direct naar inhoud van Artikel 5 Agrarisch - Dienstverlenend bedrijf
Plan: Bestemmingsplan Bellingwolde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0007.030403-VG01

Artikel 5 Agrarisch - Dienstverlenend bedrijf

 

5. 1.       Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch - Dienstverlenend bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    gebouwen ten behoeve van:

1.    agrarisch dienstverlenende bedrijven al dan niet in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

2.    detailhandel in diervoeders en snijbloemen, ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’;

3.    bedrijfswoningen;

b.    aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfs­woningen;

waarbij, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - landschapstuin’, de instandhouding van de landschappelijke waarden van de landschapstuin wordt nagestreefd;

met de daarbijbehorende:

c.    wegen, straten en paden;

d.    groenvoorzieningen;

e.    parkeervoorzieningen;

f.     nutsvoorzieningen;

g.    water;

h.    tuinen, erven en terreinen;

i.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5. 2.       Bouwregels

5. 2. 1. Voor het bouwen van de in lid 5.1. sub a. genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

a.    de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;

b.    een bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;

c.    het aantal bedrijfswoningen zal per agrarisch dienstverlenend bedrijf ten hoogste één bedragen;

d.    de goot- en bouwhoogte van een gebouw zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ aangegeven hoogte bedragen;

e.    de dakhelling van gebouwen zal ten minste 30° bedragen;

f.     de dakhelling van gebouwen zal ten hoogste 60° bedragen.

5. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

a.    de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 70 m² bedragen;

b.    de goothoogte van een aan- of uitbouw of bijgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen;

c.    de bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen.

5. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;

b.    de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak, zal ten hoogste 10,00 m bedragen;

c.    de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

5. 3.       Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveilig­heid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, na­dere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.

5. 4.       Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

 

a.    het bepaalde in lid 5.2.1. sub a. en toestaan dat de gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

1.    de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gebouwde gedeelte van de gebouwen ten hoogste 20% van de oppervlakte van het binnen het bouwperceel gelegen gedeelte van het bouwvlak be­draagt;

2.    de oppervlakte van de gebouwen ten hoogste 30% van de opper­vlakte van het bouwperceel zal bedragen;

3.    de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeurgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;

b.    het bepaalde in lid 5.2.1. sub d. en toestaan dat de goot- en/of bouwhoogte van een gebouw wordt verhoogd;

c.    het bepaalde in lid 5.2.1. sub e. en toestaan dat de dakhelling van een gebouw wordt verlaagd c.q. dat een gebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak.

5. 5.       Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van de bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;

b.    het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;

c.    het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel, tenzij de gronden ter plaatse zijn aangeduid als ‘detailhandel’.

5. 6.       Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

 

a.    het bepaalde in lid 5.5. sub b. en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van een minicamping, mits:

1.    ten hoogste 15 kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, per bouwperceel, worden geplaatst;

2.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistori­sche waarden van het gebied;

3.    geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woon- of be­drijfssituatie op nabijgelegen percelen;

4.    het kamperen niet binnen de periode van 1 november - 15 maart zal plaatsvinden;

5.    het kamperen direct aansluitend op de erven van de agrarische percelen zal plaatsvinden;

6.    sanitaire voorzieningen zoveel mogelijk zullen worden onderge­bracht in de bestaande (agrarische) bebouwing;

7.    het perceel waarop gekampeerd zal worden op een afstand van ten minste 50 meter van geluidsgevoelige objecten is gelegen;

8.    er een goede landschappelijke inpassing gewaarborgd wordt;

b.    het bepaalde in lid 5.5. sub c. en toestaan dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor productiegebonden detailhandel, mits:

1.    de vestiging plaatsvindt in de bestaande bebouwing

2.    het vormen van detailhandel betreft met een lokaal verzorgingsgebied.

5. 7.       Aanlegvergunning

5. 7. 1. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - land­schapstuin’, is het verboden zonder een schriftelijke vergun­ning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de vol­gende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

a.    het verwijderen van erfbeplanting;

b.    het graven en/of dempen van watergangen en waterpartijen;

c.    het ontgronden, het afgraven, egaliseren en ophogen van gronden en/of het anders­zins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur.

5. 7. 2. Het in lid 5.7.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

a.    het normale onderhoud betreffen;

b.    reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

c.    noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare voorzieningen.

5. 7. 3. De in lid 5.7.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de land­schappelijke waarden van het gebied.