direct naar inhoud van Artikel 6 Bedrijventerrein
Plan: Bestemmingsplan Dorpskern Ten Boer
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0009.BP022DorpskernTenB-vg01

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De op de kaart voor bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met dien verstande dat:

  • deze uitsluitend mag worden uitgeoefend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus';
  • detailhandel in niet-volumineus, branchevreemd assortiment als onzelfstandig onderdeel van een ter plaatse gevestigd volumineus detailhandelsbedrijf is toegestaan, mits de omvang niet meer bedraagt dan 20% van de totale verkoopvloeroppervlakte, tot een maximum van 500 m2 per vestiging;
  • detailhandel in voedings- en genotmiddelen is uitgesloten.
  • f. een zendmast, ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
  • g. een transferium (waaronder een halte- en overstapplaats en gebouwen ten behoeve van informatievoorzieningen, dienstverlening, fietsenstalling en onderhoud en beheer), ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoer';
  • h. één verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg, ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoer';
  • i. wegen, voet- en fietspaden;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. water;
  • m. additionele voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemene bouwregels

Er zijn wat de bebouwing betreft uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde doeleinden.

6.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen nutsgebouwen worden gebouwd tot een maximale oppervlakte van 30 m2 en een maximale hoogte van 4 meter.
  • c. De bouwhoogte mag maximaal de aangegeven bouwhoogte bedragen.
  • d. Daar waar een bebouwingspercentage op de kaart is aangegeven mag het bebouwingspercentage maximaal het aangegeven bebouwingspercentage bedragen.
  • e. Daar waar geen bebouwingspercentage op de kaart is aangegeven mag het bebouwingspercentage maximaal 100% bedragen.
  • f. De afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen.
  • g. Per bedrijf is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan met een oppervlakte van maximaal 150m2 en een goothoogte van maximaal 7 meter, met dien verstande ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoningen zijn toegestaan.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. Aangebouwde bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend aan de achtergevel van de hoofdmassa van de bedrijfswoning worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale bouwhoogte 4 meter bedraagt;
    • 2. de maximale bouwhoogte niet hoger is dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 3. de maximale diepte, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel van de hoofdmassa van de bebouwing, 4 meter bedraagt;
    • 4. de afstand tot de zij- en achtererfgrens, indien deze grenst aan het openbaar toegankelijk gebied, minimaal 1 meter bedraagt.
  • b. Vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op het achtererfgebied worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale bouwhoogte 3 meter bedraagt;
    • 2. de afstand tot de zij- en achtererfgrens, indien deze grenst aan het openbaar toegankelijk gebied, minimaal 1 meter bedraagt.
  • c. Door het hier bedoelde bouwen mag de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het achtererfgebied maximaal 70 m² bedragen, met dien verstande dat het achtererfgebied voor maximaal 50% mag zijn bebouwd.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van erf- of perceelsafscheidingen mag maximaal 3 meter bedragen.
  • b. De bouwhoogte van de zendmast, ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie', mag maximaal 40 meter bedragen.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 6 meter bedragen.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de bereikbaarheid van gebouwen:

Met het oog op mogelijke calamiteiten dient de bereikbaarheid van gebouwen, zowel vanaf de openbare weg als ten opzichte van elkaar op één bouwperceel voldoende gewaarborgd te zijn.

b. het straat- en bebouwingsbeeld:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het instandhouden c.q. tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

c. de verkeersveiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot stand brengen van een verkeersveilige situatie;

d. de sociale veiligheid:

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden voorkomen dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;

e. de milieusituatie:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking;

f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed. Van belang daarbij kunnen zijn bijvoorbeeld de bezonningssituatie, de lichttoetreding, zichtlijnen.

