiken afgebroken door bacteriën, schimmels en wormen. Maar wanneer deze plantenresten in een zuurstofarm en nat milieu terecht komen vindt er geen afbraak plaats. Op dat moment kon er veenvorming plaatsvinden.

Naast de lage ligging werkte ook de morfologie - ofwel de vorm - van het landschap als sturende factor. Vlakke terreinen zijn gunstiger voor de ontwikkeling van veen omdat het water niet snel wordt afgevoerd. Op een gegeven moment bestond Nederland voor de helft uit veengebieden. Grote delen van Nederland bestonden uit hoogveen. Ook in Noord-Nederland was veel hoogveen aanwezig. Als we kijken naar de regio Groningen en Ten Boer dan lag er aan weerszijden van de stad een veengebied. Het oostelijk veengebied werd voor een groot deel 'De Wolden' genoemd, ook wel centraal Woldgebied. Dit gebied lag hoger dan het veengebied aan de westzijde van de stad Groningen.

Op de afbeelding hieronder is een bodemkaart van een deel van de provincie Groningen te zien met de gemeentegrenzen van Groningen en Ten Boer. De langwerpige witte (hoog gelegen) vlek in Groningen is de Hondsrug met aan weerszijden paars tot blauw gekleurde delen, de veengebieden. De groene tinten geven de verschillende kleigebieden weer. Het groen/bruine gebied met rode vlekken (wierden) is het wierdenlandschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01_0003.jpg"

Bodemkaart van het plangebied en omgeving

Onder het klei- en veendek, diep in de ondergrond, zit het zand. Het zand was in de oude steentijd ook bewoond geweest. De bewoning van het huidige landschap is begonnen vanaf de oeverwallen. Vanuit het hoge veengebied stroomden kleine afwateringsriviertjes naar de zee. In het westelijke deel van de gemeente Ten Boer liep een aantal stroompjes. Deze stroompjes waren een onderdeel van de Fivel. Langs deze riviertjes werd klei afgezet. Deze kleiafzetting langs de riviertjes noemen we een oeverwal. Hierop vond de eerste bewoning plaats. Omdat het water regelmatig hoog stond werden deze plekken opgehoogd. Hierdoor zijn de wierden ontstaan. Binnen de gemeente Ten Boer zien we hier voorbeelden van zoals Woltersum, Wittewierum, Ten Post en Lellens. Deze wierden groeiden in de loop van de jaren qua omvang en hoogte.

Doordat de bevolking groeide ging men op zoek naar nieuwe woongebieden.Vanaf de tiende tot de twaalfde eeuw trokken veel mensen vanuit de omringende kleigebieden naar het hooggelegen Woldgebied. Door menselijk ingrijpen zoals het ontwateren van deze veengebieden veranderde dit landschap sterk. De gebieden gingen oxideren en inklinken waardoor ze lager kwamen te liggen. De aanleg van zeedijken en een veranderende waterhuishouding versterkten het proces van inklinken nog meer. Soms waren er nog dijkdoorbraken en overstromingen maar niet voldoende om grote pakketten klei af te zetten. Daardoor is het gebied tot op vandaag zeer laag gelegen. Zeker toen men in de twaalfde eeuw de Wolddijk ging aanleggen, om het centrale Woldgebied te beschermen, had de zee helemaal geen invloed meer. Als de dijken niet waren aangelegd had de zee haar sedimenten geleidelijk kunnen afzetten en had de hoogtekaart van Nederland er heel anders uitgezien.

Van het veen is in dit deel van de regio niets meer terug te vinden. De laatste restanten veen die we in Noord-Nederland terugvinden is veelal broekveen. Broek betekent moeras. Broekbossen bevatten elzen, berken en wilgen. Ook ontstond hier rietveen. De restanten van het oude veenlandschap zien we nog terug bij inversieruggen zoals de Kollerijweg in Woltersum, zie de afbeelding hieronder. Het hoogteverschil is daar duidelijk waarneembaar. Wat nu hoog is was vroeger laag. Het riviertje, of zijarm van de Fivel, stroomde ongeveer in het midden van de weg. Het landschap erom heen lag vele meters hoger.

afbeelding "i_NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01_0004.jpg"

Foto vanaf de Kollerijweg, kijkend richting Ten Post


In de tijd dat het veen nog aanwezig was lag de huidige Kollerijweg, toen de loop van de Fivel of een zijtak daarvan, lager dan het omringende landschap. De Fivel is een afwateringsriviertje vanuit het hoger gelegen veengebied naar de Waddenzee. Het veenlandschap lag toen vermoedelijk 2 tot 2,5 meter boven NAP. Nu liggen de weilanden ongeveer 1 tot 1,5 meter beneden NAP. Er is dus een verschil van 3 tot 4 meter. Toen het veen ging inklinken en oxideren kwam de rivierbedding ineens hoger te liggen. Zo zijn de meanderende wegenpatronen in het landschap ontstaan. Dit noemen we de inversie oftewel omkering in het landschap.

De afzetting van klei door de zee was een proces, dat volgens de jongste theorieën pas echt begon na de sluiting van de kustlijnen. Dat wil zeggen na de aanleg van zeedijken in de 12e eeuw. In de dagboeken van Abt Emo van het klooster in Wittewierum wordt hier vaak naar verwezen. In die dagboeken wordt de periode rond de 13e eeuw beschreven. Dijkdoorbraken kenden zowel natuurlijke als menselijke oorzaken. Zo waren er bijvoorbeeld onderlinge vetes tussen verschillende dorpen. Er werden dan bewust dijken doorgestoken. Zodra de zee doorbrak werd het proces van het afzetten van klei in gang gezet. De zee voerde door het woelen van het water vele kleine gronddeeltjes mee die verder landinwaarts, waar de stroming rustiger werd, konden bezinken. Op deze wijze is er eeuwen lang klei afgezet.

Op onderstaande afbeelding is de overgang van de verschillende landschapstypen en bewoningsgeschiedenis duidelijk zichtbaar. De rode vlekken (wierden) zijn de eerste permanente bewoningsplekken. Deze liggen allemaal aan de rand van (groene) meanderende inversieruggen. Dit zijn gebieden waar men, toen het veen ging inklinken, goed kon wonen. Het oostelijk deel van de gemeente kent het wierdenlandschap en het westelijk deel het jonge zeeklei-op-veengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01_0005.jpg"

Overgang landschapstypen en bewoningsgeschiedenis


Het jonge zeekleigebied was eerder een veengebied. Vanaf de 10e eeuw begonnen de bewoners van het oude zeekleigebied het gebied aan de rand van het hoogveen te ontginnen. Ten Boer lag ook aan de rand van het hoogveen. Langzamerhand werd ook het voormalig veengebied ontgonnen en bewoond. Het landschap was hier in een relatief korte periode veranderd van een veenlandschap naar een kleilandschap. De bewoning van dit relatief jonge gebied ging in fasen. Door het ontwateren ging het gebied steeds verder inzakken en trokken de bewoners steeds verder het veengebied in. Vanaf Ten Boer ging men richting de stad en vanaf de stad trok men richting Ten Boer. De grens ligt sindsdien bij de Zuidwending. Dat is nu de gemeentegrens. De jongste bewoningsas ligt dan ook bij Garmerwolde. In onderstaande afbeelding geven de dikke pijlen de ontginningsassen aan die vanuit Ten Boer richting de stad Groningen het veengebied in gingen. De kleine pijlen geven de verkavelingsrichting aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01_0006.jpg"

Ontginningsassen en verkavelingsrichting


Bescherming
In dit bestemmingsplan is een beschermende regeling - door middel van de dubbelbestemming Waarde - Landschap - opgenomen voor de inversieruggen en de wierden. De regeling beschermt de openheid van het landschap rondom de wierden en het reliëf in het landschap, door middel van een verbod op houtteelt en bos.

Ontwikkelingen van het landschap tussen 1900 en heden
Tijdens en vlak na de Tweede Wereldoorlog was het landschap kaler dan daarvoor. Door de inundatie, die vanaf september 1944 tot en met de zomer van 1945 duurde, was de landbouwgrond in dit gebied erg slecht geworden. Door het zoute zeewater zijn ook veel bomen verloren gegaan.

Het landschap heeft een ruilverkaveling ondergaan en kende aan het begin van de twintigste eeuw ook vele akkerbouwgronden. De verhouding tussen akkerbouw en graslanden was in die periode binnen de gemeente Ten Boer ongeveer 50-50. Vanaf de achttiende eeuw kon men met behulp van nieuwe technieken meer grond gebruiken als akkerbouwgrond. Door het liberaliseren van de handelspolitiek werden de exportmogelijkheden voor boter, kaas en melk, halverwege de negentiende eeuw, sterk vergroot. De prijzen voor boter waren vele malen hoger en sterker gestegen dan de graanprijzen. Hierdoor zien we een enorme toename van de weidebedrijven oftewel veeboeren. Evident hieraan is het grondgebruik. Als we het huidig grondgebruik bekijken zien we dat de verhouding sterk is veranderd. Het aandeel grasland is nu ongeveer 85 tot 90% van de landbouwgrond.

Klei-industrie
Kleigaten, tichelland en tichelwerken zijn namen die te maken hebben met kleiverwerkende industrie. Binnen de gemeente Ten Boer speelde dit ook. De kleigebieden in de gemeente zijn niet overal gelijk qua leeftijd en samenstelling, en niet alle kleigronden zijn geschikt voor de steenindustrie. Het afzetten van klei is een gevolg van zeeinbraken. Dicht bij de kust werden de grotere gronddeeltjes afgezet en verder landinwaarts de kleinere gronddelen. Vlak bij de kust zien we meer zandige gronden en iets verder landinwaarts, meestal tegen de grens van de veengronden, de kleigronden waarbij de zwaarste gronden de knipkleigronden zijn. Juist deze knipklei was zeer geschikt voor de kleiverwerkende industrie. De kalkloze klei gaf de stenen en drainagebuizen die ermee werden geproduceerd de herkenbare rode kleur. Vooral de zone tegen de Wolddijk was een gebied wat zich bij uitstek leende voor kleiwinning. Nabij de Westerwijtwerdermaar zien we dan ook vele afgetichelde percelen. Via de Westerwijtwerdermaar kon men het Damsterdiep bereiken en kon de klei per schip worden getransporteerd naar de fabrieken die aan het Damsterdiep stonden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01_0007.jpg"

Steenfabriek De Onderneming in Winneweer

bron: Groninger Archieven 


Ten Boer had aan het Damsterdiep twee steenfabrieken. Steenfabriek De Onderneming te Winneweer, opgericht 1915 door de gebroeders Sprenger, was een steen- en buizenfabriek. Deze fabriek is in 1982 gesloten. De tweede was Steenfabriek Bolhuis te Ten Post. Dit was de eerste gemechaniseerde steenfabriek in de gemeente Ten Boer. De fabriek stond tussen Ten Post en Winneweer aan het Damsterdiep.

3.1.2 De (huidige) ruimtelijk - functionele structuur

Het huidige landschap rondom Ten Boer wordt gedomineerd door landbouw. Het gebied dat ook wel het centraal weidegebied wordt genoemd, kent vanwege de grondsoort geen andere invulling dan weilanden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01_0008.jpg"

Het buitengebied van Ten Boer, overwegend gebruikt voor veeteelt,

hier vanaf de Stadsweg kijkend richting Thesinge

Als we de situatie vergelijken met die van rond 1900 dan zijn er twee verschillen die opvallen. Ten eerste is het grondgebruik nu overwegend weiland terwijl dit rond 1900 nog voor de helft uit akkerbouw bestond. Daarnaast heeft de ruilverkaveling en het dempen van sloten in de loop van de jaren de omvang van de percelen sterk vergroot. De verkaveling laat zien in welk type landschap we ons bevinden. De onregelmatige blokverkaveling of mozaïekverkaveling zien we bij het wierdenlandschap, een ouder landschap waar de eerste bewoning op plaatsvond. Daarnaast zien we een rechthoekige- of blokverkaveling bij het klei-op-veenlandschap en als laatste de veenverkaveling. De veenverkaveling heeft een kleidek op veen. Vanaf Ten Boer richting Garmerwolde wordt dit beeld steeds duidelijker. Garmerwolde was de laatste ontginningsas in het veen en was daarmee het laagst gelegen deel in de gemeente. Daarom stonden hier vroeger ook de meeste molens en zien we de meest smalle opstrekkende verkaveling terug. In onderstaande afbeelding geven de witte gebieden akkerbouw aan en de lichtgroene zijn weilanden. De verkavelingsstructuur en -richting zijn hierop duidelijk te zien. Aan weerszijden van de bewoningsas van Garmerwolde zien we de meest smalle en langgerekte verkaveling. De rode lijn is de huidige gemeentegrens.

afbeelding "i_NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01_0009.jpg"

Huidige topografie

Karakteristieke structuren
Met karakteristieke structuren bedoelen we zichtbare structuren in het landschap die verwijzen naar de geschiedenis en ontwikkeling van het gebied. Dit kunnen water- en wegenstructuren zijn maar ook bebouwingslinten of bomenrijen. Daarnaast zien we binnen de gemeente ook een verschil in verkavelingsstructuren. Ook dit behoort tot de karakteristieke structuren.
De hoofdinfrastructuur wordt gekenmerkt door lange doorgaande lijnen in west- oostrichting zoals het Eemskanaal, het Damsterdiep en de N360 richting Delfzijl. Een hele oude structuur is de Stadsweg die als belangrijke verbinding in de middeleeuwen de stad verbond met het oostelijk gelegen achterland tot in Duitsland. Deze Stadsweg heeft binnen de gemeente verschillende profielen en aangezichten. Het westelijk deel tussen Groningen en de bebouwde kom van Ten Boer bestaat uit een dijk met sloten aan weerszijden. Deze dijk is deels verhard als fietspad en deels onverhard voor het landbouwverkeer. Dit laatste om de aangrenzende percelen landbouwgrond te kunnen bereiken. De provincie Groningen verbetert het fietspad over de Stadsweg vanaf 2016 tot een Fietsroute Plus. Het fietspad wordt 3 meter breed en het onverharde deel wordt versterkt met grastegelrasters. De Stadsweg in het dorp Ten Boer en het deel daarvan richting Lellens en Ten Post is een verharde weg. Ten oosten van Ten Post gaat de Stadsweg over in een meanderend profiel, bestaande uit een dijklichaam begroeit met gras met aan weerszijden sloten. Vanaf dit deel is het voormalige borgterrein van Tammingahuizen te bereiken. Het borgterrein bestaat uit twee omgrachte terreinen; vermoedelijk stond de borg op het meest oostelijke terrein. In de jaren negentig van de vorige eeuw is er archeologisch onderzoek gedaan op dit terrein. Hier zijn onder andere scherven gevonden uit de dertiende en veertiende eeuw. Kortom, de Stadsweg is een weg met een rijke historie en momenteel als recreatieve route zeer waardevol.

Daarnaast ligt een aantal wegen in de noord-zuidrichting op de oude ontginningsassen, met hieraan gekoppeld de dorpen. Voorbeelden zijn Boersterweg, Bovenrijgerweg en Lageweg. Veel van de huidige boerderijen langs deze ontginningsassen zijn zeer oude bewoningsplaatsen en hebben in veel gevallen nog kenmerken van oude boerenerven. Deze kenmerken bestaan uit een gracht om het erf of delen daarvan, oude beplanting en in een aantal gevallen oude en karakteristieke bebouwing. In een aantal gevallen zien we daar gave ensembles van, die een bijdrage leveren aan de cultuurhistorische belevingswaarde van dit gebied. Op de plek waar de Stadsweg de Bovenrijgerweg kruist zien we nog een relict van de oude Bovenrijgerweg. Het gaat om een beplante laan in noordelijke richting vanaf de Stadsweg richting de boerderij Bovenrijgerweg 13, een deel midden in de weilanden. Daarom ligt de bebouwing van de Bovenrijgerweg 9, 11 en 13 veel verder het land in ten opzichte van de huidige Bovenrijgerweg.

Een andere landschappelijke structuur is de verkaveling. Binnen het plangebied kunnen we een onderscheid aanbrengen in twee hoofdgroepen. De ene groep behoort bij het wierdenlandschap in het oostelijk deel van de gemeente en het andere deel bij het klei-op-veenlandschap. Deze laatste structuren zien we terug in de smalle opstrekkende verkaveling rondom Garmerwolde. De smalle lange kavels doen sterk denken aan een veenverkaveling. Het doel van deze smalle lange kavels was dan ook gelijk, namelijk het sneller afvoeren van het water door de vele sloten. Ooit lag dit land vele meters hoger, maar door ontginning en dus ontwatering is het sterk ingeklonken en daardoor uiteindelijk erg laag komen te liggen. Dit gebied is een deel van het centrale Woldgebied en was omsloten door de Wolddijk. Vanwege de lage ligging stonden hier vroeger vele watermolens die alle kleine poldertjes moesten ontwateren. De Langelandster molen is hiervan nog een mooi voorbeeld. Zowel als molen als qua naam vertelt deze eigenlijk het hele verhaal. Op de plek van deze molen was ook een overslagpunt voor de melkroute die per schip naar de melkfabriek in Garmerwolde ging. Het lag op de melkroute vanaf Ten Post naar Garmerwolde. De blok- of mozaïekverkaveling van het wierdenlandschap zien we terug nabij Woltersum, Ten Post en Lellens. Hier heeft de meandering van de Fivel het landschap gevormd. Dit is nog duidelijk zichtbaar bij de Kollerijweg tussen Woltersum en Wittewierum.

In onderstaande afbeelding is de ruimtelijke hoofdstructuur van de gemeente Ten Boer te zien. In blauw zijn de waterlopen aangegeven, in zwart de infrastructuur op hoofdlijnen en in roze de woonvlekken en linten. Daarnaast zijn de verschillende landschapstypen en verkavelingsstructuren aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01_0010.jpg"

De ruimtelijke hoofdstructuur van de gemeente Ten Boer

afbeelding "i_NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01_0011.jpg"

Akkerbouw tussen Thesinge en Garmerwolde met op de achtergrond de molen 'De Langelandster'

3.2 De functionele structuur

3.2.1 Agrarische bedrijvigheid

Omvang, aard en ontwikkeling
De agrarische sector vormt verreweg de belangrijkste functie in het plangebied. Hoewel het aantal bedrijven sinds 2000 is afgenomen met ongeveer een derde, is de oppervlakte cultuurgrond vrijwel gelijk gebleven. Dit wijst op schaalvergroting.
In 2015 bevonden zich (bron: CBS Statline) binnen de gemeentegrenzen 81 landbouwbedrijven. Deze zijn op een enkel bedrijf na gelegen in het buitengebied. Naar type bedrijvigheid valt de volgende onderverdeling te maken. Omdat één bedrijf meerdere typen activiteiten kan hebben, kan de som van de typen groter zijn dan het totaal aantal bedrijven.

rundvee   58 waarvan 54 met melk- en kalfkoeien (>2 jaar)  
geiten   7  
kippen   3 waarvan 1 intensief  
akkerbouwbedrijven met granen   16  
bedrijven met groenvoedergewassen   23  

Bedrijven met melkvee vormen verreweg de grootste groep landbouwbedrijven in het plangebied. In 2012/2013 hadden deze bedrijven gemiddeld 90 koeien per bedrijf (bron: LTO/Productschap Zuivel).

Dit gemiddelde ligt boven het landelijk gemiddelde van 79 koeien per bedrijf.
De bedrijven opereren vanuit agrarische bouwpercelen met een omvang tussen de 0,5 en 1,5 hectare. Het vervallen van de melkquotering per 1 april 2015 heeft meer ruimte gecreëerd voor marktwerking in de melkveehouderij. Het betekent dat melkveehouders plannen maken voor vergroting van hun veestapel, voor zover dit niet wordt belemmerd door andere wetgeving zoals die voor fosfaatproductie. Ook in het plangebied zien we dat diverse boeren hun agrarische bedrijfsbebouwing willen uitbreiden. Het grondareaal is daarbij veelal afdoende om die uitbreiding te accommoderen. In de meeste gevallen is daarvoor een agrarisch bouwperceel nodig dat een omvang van 1 hectare niet te boven gaat.

Agrarische bedrijven in het bestemmingsplan
Alle operationele agrarische bedrijven krijgen in dit plan de agrarische bestemming. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt in typen bedrijvigheid. In principe worden alle vormen van agrarische bedrijvigheid toegestaan. Productiegerichte paardenhouderijen, zoals fok- en opfokbedrijven en hengstenhouderijen worden eveneens als agrarisch bedrijf beschouwd. De manege daarentegen wordt niet als agrarische activiteit beschouwd, maar krijgt een specifieke aanduiding 'manege'. Nieuwe glastuinbouw (provinciaal beleid) wordt echter uitgesloten, alsmede nieuwe intensieve veehouderijen. Dit plan wil voldoende ruimte bieden voor een economisch verantwoorde bedrijfsvoering in de agrarische sector. Omdat de melkveehouderij de overheersende agrarische activiteit is in het plangebied, krijgt zij hier bijzondere aandacht.
Het merendeel van de melkveehouders kan op dit moment uit de voeten met een bebouwbare ruimte van 1 hectare. Daarbinnen kan een bedrijf met 120 melkkoeien (zonder jongvee) worden gerund. Een groot deel van de boeren heeft nog ruimte over binnen die hectare om nieuwe gebouwen te plaatsen en daarmee de veestapel te vergroten. De regeling in dit bestemmingsplan sluit aan op de schaal en omvang van de thans aanwezige bedrijven en zal ruimte bieden voor daarbij passende bedrijfsvergroting.
Met uitzondering van de bedrijven die nu al meer bebouwing hebben gerealiseerd, bevat dit plan een bebouwbare oppervlakte van 1 hectare per bedrijf. Daarnaast biedt het plan - door middel van een wijzigingsbevoegdheid - ruimte voor vergroting tot 1,5 hectare op basis van concrete bouwplannen. Verdere uitbreiding tot 2 hectare wordt niet door dit plan gefaciliteerd; op basis van concrete plannen en de daarvoor benodigde onderzoeken en maatregelen kan buiten het bestemmingsplan eventueel toestemming worden verleend.

Beperkingen
De Omgevingsverordening bevat een aantal bepalingen met betrekking tot activiteiten in het buitengebied. Deze zijn overgenomen in dit bestemmingsplan. Wat betreft de agrarische sector zijn dit de volgende.

  • 1. Nieuwe intensieve veehouderijen zijn niet toegestaan. Alleen bestaande intensieve veehouderijen zijn toegestaan. In dit plan is de enige aanwezige intensieve veehouderij aangeduid op de verbeelding. Deze ligt in het door de provincie aangewezen witte gebied. Daarom is uitbreiding niet mogelijk.
  • 2. Bij nieuwe ligboxenstallen mag de lichtsterkte niet meer bedragen dan 150 lux, tenzij de stal tussen 20.00 uur en 6.00 uur is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling ten minste met 90% reduceren. Dit is vastgelegd in de regels van het plan.
  • 3. Nieuwe glastuinbouwbedrijven alsmede nieuwe houtteelt en de aanleg van nieuw bos zijn niet toegestaan. Dit is uitgesloten in de planregels.
  • 4. Tweede agrarische bedrijfswoningen zijn alleen toegestaan indien in de planregels is geborgd dat de tweede bedrijfswoning nodig is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.
  • 5. Voor nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven moeten regels worden gesteld. Deze zijn verderop in deze paragraaf beschreven en in de regels bij de desbetreffende bestemmingen opgenomen.

Daarnaast bevat de Omgevingsverordening regels ten aanzien van agrarische bouwpercelen. Zoals hierboven gezegd bedraagt de omvang hiervan in dit plan in principe 1 hectare.

  • 1. Nieuwe agrarische bouwpercelen zijn niet toegestaan. De verordening bevat weliswaar uitzonderingsbepalingen hierop, maar deze zijn niet van toepassing op het plangebied van dit bestemmingsplan.
  • 2. Een bestemmingsplan voorziet niet in uitbreiding van een agrarisch bouwperceel groter dan 2 hectare. Alleen als Gedeputeerde Staten een omgevingsvergunning hebben verleend in afwijking van het bestemmingsplan is uitbreiding van een agrarisch bouwperceel tot een oppervlakte van maximaal 4 hectare mogelijk. Zoals hierboven al gesteld, is deze situatie niet aan de orde in dit bestemmingsplan: 1,5 hectare is het maximum dat het plan biedt. In het plangebied bevindt zich één bedrijf dat bij het maken van dit bestemmingsplan al groter was dan 2 hectare. Dit is een bestaande situatie die niet onder het provinciaal verbod valt.
    De Omgevingsvisie van de provincie bevat een indicatieve kaart waarop is aangegeven in welke mate agrarische schaalvergroting maximaal wenselijk is. Gemeenten kunnen, mits goed onderbouwd, afwijken van de indicaties op deze kaart.
  • 3. Bij uitbreiding van een agrarisch bouwperceel tot een oppervlakte tussen de 1 en 2 hectare moet de maatwerkbenadering worden toegepast. De gemeente, de ondernemer en een onafhankelijke of door de gemeente aangestelde deskundige op het gebied van stedenbouw en landschapsarchitectuur pakken de planvorming voor de uitbreiding gezamenlijk op. Aan de omvang, situering een vormgeving van het agrarisch bouwperceel moet een erfinrichtingsplan ten grondslag liggen, dat rekening houdt met de volgende factoren.
    • 1. de historisch gegroeide landschapsstructuur;
    • 2. de afstand tot andere ruimtelijke elementen;
    • 3. een evenwichtige ordening en in de omgeving passende maatvoering en vormgeving van de bedrijfsgebouwen;
    • 4. het uitgangspunt dat voor de bedrijfsvoering niet meer in gebruik zijnde opstallen, met uitzondering van monumentale of karakteristieke gebouwen op de bouwpercelen c.q. de verlaten bouwpercelen worden gesloopt;
    • 5. het woon- en leefklimaat van direct omwonenden;
    • 6. de nachtelijke lichtuitstraling.


Omdat in dit bestemmingsplan uitbreiding boven de 1 hectare uitsluitend is toegestaan via een wijzigingsbevoegdheid, zullen bovenstaande aspecten het toetsingskader vormen bij de beoordeling of een uitbreiding tussen de 1 en 1,5 hectare toelaatbaar is. Dit is als zodanig opgenomen in de regels. De basis voor die toetsing vormt de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische beschrijving zoals opgenomen in de toelichting bij dit bestemmingsplan.

  • 4. Voor zover in het buitengebied gebouwen staan die op grond van hun ruimtelijk relevante kenmerken bijdragen aan de visuele belevingswaarde van het landschap moet het bestemmingsplan regels stellen om te voorkomen dat deze kenmerken door verbouw kunnen worden aangetast.
  • 5. Voor karakteristieke gebouwen geldt bovendien dat de regels een sloopverbod moeten bevatten. Onder bepaalde omstandigheden kan een sloopvergunning voor het gehele gebouw of delen daarvan worden verleend. Het plangebied kent geen karakteristieke gebouwen.

In dit plan is op een aantal cultuurhistorisch waardevolle boerenerven een beschermende regeling gelegd (zie paragraaf 4.3). Behalve dat gelet is op het voorkómen van de mogelijkheid om verstorende bebouwing toe te voegen door middel van het strak leggen van bouwgrenzen, zijn op behoudenswaardige erven en waterpartijen de bestemmingen Tuin respectievelijk Water gelegd. Ongewenste bebouwing of demping van sloten worden hiermee tegengegaan. Met een aanduiding 'beeldbepalend' op waardevolle gebouwen wordt tevens voorkomen dat de verschijningsvorm van deze gebouwen wordt veranderd.

  • 6. Voorzieningen voor mestopslag en andere bouwwerken moeten binnen de aangewezen agrarische bouwpercelen blijven, met uitzondering van:

- erf- en terreinafscheidingen;
- schuilstallen voor het niet-bedrijfsmatig houden van vee tot een oppervlakte van maximaal 25m²;

- bestaande solitair gesitueerde bedrijfsbebouwing en bestaande solitair gesitueerde voorzieningen voor mestopslag en veevoer. In dit plan zijn deze apart aangeduid.

Nieuwe opslagvoorzieningen kunnen, mits voorzien van een goede onderbouwing, binnen 25 meter van het agrarisch bouwvlak een plaats vinden. Situering op grotere afstand vraat om een overeenkomst met de provincie op basis van een kaart met locaties. In dit bestemmingsplan zijn hiertoe geen mogelijkheden opgenomen.


Groninger Verdienmodel
De provincie Groningen heeft samen met LTO Noord en de Natuur- en Milieufederatie Groningen het zogenaamde Groninger Verdienmodel ontwikkeld. Dit model is bedoeld om boeren die hun bedrijf willen uitbreiden boven de 2 hectare tegemoet te komen. Voorwaarde daarbij is dat de boer tegelijk met zijn uitbreiding een kwaliteitssprong in (bovenwettelijke) duurzame ontwikkeling maakt. Door verduurzaming verdient hij uitbreidingsruimte. Het verdienmodel is op 1 juli 2014 in werking getreden. De gemeente Ten Boer staat positief tegenover het verdienmodel. Boeren in het plangebied die hun bedrijf aanpassen of uitbreiden zijn daar doorgaans zeer milieubewust mee bezig, en het Groninger Verdienmodel kan daarbij zeker als voorbeeld dienen. Omdat dit bestemmingsplan een maximale uitbreidingsruimte tot 1,5 hectare biedt, zal het verdienmodel echter niet actief worden toegepast in dit bestemmingsplan.

Neventakken en nevenactiviteiten
Steeds meer ontwikkelen agrariërs op hun bedrijf neventakken en nevenactiviteiten, om daarmee extra inkomsten te genereren. Dit komt vooral door de veranderingen in de landbouw. Door onder andere schaalvergroting en specialisatie zijn de prijzen van agrarische producten onder druk komen te staan. Vooral kleinere bedrijven kunnen door de lagere opbrengstprijzen geen gezinsinkomen meer halen uit de boerderij. Daardoor moeten veel agrarische ondernemers op zoek naar een neveninkomen. In dit plan wordt dit zoveel mogelijk gefaciliteerd, omdat het ten goede komt aan een levendig, aantrekkelijk en economisch sterker platteland. Ook kan cultuurhistorisch waardevolle bebouwing erdoor behoed worden voor verval.

De nevenactiviteiten kunnen betrekking hebben op:

  • recreatie: voorbeelden hiervan zijn een minicamping, gastenverblijf of bed & breakfast, kanoverhuur;
  • educatie: een voorbeeld is de boerderij waar rondleidingen en educatie over het boerenbedrijf voor schoolklassen worden gegeven;
  • natuurbeheer;
  • zorg;
  • dienstverlening, bv. een caravanstalling;
  • de verkoop van (streek)producten in boerderijwinkels;
  • horeca;
  • teelt van alternatieve gewassen of bio-energie.

De nevenactiviteit moet altijd ondergeschikt blijven aan de agrarische hoofdfunctie van het bedrijf. Daarom is in de regels opgenomen dat voor nevenactiviteiten een maximale oppervlakte aan bedrijfsbebouwing binnen het agrarisch bouwvlak van 1.500m2 mag worden gebruikt. Voor aan de agrarische sector gelieerde detailhandel mag maximaal 120m2 aan inpandige vloeroppervlakte worden ingezet. Mits goed onderbouwd kan 200m2 worden toegestaan. Dit geldt ook voor horeca.

De activiteiten moeten altijd binnen het agrarisch bouwvlak worden gesitueerd. Dit geldt niet voor het plaatsen van tenten, vouwwagens, toercaravans of huifkarren.

Vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing
Door bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing kan (voornamelijk agrarische) bedrijfsbebouwing komen leeg te staan. Ingebruikname voor een andere functie is van belang om te voorkomen dat verval ontstaat. Functiewijziging naar o.a. wonen, maatschappelijke voorzieningen, recreatie of bedrijf is gewenst en mogelijk binnen de voorwaarden die de Omgevingsverordening stelt. Wonen is mogelijk als dit plaats vindt in het hoofdgebouw of in een bij het hoofdgebouw behorend karakteristiek gebouw, mits het toevoegen van nieuwe woningen past in de Woonvisie en er contingent beschikbaar is. Bedrijfsactiviteiten moeten beperkt blijven tot activiteiten die naar aard en omvang ruimtelijk, milieu hygiënisch en verkeerskundig inpasbaar zijn. De regels bij dit plan bevatten een wijzigingsbevoegdheid waarmee de agarische bestemming kan worden omgezet naar de woon- of bedrijfsbestemming.
Aan de (ver)bouwmogelijkheden bij functiewijziging zijn beperkingen gesteld. Uitbreiding van bestaande bebouwing of nieuwbouw van bijbehorende bouwwerken met 20% (het gaat dan om gebouwen die na 14 december 1994 aan de oorspronkelijke functie zijn onttrokken) is mogelijk met een afwijking van het bestemmingsplan. Bij de functie wonen geldt daarbij de maximumoppervlakte van 300m2. Onder voorwaarden van ruimtelijke kwaliteit kan meer dan 20% worden toegestaan; hiervoor moet dan de projectprocedure worden gevolgd.

3.2.2 Niet-agrarische bedrijven

Behalve agrarische bedrijven kent het buitengebied ook andersoortige bedrijven. De grootste zijn de rioolwaterzuivering ten zuiden van Garmerwolde en de gaslocaties van de NAM. Deze worden hieronder apart beschreven.
De overige bedrijven zijn divers van aard. Het gaat o.a. om bedrijven in de administratieve, financiële en medische dienstverlening, loonbedrijven, dierenpensions, een garage en een tankstation. Op de verbeelding zijn ze onder de bestemming Bedrijf gebracht. De bouwmogelijkheden zijn zodanig opgenomen, dat uitbreiding van het vloeroppervlak met 20% mogelijk is. Met een goede ruimtelijke onderbouwing die aantoont dat de ruimtelijke kwaliteit wordt verbeterd, is een verdere uitbreiding mogelijk via een projectprocedure.
Nieuwvestiging van niet functioneel aan het buitengebied gebonden functies is onder voorwaarden mogelijk. Locaties hiervoor zijn niet in dit bestemmingsplan opgenomen. Initiatieven kunnen eventueel gehonoreerd worden met behulp van een afwijkingsprocedure van het bestemmingsplan.

3.2.3 Gaswinning en gastransport

In het plangebied vindt winning en transport plaats van aardgas. De NAM heeft een tweetal winningslocaties in het gebied alsmede een transportleiding. De Gasunie transporteert aardgas.

Infrastructuur van de NAM

De infrastructuur van de NAM bestaat uit:

  • de aardgaswinning- en behandelingslocatie Ten Post: het aardgas wordt hier uit de diepe ondergrond gewonnen en gescheiden van water en aardgascondensaat.
  • het naastgelegen bovengrondse leidingknooppunt Ten Post.
  • de puttenlocatie Ten Boer tussen Garmerwolde en Thesinge: deze locatie wordt gebruikt voor meet- en observatiedoeleinden. Bijvoorbeeld om de druk in de ondergrond te meten.
  • de ondergrondse water-/aardgascondensaattransportleiding van Grijpskerk naar het Eemskanaal. Deze leiding ligt samen met aardgastransportleidingen van Gasunie in één tracé;
  • de ondergrondse water-/aardgascondensaattransportleiding en aardgastransportleiding van Ten Post naar Overschild.

Op onderstaande kaart zijn tevens weergegeven de bij deze NAM-infrastructuur behorende geluid- en veiligheidszones.

afbeelding "i_NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01_0012.jpg"

Momenteel bestaan er geen plannen om de bestaande terreinen uit te breiden.
Op de geluidzones wordt nader ingegaan in paragraaf 4.7.2 van deze toelichting.

Infrastructuur van de Gasunie
De infrastructuur van de Gasunie bestaat uit:

  • hoofdtransportleidingen (HTL). Daarvan lopen er, parallel aan elkaar ten noordoosten van Thesinge, 4: de A-541, de A-601, de A-649 en de A-650. In deze bundeling van leidingen loopt tevens de NAM-ondergrondse water-/aardgascondensaattransportleiding 500590 van Grijpskerk naar het Eemskanaal. Deze hoofdtransportleidingen kennen een veiligheidszone van 5 meter ter weerszijden van het hart van de leiding.
  • regionale transportleidingen (RTL).
3.2.4 Rioolwaterzuivering

Ten zuiden van de Rijksweg bij Garmerwolde bevindt zich aan het Eemskanaal een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) van het Waterschap Noorderzijlvest. Via persleidingen wordt hierheen rioolwater aangevoerd. Het water van burgers en bedrijven uit de gemeenten Groningen, Ten Boer en Loppersum wordt hier gezuiverd. Per jaar is dit ongeveer 27 miljoen m3 water. Dit is 27 miljard liter. Met het afval uit het water wordt energie opgewekt. Dit is per jaar ongeveer 7,5 miljoen kWh. Het schone water wordt in het Eemskanaal gepompt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01_0013.jpg"

Een luchtfoto van de RWZI, met onderin de recente uitbreiding

(bron: Waterschap Noorderzijlvest)

In 2012 en 2013 is de zuiveringsinstallatie uitgebreid. Met deze uitbreiding kan afvalwater veiliger en duurzamer worden gezuiverd. De installatie gebruikt minder energie en geen hulpstoffen. Er wordt voldaan aan de regels van de wet voor afvalwaterzuiveringen. De verbeteringen zijn:

  • Er zit minder stikstof en fosfaat in het gezuiverde water.
  • Er is minder geluidsoverlast van stromend water.
  • Er is minder stank doordat de zandvanger afgedekt is en de lucht wordt afgezogen.

In 2015 is de nieuwe installatie in gebruik genomen.

Direct ten noordoosten van de RWZI is een tijdelijk slibdepot aanwezig. Gedurende een aantal jaren zal hier slib inklinken en drogen en daarna worden gebruikt voor verzwaring van de Eemskanaaldijk. Omdat het hier om een tijdelijk depot gaat (vergunning tot 2023), is het niet op de verbeelding van dit bestemmingsplan opgenomen. De gronden blijven de agrarische bestemming houden.
Aan de andere kant van de RWZI ligt het bedrijf Swiss Combi Technology. Hier wordt zuiveringsslib gedroogd tot granulaat. Het zuiveringsslib is afkomstig van de kamerfilterpersen van de RWZI Garmerwolde en van de centrifuge van de RWZI Eelde. Het granulaat wordt afgezet aan elektriciteitscentrales en cementovens.
In dit bestemmingsplan heeft de RWZI de bestemming Bedrijf gekregen, met de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie'. De rioolpersleidingen ernaartoe zijn ondergebracht in de dubbelbestemming Leiding-Riool.
De milieuaspecten van beide bedrijven worden beschreven in paragraaf 4.7 van deze toelichting.

3.2.5 Wonen

In het buitengebied bevindt zich een aanzienlijk aantal woningen. Deze woningen worden in dit plan positief bestemd. Daarbij is het mogelijk om een beroep aan huis uit te oefenen alsook - met een binnenplanse afwijking - een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit. De woonfunctie moet daarbij wel de hoofdfunctie blijven. Ook een kleine horecafunctie als bed & breakfast is mogelijk tot een maximum van 2 slaapkamers. Ook hier moet de woonfunctie de hoofdbestemming blijven. De maximum oppervlakte van woning en bijgebouwen in lintbebouwing bedraagt 200m2. Dit geldt ook voor vrijliggende bebouwing buiten die linten, maar hier kan de oppervlakte eventueel worden vergroot naar 300m2.

Functiewijziging van een bedrijfswoning naar een reguliere woning
Door bedrijfsbeëindiging en/of schaalvergroting in de agrarische sector kan er behoefte aan bestaan om (voormalige) bedrijfswoningen los te koppelen van het bedrijf en te gebruiken voor een zelfstandige woonfunctie. In principe is dit een positieve en gewenste ontwikkeling: op die manier krijgt voormalige bedrijfsbebouwing een nieuwe functie en kan daarmee behouden blijven. In voorkomende gevallen moet dan wel onderzocht worden of de nieuwe woonfunctie al dan niet een belemmerende werking kan hebben op de bedrijvigheid in de voormalige bijbehorende bedrijfsbebouwing of andere naburige bedrijfsbebouwing (geur van veehouderij). Een oplossing hierbij kan zijn de bestemming tot plattelandswoning.
De Wet Plattelandswoningen maakt het mogelijk dat voormalige agrarische bedrijfswoningen qua milieubelasting (geur van de eigen veehouderij) geen andere behandeling krijgen dan actieve bedrijfswoningen. Ook al wordt zo'n woning bewoond door personen die geen functionele relatie hebben met de veehouderij, het blijft een woning die onderdeel uitmaakt van het boerenbedrijf. Dit is lange tijd de belemmerende factor geweest voor het door derden (burgers) bewonen van voormalige bedrijfswoningen. Bedrijfswoningen van landbouwinrichtingen waarin burgers wonen, blijven onder de Wet Plattelandswoningen onderdeel van de inrichting, zolang ze zijn bestemd als bedrijfswoning. De bestemming is bepalend.

Volledige functiewijziging naar wonen van een voormalig agrarisch bedrijf
Daarnaast is het mogelijk het gehele vrijkomende agrarische bedrijfspand de woonbestemming te geven. In de bestaande bebouwing kunnen dan meerdere woningen worden ingebouwd. In paragraaf 3.2.1 van deze toelichting is deze mogelijkheid tot functiewijziging nader beschreven. Provinciaal beleid legt wel beperkingen op ten aanzien van de vergroting van de vrijgekomen gebouwen en het bouwen van nieuwe gebouwen.

Vervangende nieuwbouw
Sloop gevolgd door nieuwbouw van bestaande woningen is mogelijk als de woning een zodanige bouw- en woontechnische staat heeft, dat deze niet meer geschikt te maken is voor een wijze van gebruik die voldoet aan de geldende bouwkundige voorschriften of aan hedendaagse eisen op het gebied van wooncomfort. De maximale oppervlakte van hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken is hierbij 300m2. Er moet een landschappelijk en stedenbouwkundig advies ten grondslag liggen aan het bouwplan.