6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.2.2 onder c voor vergroting van de toegestane bouwhoogte met maximaal 4 meter;
  • b. het bepaalde in lid 6.2.2 onder d voor overschrijding van het toegestane bebouwingspercentage met maximaal het getal 10;
  • c. het bepaalde in lid 6.2.2 onder e, voor het bouwen tot op de zijdelingse perceelsgrens;
  • d. het bepaalde in lid 6.2.3 onder a.1 voor het vergroten van de toegestane bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bij bedrijfswoningen, echter uitsluitend ten behoeve van een kap en met dien verstande dat de goothoogte maximaal 4 meter mag bedragen;
  • e. het bepaalde in lid 6.2.3 onder a.3 voor het vergroten van de toegestane diepte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bij bedrijfswoningen, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel van de hoofdmassa van de bebouwing tot maximaal 5 meter;
  • f. het bepaalde in lid 6.2.3 onder a.4 voor het bouwen van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bij bedrijfswoningen, tot op de erfgrens;
  • g. het bepaalde in lid 6.2.3 onder a voor het oprichten van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk bij bedrijfswoningen, aan de zijgevel van de hoofdmassa van de bebouwing, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale goothoogte 4 meter bedraagt;
    • 2. de maximale bouwhoogte niet hoger is dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 3. de maximale breedte, gemeten vanuit (het verlengde van) de zijgevel van de hoofdmassa van de bebouwing, 4 meter bedraagt;
    • 4. een kap is toegestaan;
  • h. het bepaalde in lid 6.2.3 onder b.1 voor het vergroten van de toegestane bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bij bedrijfswoningen, tot maximaal 4,50 meter, echter uitsluitend ten behoeve van een kap;
  • i. het bepaalde in lid 6.2.3 onder b.2 voor het bouwen van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bij bedrijfswoningen, tot op de erfgrens;
  • j. het bepaalde in lid 6.2.3 onder b voor het oprichten van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bij bedrijfswoningen, op het voorerfgebied , met dien verstande dat:
    • 1. het vrijstaand bijbehorend bouwwerk achter (het verlengde van) de voorgevel moet zijn gesitueerd;
    • 2. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 4,50 meter bedraagt, echter uitsluitend ten behoeve van een kap;
    • 4. door het hier bedoelde bouwen mag de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het gehele perceel maximaal 70m2 bedragen waarbij het deel van het voorerfgebied dat is gelegen achter het verlengde van de voorgevel voor maximaal 60% mag zijn bebouwd;
    • 5. voor vrijstaande woningen geldt dat door het hier bedoelde bouwen de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het gehele perceel maximaal 100m2 mag bedragen waarbij het deel van het voorerfgebied dat is gelegen achter het verlengde van de voorgevel voor maximaal 60% mag zijn bebouwd;
  • k. het bepaalde in lid 6.2.3 onder c voor vergroting van de totale oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het achtererfgebied van bedrijfswoningen tot maximaal 70m² waarbij het achtererfgebied voor maximaal 60% mag worden bebouwd;
  • l. het bepaalde in lid 6.2.3 onder c voor vergroting van de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken inclusief bouwwerken, geen gebouw zijnde, op het achtererfgebied van vrijstaande bedrijfswoningen tot maximaal 100m² waarbij het achtererfgebied voor maximaal 60% mag worden bebouwd.
6.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 6.4.1, is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de verblijfssituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Het gestelde in lid 6.3 is hierbij van overeenkomstige toepassing.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met een bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, behorende tot een andere categorie dan die welke volgens lid 6.1 onder a en b zijn toegestaan;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan volgens lid 6.1 onder d en e is toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoer' één verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg mag worden gerealiseerd waar detailhandel in motorbrandstoffen en de uitoefening van een autoverkoopbedrijf is toegestaan;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bewoning anders dan volgens lid 6.1 onder c is toegestaan;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen voor bewoning;
  • e. het gebruik van aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen voor zelfstandige bewoning;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van standplaatsen.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.5 onder a juncto lid 6.1 onder a en b voor de vestiging van bedrijven, die in de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen in een hogere dan de in lid 6.1 onder a en b genoemde categorieën, maar naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de in lid 6.1 onder a en b genoemde categorieën, mits het geen geluidzoneringsplichtige of risicovolle betreft;
  • b. het bepaalde in lid 6.5 onder a juncto lid 6.1 onder a en b voor de vestiging van bedrijven, die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen, maar naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de in lid 6.1 onder a en b genoemde categorieën, mits het geen geluidzoneringsplichtige of risicovolle inrichtingen betreft;
  • c. het bepaalde in lid 6.5 onder b juncto lid 6.1 onder e voor de vestiging van detailhandel in volumineuze goederen op andere dan de daarvoor aangeduide gronden. Onder detailhandel in volumineuze goederen wordt verstaan:

1. detailhandel in auto's, fietsen, motoren, boten en caravans,

2. detailhandel in kampeerartikelen,

3. detailhandel in landbouwwerktuigen,

4. detailhandel in grove bouwmaterialen,

5. bouwmarkten,

6. detailhandel in keukens en sanitair,

7. tuincentra,

8. detailhandel in tuinmeubelen,

9. inrichtingscentra voor kantoorinterieur,

10. grootschalige detailhandel in meubelen en woninginrichting,

met dien verstande dat:

  • detailhandel in niet-volumineus, branchevreemd assortiment als onzelfstandig onderdeel van een ter plaatse gevestigd volumineus detailhandelsbedrijf is toegestaan, mits de omvang niet meer bedraagt dan 20% van de totale verkoopvloeroppervlakte, tot een maximum van 500 m2 per vestiging;
  • detailhandel in voedings- en genotmiddelen is uitgesloten.
6.6.2 Voorwaarden voor afwijking

Afwijken van de regels, als bedoeld in lid 6.6.1 onder a en b, is slechts mogelijk nadat een advies van een onafhankelijke deskundige op het gebied van het milieu is ingewonnen.