Nieuwbouw ter vervanging van oude bebouwing
Sommige oude bebouwing (met een andere functie dan wonen) is niet meer geschikt te maken voor hergebruik. In dergelijke gevallen - het mag dan niet gaan om karakteristieke of beeldbepalende bebouwing - is sloop mogelijk gevolgd door de bouw van één of twee nieuwe woningen. Daarvoor moet 750m2 (bij één woning) en 2000m2 (bij twee woningen) aan oude bebouwing worden gesloopt. Elke nieuwe woning mag geen grotere oppervlakte hebben dan 300m2. In de planregels is voor deze gevallen een ruimte-voor-ruimte-regeling opgenomen, die ook regels bevat die de stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit van de nieuwbouw waarborgen. Ook is een erfinrichtingsplan vereist.

3.2.6 Recreatie

In het plangebied bevinden zich diverse recreatieve voorzieningen.

Verblijfsrecreatie
Wat betreft de verblijfsrecreatie bevindt zich juist buiten het dorp Ten Boer aan het Damsterdiep camping De Banjer. De camping biedt ruimte aan circa 25 kampeerders en bezit twee chalets en twee trekkershutten. Door de ligging aan een kruispunt van vaarwegen is vaarrecreatie vanaf de camping goed mogelijk. Dit bestemmingsplan biedt ruimte aan maximaal 10 trekkershutten of chalets.
Tussen Garmerwolde en Thesinge bevindt zich op het erf van een boerderij een minicamping. Verder wordt op diverse plaatsen in het gebied bed & breakfast aangeboden. Bij agrarische bedrijven is kleinschalig kamperen (tot 25 kampeermiddelen) als nevenactiviteit toegestaan.
Nieuwe campings kunnen worden toegestaan mits de maatwerkbenadering onder leiding van de provinciaal bouwmeester wordt toegepast. Voorkomende gevallen kunnen met gebruikmaking van een projectprocedure worden gefaciliteerd.

Bewegen
Door het buitengebied loopt een groot aantal fietspaden die niet alleen voor woon-werkverkeer worden gebruikt maar ook recreatieve waarde hebben. Over de oude Stadsweg kan tussen de stad Groningen en Ten Post worden gefietst. Het Ten Boersterbos is een aantrekkelijk wandelgebied. Ook door de weilanden lopen op diverse plaatsen wandelpaden. Het Damsterdiep en diverse andere waterlopen zijn geschikt en worden gebruikt voor de vaarrecreatie.

Dijkpark
Het project Dijkpark biedt een ruimtelijk ontwikkelingskader voor het gebied gelegen tussen het Damsterdiep en het Eemskanaal, tussen de sluis bij Ruischerbrug en de lijn Ten Boer – Woltersum.

afbeelding "i_NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01_0014.jpg"

Begrenzing van het Dijkpark


Het Dijkpark omvat de constructieve versterking van de kade langs het Eemskanaal, gecombineerd met de landschappelijke ontwikkeling en de verdere recreatieve versterking van het omliggende gebied tussen het Eemskanaal en het Damsterdiep met vergezichten en een padenstructuur. Daarin worden als basisvoorzieningen genoemd:

  • een volledig fietspad over de op te hogen Eemskanaaldijk tussen Groningen en Woltersum
  • een ruiter- en menparcours op of langs de dijk en
  • boomaanplant aan de voet van de verhoogde dijk.

Als mogelijke plusvoorzieningen zijn opgenomen:

  • zwemoevers langs het Damsterdiep
  • laarzenpaden en verbindingsstructuren buiten de basisvoorzieningen om
  • een ruiter-men parcours bij de rioolwaterzuiveringsinstallatie als onderdeel van de landschappelijke inpassing van de RWZI
  • bankjes op de plaatsen van voormalige bruggen
  • fauna- in- en uittredeplaatsen langs de Eemskanaaldijk
  • een uitkijkpunt in de nabijheid van de RWZI.


Deze plusvoorzieningen dienen ter compensatie van de mogelijke overlast die in het gebied gaat plaatsvinden door het gefaseerd uitvoeren van de dijkversterking met gedroogde baggerspecie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01_0015.jpg"

Fragment Dijkpark, rondom de RWZI


De uitvoering en financiering van deze maatregelen ligt bij de diverse participerende partijen, het waterschap Noorderzijlvest, de gemeente Ten Boer en de provincie Groningen.
Voor zover de maatregelen niet in dit bestemmingsplan passen, zullen zij met een separate planologische procedure worden gefaciliteerd.

3.2.7 Verkeer

Autoverkeer
Door het plangebied lopen twee regionale autoverkeersverbindingen.

  • De N360, ofwel de Rijksweg, verbindt de stad Groningen met Delfzijl en is de belangrijkste ontsluitingsweg voor het gehele grondgebied van Ten Boer. Vanaf 2015 wordt de N360 op een viertal kruispunten in Garmerwolde en Ten Post aangepast ten behoeve van verbetering van de veiligheid en oversteekbaarheid. Bij Garmerwolde wordt een rotonde aangelegd bij de aftakking naar de Fledderboschweg, die onder andere leidt naar de rioolwateringzuiveringsinstallatie. Ook in Ten Post komt een rotonde bij de aansluiting met de Eestumerweg. De aanpassingen zijn in dit bestemmingsplan onder de bestemming Verkeer gebracht.
  • De N46 Groningen-Eemshaven loopt op de westelijke grens van het plangebied. Nabij Sint-Annen bevindt zich een afslag vanaf deze N46 die via de Boersterweg leidt naar het dorp Ten Boer.

Daarnaast takken aan weerszijden van de N360 de gebiedsontsluitingswegen af die het landelijk gebied ingaan en de dorpen en agrarische bedrijven bereikbaar maken.


Parkeren
De bebouwing in het buitengebied bevindt zich zonder uitzondering op percelen die voldoende ruimte bieden om op eigen terrein in de parkeerbehoefte te voorzien.

Openbaar vervoer
Het openbaar vervoer bedient het buitengebied op twee manieren. Via de busverbinding Groningen-Delfzijl die over de N360 rijdt, en daarnaast via de dorpenlijn vanuit Groningen via Garmerwolde, Thesinge en Sint-Annen naar Ten Boer. Verder rijdt er een buurtbus van Ten Boer naar Woltersum en Wittewierum.

afbeelding "i_NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01_0016.jpg"

Openbaar vervoer in het buitengebied van Ten Boer

Fietsverkeer
Het fietsverkeer maakt grotendeels gebruik van de wegen waarover ook autoverkeer rijdt. Langs de N360 zijn vrijliggende fietspaden aanwezig. Daarnaast is het mogelijk via de Stadsweg vanaf Ten Boer naar de stad Groningen te fietsen.
De provincie Groningen heeft met het Fietsroute Plusproject plannen beide fietspaden een kwaliteitsimpuls gegeven. Het fietspad langs de N360 is aangepakt door het verbeteren van de verharding op een deel van het pad en het verkeersveiliger maken van verschillende kruispunten en wegvakken. De Stadsweg is opgewaardeerd tot een Fietsroute Plus van 3 meter breed.
In het kader van het project Dijkpark wordt de komende 10 jaar een doorgaand fietspad op de te verzwaren dijk langs het Eemskanaal aangelegd tussen de gemeentegrens met Groningen en Woltersum.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden / omgevingsaspecten

Dit hoofdstuk gaat in op de wijze waarop bij het maken van het bestemmingsplan rekening is gehouden met de omgeving. Aan de hand van de verschillende omgevingsaspecten is aangegeven hoe de in het plangebied voorkomende functies op elkaar zijn afgestemd om overlast en ongewenste effecten op de omgeving te voorkomen.

4.1 Duurzaamheid, energie en leefomgevingskwaliteit

In februari 2012 is de Visie Duurzaamheid Ten Boer vastgesteld voor een periode van vier jaar. In deze visie wordt een aantal accenten gelegd ten aanzien van duurzaamheid. Deze zijn in een zogenaamde themaraad op 14 september 2011 besproken.

  • Stimuleren dat de bestaande woningvoorraad, die grotendeels uit eigen woningbezit bestaat, energiezuiniger wordt gemaakt.
  • Inzetten op zonne-energie, met de mogelijkheden die er zijn; dat kan zowel op woningen zijn, op (agrarische) bedrijfsgebouwen, als op gemeentelijke gebouwen en gebouwen van maatschappelijk nut.
  • Streven naar het worden van Fair Trade gemeente.
  • Stimuleren van voedselproductie met korte aanvoerlijnen en de eigen plattelandseconomie.

Daarnaast zijn aandachtspunten: duurzaam ondernemen, stimuleren duurzame mobiliteit (goed openbaar vervoer, elektrische fiets als vervoer naar de stad Groningen), verantwoord omgaan met licht en duisternis (alleen kunstlicht waar dat nodig is) en beschermen en stimuleren van ecologische waarden, ook door natuur- en duurzaamheidseducatie.


Energie
In het bestemmingsplan is geen ruimtelijk relevant onderdeel opgenomen voor wat betreft energie. Dit betekent niet dat er in het plangebied geen mogelijkheden zijn voor eventuele toekomstige ontwikkelingen, zoals kansen om bijvoorbeeld een warmtenet of een groengasleiding aan te leggen. Een warmtenet kan restwarmtebronnen met warmteafnemers verbinden en warmte-koudeopslagsystemen optimaliseren. Maar deze vallen buiten het kader van dit bestemmingsplan. Zie hiervoor de onderstaande toelichting. Voor het rendabel maken van grotere systemen is het nodig dat er een groter aantal woningen in één periode gebouwd kan worden. Het betekent dat energiemaatregelen voornamelijk in de individuele sfeer verwacht kunnen worden.


Toelichting
In het bestemmingsplan kunnen alleen ruimtelijk relevante aspecten van het onderdeel energie van duurzaamheid worden gerealiseerd. Een bestemmingsplan regelt namelijk het gebruik van de (boven- en onder)grond, (oppervlakte)water en de opstallen en bepaalt de bouwmogelijkheden. Het bestemmingsplan fungeert als toetsingsnorm voor aanvragen om een omgevingsvergunning. Andere aspecten van duurzaamheid, die niet ruimtelijk relevant zijn, worden geregeld in publiekprivate samenwerking, convenanten, het programma van eisen, het exploitatieplan en de anterieure (privaatrechtelijke) overeenkomst.


Leefomgevingskwaliteit
De leefomgevingskwaliteit vormt een belangrijk onderdeel van de totale afweging van ruimtelijke plannen binnen de gemeente. In de milieuparagraaf (4.6 Water) wordt aangegeven hoe dit in het afwegingsproces is meegewogen voor de milieu-items. Naast de in de inleiding genoemde milieu-items maken groen, water en ecologie ook onderdeel uit van de leefomgevingskwaliteit. Hieraan wordt in hun eigen paragrafen aandacht besteed. Daar waar nodig zijn onderzoeken verricht en is aangegeven wat gedaan kan worden om de directe negatieve gevolgen voor de omgeving te beperken.
Stilte en duisternis zijn tevens belangrijke waarden voor de leefomgeving in het buitengebied. Stilte wordt zoveel mogelijk bereikt door de agrarische en niet-agrarische bedrijvigheid in de milieuvergunningen te binden aan zekere geluidsniveau's. Duisternis wordt beschermd door regels op te nemen voor de lichtuitstraling van nieuwe ligboxenstallen. De gemeente hanteert daarnaast normen voor de lichtemissie van de openbare verlichting ter voorkoming van lichthinder voor omwonenden.

4.2 Archeologie

In 1992 is door Nederland het 'verdrag van Valetta' ondertekend. In dit verdrag spraken de Europese landen af om beter rekening te houden met archeologisch erfgoed in de bodem. Een groot gedeelte van het zogenaamde bodemarchief is na de Tweede Wereldoorlog al vernietigd, zonder te zijn gedocumenteerd. Het verdrag van Malta is wettelijk vertaald met een ingrijpende wijziging in de Monumentenwet 1988 en enkele andere wetten, zoals de Ontgrondingenwet en de Woningwet. Hierin wordt de verantwoordelijkheid voor een goede omgang met eventueel aanwezige archeologische waarden bij de gemeenten gelegd. De bescherming van die waarden dient te worden meegenomen in de ruimtelijke ordening, dat wil zeggen de bestemmingsplannen.
Elk bestemmingsplan dient daarom vanaf 1 september 2007 een paragraaf archeologie te bevatten, waarin wordt aangegeven welke archeologische waarden in het plan aanwezig, dan wel te verwachten zijn. Daarnaast dient het bestemmingsplan regels te bevatten om eventueel aanwezige archeologische waarden te beschermen. Die regels kunnen in enkele op archeologische gronden geselecteerde gebieden aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden worden gehangen. Daarmee wordt de aanvrager van een dergelijke vergunning verantwoordelijk voor behoud van archeologisch erfgoed. De Erfgoedwet (opvolger van de Monumentenwet 1988) en dit bestemmingsplan beschrijven vervolgens de procedure.
Het bestemmingsplan Buitengebied is een actualisering van het geldende bestemmingsplan. In het 'oude' plan waren ook al regels voor archeologie opgenomen. Op de kaart waren archeologisch waardevolle locaties aangeduid, met daaraan gekoppeld een onderzoeksplicht bij bouwplannen alsmede een aanlegvergunningstelsel. In dit plan zijn dubbelbestemmingen voor archeologische waarden en verwachtingen (Waarde - Archeologie 1 en Waarde - Archeologie 2) opgenomen. De omvang en precieze plek van de dubbelbestemmingen zijn gebaseerd op de Erfgoedverordening en op recent bureau-onderzoek (zie hieronder).
In december 2012 is door de gemeenteraad van de gemeente Ten Boer de Erfgoedverordening 2012 Gemeente Ten Boer vastgesteld om aan de boven vermelde Malta-verplichting te voldoen, tot er een nieuw 'Malta-proof' bestemmingsplan wordt vastgesteld. In die verordening is een verbod opgenomen om zonder vergunning in een archeologisch verwachtingsgebied de bodem dieper dan 30 cm onder de oppervlakte te verstoren. Het verbod geldt niet als het een verstoring is in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. Ook geldt het verbod niet als de verstoring plaatsvindt in een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde, waarbij het te verstoren oppervlak minder is dan 200m² en de verstoring niet dieper dan 45 cm onder de oppervlakte is. Tot slot geldt het verbod niet als de verstoring plaatsvindt in een gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde als het te verstoren oppervlak minder is dan 50 m² en niet dieper dan 30 cm ten opzichte van het maaiveld is. Of een gebied een lage, middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde kent is de zien op de bij de verordening horende Erfgoedverordeningskaart.
Voor het bepalen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1'en 'Waarde - Archeologie 2' is de Erfgoedverordeningskaart als uitgangspunt genomen. Voorafgaand aan het opstellen van dit bestemmingsplan is deze kaart geactualiseerd en omgezet naar een bestemmingsplankaart. Daarbij is een aantal bewerkingen gedaan:

  • 1. Alle archeologische punten, lijnen en vlakken van de Erfgoedverordeningskaart zijn omgezet naar een eenduidig bestand met bestemmingsvlakken. Alle vlakken sluiten nu naadloos op elkaar aan en hebben geen overlap. Aan elk vlak hangt één planregel.
  • 2. Op de Erfgoedverordeningskaart waren diverse kleine vondstmeldingen (losse scherven in het veld) tot vindplaatsen bestempeld, waarmee zij in de hoge beschermingscategorie vielen. Alle vondstmeldingen zijn kritisch tegen het licht gehouden en het aantal vindplaatsen is daarmee teruggebracht.
  • 3. De Erfgoedverordeningskaart was samengesteld uit data die voor het laatst waren bijgewerkt in 2006 of 2007. Sindsdien zijn er archeologische onderzoeken verricht, waardoor er meer kennis is ontstaan over het gebied. In de nationale database Archis2 zijn alle (bureau- en boor)onderzoeken van na 2007 opgenomen. De resultaten van deze onderzoeken zijn gebruikt om de kaart aan te passen. Daarmee is de kaart actueel tot 1 januari 2014.
  • 4. Ook kon het zijn dat er aanleiding bestond bepaalde terreinen af te waarderen, of zelfs vrij te stellen van archeologisch onderzoek, omdat daar na 2007 al archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Op basis van deze gegevens zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 2' zo nauwkeurig mogelijk aangepast.
  • 5. Het Actueel Hoogtebestand Nederland 2 (AHN2) is bestudeerd, omdat dit bestand beter is dan zijn voorganger AHN1, waarop de Erfgoedverordeningskaart gebaseerd was. Het AHN2 heeft inzicht gegeven in nieuwe verstoringen en nog niet eerder gekarteerde fenomenen, zoals wierden en restgeulen. Op basis van deze nieuwe gegevens zijn de begrenzingen van de dubbelbestemmingen aangepast. De fenomenen die op de AHN2 naar voren kwamen zijn op de bestemmingsplankaart opgenomen als 'Waarde-Archeologie 2'. Zij dragen namelijk een hogere verwachtingswaarde dan het omliggende land en hebben een hogere kans op vondsten en sporen uit het verleden.
  • 6. Tot slot zijn de kadastrale perceelgrenzen bestudeerd om de begrenzing van terreinen beter te kunnen definiëren. Als de archeologische waardering op basis van bureauonderzoek op circa 75-80% van een perceel ligt is dat perceel geheel voorzien van de betreffende waardering. Als dat minder is dan is het betreffende perceel afgewaardeerd en heeft het perceel dus niet langer de betreffende archeologische waardering.

Het grondgebied van Ten Boer kent verschillende archeologische terreinen:

  • 1. Gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde: er geldt geen archeologische vergunningenplicht voor het verstoren van de bodem.
  • 2. Gebieden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde: er geldt een vergunningenplicht voor het verstoren van de bodem waarbij het te verstoren oppervlak groter is dan 200m2 en dieper is dan 45 centimeter onder de oppervlakte.
  • 3. Gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde: er geldt een vergunningenplicht voor het verstoren van de bodem waarbij het te verstoren oppervlak groter is dan 50m2 en dieper is dan 30 centimeter onder de oppervlakte.
  • 4. Archeologische rijksmonumenten: er geldt een vergunningplicht voor het verstoren van de bodem op grond van de Erfgoedwet.

Om bovenstaande gebieden te ondervangen in de bestemmingsplanmethodiek bevat de verbeelding de volgende twee dubbelbestemmingen:

Bekende archeologische waarden (dubbelbestemming Waarde-Archeologie-1)
Hieronder vallen de gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Dit beschermingsregime geldt voor bouwwerken groter dan 50m2. Een omgevingsvergunning is vereist voor werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 50m2 en dieper dan 30 centimeter. Mocht er ingegrepen worden in deze gebieden, dan kan – afhankelijk van de toetsing - een archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

Verwachte archeologische waarden (dubbelbestemming Waarde-Archeologie-2)
Deze dubbelbestemming betreft de gebieden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Omdat vindplaatsen (nog) niet precies zijn te duiden, geldt voor deze gebieden een beschermingsregime dat van toepassing is voor bouwwerken groter dan 200m2. Een omgevingsvergunning is nodig voor werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 200m2 en dieper dan 45 centimeter. Afhankelijk van de toetsing zal er wellicht dan een archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

Archeologische rijksmonumenten
Binnen de gemeente Ten Boer komt een aantal archeologische rijksmonumenten voor. Een deel daarvan valt onder het bestemmingsplan Buitengebied. De andere archeologische rijksmonumenten liggen in de dorpen en vallen buiten het plangebied van dit bestemmingsplan.
De archeologische rijksmonumenten zijn niet op de verbeelding van dit bestemmingsplan aangegeven, aangezien deze terreinen onder de bescherming van de Erfgoedwet vallen. Ze zijn wel aangegeven op onderstaande luchtfoto's. Deze informatie komt van de Erfgoedverordeningskaart Gemeente Ten Boer (november 2012). Voor deze archeologische rijksmonumenten geldt een vergunningplicht voor het verstoren van de bodem. De vergunningen worden verleend door het ministerie van OC&W, maar kunnen worden ingediend bij de gemeente, die een loketfunctie heeft. De archeologische rijksmonumenten worden hieronder besproken.

De wierde van Wittewierum is een archeologisch rijksmonument van zeer hoge cultuurhistorische waarde. De wierde is zichtbaar en dateert uit circa het begin van de jaartelling. Op de wierde liggen de resten van een klooster uit de Late Middeleeuwen. Een gedeeltelijke gracht rond het kerkterrein hangt waarschijnlijk samen met de kloosteraanleg. De wierde is incidenteel opgegraven, voor zover bekend liggen de resten verder ongestoord in de bodem.

afbeelding "i_NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01_0017.jpg"

Archeologisch rijksmonument: de wierde in Wittewierum

Ten zuiden van Ten Post is aan de Woldjerweg eveneens sprake van een archeologisch rijksmonument. Het gaat om een zichtbare wierde van een cultuurhistorisch zeer hoge waarde. De wierde komt uit circa het begin van de jaartelling en is gelegen in zandige klei op een kwelderwal in een voormalig kweldergebied. De wierde is aangetast: er zijn geleidelijk van het noordoosten naar zuidwesten aflopende duidelijk waarneembare beschadigingen aanwezig.



afbeelding "i_NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01_0018.jpg"

Archeologisch rijksmonument: wierde Woldjerweg Ten Post

Een derde archeologisch rijksmonument ligt aan de Stadsweg bij Ten Post en heeft als naam Swieringa's Polder II. Het gaat om een wierde die zichtbaar is in het landschap. Het gaat om een opvallende hoogte met door verlaging (afgraving) voornamelijk aan de zuidzijde steile taluds.

afbeelding "i_NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01_0019.jpg"

Archeologisch rijksmonument: wierde Swieringa's Polder aan Stadsweg Ten Post

Een volgend archeologisch rijksmonument is de wierde van Hemert, ten noorden van Ten Post. Het monument vormt een geheel met het ten noorden gelegen archeologisch rijksmonument (wordt hieronder besproken). De wierde is plaatselijk aan de noordzijde en in het centrum afgegraven. Behoudens deze ingraving en de verwijderde bovenlaag is de wierde gaaf.

Het tweede archeologische rijksmonument bij Hemert is een terrein waarin een wierde ligt met als datering Late-IJzertijd. Het monument is zichtbaar in het landschap. Het monument is gesitueerd in een voormalig kweldergebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01_0020.jpg"

Archeologische rijksmonumenten: wierden Hemert

Aan de Stadsweg tussen Ten Post en Winneweer ligt het archeologisch rijksmonument de Tammingaborg. Het betreft een kasteelterrein waarop een borg, stins of versterkt huis heeft gestaan. Het monument heeft een waardevolle landschappelijke ligging op de oeverwal van een meander van de Fivel. Het betreft de borg "Tammingahuizen", ook wel "Tammingaborg", met bijbehorende grachten en singels.

afbeelding "i_NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01_0021.jpg"

Archeologisch rijksmonument: Tammingaborg Stadsweg

Ten slotte ligt er nog een archeologisch rijksmonument aan de Medenweg. Het gaat om het kasteelterrein van de Fraaiemaheerd uit de late Middeleeuwen. Het betreft een terrein met de overblijfselen van een borg met als datering Middeleeuwen. Het monument is zichtbaar in het landschap. Thans is er de boerderij Fraaiemaheerd gevestigd. De ronde gracht is nog aanwezig als terreinkenmerk.


 afbeelding "i_NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01_0022.jpg"

Archeologisch rijksmonument: Fraaiemaheerd Medenweg

4.3 Monumenten en karakteristieke ensembles

Monumenten

In het plangebied bevindt zich een zevental rijksmonumenten. Deze worden beschermd via de Erfgoedwet. Om die reden is in dit bestemmingsplan geen beschermende regeling opgenomen. Het betreft de volgende rijksmonumenten.

  • Langelandster Watermolen, Stadsweg 9, Garmerwolde
  • Kalkovens, Rijksweg 23, Garmerwolde
  • Boerderij, Bovenrijgerweg 19, Thesinge
  • Boerderij, Bovenrijgerweg 10, Thesinge
  • Boerderij, Bovenrijgerweg 12, Thesinge
  • Boerderij, Boersterweg 26, Sint Annen
  • Boerderij, Hemerterweg 2, Lellens (Dinghweer)

afbeelding "i_NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01_0023.jpg"

De kalkovens aan de Rijksweg in Garmerwolde

afbeelding "i_NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01_0024.jpg"

Boerderij Dinghweer aan de Hemerterweg 2 in Lellens (foto: M. Tillema)

Waardevolle panden en/of boerenerven

Naast een aantal rijksmonumenten bevindt zich in het plangebied een aantal karakteristieke ensembles bestaande uit gebouw(en) en/of erf. Het object of complex is aangemerkt als beeldbepalend voor de gemeente Ten Boer op grond van de volgende criteria:

  • cultuurhistorische waarde
  • authenticiteit
  • stedenbouwkundig-landschappelijke/ensemble waarde
  • architectuurhistorische waarde
  • zeldzaamheid.

In de meeste gevallen gaat het hier om oude boerderijen met bijbehorende erven. Deze erven zijn vaak omgracht en herbergen fraaie oude beplanting, soms met originele slingertuinen. Deze plekken vertellen het verhaal van de geschiedenis. Een aantal erven heeft nog kenmerkende historische elementen zoals een omringende grachtenpartij, oude bomen en beplanting en gazons of bleek. Voor de cultuurhistorische waarden van de gemeente Ten Boer zijn deze historische erven van groot belang. Ten Boer heeft geen gemeentelijke monumenten en de gebouwen zijn dus niet beschermd, maar op de tuinen of een deel daarvan is in dit bestemmingsplan de bestemming Tuin gelegd. Hiermee kan worden voorkomen dat er gebouwen in de tuin komen. Veelal zijn ook de grachtenpartijen bestemd als Water. Hiermee wordt voorkomen dat de grachten worden gedempt. In een aantal gevallen is de oudere bebouwing op het erf bovendien voorzien van de aanduiding 'beeldbepalend'. Deze bebouwing wordt in dit plan beschermd in die zin dat de bestaande goot- en bouwhoogten, alsmede de bestaande nokrichting, dakhelling en oppervlakte moeten worden gehandhaafd, met een flexibiliteit van 10% van die maten. Verder is een grotere afwijking van die maten mogelijk in gevallen waar sloop en nieuwbouw onontkoombaar zijn met name vanwege aardbevingsschade. De onderbouwing van de aanduiding 'beeldbepalend' is verwoord in de redengevende omschrijvingen die als bijlage bij deze toelichting zijn opgenomen.

Op de volgende adressen zijn het erf en / of de waardevolle bebouwing van bescherming voorzien. Waar achter het huisnummer (b) is toegevoegd, is bebouwing voorzien van de aanduiding 'beeldbepalend'. De rijksmonumenten in deze lijst hebben uitsluitend een bescherming van het erf gekregen; de bebouwing is nl. al beschermd op grond van de Erfgoedwet.

  • Bedumerweg 3 (b)
  • Boersterweg 18 (b), 20 (b), 32 (b), 55 (b), 57 (b), 59, 61, 65, 67 (b), 69 (b)
  • Borgweg 30 (b), 34aa (b), 36 (b)
  • Bouwerschapweg 31 (b), 33, 60 (b)
  • Bovenrijgerweg 10, 12, 13, 19, 21
  • Damsterdiep NZ bij 6 (b)
  • Eemskanaal-Noordzijde 4
  • Geweideweg 7
  • Hemerterweg 2, 4, 5 (b), 6
  • Huizenga's laan 5 (b)
  • Kollerijweg 19, 21, 86
  • Lageweg 13 (b), 21 (b), 23, 24 (b), 25 (b), 26, 27 (b), 28 (b), 32 (b)
  • Medenweg 5
  • Rijksweg 35 (b)
  • Schultingaweg 3, 4, 5
  • Stadsweg 56 (b)
  • Thesingerweg 4 (b), 6, 9 (b), 10 (b), 11 (b), 13 (b), 15, 17 , 23 (b)
  • Thesingerlaan 2 (b)
  • Washuisterweg 12 (b)
  • Wolddijk 5, 7 (b)
  • Woldjerweg 2 (b).

Op onderstaande foto is een voorbeeld te zien van een historisch erf in Woltersum waarbij de oude slingertuin bewaard is gebleven. Dit is één van weinig overgebleven exemplaren in de gemeente Ten Boer. Zulke erven zijn cultuurhistorisch waardevol omdat ze in harmonie met de gebouwen een tijdsbeeld uit eind negentiende eeuw laten zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01_0025.jpg"

Historisch erf aan de Bouwerschapweg in Woltersum


Karakteristieke structuren
Stadsweg
De Stadsweg kan worden aangemerkt als een waardevolle cultuurhistorische structuur. Ook in de bestemmingsplannen Dorpskern Ten Boer en Kleine Dorpskernen Ten Boer zijn de delen van de Stadsweg die door de dorpen Ten Boer en Ten Post lopen aangewezen als weg met een cultuurhistorische waarde. Het veranderen van het profiel van de weg is in die bestemmingsplannen als strijdig gebruik aangemerkt en kan alleen met een vergunning worden toegestaan. Deze regels zijn ook in dit bestemmingsplan opgenomen. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar de juridische toelichting.

Westerwijtwerdermaar
De Westerwijtwerdermaar is een maar die voor een groot deel in de gemeente Ten Boer loopt. Het is van oorsprong een afwateringssloot vanaf het hoogveengebied tussen Harkstede en Woltersum. De watergang is later doorsneden door het in de 15e eeuw gegraven Damsterdiep. Vanaf het Damsterdiep naar Woltersum gaat de waterloop door onder de naam 'Lustige Maar'. Door veranderingen in de peilen van het landschap veranderde ook de stroomrichting en was men genoodzaakt sluizen aan te brengen. Een voorbeeld hiervan zien we ter hoogte van Dijkshorn in Ten Boer. Hier werd in 1928 een schutsluis gebouwd om de onderlinge peilgebieden beter met elkaar te verbinden. In het verleden had deze maar een prominentere rol voor de scheepvaart. Getuige hiervan is onder meer het pand 'De Leste Stuver', waar de reiziger een laatste verfrissing kon nemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01_0026.jpg"

Een kunstenaarsimpressie van 'De Leste Stuver', schilder onbekend

(bron: Boerderijen gemeente Ten Boer en Overschild 1595-2005 P.W.Pastoor, pag. 428)


Daarnaast is het overgrote deel van de westelijke oever van de Westerwijtwerdermaar onderdeel van de Wolddijk. Dit was een (lage) dijk rondom een groot veengebied tussen Groningen, Bedum, Ten Boer en Woltersum. Deze dijk werd nodig omdat door ontwatering van het veengebied dit deel sterk begon te dalen. Voor een deel loopt aan de westzijde van de maar een recreatief fietspad op de Wolddijk. Dit pad sluit aan op andere fietspaden binnen de gemeente Ten Boer en Loppersum. Het is de wens van de gemeente dit cultuurhistorische en recreatieve karakter van de Westerwijtwerdermaar te behouden.

Monumentale bomen
In het plangebied bevindt zich een aantal monumentale en potentieel monumentale bomen. Deze zijn opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Ten Boer. Zonder vergunning mogen deze bomen niet worden gekapt. Bij een vergunningaanvraag wordt een zorgvuldige belangenafweging gemaakt op basis van de criteria “waardering”, “overlast”, “kwaliteit” en “dringende redenen”, alvorens een besluit wordt genomen.

4.4 Molenbiotopen

In de dorpen Thesinge, Ten Post en Woltersum komen molens voor, respectievelijk korenmolen Germania in Thesinge, de Witte Molen (horecafunctie) in Ten Post en houtzaag-, koren- en pelmolen Fram in Woltersum. In Ten Boer komen twee molens voor: zaag- en korenmolen Bovenrijge en rogge- en pelmolen Widde Meul'n. Ten noorden van Garmerwolde staat de Langelandstermolen aan de Stadsweg 9.

Voor het behoud van deze molens is het essentieel dat deze in staat blijven hun functie uit te voeren. In dit kader is het van belang om in dit bestemmingsplan aandacht te schenken aan de zogenaamde molenbiotoop. De molenbiotoop is een gebied dat zodanig is ingericht dat wind de molen kan bereiken, zodat de molen als maalwerktuig en als monument goed kan functioneren. Wil er sprake zijn van een goede molenbiotoop, dan moet de inrichting van het gebied rondom de molen voldoen aan de volgende eisen:

  • 1. Er moet een goede windtoetreding en windafvoer mogelijk zijn.
  • 2. De molen en zijn omgeving dienen harmonisch op elkaar te zijn afgestemd. Het visueel ruimtelijk aspect is hierbij, naast de cultuurhistorische waarde van de molen, een belangrijk punt.

De omvang en de aard van de vrijwaringszone-molenbiotoop wordt bepaald door het type molen en de omgeving van de molen. De vijf molens in de dorpen zijn stellingmolens en bevinden zich in besloten gebied (dorp). De molen ten noorden van Garmerwolde is een grondzeiler. Rond de molens is op de verbeelding in dat kader een aantal vrijwaringszones-molenbiotoop opgenomen.
Binnen vrijwaringszone-molenbiotoop-1 (een zone met een straal van 100 meter rondom de zes molens) geldt dat het oprichten van nieuwe bebouwing met een grotere hoogte dan de stellinghoogte van de molen niet is toegestaan. De stellinghoogtes zijn:

  • Germania Thesinge 5,40 meter
  • Witte Molen Ten Post 2,90 meter
  • Fram Woltersum 6,82 meter
  • Bovenrijge Ten Boer 5,20 meter
  • Widde Meul'n Ten Boer 5,60 meter

In een zone met een straal van 100 meter rondom de Langelandstermolen geldt dat in zijn geheel geen nieuwe bebouwing is toegestaan. Deze molen is een grondzeiler, geen stellingmolen. Vandaar dat er geen vrijstelling tot een bepaalde hoogte geldt.

Binnen vrijwaringszone-molenbiotoop-2 (een zone met een straal van 500 meter rondom de vijf eerste molens) is het niet toegestaan om hogere bebouwing dan 1/100 van de afstand gemeten tussen het bouwwerk en de voet van de molen vermeerderd met de stellinghoogte verminderd met 1 meter te realiseren.
Tot slot geldt voor bebouwing binnen elke vrijwaringszone-molenbiotoop dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte. Ook kunnen in de vrijwaringszones nadere eisen worden gesteld met betrekking tot de plaats van bebouwing. Er zijn binnenplanse afwijkingsbevoegdheden opgenomen om hogere bebouwing toe te staan, mits aangetoond is dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het functioneren van de molen op het punt van vrije windvang en aan de waarde van de molen als cultuurhistorisch en landschappelijk beeldbepalend element. Daarnaast gelden ook beperkingen en een vergunningenstelsel voor het aanbrengen van opgaande beplanting. Ook hiervan kan eventueel worden afgeweken als is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het functioneren van de molen op het punt van vrije windvang en aan de waarde van de molen als cultuurhistorisch en landschappelijk beeldbepalend element.

4.5 Natuur en ecologie

Natuur
Dit bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan dat geen negatieve effecten heeft op natuurgebieden en soorten flora en fauna.
De natuurwaardenkaart in het Provinciaal Omgevingsplan (POP) geeft aan dat er in het plangebied één gebied is dat valt onder de provinciale Ecologische Hoofd Structuur. Het betreft hier een deel (het andere deel valt binnen de gemeente Loppersum) van het weidevogelgebied Hoeksmeer. Dit gebied is in eigendom van Natuurmonumenten en ligt in de zuidoosthoek van het plangebied langs de Medenweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01_0027.png"

Hoeksmeer, vanaf de Medenweg gezien in zuidoostelijke richting (bron: Google Maps)

In het voorjaar broeden er veel vogels zoals watersnip en zomertaling. Natuurmonumenten verhoogt ‘s winters en in het voorjaar het waterpeil met vaak een meter. Zo ontstaat een plas-drassituatie waar de broedvogels, zoals grutto, kievit en tureluur, van houden. In de winter en in het voorjaar is dit een pleisterplaats voor honderden eenden en ganzen. Soms zijn hier zelfs lepelaars te zien. De hoge grondwaterstand en voldoende bemesting creëren een rijk bodemleven. Natuurmonumenten heeft na een grondruil de gehele Hoeksmeer in beheer. De kansen voor de natuur zijn daardoor nog beter (bron: Natuurmonumenten). In dit bestemmingsplan heeft het Hoeksmeer de bestemming Natuur gekregen.

Ecologie
Er wordt in het gebied geen ontwikkeling van ecologische verbindingszones voorzien. Het plangebied ligt niet in een Vogelrichtlijngebied, terwijl er ook geen Vogelrichtlijngebieden in de omgeving zijn aangewezen. Evenmin is sprake van Habitatrichtlijngebieden. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn) zijn het Zuidlaardermeergebied en het Leekstermeergebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Habitatrichtlijn) is het Drentsche Aa-gebied en het gebied Lieftinghsbroek.

Graslandgebieden
De overige graslanden in het buitengebied zijn in de loop der jaren door de sterk verbeterde teeltmethoden arm aan natuurlijk voorkomende soorten geworden. Alleen in de minder intensief beheerde gebieden als wegbermen, perceelsranden, dijktaluds en op wierden, komen meer natuurlijke soorten voor. Hier zijn soorten zoals kraailook, hemelsleutel, grote bevernel, pastinaak, gele morgenster, goudhaver en echte karwij te vinden. Met name het voorkomen van bevernel wordt landelijk als zeer bijzonder beschouwd. Vroegere dijken als de Wolddijk en de oude Stadsweg langs de gemeentegrens hebben een fraai ontwikkelde berm.
In de graslanden broeden kievit, veldleeuwrik, tureluur en grauwe gros. Verder zijn in de graslanden de vlinders hooibeestje, zwart sprietdikkopje, bruin zandoogje, groot en klein koolwitje en icarus blauwtje te vinden. Ree, konijn en haas zijn graseters die bij voldoende dekking en nestgelegenheid deze gebieden zullen (mee) bewonen. Ook insecteneters als bosspitsmuis, dwergspitsmuis en egel worden in het hele gebied aangetroffen.

Akkerbouwgebieden
Door de sterk verbeterde teeltmethoden zijn akkers zo goed als vrij van natuurlijk voorkomende soorten. Meer natuurlijke soorten zijn nog wel te vinden op perceelsranden, overhoekjes en in bermen. Op de braakliggende percelen kunnen de meer natuurlijke soorten hun gang gaan. Soorten als gewone duivekervel, duist, akkerdistel, schijfkamille, perzikkruiden en varkensgras zijn in de akkerbouwgebieden in de hele gemeente te vinden.
Als broedvogel worden in de akkerbouwgebieden scholekster, gele kwikstaart, veldleeuwerik en fazant aangetroffen. Ganzen, bonte kraai, roek en ekster maken gebruik van de akkers om te rusten of voedsel te zoeken. Roofvogels als uil, buizerd en bruine kiekendief worden regelmatig aangetroffen. Akkerranden en bermen vormen ook het terrein van de vlinders atalanta, kleine vos, distelvlinder en dagpauwoog. Verder benutten allerlei kleine knaagdieren de bermen als leefgebied. Het gaat bijvoorbeeld om soorten als veldmuis, aardmuis, dwergmuis en bosmuis.

Houtopstanden
Het grootste bos in het plangebied is het Ten Boersterbos, waar ook reeën voorkomen. Daarnaast ligt er een boscomplex bij Winneweer. Ook in de gemeente Groningen liggen enkele nieuwe bospercelen langs de gemeentegrens. De overige boselementen zijn aanmerkelijk kleiner. De houtopstanden in de gemeente zijn allemaal aangeplant en deels ook intensief onderhouden. Het gaat om soorten als iep, populier, gewone es, gewone en amerikaanse esdoorn, zwarte els en eenstijlige en tweestijlige meidoorn.
Als erfbeplanting komen vaak kleine fruitboomgaarden voor. Verder zijn witte of rode paardekastanje, zomer- en winterlinde en beuk in de huis- en dorpsbeplanting te vinden. De natuurlijk ontwikkelde houtopstanden worden vaak gekenmerkt door een struiklaag met wilde lijsterbes, grauwe wilg en een ondergroei van fluitekruid, koningsvaren en bramen.
In de erfbeplanting en dorpsbossen komen vogels als grasmus, spotvogel, ringmus, koolmees, vink, winterkoninkje en merel tot broeden. In de wat vrijer liggende bosjes zijn fitis, braamsluiper, roodborst en verschillende mezen te vinden. Met een veel minder grote dichtheid komen in gebieden met enige opgaande begroeiing ook paartjes ransuil en kerkuil voor.
Tot de bos- en struweelvlinders worden citroenvlinder, koevinkje, landkaartje, boomblauwtje en bruin zandoogje gerekend. Dorpsbossen en bosjes zijn bij uitstek het leef- en jachtterrein van de wezel, bunzing, dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger.

Kanalen, meren en sloten
Van het Damsterdiep, de maren en andere wateren zijn voornamelijk de soorten langs de rietoevers bekend. Zo komen zwanebloem, valse vossenzegge, zannichellia, blauw glidkruid, kleine watereppe, pijptorkruid, heen en lidsteng voor. De laatste twee soorten geven aan dat er sprake is van brakke omstandigheden. In het water zelf zijn gele plomp, pijlkruid, kikkerbeet en fonteinkruiden te vinden, die duiden op een redelijke waterkwaliteit. Langs het Eemskanaal komt zeegroene rus als bijzonderheid voor. Met name waar de aanliggende gronden als grasland in gebruik zijn en laag liggen is sprake van grote waarde voor de natuur. Huis- en borggrachten vormen binnen het slotensysteem vaak een aparte waarde, omdat de cultuurdruk hier minder hoog is.
Tot de broedvogels in en langs de waterlopen horen wilde eend, waterhoen, meerkoet, rietgors en rietzanger. Vlinders die van de bloemen langs de waterkant profiteren zijn landkaartje, dagpauwoog, koevinkje, citroenvlinder en klein geaderd witje.
In de waterlopen zullen ook amfibieën als kleine watersalamander, bruine kikker en groene kikker voorkomen. Deze soorten vragen om de combinatie van schoon water met vloeiend oeververloop in het broedseizoen en ruigte en struweel voor de overwintering. Ook watervleermuis, laatvlieger en dwergvleermuis zijn in dit gebied te vinden. Verder komen woelrat, bruine rat en muskusrat in de omgeving van water voor.
In de wateren van het plangebied zijn brasem, kolblei, riviergrondel, baars, karper, graskarper en rietvoorn aangetroffen.

Bescherming
Wat betreft soortenbescherming voorziet de Flora- en Faunawet in bescherming van een groot aantal inheemse dieren- en plantensoorten. Met dit bestemmingsplan is geen sprake van schadelijke handelingen voor de betreffende soorten of het mogelijk maken van ontwikkelingen die schadelijk zijn voor deze soorten.

4.6 Water

4.6.1 Waterhuishouding

Een groot deel van het plangebied is gelegen beneden de zeespiegel. Het plangebied loopt in noordoostelijke richting geleidelijk op van -1,2 m NAP tot -2,65 m NAP. Binnen het bestemmingsplangebied bevinden zich twee laag gelegen polders: de Fledderbosscherpolder en de Boltjerpolder. Het maaiveldniveau van deze polders varieert van -2 m NAP tot -1 m NAP. In het noordoostelijke deel van het plangebied varieert de maaiveldhoogte tussen 0 m NAP en +1 m NAP. De waterhuishouding in het gebied wordt sterk bepaald door de hoogteligging en het reliëf.

4.6.2 Bodemopbouw

De ondergrond is globaal opgebouwd uit een aantal watervoerende en slecht doorlatende lagen. In het plangebied bestaan de oppervlakkige lagen hoofdzakelijk uit zavel en klei. Plaatselijk komen hierin op minder dan 60 cm diepte zeer slecht doorlatende lagen voor.
Onder deze oppervlakkige bodemlagen ligt een kleilaag die naar het noorden toe dikker wordt. Deze kleilaag is vrij slecht doorlatend voor water, zodat er nauwelijks sprake is van een ondiep watervoerend pakket.
Het kleipakket ligt vrijwel direct op een potkleilaag, die zeer slecht doorlatend is voor water. Onder de potklei ligt het diepe watervoerende pakket. Het diepe grondwater in het plangebied is zout en stroomt voornamelijk in zuidelijke richting.

4.6.3 Grondwaterpeil

Op grond van de nota Normdoelstellingen Water stellen waterschappen op gebiedsniveau het gewenste grondwaterregime vast en realiseren dit vervolgens. Het huidige grondgebruik is daarbij richtinggevend. In de landbouwgebieden zal het grondwaterregime derhalve op het doel landbouw afgestemd blijven.

4.6.4 Oppervlaktewater

Afvoerrichtingen
In het gebied ten zuidoosten van de Stadsweg vindt de afwatering plaats op het Damsterdiep. In het grootste deel van het gebied is polderbemaling aanwezig; alleen de omgeving van Ten Post watert rechtstreeks af op het Damsterdiep. Het Damsterdiep watert af naar Delfzijl. Wateraanvoer vindt plaats vanuit het Van Starkenborghkanaal naar het Damsterdiep.
Het gebied ten noordwesten van de Stadsweg wordt bemalen en watert deels af via de Westerwijtwerdermaar (gebied gelegen ten noordoosten van de Westerwijtwerdermaar) naar het Boterdiep en voor het overige deel rechtstreeks naar het Boterdiep. De afwatering van het Boterdiep vindt deels plaats via het Winsumerdiep en deels via het Van Starkenborghkanaal en vandaar naar het Reitdiep. Het Reitdiep watert af naar het Lauwersmeer. Vanuit het Boterdiep en de Westerwijtwerdermaar kan dit gebied ook van water worden voorzien.

Kwaliteit
In het kader van de Kader Richtlijn Water (KRW) is de waterkwaliteit en de gewenste waterkwaliteit van de waterlichamen binnen de beheergebieden van de waterschappen bepaald. Binnen de gemeente Ten Boer zijn 3 grote waterlichamen (zie afbeelding hieronder) aanwezig. Te weten:

  • NL34B111, Maren-DG Rietdiep
  • NL34B100, Damsterdiep-Nieuwediep
  • NL34B110, Maren-DG Fivelingo.

afbeelding "i_NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01_0028.jpg"

Ligging van de KaderRichtlijn Water-waterlichamen

Op hoofdlijnen kan men stellen dat de waterkwaliteit van alle drie waterlichamen in 2015 “goed” kan voldoen aan de gewenste kwaliteit ten aanzien van stikstof, chloride, temperatuur, doorzicht, zuurgraad en zuurstofverzadiging. Ten aanzien van macrofauna, overige waterflora, fytoplankton, vis en fosfaat voldoen de wateren in 2015 waarschijnlijk “matig” aan de gewenste waterkwaliteit.
De oppervlaktewaterkwaliteit in het gebied wordt in sterke mate beïnvloed door zoute en fosfaatrijke kwel (grondwater dat aan de oppervlakte komt). De zout- en fosfaatconcentratie in het oppervlaktewater is daarom van nature hoog; het nitraatgehalte van het oppervlaktewater is laag.

4.6.5 Keringen

In het buitengebied van de gemeente Ten Boer bevinden zich diverse regionale waterkeringen. Deze keringen bevinden zich voornamelijk langs de grotere waterwegen zoals het Eemskanaal, het Damsterdiep en de Westerwijtwerdermaar. Ook ligt een regionale kering langs het Geweide bij Thesinge. Deze keringen zijn benoemd in het waterbeheerplan en in onderstaande figuur met groen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01_0029.jpg"

Ligging van de regionale keringen

4.6.6 Beleidsdocumenten

Algemeen
In de Omgevingsvisie provincie Groningen 2016-2020 klinkt het besef door dat meer ruimte moet worden gegeven aan het water. De provincie kiest voor een natuurlijker inrichting van de waterhuishouding. Hiermee wordt bedoeld dat oplossingen voor knelpunten meer in de natuurlijke dan in de technische sfeer worden gezocht. Bij dit alles blijft handhaving van het bestaande veiligheidsniveau vooropstaan.

In de Omgevingsvisie is in de gemeente Ten Boer het Damsterdiep vanaf Ten Post in noordoostelijke richting aangemerkt als karakteristiek. Dit water heeft in dit bestemmingsplan de bestemming Water gekregen en is daarmee beschermd.

Waterhuishouding 21e eeuw
De provincie heeft samen met de waterschappen en andere relevante partijen een strategische visie opgesteld op de waterhuishouding in de 21e eeuw. In deze visie zijn effecten van klimaatverandering, zeespiegelstijging en bodemdaling meegenomen en meegewogen.

Waterbeheerplan Noorderzijlvest 2010-2015
Het plangebied valt binnen het beheersgebied van waterschap Noorderzijlvest.
Het Integraal waterbeheerplan (december 1999) geeft aan hoe het waterschap het strategisch beleid van Rijk en provincie vertaalt in operationeel beleid en beheer van het oppervlaktewater en het freatisch grondwater. Het plan is richtinggevend voor het te voeren beleid en beheer in de periode 2010-2015 en geeft een doorkijk naar de periode tot het jaar 2015.

Een deel van het plangebied binnen het beheergebied is ingedeeld in het “deelgebied Reitdiep”, een ander deel in het “deelgebied Fivelingo”.

Deelgebied Reitdiep
Dit deelgebied maakt deel uit van het stroomgebied van de Rijn en watert af op de Waddenzee. In verband met de bodemdaling is het gebied onderverdeeld in drie (onderlinge afgestemde) compartimenten.
In het voor dit bestemmingsplan relevante deel is uitsluitend de functie “water voor landbouw” relevant. De waterhuishouding wordt hier derhalve afgestemd op het landbouwkundig gebruik.

Deelgebied Fivelingo
Dit deelgebied maakt deel uit van het stroomgebied van de Eems en watert hier op af. Het Damsterdiep is de hoofdader van het gebied. Het merendeel van de gronden ten noorden hiervan heeft een vrije afwatering op het Damsterdiep.
Ook in dit deelgebied overheerst de functie “water voor landbouw”. Daarnaast komen echter twee gebieden voor met de aanduiding “water en natuur”. In deze gebieden is de waterhuishouding afgestemd op de natuurfunctie. Dit geldt voor het Ten Boersterbos en het waterrijke natuurgebied Hoeksmeer (en de voor natuurontwikkeling bestemde gronden ten zuidwesten van dit gebied).

Stroomgebiedsvisie Groningen / Noord- en Oost-Drenthe
Door de Stuurgroep 2000+ (zie het onderdeel Algemeen hierboven) is een visie ontwikkeld voor het waterbeheer tot 2050 met een doorkijk naar 2100. In de visie 'Over leven met water' zijn de verschillende eisen en wensen van de verschillende functies ten aanzien van het watersysteem naast elkaar gezet. Vervolgens zijn doelstellingen geformuleerd. Ruimtelijke consequenties kunnen in het te actualiseren POP worden vertaald.

Het plangebied is in de visie grotendeels aangeduid als “zoekgebied waterberging”. Daarnaast zal in het plangebied worden gezocht naar mogelijkheden om de waterberging te vergroten. Hierbij moet worden gedacht aan het verruimen van watergangen en het inrichten van (nieuwe) waterpartijen/meren.

De Beleidsnotitie Water en Ruimte
Deze beleidsnotitie vormt het beleidskader voor waterbeheer in bebouwd gebied en de advisering daarover richting betrokken partijen. Hiermee wordt bijgedragen aan het positioneren van het waterschap als belangrijke partij in de ruimtelijke ordening en in het waterbeheer in bebouwd gebied.

4.7 Milieu

4.7.1 Bedrijven(terreinen)

Bedrijven kunnen hinder (geur, stof of geluid) of gevaar veroorzaken en daardoor de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Dit moet zoveel mogelijk worden voorkomen, vooral bij woongebieden of gevoelige bestemmingen. Anderzijds is het zaak, dat bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden.

Het plangebied is voornamelijk het landelijk gebied van de gemeente Ten Boer. Bij het beheer van het landelijk gebied wordt gestreefd naar de ontwikkeling van de landbouw, de natuur en het landschap. Dit zijn de basisfuncties in dit plangebied. Naast agrarische bedrijven zijn in het plangebied bedrijven toegestaan die in het landelijk gebied passen. Het heeft de voorkeur dat deze bedrijven vallen onder de categorieën 1 en 2, conform de beschrijving van de VNG in “Bedrijven en milieuzonering”. De regels van dit bestemmingsplan staan geen bedrijven toe die vanwege de aard van de bedrijvigheid een risicocontour hebben die buiten het eigen terrein is gelegen.

Op dit moment zijn er drie bestaande bedrijven of inrichtingen met een hogere categorie in het buitengebied. Het zijn de volgende drie bedrijven:

  • een loonbedrijf in Sint Annen: categorie 3
  • BP Europe SE BP Tankstation in Ten Post: categorie 3
  • Rioolwaterzuiveringsinstallatie/Swiss Combi Technology in Garmerwolde: categorie 5.

Naast deze inrichtingen bevinden zich in het plangebied twee gaslocaties van de NAM, één ten oosten van Ten Post en één aan de Lageweg in Thesinge (gasontvangststation).

De Wet ruimtelijke ordening schrijft de zorg voor een goede ruimtelijke ordening voor. Bedrijfsmatige activiteiten kunnen invloed hebben op de leefomgeving. Het aanhouden van een bepaalde afstand tussen een bedrijfsmatige activiteit en een woonbestemming is een middel om overmatige hinder te voorkomen. De VNG uitgave “Bedrijven en milieuzonering” geeft hiervoor een handreiking. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Wet milieubeheer stellen regels aan de milieugevolgen die ontstaan als gevolg van bedrijfsmatige activiteiten. Het gaat daarbij om regels voor het voorkomen of beperken van bijvoorbeeld geluidhinder, bodemverontreiniging en risicovolle situaties. In artikel 2.1 Wabo is aangegeven dat het verboden is een inrichting op te richten zonder daarbij in het bezit te zijn van een oprichtingsvergunning. Dit verbod is niet van toepassing indien de inrichting in het activiteitenbesluit (Barim) genoemd is als een type A of B inrichting. Indien het een type A of B inrichting is, dan is respectievelijk geen melding nodig of is het doen van alleen een melding verplicht.

4.7.2 Geluid (industrie, spoor en weg)

Geluid is één van de factoren die (grote) invloed kan hebben op de beleving van de leefomgevingskwaliteit. Daarom moet er bij nieuwe ruimtelijke of verkeersontwikkelingen akoestisch onderzoek plaatsvinden om de geluidsituatie in beeld te brengen. Hierbij moet de geluidbelasting op de gevel van (nieuwe) geluidgevoelige bestemmingen (zoals woningen) worden getoetst aan de wettelijke geluidnormen. Hierbij worden drie bronnen van geluidhinder onderscheiden:

  • industrielawaai
  • wegverkeerslawaai
  • spoorweglawaai.

In dit plangebied zijn alleen industrielawaai en wegverkeerslawaai van belang.

Industrielawaai

Aan de rand van de dorpskern Ten Post ligt een gaslocatie. Deze locatie ligt binnen het plangebied. Aan de oostkant van Woltersum ligt ook een gaslocatie. Deze locatie ligt aan de zuidzijde van het Eemskanaal en buiten het plangebied. Beide terreinen zijn gezoneerd in het kader van de Wet geluidhinder. Buiten de geluidzone (die indertijd is vastgesteld bij Koninklijk Besluit) mag de geluidbelasting vanwege de gaslocatie niet hoger zijn dan 50 dB(A). De geluidzones van beide gaslocaties liggen gedeeltelijk in het plangebied. De geluidzones staan weergegeven op de verbeelding. Voor bestaande woningen hebben de geluidzones geen gevolgen.

Wegverkeerslawaai
In en langs het plangebied liggen ontsluitingswegen zoals bijvoorbeeld de Eemshavenweg (N46), de Boersterweg (N933), de Rijksweg (N360), de Woldjerweg en de Lageweg. Deze wegen en de overige 50-kilometerwegen vallen onder de werkingssfeer van de Wet geluidhinder. De geluidbelasting vanwege deze wegen op nabijgelegen woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen kan op een aantal drukke punten hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder. Deze wet heeft geen gevolgen voor bestaande situaties, tenzij hier nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden. In dat geval schrijft de Wet geluidhinder een procedure en werkwijze voor die consequenties kan hebben voor de geluidbelasting die is toegestaan op nieuwe maar ook op bestaande geluidgevoelige bestemmingen. Een maatregel om het wegverkeerslawaai te beperken is het toepassen van stil asfalt. Waar nodig en (technisch) mogelijk kan een wegdek bij groot onderhoud worden vervangen door stil asfalt.

4.7.3 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit geeft het kwaliteitsniveau aan waaraan de buitenlucht moet voldoen om ongewenste effecten van luchtverontreiniging op de gezondheid van mensen te voorkomen. Kortheidshalve wordt hier gesproken van de 'Wet luchtkwaliteit', die op 15 november 2007 in werking is getreden. Formeel gaat het hier echter om de Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). In deze wet zijn luchtkwaliteitsnormen vastgelegd voor onder meer stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De voornaamste bron van luchtverontreiniging in Ten Boer is het wegverkeer.
De bijdrage van het lokale verkeer aan de luchtverontreiniging wordt berekend met behulp van een wettelijk voorgeschreven model. Voor de gemeente Ten Boer is berekend wat de hoogste concentraties zijn van de luchtverontreinigende stoffen en of er luchtkwaliteitsnormen worden overschreden. Hierbij is gekeken naar de jaren 2010 en 2020. De concentraties zijn berekend voor de meest drukke weg in de gemeente Ten Boer, te weten de Rijksweg (N360). Als uit de rekenresultaten blijkt dat de Rijksweg voldoet aan de luchtkwaliteitsnormen, is het aannemelijk dat de overige minder drukke wegen ook voldoen aan de luchtkwaliteitsnormen.
Als input voor de berekeningen zijn verkeerscijfers gebruikt uit het verkeersmodel Regio Groningen - Assen (RGA), versie 1.2. De berekeningen zijn alleen uitgevoerd voor de luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide en fijn stof, omdat alleen de normen voor deze twee stoffen nog op grote schaal worden overschreden. De jaargemiddelde norm voor beide stoffen is 40 ug/m3 .

De berekeningen laten de volgende resultaten zien: in het jaar 2010 ligt de concentratie van stikstofdioxide rond de 21 ug/m3 en de concentratie van fijn stof rond de 16 ug/m3. In het jaar 2020 ligt de concentratie van stikstofdioxide rond de 13 ug/m3 en de concentratie van fijn stof rond de 14 ug/m3.
Uit de resultaten blijkt dat de onderzochte situatie voldoet aan de luchtkwaliteitsnormen. Dit betekent, dat er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen zijn voor het vaststellen van dit plan.

4.7.4 Externe Veiligheid (transport, bedrijven/instellingen en buisleidingen)

Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over overlijdensrisico's die mensen lopen vanwege productie, gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor, vaarwegen en buisleidingen. Gevaarlijke stoffen zijn bijvoorbeeld vuurwerk, lpg, chloor, ammoniak en munitie. De term externe veiligheid wordt gehanteerd omdat het overlijdensrisico van derden centraal staat. Het gaat om mensen die zelf niet deelnemen aan de activiteit die het overlijdensrisico met zich meebrengt.
De minister van Infrastructuur & Milieu (I&M) is verantwoordelijk voor de coördinatie van het externe veiligheidsbeleid voor gevaarlijke stoffen. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) bevat veiligheidsnormen voor bedrijven. Voor het transport van gevaarlijke stoffen via weg, water en spoor heeft het rijk normen vastgesteld in de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. In de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is de nota verder uitgewerkt. De normen hierin hebben nog geen wettelijke status. Deze circulaire zal worden vervangen door het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt, al wel gepubliceerd maar nog niet in werking getreden) en het daaraan gekoppelde landelijke 'Basisnet'. Voor aardgastransportleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
De genoemde kaders verplichten gemeenten om bij het opstellen van ruimtelijke plannen veiligheidsafstanden toe te passen en het externe veiligheidsrisico zo laag mogelijk te houden. Veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en in het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico vormt het basisbeschermingsniveau voor individuele burgers, het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een ramp. Bij negatieve veranderingen van het groepsrisico moet de gemeente een verantwoording van het groepsrisico afleggen.

De externe veiligheidssituatie voor het bestemmingsplan Buitengebied is in beeld gebracht. Uit de inventarisatie blijkt dat er zowel binnen als in de nabijheid van het plangebied risicobronnen aanwezig zijn. Binnen het plangebied zijn de volgende risicobronnen aanwezig:

  • NAM locatie Ten Post,
  • Gas Ontvang Station (GOS) Thesinge,
  • Rioolwaterzuiveringsinstallatie Garmerwolde,
  • Slibverwerkingsbedrijf Swiss combi Garmerwolde
  • Provinciale wegen N360 (Rijksweg), N993, N46, N865,
  • Hoge druk aardgas buisleidingen: N-508-57, A-541, A-601, A-639 en A-640,
  • Condensaatleidingen (NAM): 500510, 500590.

Tevens is er buiten het plangebied een risicobron aanwezig, namelijk het Eemskanaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01_0030.jpg"

risicobronnen

Voor alle risicobronnen wordt voldaan aan de grens- en richtwaarden van het plaatsgebonden risico, evenals voor het plasbrandaandachtsgebied (PAG).

Voor het groepsrisico van de provinciale wegen geldt dat de milieudienst van de gemeente Groningen in 2010 het groepsrisico voor de N360 en N993 berekend en verantwoord heeft. Geconcludeerd is dat het groepsrisico voor beide wegen geheel beneden de oriëntatiewaarde ligt. Tevens is in het kader van het bestemmingsplan 'Kleine Dorpskernen Ten Boer' (2013) geconcludeerd dat, gezien de geringe bevolking rondom de N865 en de N993, op basis van de analyse van de N360 kan worden geconcludeerd dat het groepsrisico voor deze wegen ook onder de oriëntatiewaarde ligt.
Het Steunpunt Externe Veiligheid Groningen heeft het groepsrisico van zowel de hoge druk aardgasleidingen als de condensaatleidingen in beeld gebracht en het volgende geconcludeerd.
Voor het groepsrisico van de hogedruk aardgastransportleidingen in de huidige situatie blijkt dat voor alle leidingen geldt, dat er geen scenario's zijn waarbij 10 of meer slachtoffers vallen.
Hierdoor is de fN-curve leeg en wordt deze daarom niet getoond. Nergens is sprake van een groepsrisico. Gelet op de personendichtheid binnen het invloedsgebied van de aardgascondensaatleidingen, is de verwachting dat er geen sprake is van een groepsrisico.

De regionale brandweer heeft uit beoordeling van de aspecten 'bestrijdbaarheid' en zelfredzaamheid' het volgende geconstateerd.
Uit de beoordeling van het aspect bestrijdbaarheid blijkt, dat het plangebied een lange opkomsttijd kent voor hulpdiensten. Over het algemeen zijn blusvoorzieningen aanwezig. Ten aanzien van de 'witte vlekken' zijn de bluswatervoorzieningen wel een aandachtspunt, ondanks de getroffen maatregelen hiervoor. Langs de wegen zijn niet of nauwelijks bluswatervoorzieningen aanwezig. Het verbeteren van de bluswatervoorzieningen langs de wegen valt echter buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan. De regionale brandweer vindt verbetering van de bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen wenselijk, maar het betreft een bestaande situatie. Het aspect bestrijdbaarheid geeft geen aanleiding tot het treffen van maatregelen.
Uit de beoordeling van het aspect zelfredzaamheid blijkt, dat in het plangebied niet of nauwelijks sprake is van langdurig verblijf van verminderd zelfredzame personen. De aanwezige personen worden als zelfredzaam beschouwd. Het plangebied biedt voldoende ontvluchtingsmogelijkheden. Het plangebied ligt niet of nauwelijks in het sirenebereik van het WAS. Het WAS is ook niet bedoeld voor buitengebieden, maar gericht op dorps-/stadskernen. Daarnaast is NL-Alert geïntroduceerd. Hierdoor is een snelle signalering mogelijk. Ten aanzien van het aspect zelfredzaamheid adviseert de regionale brandweer om de bevolking bij een ramp ook op een andere wijze te alarmeren (radio, NL-Alert, televisie, geluidswagen).

Samenvattend kan worden geconcludeerd dat de externe veiligheidssituatie geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.7.5 Bodem

Met de actualisering van dit bestemmingsplan wordt de bestaande situatie vastgelegd. Er zijn geen ontwikkellocaties benoemd.
De functies in dit gebied betreffen voornamelijk de functies landbouw, natuur, wonen en bedrijven. De bodemkwaliteit voldoet over het algemeen aan de normen die gekoppeld zijn aan het gebruik of de huidige functie. In het plangebied zijn echter wel diverse bronnen van verontreiniging aanwezig en is er mogelijk sprake van een diffuse (lichte) verontreiniging van de bodem.

Bronverontreiniging
Binnen het plangebied bevinden zich diverse locaties die verdacht zijn van een (ernstige) bodemverontreiniging. De verdachtmaking kan het gevolg zijn van bodembedreigende activiteiten in het verleden of een eerder bodemonderzoek.
In het plangebied zijn vijf locaties gesaneerd. Verder zijn drie locaties bekend waar een ernstige bodemverontreiniging is vastgesteld.
In onderstaande tabel zijn de gesaneerde en ernstig verontreinigde locaties weergegeven. Tevens is aangegeven of een sanering is afgerond en of er eventuele gebruiksbeperkingen zijn.

Locatie code   Locatie naam   Beoordeling verontreiniging   Sanering uitgevoerd*   Zorg na sanering  
AA000900007   Rijksweg 19 Garmerwolde   Ernstig; niet urgent   nee   -  
AA000900066   Medenweg Ten Post (NAM)   Ernstig; niet urgent   nee   -  
AA000900271   Lageweg Thesinge (NAM)   Ernstig; niet urgent   nee   -  
AA000900052   Bouwerschapweg 58 Woltersum   Ernstig; niet urgent   ja   -  
AA000900123   Rijksweg Ten Post   Niet ernstig   ja   -  
AA000900343   Boersterweg 61 Sint Annen   Potentieel ernstig   ja   -  
AA000900508   Grasdijkweg 2 Garmerwolde   Potentieel ernstig   ja   -  
AA000900526   Lageweg 20 Garmerwolde   Niet ernstig   ja   -  
* Bij functiewijzigingen zal nagegaan moeten worden of de sanering voldoende uitgevoerd is voor het beoogde gebruik.  

Locaties met een ernstige bodemverontreiniging en uitgevoerde saneringen

Diffuse verontreinigingen
Als gevolg van jarenlange activiteiten is de bodem belast met een diffuse, niet tot een bron te herleiden, bodemverontreiniging. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Ten Boer blijkt dat de bodem ter plaatse van het plangebied diffuse (lichte) bodemverontreiniging voorkomt ten aanzien van lood, zink, PAK-10 en EOX.
Bij het toepassen en hergebruik van grond dient de “Nota Bodembeheer: Beleidsregels voor de toepassing van grond en baggerspecie op landbodem” in acht genomen te worden.

4.7.6 Geur

In het plangebied is een aantal inrichtingen aanwezig die geurrelevant zijn. Dat zijn onder andere de rioolwaterzuiveringsinstallatie, Swiss Combi, het slibdepot en de agrarische bedrijven. Deze inrichtingen zorgen in meer of mindere mate voor een geurbelasting naar de omgeving. De geurnormen waaraan deze inrichtingen moeten voldoen zijn in de vergunningen, welke zijn gebaseerd op de Wet milieubeheer, vastgelegd. De geurzones rond deze bedrijven verschillen per bedrijf. Bij nieuwe ontwikkelingen moet met deze geurzones rekening gehouden worden.

Een bijzonder geval betreft de voormalige kwekerij aan de Grasdijkweg 31a. In het oude bestemmingsplan had dit perceel de bestemming Landelijk Gebied met de nadere aanduiding 'kwekerij'. Tevens lag op het perceel de nadere aanduiding 'geen dienstwoning'. Er mocht op het perceel uitoefening van het agrarisch bedrijf plaatsvinden. Agrarische bebouwing was echter niet toegestaan, omdat op het perceel geen bouwvlak was ingetekend. Uiteraard was een kwekerij toegestaan. Ten behoeve van een kwekerij was bebouwing tot een maximale oppervlakte van 2.500m2 toegestaan. Deze bebouwing mocht een maximale goothoogte van 4 meter en een maximale bouwhoogte van 14 meter hebben. Op het perceel staat nu feitelijk circa 2.400m2 aan bebouwing.
In dit bestemmingsplan is de bestemming van het perceel licht verruimd naar de bestemming Bedrijf met de nadere aanduidingen 'kas' en 'bedrijfswoning uitgesloten'. Dit blijft enerzijds dichtbij het voorgaande bestemmingsplan, maar biedt anderzijds wat meer ruimte om het perceel op efficiënte te kunnen gebruiken. Binnen deze bestemming is uitsluitend bedrijvigheid van categorie 1 en 2 toegestaan. Wat betreft te bouwen vierkante meters is aangesloten bij wat onder het voorgaande bestemmingsplan ook mocht. Op het perceel is dus maximaal 2.500m2 aan gebouwen mogelijk. Er is een ruim bouwvlak ingetekend. De bestaande gebouwen zouden dus kunnen worden gesloopt en worden vervangen door nieuwe gebouwen aan de noordkant van het perceel. Ruimtelijk gezien maakt de locatie van de gebouwen op het perceel niets uit, vandaar het ruime bouwvlak.
De functie kwekerij valt hiermee binnen deze bestemming, maar op het perceel ontstaan ook mogelijkheden om andersoortige bedrijvigheid te beginnen. Een en ander is afgestemd met de Omgevingsdienst Groningen (mei 2014). Deze geurcontouren zijn hieronder aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0009.BP025Buitengebied-vg01_0031.png"

Gecombineerde geurcontouren van de RWZI en Swiss Combi (zwart=RWZI, rood=gecombineerd)

Voor bestaande woningen in het buitengebied en bestaande bedrijven - waaronder de Grasdijkweg 31a valt - wordt een maximale geurbelasting aangehouden van 6 ouE/m3. Zoals te zien op bovenstaand kaartje ligt dit punt binnen de kleinste daarop aangegeven geurcontour van 5 ouE/m3. Wat betreft de RWZI ligt het perceel dus in de zone waar bestaande geurgevoelige objecten zijn toegestaan. Wat betreft Swiss Combi ligt het perceel buiten elke zone.
Vanwege de geurcontour van de RWZI is het planologisch mogelijk maken van een nieuw geurgevoelig object niet mogelijk. De functies wonen (ook bedrijfswonen), kantoren of maatschappelijk zijn dus niet mogelijk op het perceel. In het voorgaande bestemmingsplan was dit niet mogelijk en ook nu zijn deze functies niet mogelijk. Daarmee worden de geurcontouren van Swiss Combi en de RWZI niet aangetast.

Agrarische bedrijven
De geurnormering voor agrarische activiteiten is geregeld in de Wet geurhinder en veehouderij. Tussen geurgevoelige functies (objecten waar personen aanwezig zijn) en boerderijen waar vee wordt gehouden dient een zekere afstand te worden aangehouden. Als sprake is van een uitbreiding van een veehouderij, een (her)vestiging van een veehouderij, of van een vestiging van een geurgevoelige functie in de nabijheid van een veehouderij is toetsing aan de Wet geurhinder en veehouderij noodzakelijk. De wet maakt onderscheid in 3 typen bedrijven.

  • 1. Bedrijven met dieren zonder vastgestelde geuremissie-eenheid (melkvee en paarden). Tussen deze bedrijven en geurgevoelige objecten gelden vaste afstanden van 100 meter (binnen de bebouwde kom) en 50 meter (buiten de bebouwde kom).
  • 2. Bedrijven met dieren met een vastgestelde geuremissie-eenheid (varkens, vleesstieren, pluimvee). Rond deze bedrijven liggen geurcontouren die worden berekend aan de hand van een aantal factoren (aantal dieren, stalsysteem en dergelijke).
  • 3. Pelsdierenbedrijven. Rond deze bedrijven gelden eveneens vaste afstanden die afhankelijk zijn van het aantal dieren en het stalsysteem.

Daarnaast beschermt de wet in lichte mate (voormalige) agrarische bedrijfswoningen tegen geuroverlast uit dierenverblijven. De minimale afstand bedraagt 50 meter.
Voor het bestemmingsplan zijn de volgende elementen uit de wet van belang:

  • 1. het al dan niet maken van onderscheid tussen grondgebonden en niet-grondgebonden bedrijven; dit is in dit plan niet aan de orde omdat intensieve veehouderij niet is toegestaan, behoudens de reeds bestaande;
  • 2. het al dan niet per gebied laten variëren van de geurnormen; de wet biedt de mogelijkheid om gebiedsgericht beleid op te stellen, in de vorm van bijvoorbeeld een zoneringsbeleid van landbouw, en dit in een verordening neer te leggen. De gemeente Ten Boer heeft hiervoor niet gekozen.
  • 3. het omgaan met (voormalige) agrarische bedrijfswoningen. Ook dit kan in een verordening worden geregeld, maar er is hier voor gekozen om dit niet te doen.

De exacte zone rond een agrarisch bedrijf verschilt van bedrijf tot bedrijf; in dit bestemmingsplan kan dan ook geen eenduidige categorisering worden gegeven. De zone van het betreffende agrarische bedrijf is vastgelegd in de milieuvergunning of melding. In het bestemmingsplan zal - bijvoorbeeld in het kader van afwijkingsmogelijkheden van de regels en wijzigingsbepalingen - rekening moeten worden gehouden met de milieuzones.

4.7.7 Plattelandswoningen

Plattelandswoningen zijn (voormalige) agrarische bedrijfswoningen die door derden (burgers) worden bewoond. De Wet plattelandswoningen maakt het mogelijk dat een voormalige agrarische bedrijfswoning bewoond mag worden door iemand die geen functionele relatie heeft met het bijbehorende agrarische bedrijf. Personen die geen functionele relatie (meer) hebben met het agrarisch bedrijf kunnen ook burgers zijn die nog nooit een functionele relatie hebben gehad met het agrarische bedrijf. De wet regelt dat deze woningen niet te hoeven worden beschermd tegen de geuroverlast van het bijbehorende bedrijf. Daartoe zijn bepalingen in de Wet geurhinder en veehouderij en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aangepast.
De verwachting is dat in het plangebied door verkoop van agrarische bedrijfswoningen aan derden behoefte zal bestaan aan de betiteling als plattelandswoning. Daarmee kan worden voorkomen dat ongewenste leegstand van voormalige agrarische bedrijfswoningen ontstaat. In de regels van dit plan zijn afwijkingsbepalingen opgenomen om een woning te kunnen gebruiken als plattelandswoning. Criteria voor het al dan niet toestaan van dit gebruik zijn onder andere dat er geen sprake is van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen voor omliggende (agrarische) bedrijven, dat het bijbehorende agrarisch bedrijf gehandhaafd blijft en niet fors kan worden uitgebreid, en dat voor het agrarisch bedrijf geen nieuwe bedrijfswoning is toegestaan.

4.7.8 Milieueffectrapportage

Om de gevolgen voor het milieu van de mogelijkheden die een bestemmingsplan biedt te kunnen beoordelen, is het soms nodig een milieueffectrapport (MER) samen te stellen. In de besluitvorming over het plan kan op die wijze het milieubelang goed betrokken worden. Hieronder wordt aangetoond dat zo'n rapport voor het bestemmingsplan Buitengebied niet noodzakelijk is.
Een milieueffectrapport is wettelijk vastgelegd in de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage. In het Besluit m.e.r. zijn een zogenaamde C en D-lijst opgenomen met drempelwaarden. Indien toegestane activiteiten de drempelwaarde(n) in de C-lijst overschrijden, dan moet er een m.e.r.-procedure (plan-m.e.r.) voor het bestemmingsplan worden gevolgd. Worden drempelwaarden in de D-lijst overschreden, dan moet er een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden.
Daarnaast moet een antwoord worden gegeven op de vraag of de activiteiten die het plan mogelijk maakt significante effecten hebben op Natura-2000 gebieden, op grond van de Natuurbeschermingswet. Is dat het geval, dan moet een zogenaamde passende beoordeling worden gemaakt.

MER

Er is nagegaan of drempelwaarden in de C- en D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage overschreden worden door in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt activiteiten.

Voor het plangebied relevante activiteiten zijn:

  • De oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie voor het fokken, mesten of houden van pluimvee of varkens

In het plangebied is één intensieve pluimveehouderij aanwezig. De vergunning voor uitbreiding van dit bedrijf is in 2013 verleend onder het oude bestemmingsplan. Het aantal dieren in de uitbreiding is onder de drempelwaarde van de D-lijst gebleven. In dit plan kan dit bedrijf niet verder meer uitbreiden. Er is in het plan verder een algemeen verbod op intensieve veehouderij opgenomen.

  • De oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren

In dit plan wordt aan grondgebonden agrarische bedrijven een agrarisch bouwvlak toegekend van 1 hectare waar stallen kunnen worden gebouwd. Verder biedt het plan de mogelijkheid om - onder voorwaarden - het bouwvlak te vergroten tot maximaal 1,5 hectare. Op 1,5 hectare bouwvlak kunnen, conform de gangbare normering, maximaal 200 melkkoeien worden ondergebracht, dan wel 150 melkkoeien en 110 stuks jongvee. Deze getallen blijven onder de ondergrens van de D-lijst.

In het plangebied bevinden zich 3 bedrijven die deze drempel overschrijden. De vergunningprocedure hiervoor is onder het voorgaande bestemmingsplan gevoerd waarbij zonodig een m.e.r.-beoordeling heeft plaatsgevonden. In het nieuwe plan kunnen deze bedrijven niet meer uitbreiden.

  • De aanleg, wijziging of uitbreiding van een buisleiding voor het transport van aardgas

Alleen bestaande leidingen zijn in dit bestemming opgenomen. Voor de nieuwe gastransportleiding van Groningen naar Noord-Holland die door het plangebied loopt, is in het kader van de Structuurvisie Buisleidingen een separate m.e.r.-procedure doorlopen.
De oprichting, wijziging of uitbreiding van een rioolwaterzuiveringsinstallatie

De RWZI in Garmerwolde is op basis van het voorgaande bestemmingsplan uitgebreid. Een MER was daarbij niet nodig omdat het aantal inwonerequivalenten (18.000) ruim onder de drempel van 50.000 bleef die een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk maakt.

  • De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting bestemd voor het storten van slib en baggerspecie, of het in de diepe ondergrond brengen van niet-gevaarlijke afvalstoffen

Naast de RWZI in Garmerwolde is een tijdelijk baggerspeciedepot aangelegd. Na indroging van de baggerspecie zal deze worden gebruikt voor ophoging van de dijk langs het Eemskanaal. Daarna wordt het depot opgeheven. De vergunningverlening voor dit tijdelijke depot is onder het voorgaande bestemmingsplan tot stand gekomen. De activiteit blijft onder de drempelwaarden voor een m.e.r.-beoordeling. Het depot is niet in dit bestemmingsplan opgenomen omdat het van tijdelijke aard is. Na opheffing kunnen de gronden weer worden gebruikt voor agrarische activiteiten.

Conclusie: in het bestemmingsplan wordt aan geen van de activiteiten, die onderdeel uitmaken van de C- en D-lijst ruimte geboden. Alle gerealiseerde of in uitvoering zijnde projecten worden in het plan meegenomen. Voor deze projecten is in het voortraject, wanneer nodig, een m.e.r.-procedure doorlopen.

Natura 2000
Onderzocht is of het bestemmingsplan significante gevolgen heeft voor Natura 2000-gebieden. Als die niet op voorhand zijn uit te sluiten, moet een passende beoordeling worden gemaakt. Meestal gaat het om de vermestende en verzurende depositie die mede door de stikstofemissies uit de veehouderij wordt bepaald.
De kortste afstanden tussen het plangebied en de dichtstbij gelegen Natura 2000-gebieden zijn:

  • Zuidlaardermeergebied, circa 6,5 km
  • Waddenzee, circa 13 km
  • Leekstermeergebied, circa 13 km.

Deze gebieden worden beschermd vanwege de Vogelrichtlijn, en niet vanwege de kwetsbare habitat. Het beoordelen van stikstofdepositie op deze gebieden is dan ook niet aan de orde. De in het plangebied toegestane activiteiten hebben, gezien de grote afstand tot deze gebieden, geen invloed op de vogelstand. Het dichtstbijgelegen kwetsbare habitatgebied in de provincie Groningen is het Lieftinghsbroek op een afstand van minimaal 39 kilometer. De indirecte vorm van stikstofdepositie op dit gebied is verwaarloosbaar.

Conclusie is dat een passende beoordeling op grond van de Wet Natuurbescherming achterwege kan blijven.

4.8 Kabels, leidingen en straalpaden

In bestemmingsplannen worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben en/of van belang zijn in het kader van beheer, externe veiligheid of gezondheidsrisico's. Het gaat dan altijd om de hoofdtransportstructuur. In elk bestemmingsplangebied bevinden zich uiteraard ook kabels en leidingen voor distributie en huisaansluitingen, maar die worden niet in het plan opgenomen.

In het plangebied bevinden zich de volgende kabels en leidingen die als dubbelbestemming op de verbeelding en in de regels zijn opgenomen.

1. Dwars door het plangebied loopt vanaf de Eemshavenweg en noordoostelijk langs Thesinge naar het Eemskanaal een leidingtracé met daarin ruimte voor 4 leidingen: een condensaatleiding van de NAM (van Grijpskerk naar het Eemskanaal) en de 3 hogedruk aardgasleidingen A-541, A-639 en A-640 van de Gasunie. Dit tracé is onderdeel van de gastransportleiding tussen Groningen en Noord-Holland. Deze verbinding is vitaal voor het Europese aardgastransport vanuit Oost-Europa naar Groot-Brittannië.

2. Tussen het Damsterdiep en het Eemskanaal splitst de A-601 zich van dit tracé af in oostelijke richting langs het Eemskanaal en Woltersum.

3. Een andere condensaatleiding van de NAM loopt in oostwaartse richting vanaf de aardgaswinning- en behandelingslocatie Ten Post.

4. Tussen de oostelijke grens van de gemeente Groningen en het Gas Ontvang Station (GOS) Thesinge loopt een regionale hogedrukgasleiding van de Gasunie, de N-508-57.

In de externe veiligheidsstudie voor dit bestemmingsplan is het effect van bovengenoemde gasleidingen op hun omgeving beschreven. Aangezien het aantal mensen dat binnen het invloedsgebied van deze leidingen verblijft, gering is en door vaststelling van het bestemmingsplan niet wordt verhoogd, is een nadere uitwerking van het veiligheidsrisico niet aan de orde.

5. Enkele rioolpersleidingen van het waterschap Noorderzijlvest.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan Buitengebied zorgt voor een actueel en passend juridisch kader voor beheer en ontwikkeling van het buittengebied van de gemeente Ten Boer. Het is een plan op basis van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarmee kunnen met direct recht omgevingsvergunningen worden verleend. De gekozen bestemmingen en de daarbij behorende regels geven helder aan welke functies op welke plaats zijn toegestaan.

Om de nodige flexibiliteit te waarborgen zijn tevens afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. De wijzigingsbevoegdheden gaan over vergroting van het agrarisch bouwperceel boven de 1 ha en het hergebruiken van leegkomende boerderijen.

Dit bestemmingsplan is gemaakt conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). Daarin zijn de regels landelijk gestandaardiseerd.

De bestemmingsregels zijn opgemaakt in een vaste indeling en bevatten in principe voor elke bestemming achtereenvolgens:

  • een bestemmingsomschrijving
  • bouwregels
  • nadere eisen
  • afwijken van de bouwregels
  • specifieke gebruiksregels
  • afwijken van de gebruiksregels
  • waar nodig een aanlegvergunningenstelsel
  • waar nodig een wijzigingsbevoegdheid.

Het bestemmingsplan is digitaal gemaakt. De digitale verbeelding is variabel in schaal doordat kan worden in- en uitgezoomd, en bezit een meetfunctie. Het digitale plan is raadpleegbaar via het internet (www.tenboer.nl/digitale-balie/digitale-bestemmingsplannen alsook www.ruimtelijke plannen.nl). Daar zijn de digitale bestanden ook te downloaden. De papieren verbeelding bestaat uit 10 kaartbladen met schaal 1:2000. De verbeelding is getekend conform de PRABPK 2012 (Praktijkrichtlijn Analoge Bestemmingsplankaart). De verbeelding geeft in samenhang met de regels de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de gronden in het buitengebied van de gemeente Ten Boer aan.

5.2 Geldende bestemmingsplannen en overige regelingen

In het plangebied gelden momenteel de onderstaande bestemmingsplannen. Deze worden geheel of gedeeltelijk door het voorliggend bestemmingsplan vervangen.

Nr.   Bestemmingsplan   Vastgesteld door de gemeenteraad   Goedgekeurd door gedeputeerde staten  
16   Buitengebied Ten Boer, herziening 2004   20 december 2006   31 juli 2007  
18   Prins V.O.F. te Lellens   26 maart 2008   29 juli 2008  
19   Plan van wijziging Hemerterweg 4 Lellens   3 november 2009   nvt  
20   Woon-werkcombinatie Rijksweg 119a en 119 b en agrarisch perceel   29 september 2010   nvt  
22   Dorpskern Ten Boer (één perceel)   28 maart 2012   nvt  
23   Kleine Dorpskernen Ten Boer (één perceel)   25 september 2013   nvt  
24   Boersterweg 24/24a Sint Annen   25 september 2013   nvt  

5.3 Toelichting op de artikelen

5.3.1 Artikelsgewijze toelichting

Inleidende regels

De artikelen 1 tot en met 3 bevatten achtereenvolgens de in het plan gebruikte begrippen en hun definitie, de wijze waarop moet worden gemeten en de manier van omgaan met uitmetingsverschillen.

Bestemmingsregels

Nadere eisen

In veel van de bestemmingen komt een nadere-eisen-regeling voor. Daarbij kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van de verblijfssituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Binnenplanse afwijkingsbevoegdheden

Het al dan niet gebruikmaken van de opgenomen binnenplanse afwijkingsbevoegdheden is eveneens gekoppeld aan bovengenoemde zes criteria. Hieronder worden deze nader toegelicht.

Onder verblijfssituatie geldt dat ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen rekening gehouden dient te worden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy. Met betrekking tot het straat- en bebouwingsbeeld geldt dat ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen gestreefd dient te worden naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte en een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is. Bij de verkeersveiligheid gaat het om het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie. Onder de sociale veiligheid geldt dat ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is. Bij de milieusituatie is van belang dat rekening wordt gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking. Tot slot geldt bij de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden dat ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen rekening dient te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

Artikel 4 Agrarisch

De bestemming Agrarisch is van toepassing op agrarische gronden. Binnen deze bestemming is sprake van diverse agrarische bedrijven en agrarische bedrijfsgebouwen. In hoofdzaak gaat het dan om grondgebonden agrarische bedrijven. Een intensieve veehouderij aan Eemskanaal-Noordzijde is specifiek aangeduid op de verbeelding, een manege en een minicamping/groepsaccommodatie aan de Lageweg. Bestaande mestbassins en silo's die buiten het agrarisch bouwvlak liggen zijn specifiek aangeduid. Op die locaties is dus geen bebouwing mogelijk anders dan wat er nu staat.

Elk agrarisch bedrijf heeft een bouwvlak gekregen van 1ha. Daarbinnen moet alle agrarische bebouwing worden gebouwd, ook opslag van mest en veevoer. Opslag van mest en veevoer mag eventueel (binnenpanse afwijking) binnen 25 meter vanaf het bouwvlak plaatsvinden. Dit moet onderbouwd worden met de maatwerkmethode.
Er zijn twee mogelijkheden opgenomen om het agrarisch bouwvlak te vergroten boven de 1ha. Voor geringe overschrijding van de bouwgrens tot 100m2 van de oppervlakte van het bouwvlak bestaat een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid. Een grotere toevoeging van bouwvlak is alleen mogelijk door het maken van een wijzigingsplan ex artikel 3.6 Wro. Ook hier moet gewerkt worden met de maatwerkmethode.

Bij elk agrarisch bedrijf is in principe één bedrijfswoning toegestaan. Daar waar geen bedrijfswoning is toegestaan is op de verbeelding een aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' opgenomen. Indien de bedrijfsvoering dat vraagt kan een tweede bedrijfswoning worden toegestaan. De regels bevatten hiervoor criteria. In de bedrijfswoning is het voeren van logies en ontbijt bij recht mogelijk in maximaal twee kamers.

Agrarische nevenactiviteiten zijn eveneens bij recht toegestaan. Deze moeten in de bestaande bedrijfsgebouwen plaatsvinden (behalve een minicamping), het bedrijf moet een agrarisch bedrijf blijven, de nevenactiviteit moet ondergeschikt zijn, de landschappelijke waarden moeten behouden blijven. Ook gelden maximale oppervlaktes voor de agrarische nevenactiviteit. De nevenactiviteit mag geen belemmering opleveren voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven en woningen.

Paardenbakken zijn toegestaan binnen deze bestemming. Verlichting daarvan moet eerst worden beoordeeld op zijn effecten op de omgeving, daarom is deze onder een afwijkingsbepaling gebracht.

Binnen de bestemming Agrarisch komt een stuk van de historische Stadsweg voor, het onverharde stuk tussen Kröddeburen / Ten Post en Winneweer. Dit deel van de Stadsweg is aangeduid en beschermd door een aanlegvergunningstelsel om het profiel te beschermen.

In vrijkomende agrarische bebouwing kan desgewenst een andere functie worden gevestigd, zoals een bedrijf of wonen. Hiervoor bevatten de regels een wijzigingsbevoegdheid. Bij elk van deze functies zijn randvoorwaarden opgenomen die in het wijzigingsplan in acht moeten worden genomen.

Een aantal gebouwen op boererven heeft de aanduiding 'beeldbepalend' gekregen. De verschijningsvorm van deze gebouwen mag vanwege hun waardevolle cultuurhistorische betekenis ook niet worden veranderd, waarbij wel een afwijking van 10% van de bestaande maatvoering mogelijk is. Met een afwijkingsbevoegdheid kan in voorkomende gevallen een grotere afwijking dan deze 10% worden toegestaan, waarbij de grens ligt bij de maten die op het agrarisch bouwperceel van toepassing zijn.

Artikel 5 Bedrijf

De bestemming Bedrijf geldt voor een aantal bedrijven dat voorkomt in het buitengebied van de gemeente Ten Boer. Er is bedrijvigheid van categorie 1 en 2 van de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering toegestaan. Voor een tweetal bedrijven van categorie 5, de rioolwaterzuiveringsinstallatie en het naastgelegen Swiss Combi Technology, zijn aparte aanduidingen opgenomen.

Bij elk bedrijf is in principe één bedrijfswoning toegestaan. Daar waar geen bedrijfswoning is toegestaan is op de verbeelding een aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' opgenomen. Daarnaast zijn diverse aanduidingen opgenomen om bestaande functies te bestemmen, onder meer een agrarisch loonbedrijf aan de Lageweg en een kwekerij aan de Grasdijkweg.

Vergroting van de bedrijfsvloeroppervlakte is (via een afwijkingsprocedure) mogelijk met maximaal 20%.

Nieuwe bedrijfsvestiging is mogelijk in vrijgekomen aan de oorspronkelijke functie onttrokken gebouwen; ook hier geldt de uitbreidingsmogelijkheid van maximaal 20%. Via een wijzigingsplan kan voormalige agrarische bebouwing omgezet worden naar de bedrijfsfunctie (zie bestemming Agrarisch).

Paardenbakken zijn toegestaan binnen deze bestemming. Verlichting daarvan moet eerst worden beoordeeld op zijn effecten op de omgeving, daarom is deze onder een afwijkingsbepaling gebracht.

Bij enkele bedrijven is op waardevolle gebouwen de aanduiding 'beeldbepalend' gelegd. Zie voor uitleg hierover de beschrijving onder Agrarisch.

Artikel 6 Bedrijf - Aardgasexploitatie

Deze bestemming is gelegd op een drietal locaties waar winning, behandeling, ontvangst en transport van aardgas plaats vindt en / of afsluitervoorzieningen ten behoeve van aardgastransportleidingen aanwezig zijn. Op de locatie Thesinge is een veiligheidszone aangegeven in verband met externe veiligheid. Rondom het bedrijf in Ten Post is een geluidcontour gelegd, waarbinnen geen nieuwe geluidsgevoelige objecten zijn toegestaan. Afwijken van deze regel is mogelijk mits voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde Wet geluidhinder.

Artikel 7 Bos

De bestemming Bos geldt voor het Ten Boersterbos bij Ten Boer en voor het bosje bij Winneweer. Beide bossen zijn ontstaan in de jaren zeventig en hebben met name waarde als wandel/fietsgebied. Er is een aanlegvergunningstelsel opgenomen om het bos te beschermen tegen ongewenste ingrepen.

Artikel 8 Groen

De bestemming Groen geldt voor de groenstructuur rondom de rioolwaterzuiveringsinstallatie (het 'inpakken' van de RWZI, zie ook paragraaf 3.2.6) en voor een relict van de oude Bovenrijgerweg, op de plek waar de Stadsweg de Bovenrijgerweg kruist.

Artikel 9 Maatschappelijk

De bestemming Maatschappelijk is van toepassing op de Langelandstermolen tussen Garmerwolde en Thesinge en op de begraafplaats van Sint Annen. De bestaande functies en bebouwing zijn bestemd. Met een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid kan enige bebouwing worden toegevoegd, mocht daar in de toekomst behoefte aan bestaan (bijvoorbeeld uitbreiding opslag begraafplaats).

Artikel 10 Natuur

De besteming Natuur geldt voor het Ecologische Hoofdstructuurgebied Hoeksmeer in het zuidoosten van de gemeente Ten Boer en voor het voormalige borgterrein aan het onverharde deel van de Stadsweg, tussen Ten Post en Winneweer. Ook een strook grond op de grens met de gemeente Groningen heeft deze bestemming gekregen, daarmee aansluitend op de aanliggende bestemming in die gemeente.

Artikel 11 Recreatie

De bestemming Recreatie is van toepassing op camping De Banjer, ten oosten van het dorp Ten Boer.

Artikel 12 Tuin

De bestemming Tuin geldt voor een aanzienlijk aantal cultuurhistorisch waardevolle tuinen bij boerderijen. Voor een onderbouwing van de selectie van deze tuinen wordt verwezen naar paragraaf 4.3 van de toelichting bij dit bestemmingsplan. Binnen de bestemming Tuin zijn geen gebouwen toegestaan. Op grond van landelijke wetgeving bestaan er binnen deze bestemming soms wel mogelijkheden om vergunningvrij bepaalde bouwwerken neer te zetten.

Artikel 13 Verkeer - 1

De bestemming Verkeer-1 omvat de verkeersstructuur voor autoverkeer in het plangebied. Binnen deze bestemming is het tankstation bij Ten Post specifiek aangeduid.

Artikel 14 Verkeer - 2

De bestemming Verkeer-2 omvat de verkeersstructuur voor langzaam verkeer in het plangebied. De Stadsweg heeft daarbinnen een specifieke aanduiding gekregen om de cultuurhistorisch waarde van deze route aan te geven. Er is een omgevingsvergunning nodig om veranderingen aan het profiel van de Stadsweg aan te brengen. Over de Stadsweg is gemotoriseerd bestemmingsverkeer toegestaan.

Artikel 15 Water

De bestemming Water geldt voor het Eemskanaal (dijk/oever) en het Damsterdiep. Verder is de bestemming Water van toepassing op het Lellenstermaar, het Geweide, de Woltersumer Ae en het Lustige Maar, alsook een aantal watergangen in het plangebied die worden beheerd door Waterschap Noorderzijlvest. Het gebouwtje op het gemaal Damsterdiep Noordzijde bij 6 heeft een beeldbepalende status gekregen. Om de aanleg van een fietspad op de dijk langs het Eemskanaal mogelijk te maken, is de functie voet- en fietspaden eveneens toegestaan. Bruggen voor autoverkeer zijn op de verbeelding specifiek aangeduid.

Artikel 16 Leiding - Gas

De dubbelbestemming Leiding - Gas geldt voor de hogedrukgasleidingen van de Gasunie en de condensaatleidingen van de NAM in het plangebied. De bebouwingsvrije zone bedraagt 4 meter aan weerszijden van het hart van de leiding. Behalve bouwregels voor bouwwerken geen gebouw zijnde zijn er ook regels opgenomen voor voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De regels van deze dubbelbestemming gaan, indien er strijdigheid optreedt met de regels van de andere ter plaatse gelegde bestemmingen, om redenen van veiligheid vóór op de regels van die andere bestemmingen.

Artikel 17 Leiding - Riool

De dubbelbestemming Leiding-Riool geldt voor de rioolpersleidingen van de gemeente en van het waterschap Noorderzijlvest. Zij zijn op de verbeelding opgenomen met een zakelijk rechtstrook van 2 meter ter weerszijden van het hart van de leiding.

Artikel 18 Waarde - Archeologie 1

De dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 is van toepassing op bekende archeologische. Om die reden is een beschermingsregime hier op zijn plaats. Dit beschermingsregime geldt voor bouwwerken groter dan 50m2. Een omgevingsvergunning is vereist voor werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 50m2 en dieper dan 30 centimeter. Van belang is dat delen van het plangebied zijn aangewezen als archeologisch rijksmonument. Deze gebieden zijn niet op de verbeelding van dit bestemmingsplan aangegeven, aangezien deze terreinen onder de bescherming van de Erfgoedwet vallen.

Artikel 19 Waarde - Archeologie 2

Deze dubbelbestemming betreft de gebieden met een middelhoge archeologische. Omdat dergelijke vindplaatsen (nog) niet precies zijn te duiden, geldt voor deze gebieden een beschermingsregime dat van toepassing is voor bouwwerken groter dan 200m2. Een omgevingsvergunning is nodig voor werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 200m2 en dieper dan 45 centimeter.

Artikel 20 Waarde - Landschap

De dubbelbestemming Waarde-Landschap is van toepassing op de wierden in het plangebied. Er geldt een verbod op houtteelt, bosaanleg en boomgaarden. Daarnaast geldt deze dubbelbestemming voor de delen van het plangebied die op een inversierug liggen.

Artikel 21 Waterstaat - Waterkering

De dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering is van toepassing op diverse oevers langs en/of nabij het Damsterdiep die onderdeel uitmaken van de tracés van de regionale waterkeringen. De gronden zijn, naast de andere aangewezen bestemmingen, bestemd voor waterkering. Er kunnen uitsluitend met een binnenplanse afwijking bouwwerken overeenkomstig de regels van de andere bij dit plan aangewezen bestemmingen worden gebouwd, mits geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de waterkering en voorafgaand overleg met de waterbeheerder heeft plaatsgevonden.

Artikel 22 Wonen - 1

De bestemming Wonen - 1 geldt voor de zogenaamde lintbebouwing in het buitengebied. De regels van deze bestemming zijn gericht op behoud en versterking van de ruimtelijke karakteristiek, maar het is niet de intentie het gebied geheel op 'slot' te zetten. Zo worden bij de bestaande woningen uitbreidingsmogelijkheden geboden. Dit in aanvulling op de mogelijkheden van het vergunningsvrije bouwen die de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) biedt. Over het algemeen krijgen woningen bij recht uitbreidingsruimte voor het uitbreiden van het hoofdgebouw of voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken. De totale oppervlakte van hoofdgebouw én bijbehorende bouwwerken mag per woning maximaal 200m2 bedragen. Bestaande woningen of bijbehorende bouwwerken die groter zijn dan 200m2 mogen blijven. Ze mogen echter niet verder worden vergroot of uitgebreid. Door sloop van een bijbehorend bouwwerk of een deel van het hoofdgebouw kan nieuwbouw plaatsvinden. Men blijft recht houden op het oorspronkelijke aantal vierkante meters. Binnen de bestemming is naast regulier wonen sprake van bijzondere vormen van huisvesting, zoals begeleid wonen. Expliciet is aangegeven dat het aantal woningen maximaal het bestaande aantal mag bedragen.

Artikel 23 Wonen - 2

De bestemming Wonen - 2 geldt voor de zogenaamde vrijliggende woonbebouwing in het buitengebied van Ten Boer. De totale oppervlakte van hoofdgebouw én bijbehorende bouwwerken mag per woning maximaal 200m2 bedragen. Bestaande woningen of bijbehorende bouwwerken die groter zijn dan 200m2 mogen blijven. Ze mogen echter niet verder worden vergroot of uitgebreid. Door sloop van een bijbehorend bouwwerk of een deel van het hoofdgebouw kan nieuwbouw plaatsvinden. Men blijft recht houden op het oorspronkelijke aantal vierkante meters. Met een binnenplanse afwijking kan tot maximaal 300m2 worden gebouwd aan hoofd- en/of bijbehorende bouwwerken. Ook binnen deze bestemming zijn naast regulier wonen bijzondere vormen van huisvesting, zoals begeleid wonen, toegestaan. Ook binnen deze bestemming mag het aantal woningen niet toenemen.
Voor vrijgekomen gebouwen die de woonbestemming hebben gekregen is een ruimte-voor-ruimteregeling opgenomen, die inhoudt dat een bestaande woning kan worden vervangen door een nieuwe. Tevens kunnen één of twee nieuwe woningen worden gebouwd mits oude bedrijfsgebouwen worden gesloopt (voor één woning moet dat 750m2 zijn en voor twee woningen 2000m2). In de regels zijn voorwaarden opgenomen waaraan deze nieuwbouw moet voldoen.
Bij enkele woningen is op waardevolle gebouwen de aanduiding 'beeldbepalend pand' gelegd. Zie voor uitleg hierover de beschrijving onder Agrarisch.

Paardenbakken zijn toegestaan binnen deze bestemming. Verlichting daarvan moet eerst worden beoordeeld op zijn effecten op de omgeving, daarom is deze onder een afwijkingsbepaling gebracht.


Algemene regels

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

Dit artikel bevat de anti-dubbeltelregel. De redactie is conform artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening. Deze bepaling is ervoor om te voorkomen dat dezelfde grond meer dan eens betrokken wordt bij de toets van de aanvraag om een omgevingsvergunning en daarmee meer gebouwd kan worden dan is toegestaan.

Artikel 25 Algemene bouwregels

Parkeernormen
In dit artikel is geregeld dat in een omgevingsvergunning voor bouwen of verbouwen in het plangebied moet worden voorzien in voldoende parkeer- en/of laad- en losgelegenheid voor de beoogde functie. Het toetsingskader dat hierbij wordt gehanteerd zijn de CROW-normen (ASVV), in de versie die op het moment van aanvragen van de vergunning geldt. De verwijzing naar deze richtlijnen is toegestaan op grond van artikel 3.1.2 tweede lid onder a. van het Besluit ruimtelijke ordening. In principe dient op eigen terrein in de parkeerbehoefte te worden voorzien. Voor gevallen waarin dit door bijzondere omstandigheden redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd, of wanneer elders aan de parkeerbehoefte kan worden voldaan, kunnen burgemeester en wethouders gebruik maken van de opgenomen afwijkingsmogelijkheid.

Ruimte tussen bouwwerken

De bepalingen omtrent dit onderwerp zijn overgenomen uit de inmiddels uit de Woningwet geschrapte stedenbouwkundige bepalingen van de Bouwverordening.

Artikel 27 Algemene aanduidingsregels

Dit artikel bevat een een viertal algemene aanduidingsregels.

  • De algemene aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt in een deel van het plangebied als gevolg van een gaslocatie aan de oostkant van het dorp Ten Post. In deze geluidzone mogen geen geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd. Ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan bestaande geluidgevoelige gebouwen zijn hiervan uitgezonderd. Met een binnenplanse afwijking kunnen nieuwe geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd, mits de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van deze geluidgevoelige gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar paragraaf 4.7.2.
  • De algemene aanduiding 'plasbrandaandachtsgebied' geldt in zones langs wegen waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Bij realisering van kwetsbare objecten moet rekening worden gehouden met de effecten van een plasbrand en daarom mogen binnen de aanduiding geen kwetsbare objecten worden gebouwd. Met een binnenplanse afwijking kunnen kwetsbare objecten worden gerealiseerd, mits de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar niet wordt overschreden, in de toelichting van het besluit het groepsrisico wordt verantwoord en het bestuur van de veiligheidsregio in de gelegenheid wordt gesteld om advies uit te brengen over de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en over de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar paragraaf 4.7.4.
  • De algemene aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop' geldt rond de in het plangebied voorkomende molens. Voor de molens zijn twee vrijwaringszones van respectievelijk 100 en 500 meter van kracht, de zogeheten molenbiotopen. Ten behoeve van een vrije windvang en het zicht op de molen zijn in deze zones beperkingen gesteld aan de hoogte van bebouwing en hoogopgaande beplanting. Voor een nadere toelichting hierop wordt verwezen naar paragraaf 4.4.
  • De algemene aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' geldt voor een zone van 25 meter rond het Eemskanaal voor de bescherming van het doelmatig en veilig functioneren van de vaarweg. Er mogen op de gronden met de aanduiding uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de vaarweg. Burgemeester en wethouders kunnen hiervan bij een omgevingsvergunning afwijken behoeve van de bouw van bouwwerken overeenkomstig de overige bestemmingsregels, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de vaarweg en voorafgaand overleg met de vaarwegbeheerder heeft plaatsgevonden. In Woltersum staan twee bestaande woningen binnen de vrijwaringszone. De zone is om deze woningen heen gelegd om ze niet weg te bestemmen.

Artikel 28 Algemene afwijkingsbevoegdheid

Dit artikel bevat een afwijkingsbevoegdheid, die op alle bestemmingen in het plangebied van toepassing zijn. Bedoeling van de bepaling is om relatief kleine afwijkingen van het bestemmingsplan toe te staan, zowel qua omvang als qua functie.

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 29

Dit artikel regelt het overgangsrecht. De redactie is conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 30

Dit artikel bevat de zogenaamde slotregel, die bedoeld is voor een eenduidige vastlegging van de naam van het bestemmingsplan.

Wijzigingsbevoegdheid

Dit bestemmingsplan bevat geen algemene procedureregels voor wijzigings- en uitwerkingsplannen. De procedure hiervoor is nu voorgeschreven in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening en heeft rechtstreekse werking. Dit artikel regelt dat deze procedure de weg moet volgen die is voorgeschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent een terinzagelegging van 6 weken, gedurende welke zienswijzen kunnen worden ingediend. Burgemeester en wethouders besluiten vervolgens binnen 8 weken over de vaststelling van het wijzigingsplan.

5.3.2 Toelichting regeling van vrije beroepsactiviteiten en bedrijfsmatige activiteiten in en bij woningen

De begrippen aan huis verbonden beroep en vrij beroep worden vaak, en ook hier, synoniem gebruikt. Het voorliggend bestemmingsplan biedt de mogelijkheid aan huis verbonden beroepen -met behoud van de woonfunctie- uit te oefenen in een woning en de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken.

In het algemeen is het verboden om, indien aan gronden en bouwwerken een woonbestemming of -functie is gegeven, deze te gebruiken op een wijze of tot een doel in strijd met de woonbestemming. Een ander gebruik dan wonen is niet toegestaan. In de jurisprudentie is echter bepaald dat het vestigen van een vrij beroep niet in strijd is met de woonbestemming, tenzij het bestemmingsplan het tegendeel bepaalt en het beroep door de bewoner van het pand wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en de uitoefening van het beroep een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is. Het gaat veelal om een eenpersoonsberoep.

Op grond van de definitie van aan huis verbonden beroepen in dit bestemmingsplan zijn de betreffende activiteiten (onder voorwaarden, zie hierna) in overeenstemming met de functie wonen. Voor dergelijke activiteiten in een woning en/ of de daarbij behorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken is geen afwijking bij een omgevingsvergunning nodig.

Of een bepaald gebruik in overeenstemming is met de functie woondoeleinden wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

a. de aard van het gebruik

b. de omvang van het gebruik

c. de intensiteit van het gebruik

Ad a.

Bij de 'aard' van het gebruik kan men denken aan een beroep welke naar zijn aard (ernstige) hinder voor zijn omgeving oplevert, of welke naar zijn aard grote verkeersproblemen zal opleveren. Het gebruik mag immers geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer. Het mag evenmin een onevenredige parkeerdruk veroorzaken.

Ad b.

Bij de 'omvang' van het gebruik is relevant of het gebruik meerdere ruimten of gebouwen in beslag neemt, welk gedeelte van het gebouw door het gebruik in beslag wordt genomen, hoeveel vierkante meter het gebruik in beslag neemt.

Ad c.

Bij de 'intensiteit' van het gebruik kan worden gedacht aan frequent of incidenteel gebruik.

Als nu blijkt dat het gebruik aldus een uitstraling heeft welke niet te rijmen valt met de gelegde woonbestemming, dan is het gebruik strijdig met de woonbestemming (zie ARRvS, AB 1993/163).

Onder een 'vrije beroepsbeoefenaar' wordt verstaan: 'iemand die wordt gevraagd om zijn individuele, persoonlijke kwaliteiten, die in het algemeen op artistiek of academisch/HBO-niveau liggen'. In de praktijk is het onderscheid moeilijk aan te geven. Bij vrije beroepen valt te denken aan: advocaat, accountant-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundig architect, dierenarts, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar,logopedist, makelaar, medisch specialist, notaris, oefentherapeut, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tandarts-specialist, (al dan niet beëdigd) tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige.

Aan huis verbonden beroepen in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk

Voor het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep is het nodig om bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan. Hiertoe is een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen in lid 22.6 onder b en in lid 23.7 onder b.

Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Overige activiteiten, die niet vallen onder de aan huis verbonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen zijn, worden aangemerkt als beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten, die niet rechtstreeks passen binnen de woonbestemming. Zij zijn daarom niet bij recht toegestaan in dit plan. Wel is het mogelijk voor deze activiteiten bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bestemmingsplan (zie lid 22.6 onder c en lid 23.7 onder c, voor zover voorkomend op de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten wonen - werken (bijlage 2).

Hoofdstuk 6 Participatie, inspraak en overleg

6.1 Participatie

Vanaf januari 2014 is er een aantal malen overleg gevoerd met LTO (Land- en Tuinbouw Organisatie) over de inhoud van het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied, maar zeker ook over de aanpak bij het maken van dit bestemmingsplan. Op basis van advies van LTO en conform de wens van de verantwoordelijk wethouder is gekozen voor zeer laagdrempelig, persoonlijk en breed overleg met de agrariërs in de gemeente Ten Boer.

Nadat alle agrarische percelen waren geïnventariseerd (90 stuks) zijn de agrariërs half mei 2014 per brief geïnformeerd over het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied. In deze brief is veel informatie gegeven op een zo laagdrempelig mogelijke manier. Bij elke brief zat een recente luchtfoto van het betreffende bedrijf en een voorstel hoe het bedrijf in het nieuwe bestemmingsplan zal worden ingetekend. De agrariers konden per e-mail of telefoon een afspraak maken als zij wilden praten over het ingetekende bouwvlak. Er is in mei/juni met 45 van de 90 boeren contact geweest, in bijna alle gevallen in de vorm van een afspraak. De afspraken zijn gehouden in het gemeentehuis van Ten Boer. De gesprekken zijn goed verlopen. Na bijna elk gesprek zijn er aanpassingen gedaan aan het bouwvlak. Vaak ging het om ondergeschikte aanpassingen.

Daar waar de indruk bestond dat er niet langer een functionerend agrarisch bedrijf aanwezig was (op basis van luchtfoto's, aanzicht vanaf de straat, inschrijving als maatschap/bedrijf) is in eerste instantie geen brief gestuurd. In totaal ging het hierbij om zeven adressen. In september 2014 is contact gezocht met deze zeven adressen om te vragen wat de eigenaren/bewoners zelf willen met het perceel. Per adres is bekeken wat handig is. In een aantal gevallen wilden de eigenaren/bewoners de agrarische bestemming houden. Uiteraard is deze wens dan gehonoreerd. In één geval zijn aanvullende aanduidingen opgenomen op de plankaart om bestaande nevenactiviteiten positief te bestemmen (minicamping met groepsaccommodatie). Ook is in een aantal gevallen de bestemming gewijzigd naar de bestemming Wonen. De eigenaar/bewoner is dan altijd zorgvuldig uitgelegd wat voor planologische gevolgen zo'n bestemmingswijziging heeft op het gebied van bouwrecht, gebruiksmogelijkheden, effecten voor omliggende bedrijven. Op één locatie is de bestemming gewijzigd naar de bestemming Bedrijf, op basis van een eerder doorlopen functiewijzigingsprocedure.

Bij agrarische percelen waar sprake is van een lopend vergunningtraject is steeds duidelijk aangegeven dat de uitbreiding pas in het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied wordt ingetekend als de vergunning helemaal definitief is. Pas dan is sprake van bestaande rechten. Enkele agrariërs hebben gevraagd of zij, vooruitlopend op het nieuwe bestemmingsplan, alvast een uitbreiding van het bouwblok kunnen krijgen zonder dat zij daarvoor concrete bouwplannen hebben. Vaak is de achterliggende reden een financiële. De laatste jaren zijn goed geweest en men heeft dus wat geld op de plank liggen.

Steeds is aangegeven dat er dan eerst een losse, aparte vergunning aangevraagd moet worden. Deze vergunning moet vervolgens helemaal onherroepelijk zijn voordat hij in het nieuwe bestemmingsplan kan worden opgenomen.

Tijdens het maken van het voorontwerpbestemmingsplan is daarnaast overleg gevoerd met de provincie Groningen over de geldende provinciale regels en de inpassing daarvan in het bestemmingsplan. Ook is aangegeven waar de gemeente Ten Boer tegenaan loopt en welke regels zij onnodig beperkend vindt richting haar burgers en agrariërs. Met het waterschap Noorderzijlvest heeft overleg plaatsgevonden over de inpassing van hun eigendommen en de hoofdwatergangen. Ook de functie en bescherming van waterkeringszones zijn aan de orde geweest en hoe deze zones in het bestemmingsplan geborgd moeten worden.

Begin 2014 is contact gezocht met de twee cultuurhistorische verenigingen in de gemeente Ten Boer. Dit is de historische commissie Garmerwolde en de historische vereniging Ten Post en omstreken. Beide hebben informatie geleverd voor het maken van de cultuurhistorische paragraaf (3.1.1 en 4.3).

Ook is overleg gevoerd met Libau. Libau doet de archeologische toetsing voor de gemeente Ten Boer. Ook speelt Libau een rol bij de zogenaamde keukentafelgesprekken die vanuit de provincie Groningen verplicht zijn gesteld voor uitbreiding van agrarische bedrijven boven 2 hectare. Libau is ook betrokken geweest bij een aantal uitbreidingen tussen 1,5 en 2 hectare. Er is gesproken over de rol van Libau, de inpassing van archeologie in dit bestemmingsplan en de functie van keukentafelgesprekken. In dit bestemmingsplan krijgt Libau geen rol. Pas bij uitbreidingen boven 2 hectare komt Libau, via de provincie Groningen, in beeld.

Voorafgaand aan de inspraakperiode zijn de dorpsverenigingen van alle dorpen per brief geïnformeerd over het nieuwe voorontwerp-bestemmingsplan. Ook de beide cultuurhistorische verenigingen zijn in kennis gesteld. Daarnaast is kopij aangeleverd bij diverse dorpskranten met een aankondiging van de inspraak en een verwijzing naar de gemeentelijke website. Alle 90 agrariërs die eerder een brief hebben gehad over het nieuwe bestemmingsplan hebben in deze fase nogmaals een brief gekregen waarin staat dat er ingesproken kon worden op het voorontwerp. Hetzelfde geldt voor alle mensen waarmee eerder afspraken zijn gemaakt en gesprekken zijn gevoerd (anders dan agrariërs).

6.2 Inspraak

Over het voorontwerp-bestemmingsplan is een inspraakprocedure gevoerd op grond van de Inspraakverordening 2003. Bij besluit van 24 februari 2015 hebben burgemeester en wethouders het voorontwerp-bestemmingsplan Buitengebied vrijgegeven voor inspraak en wettelijk overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening. In het kader van deze procedure heeft het voorontwerp-bestemmingsplan van 5 maart 2015 tot en met 15 april 2015 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon schriftelijk op het bestemmingsplan worden gereageerd. Van deze geboden mogelijkheid is door 21 personen/instanties gebruik gemaakt. Voor de precieze inhoud van de inspraakreacties en de gemeentelijke reactie daarop wordt verwezen naar het inspraakverslag dat als losse bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd.

Aanpassingen naar aanleiding van de gehouden inspraak

Naar aanleiding van de inspraakreacties op het voorontwerp-bestemmingsplan zijn de volgende 15 aanpassingen in het bestemmingsplan aangebracht.

  • 1. Thesingerweg 4: bestemming van schuur naast woning verandert van W-2 in A, en krijgt maatvoering van goothoogte 4 meter, nokhoogte 7 meter
  • 2. Bouwerschapweg 60 Woltersum: Waarde- Archeologie 1 wijzigt in Waarde-Archeologie 2
  • 3. Het westelijke dele van de Stadsweg krijgt de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'
  • 4. Lageweg 22: bestemmingsvlak is vergroot, bouwvlak is vergroot maar krijgt kleiner bebouwingspercentage (was 15% maar busievelijk niet aanwezig op de kaart), dit bebouwingspercentage kan bij afwijking met het getal 20 worden vergroot
  • 5. Thesingerlaan 3: bouwvlak is verkleind en krijgt een bebouwingspercentage van 21.
  • 6. Boersterweg 59: bestemming Tuin is verkleind en weiland krijgt de bestemming Agrarisch
  • 7. Bovenrijgerweg 15: aan de zijde van Bovenrijgerweg 19 is de toegestane bouwhoogte teruggebracht tot 3 meter.
  • 8. Bovenrijgerweg 11: bouwvlak is iets verkleind aan de zijde van nr. 9.
  • 9. Bovenrijgerweg 9: dubbelbestemming Waarde–Archeologie 1 is teruggebracht tot situatie zoals opgenomen in de Erfgoedverordening. Het bouwvlak is aangepast zodat locatie voor nieuwe stal binnen het bouwvlak past.
  • 10. Lageweg 25: bouwvlak is aangepast cf. wens inspreker.
  • 11. Thesingerweg 15: bouwvlak is aangepast cf. wens inspreker
  • 12. Washuisterweg 18: bouwvlak is aangepast cf. wens inspreker
  • 13. Geweideweg 7: de dubbelbestemming Archeologie is verkleind tot het oude erf, tot aan de schuur. De bestemming Water is gecorrigeerd.
  • 14. Kollerijweg 19: bouwvlak is aangepast cf. wens inspreker, waardoor mede een deel van de bestemming Tuin de bestemming Agrarisch krijgt.
  • 15. Woldjerweg 2: bouwvlak is aangepast cf. wens inspreker, bestemming Tuin is verkleind om vervanging van de bedrijfswoning in de toekomst mogelijk te maken.

6.3 Overleg

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp-bestemmingsplan toegezonden aan een aantal (overheids)instanties. De volgende instanties hebben gereageerd:

  • provincie Groningen
  • LTO
  • TenneT
  • Waterschap Noorderzijlvest
  • gemeente Bedum
  • Veiligheidsregio Groningen.
  • Gasunie.

De brieven zijn in bijlage 1 samengevat en van een gemeentelijke reactie voorzien.

Aanpassingen naar aanleiding van het gevoerde overleg

Naar aanleiding van de overlegreacties op het voorontwerpbestemmingsplan zijn de volgende aanpassingen in het bestemmingsplan aangebracht.

Waterschap Noorderzijlvest:

De Beleidsnotitie Water en Ruimte' wordt genoemd in paragraaf 4.6.6.

Gasunie:

  • 1. Bij de gasleidingen A-541, A-601, A-639, A-640 is nu overal rondom deze leidingen de dubbelbestemming “Leiding-Gas' gelegd en zijn deze juist begrensd.
  • 2. De regionale gastransportleiding N-508-57 is nu weergegeven op de verbeelding met een breedte van 4 meter ter weerszijden van het hart van de leiding.
  • 3. Het nieuwe tracé van de leiding Beijum-Thesinge (N-508-56) is op de verbeelding opgenomen. Het oude tracé is verwijderd van de verbeelding.
  • 4. De gaslocatie nabij de Bovenrijgerweg met afsluiterlocatie S-717 heeft de enkelbestemming Bedrijf-Aardgasexploitatie gekregen.
  • 5. Gasontvangstation Thesinge: de gehele locatie (dus zowel van de NAM als van de Gasunie) heeft de bestemming Bedrijf-Aardgasexploitatie gekregen. In de bestemmingsomschrijving zijn alle ter plaatse aanwezige functies opgenomen. Rondom het gasontvangstation is een gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-bedrijven' gelegd met een veiligheidsafstand van 15m. In de regels is de 4 meter opgenomen voor beperkt kwetsbare objecten. De aanduiding 'nutsvoorziening' is van de verbeelding verwijderd.
  • 6. In artikel 17 Leiding-Gas zijn wijzigingen aangebracht met betrekking tot evenredigheid, veiligheid en rooien van diepwortelende beplanting en bomen.
  • 7. De regionale aardgastransportleidingen N-508-56 en N-508-57 zijn aan paragraaf 4.7.4 Externe veiligheid toegevoegd in de opsomming van relevante risicobronnen in het plangebied.

TenneT:
De ondergrondse hoogspanningsverbinding onder de Woldjerweg, tussen Ten Post en het Eemskanaal is uit het plan verwijderd omdat dit een middenspanningskabel is en geen hoogspanningskabel.

LTO:

  • 1. De maximum oppervlakte voor detailhandel als agrarische nevenactiviteit kan bij afwijking vergroot worden van 120 naar 200m2.
  • 2. in de regels (artikel 4.2.5 onder g) is toegevoegd dat indien een bestaand mestbassin of silo hoger is dan 2 meter, de bestaande hoogte is toegestaan.

provincie Groningen:

  • 1. De bouw van nieuwe windturbines met een ashoogte van 15 meter of meer is uitgesloten in de regels.
  • 2. in artikel 4.5 specifieke gebruiksregels ten aanzien van intensieve veehouderij is opgenomen dat het gebruik van meer dan één bouwlaag ten behoeve van intensieve veehouderij in gebouwen niet is toegestaan.
  • 3. in artikel 4.4.1 is de afwijkingsbevoegdheid voor vergroting van het agrarisch bouwvlak geschrapt en vervangen door een wijzigingsbevoegdheid in artikel 4.8. Evenwel is tevens een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor geringe overschrijdingen van de bouwgrens tot maximaal 100m2 van het aanwezige bouwvlak.
  • 4. er is opgenomen dat voorzieningen voor de opslag van mest en veevoer binnen het bouwvlak moeten worden gelokaliseerd. Uitzondering hierop zijn bestaande opslag buiten het bouwvlak; deze zijn aangeduid op de verbeelding. Bij afwijking kan opslag buiten het bouwvlak tot een afstand van 25 meter worden toegestaan, conform de bepalingen in artikel 2.26.7 onder 1 van de Omgevingsverordening. Het plan voorziet niet in regels voor mestopslag buiten deze 25 meter.
  • 5. aan artikel 4.5. onder a, van de planregels is toegevoegd dat het gebruik van gronden voor de aanleg van nieuw bos niet is toegestaan.
  • 6. artikel 4.4.1, onder c, van de planregels is de bouw van een sanitairgebouw voor een minicamping buiten het agrarisch bouwvlak mogelijk. Deze bouwmogelijkheid is in strijd met de verordening. Ik verzoek u het plan aan te passen.
  • 7. artikel 4.4.1 onder c is verwijderd, regel valt nu onder regels voor het agrarisch bouwvlak (sanitairgebouw minicamping).
  • 8. In artikel 15.7 (bestemming Wonen - 1) en artikel 16.7 (bestemming Wonen -2) is de wijzigingsbevoegdheid voor het op de verbeelding aangeven van nieuwe bouwvlakken verwijderd.
  • 9. Er zijn in de bestemmingen Wonen en Bedrijf beperkende regels opgenomen voor vrijgekomen en vrijkomende bebouwing.
  • 10. In de wijzigingsbevoegdheid van Agrarisch naar Wonen is de bepaling dat de uitwendige hoofdvorm van een als karakteristiek aangeduid hoofdgebouw (en eventuele karakteristieke bijgebouwen) gehandhaafd blijft, gewijzigd naar alle hoofdgebouwen en bijgebouwen.
  • 11. In artikel 4.8, lid a, onder 7 en artikel 4.8, lid b, onder 8, is de bepaling dat de bestaande bebouwing gehandhaafd mag blijven, geschrapt.
  • 12. Er is een sloopverbod met afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor karakteristieke gebouwen. Daartoe zijn alle karakteristieke panden aangeduid met een aanduiding (k) 'karakteristiek'.
  • 13. in artikel 22.2 Waarde - Landschap is een verbod toegevoegd op het diepploegen, egaliseren en afschuiven van gronden.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid / exploitatie

Onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen heeft in het algemeen betrekking op nieuwe ontwikkelingen waarvoor bestemmingswijzigingen nodig zijn en die door de gemeente worden gerealiseerd. Het bestemmingsplan Buitengebied heeft echter betrekking op een reeds bebouwd deel van de gemeente, waarbij de ontwikkelingen aan het particuliere initiatief worden overgelaten. De door de gemeente te maken kosten bestaan uitsluitend uit plankosten en de kosten van onderzoek, dat nodig is met het oog op de voorbereiding van het plan. Deze uitgaven komen ten laste van de algemene middelen van de gemeente.

Omdat het voorliggende plan een actualisering vormt van geldende planologische regelingen en voornamelijk de bestaande toestand vastlegt, hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld. Voor zover functiewijziging heeft plaatsgevonden, is daarvoor vergunning verleend en strekt het voorliggende plan slechts tot inpassing daarvan. Voor het overige worden de bouwmogelijkheden, die volgens de vigerende regelingen bestaan, in het nieuwe bestemmingsplan niet gewijzigd of uitgebreid. Er doet zich dus geen mogelijkheid voor van kostenverhaal als bedoeld in afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening.