direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Partiële herziening van het Rijksinpassingsplan Dijkverbetering Hagestein - Opheusden
Status: ontwerp
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0000.IMrp14DijkverbHOP-2000

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Dijkverbetering Ruimte voor de Rivier

Delen van de dijk langs de Lek en de Nederrijn tussen Hagestein en Opheusden voldoen niet aan de wettelijke veiligheidseisen. Daarom heeft het Waterschap Rivierenland een plan gemaakt om de zwakke gedeeltes van de dijk te verbeteren. Zodoende blijft het rivierengebied goed beschermd tegen overstromingen. De dijkverbetering is één van de meer dan 30 maatregelen uit het programma Ruimte voor de Rivier van de Rijksoverheid, dat volgt uit de in 2007 genomen Planologische Kern Beslissing (PKB) 'Ruimte voor de Rivier'.

Voor de totale dijkverbetering is het Rijksinpassingsplan 'Dijkverbetering Hagestein - Opheusden' vastgesteld (hierna: 'Rijksinpassingsplan 2013'). De minister heeft het Rijksinpassingsplan “Dijkverbetering Hagestein – Opheusden” op 22 mei 2013 vastgesteld en heeft dat plan op 20 september 2013 gewijzigd, voor zover het een aantal dwarsprofielen betreft. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de beroepen tegen het inpassingsplan van 22 mei 2013 en het wijzigingsbesluit van 20 september 2013 bij uitspraak van 18 december 2013, in zaak nr. 201306053/1/R6 niet-ontvankelijk dan wel ongegrond verklaard.

Het belangrijkste onderdeel van het Rijksinpassingsplan 2013 is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. De begrenzing van deze dubbelbestemming is gelijk aan de kernzone van de toekomstige dijk.

Dijkverbetering Rijnbandijk Opheusden

In Opheusden is voorafgaand aan de vaststelling van het Rijksinpassingsplan 2013 een optimalisatie van de dijkverbetering uitgewerkt. Omdat het op het moment van vaststelling van het Rijksinpassingsplan 2013 nog niet duidelijk was of de ter plaatse van Rijnbandijk 12t/m 20 voor deze optimalisatie benodigde gronden minnelijk konden worden verworven en overeenstemming kon worden bereikt om de aanwezige gebouwen te amoveren, is in dat plan ter plaatse nog niet de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. In plaats daarvan is daarin een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt de gronden in een later stadium alsnog te wijzigen naar 'Waterstaat - Waterkering'.

Partiële herziening Rijksinpassingplan

Nu zijn de voor de dijkverbetering benodigde gronden minnelijk verworven en is er consensus bereikt over de sloop van de bebouwing. De optimalisatie van de dijkverbetering kan dan ook ter hand genomen worden. De wijzigingsbevoegdheid is daarvoor niet toereikend, daarom is een partiële herziening van het RIjksinpassingplan 2013 noodzakelijk. Het aanpassen van de dijk heeft naast een wijziging van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' namelijk ook gevolgen voor de onderliggende (enkel)bestemmingen. Doordat de dijk ca. 7 m noordelijker komt te liggen wijzigt bijvoorbeeld ook de verkeersbestemming ten behoeve van de weg die over de dijk loopt. De wijzigingsbevoegdheid voorziet niet in het wijzigen van de onderliggende bestemmingen en kan daarom niet gebruikt worden om de beoogde ontwikkeling juridisch-planologisch doorgang te laten vinden. Om die reden is voorliggend Rijksinpassingsplan opgesteld, dat voorziet in een nieuwe bestemmingslegging voor zowel de dubbelbestemming als de enkelbestemmingen.

Voor Rijnbandijk 18 en 20 is door burgemeester en wethouders van de gemeente Neder-Betuwe omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van twee woningen, deze woningen zijn inmiddels gebouwd. Voor Rijnbandijk 12 tot en met 16 zijn nieuwbouwplannen in voorbereiding. Beide ontwikkelingen liggen buiten het plangebied van het voorliggende inpassingsplan.

Optimalisatie Dijkverbetering Opheusden

Ter plaatse van de Rijnbandijk 12 t/m 20, nabij de kern Opheusden, is in de huidige situatie een aantal gebouwen aanwezig. In het Rijksinpassingsplan 2013 zijn de dijkverbeteringsmaatregelen afgestemd op de huidige situatie, maar nu de ter plaatse aanwezige bebouwing is verworven en kan worden geamoveerd ontstaat er extra ruimte waardoor de dijkverbetering geoptimaliseerd kan worden. De optimalisatie bestaat uit drie onderdelen: de binnendijkse dijkverbeteringsmaatregel, de verkeerssituatie en de ruimtelijke kwaliteit.

Binnendijkse dijkverbeteringsmaatregel

Het amoveren van de gebouwen biedt de mogelijkheid om in plaats van de binnendijks voorziene damwandconstructie buitendijks een dijkverbeteringsmaatregel in grond (berm) toe te passen. Concreet heeft dit tot ruimtelijk gevolg dat het dijklichaam plaatselijk verbreed wordt. De verbreding die ontstaat door aanleg van een aanberming is nodig om problemen met de stabiliteit van de waterkering en ondermijning door piping tegen te gaan. Door de buitendijkse ingreep is het niet meer nodig binnendijks maatregelen te treffen, waardoor de dicht aan de dijk gelegen bebouwing en erven van het dorp Opheusden grotendeels ontzien worden.

Verkeerssituatie 

De verkeerssituatie van huidige aansluiting van de dorpsstraat op de Rijnbandijk laat te wensen over. Door de kruin van de dijk buitenwaarts te verplaatsen ontstaat ruimte voor een verkeersveiliger inrichting van de aansluiting.

Ruimtelijke kwaliteit

Ook is de extra ruimte positief voor de ruimtelijke kwaliteit, omdat een grotere continuïteit in het doorlopend dijkprofiel mogelijk is. Daarnaast is het mogelijk het karakteristieke beeld van bebouwing en erven aan de dorpszijde in stand te houden.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied bestaat uit de de contour van de wijzigingsbevoegdheid uit het Rijksinpassingsplan 2013 en een smalle strook gronden ten oosten, westen en zuiden daarvan. Zie figuur 1.1 voor de ligging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0000.IMrp14DijkverbHOP-2000_0001.png"

figuur 1.1 ligging plangebied (rode begrenzing)

Het gebied van de wijzigingsbevoegdheid is aangevuld met een aantal gronden zodat de verkeersbestemming in voorliggend plan, gebaseerd op het definitieve ontwerp van de toekomstige Rijnbandijk, naadloos aansluit op de verkeersbestemmingen uit de omliggende plannen 'Kern' en 'Witte Vlekken' (zie ook paragraaf 1.3). Het gaat om een smalle strook gronden ten noorden van de Rijnbandijk, met een breedte tussen de ca. 1,9 en 5,5 m.

Het plangebied ligt ten noorden van de Rijnbandijk en strekt globaal gezien van nummer 47 in het westen tot nummer 43 in het oosten over een lengte van ca. 235 m. Op het diepste punt is het plangebied 14 m diep, gemeten tussen de zuidelijke en de noordelijke plangrens. De zuidelijke begrenzing wordt gevormd door de Rijnbandijk, de noordelijke, oostelijke en westelijke door het ontwerp van de toekomstige dijk en de aangrenzende verkeersbestemmingen. Recent zijn op de percelen Rijnbandijk 18 en 20 twee nieuwe woningen gebouwd. Deze woningen liggen buiten het plangebied en de aanwezigheid ervan heeft geen invloed op de dijkverbetering.

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Ter plaatse van het plangebied gelden een aantal bestemmingsplannen:

  • A. 'Witte Vlekken', vastgesteld op 12 september 2013 (het westelijke en oostelijke gedeelte van het plangebied);
  • B. 'Kern Opheusden', vastgesteld op 25 april 2013 (de 'romp' van het plangebied);
  • C. 'Rijksinpassingsplan Dijkverbetering Hagestein-Opheusden', vastgesteld op 22 mei 2013 (overlapt voornoemde plannen);
  • D. 'Rijksinpassingsplan Dijkverbetering Hagestein-Opheusden', Besluit tot wijziging vastgesteld op 20 september 2013 (wijziging dwarsprofielen).

Daarnaast is er ter plaatse van de percelen Rijnbandijk 18 en 20 een omgevingsvergunning verleend ten behoeve van het afwijken van het geldende bestemmingsplan. Door middel van deze omgevingsvergunning worden de eerder genoemde twee woningen op deze percelen mogelijk gemaakt. Het projectgebied van deze omgevingsvergunning is aangeduid met de blauwe bolletjeslijn in figuur 1.2.

Figuur 1.2 maakt één en ander inzichtelijk. De dikke donkerpaarse lijn betreft de plangrens van onderhavig plan. Te zien is dat deze naadloos aansluit op de omliggende verkeersbestemmingen. De letters 'A', 'B', 'C' en 'D' met respectievelijk de bijhorende blauwe grens, rode grens, paarse grens en bruine grens refereren aan de opsomming hierboven. De genoemde grenzen betreffen de bestemmingsplangrenzen. De plannen 'A' en 'B' sluiten naadloos op elkaar aan en worden deels overlapt door de plannen 'C' en 'D'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0000.IMrp14DijkverbHOP-2000_0002.png"

figuur 1.2 geldende bestemmingsplannen

Binnen het plangebied gelden de volgende (dubbel)bestemmingen en gebiedsaanduidingen:

  • Agrarisch met waarden;
  • Wonen;
  • Groen;
  • Detailhandel;
  • Vrijwaringszone-dijk - 1;
  • wro-zone - wijzigingsgebied (thans 'wetgevingszone - wijzigingsgebied');
  • Waarde - Archeologie

De geldende (onderliggende) bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen komen na vaststelling van dit plan te vervallen, voor zover zij binnen het plangebied liggen.

1.4 Procedure

Planvorm

Voorliggend plan betreft een herziening op het Rijksinpassingsplan 2013. Dit plan vormt het planologisch kader voor de dijkverbetering tussen Hagestein en Opheusden, welke het gevolg is van de in 2007 genomen Planologische Kern Beslissing (PKB) 'Ruimte voor de Rivier'. Destijds is gekozen voor de planvorm 'Rijksinpassingsplan' omdat een groot deel van de geldende bestemmingsplannen van de bij het project betrokken gemeenten niet voorzien in de noodzakelijke maatregelen voor de dijkverbetering. Door het toepassen van een Rijksinpassingsplan wordt met één ruimtelijk plan op een eenduidige wijze voorzien in de benodigde regeling voor de dijkverbetering. Andere redenen om te kiezen voor een rijksinpassingsplan zijn het nationale belang en de ruimtelijke impact van de dijkverbetering.

Zoals in paragraaf 1.1 is aangegeven, is de wijzigingsbevoegdheid uit het Rijksinpassingsplan 2013 niet toereikend voor de ontwikkeling die voorliggend plan beoogd. Om die reden is er gekozen voor een herziening op het rijksinpassingsplan, en heeft voorliggend plan logischerwijs ook deze planvorm.

Rijkscoördinatieregeling

Na overleg tussen de betrokken bestuursorganen heeft de Minister op 26 april 2011 besloten om voor de maatregelen aan de dijken waar het Rijksinpassingsplan 2013 betrekking op heeft, de rijkscoördinatieregeling uit artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) toe te passen. Dit is mogelijk omdat sprake is van een project van nationaal belang. De coördinerende minister is in dit geval de Minister van Infrastructuur en Milieu. Deze Minister stelt het plan als bevoegd gezag ook vast.

Toepassing van de rijkscoördinatieregeling betekent daarnaast dat de benodigde vergunningen toestemmingen voor het uitvoeren van de dijkverbeteringsmaatregelen, zoals een ontheffing van de Flora- en faunawet of omgevingsvergunning voor bouwen of het kappen van bomen, door de Minister zijn gecoördineerd. Dergelijke vergunning zijn in het kader van voorliggende herziening echter niet aan de orde.

MER

Met de partiële herziening van het Rijksinpassingsplan 'Dijkverbetering Hagestein - Opheusden' wordt een wijziging van de primaire waterkering en van de onderliggende bestemmingen mogelijk gemaakt. Uit de bijlage bij het Besluit mer, onderdeel D3.2, blijkt dat voor dit rijksinpassingsplan een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Dit betekent dat ook dat de formele m.e.r.-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen (art. 7.19 Wm).

De m.e.r.-beoordeling is opgenomen in Bijlage 1. Uit de m.e.r.-beoordeling blijkt dat er geen belangrijke nadelige effecten optreden, zodat het doorlopen van een volledige projectmer-procedure niet nodig is. Deze procedure zal de uitkomsten van de mer-beoordeling niet veranderen en heeft geen toegevoegde waarde.

Projectplan

In de Waterwet is bepaald dat de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk gebeurt overeenkomstig een door de beheerder vastgesteld projectplan. Indien echter een inpassingsplan wordt opgesteld, zoals voor de beoogde ontwikkeling, is deze bepaling niet van toepassing.

Voor de totale dijkverbetering zijn drie deeltrajecten beschreven, met elk een eigen dijkverbeteringsplan. De ontwikkeling ter plaatse van Opheusden, die door middel van dit rijksinpassingsplan geregeld wordt, is beschreven in één van die plannen (deeltraject Rijswijk - Opheusden). In de dijkverbeteringsplannen wordt inzicht gegeven in alle aspecten van de uitvoering, waaronder de technische specificaties van de aanpassingen aan de dijken. Voor het betreffende dijkverbeteringsplan wordt verwezen naar de bijlagen van het Rijksinpassingsplan 2013. Voor de optimalisatie van de dijkverbetering is het document "Herziening dijkverbeteringsplan deelsectie 6 van Rijswijk - Opheusden" opgesteld. Deze herziening is opgenomen als bijlage bij de m.e.r.-beoordeling

Crisis- en herstelwet

Zowel de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk als de PKB Ruimte voor de Rivier vallen onder de werkingssfeer van de Crisis- en herstelwet. Daarmee valt dit inpassingsplan onder de werking van deze wet. Dit heeft een aantal gevolgen voor de eventuele beroepsprocedure tegen het plan. Zo kunnen andere overheden in het algemeen geen beroep tegen het inpassingsplan instellen en wordt het beroep versneld behandeld. Degenen die in beroep gaan moeten hun beroepsgronden in één keer aanvoeren. Aanvullen van beroepsgronden na het verstrijken van de beroepstermijn en ter zitting is niet mogelijk. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State doet uiterlijk zes maanden na afloop van de beroepstermijn uitspraak. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan de rechter bij eventuele gebreken in de besluitvorming de bestuurlijke lus toepassen. De bestuursrechter kan het bestuur de gelegenheid geven binnen een bepaalde termijn een gebrek in het besluit te herstellen, bijvoorbeeld het aanvullen van de motivering of van onderzoek.

Hoofdstuk 2 Toelichting op het plan

2.1 Motivering

2.1.1 Aanleiding

Het Kabinet heeft besloten de bescherming tegen overstromingen uiterlijk in 2015 op het wettelijk

vereiste niveau te brengen en de ruimtelijke kwaliteit in het rivierengebied te verbeteren. Hiervoor is de

Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier (hierna PKB) vastgesteld, waarin een samenhangend pakket van maatregelen is vastgelegd. Gezien de verwachting dat de maatgevende rivierafvoeren zullen toenemen, heeft het Kabinet ervoor gekozen de vereiste veiligheid zoveel mogelijk te bereiken door het nemen van maatregelen die voorkomen dat de maatgevende hoogwaterstanden steeds verder stijgen. Dit betekent dat in de PKB het accent is verschoven van dijkverhoging/versterkingen naar rivierverruiming. Dijkverbetering wordt alleen uitgevoerd op trajecten waar andere maatregelen niet geschikt of te kostbaar zijn.

Om aan de doelstellingen uit de PKB te voldoen is gezocht naar meer ruimte in het rivierbed om rivierafvoeren veilig te kunnen verwerken. Door rivierverruimende maatregelen te nemen, zoals vergraving van uiterwaarden of verbreding van het rvierbed, kunnen grotere rivierafvoeren worden opgevangen. Ook voor de Neder-Rijn en Lek zijn de PKB rivierverruimende maatregelen opgenomen.

Bij het opstellen van de PKB zijn alle mogelijkheden voor rivierverruimende maatregelen onderzocht en benut. De rivierverruimende maatregelen alleen zijn echter niet voldoende om rivierafvoeren onder alle omstandigheden veilig te kunnen verwerken. Aanvullend zijn dijkverbeteringsmaatregelen noodzakelijk aan de dijken langs de Neder-Rijn en Lek. Delen van de rivierdijk, gelegen tussen Hagestein en Opheusden, voldoen bij de maatgevende afvoer als primaire waterkeringen niet aan de veiligheidsnorm zoals opgenomen in de Waterwet. Op het traject van de gemeente Vianen via Culemborg, Buren tot in Neder-Betuwe, is sprake van circa 30 km dijk die niet aan deze veiligheidsnormen voldoet. De oorzaken zijn divers: de hoogte voldoet niet of er is sprake van een combinatie van gebrek aan hoogte, problemen met de binnenwaartse stabiliteit en/of het wegspoelen van zand onder de dijk (piping). Voor deze dijksecties worden maatregelen aan de dijk getroffen. Eén van die dijksecties waar maatregelen worden getroffen is 'dijksectie 1a Opheusden-Oost', waar het plangebied van dit Rijksinpassingsplan onderdeel van uitmaakt.

2.1.2 Noodzaak tot herziening van het Rijksinpassingsplan

Dijksectie 1a is onderverdeeld in een aantal deelsecties. In deelsectie 6, waar het plangebied onder valt, wordt de dijk met name buitenwaarts versterkt. De teen aan de binnenzijde van de huidige dijk wordt niet of marginaal binnenwaarts verschoven. Hiervoor is gekozen om de dicht aan de dijk gelegen

bebouwing en erven van het dorp Opheusden zoveel mogelijk te ontzien en het karakteristieke beeld hier in stand te houden. De buitenwaartse verschuiving heeft echter wel tot gevolg dat de bebouwing aan de Rijnbandijk 12 t/m 18 geamoveerd moeten worden. De woningen en bebouwing zijn niet monumentaal. Met de beperkte buitenwaartse verschuiving kan een eenduidig dijkprofiel worden doorgezet, wat positief is voor de beleving van de dijk als continue lijn in het landschap.

2.1.3 Hydraulische taakstelling

De beoogde dijkverbetering heeft mogelijk effecten op de waterstanden die kunnen optreden op de aangrenzende Neder-Rijn. Naar deze mogelijke hydraulische effecten is onderzoek gedaan. Uit de rivierkundige effectbeoordeling blijkt dat er door de dijkversterking geen effect is op de waterstanden langs de rivieras en het netto effect een zeer kleine lokale waterstandstijging is, bovenstrooms van de locatie.

Compensatie is niet aan de orde en de dijkversterking wordt als acceptabel gezien vanuit rivierkundig oogpunt. Er bestaat vanuit de hydraulische taakstelling dan ook geen bezwaar tegen de beoogde dijkversterking. De hydraulische effectbeoordeling is opgenomen in de m.e.r. beoordeling (bijlage 1 bij de toelichting), daarin is het rivierkundig effect nader toegelicht.

2.2 Huidige situatie en beoogde ontwikkeling

2.2.1 Bestaande situatie

In de bestaande situatie is het plangebied grotendeels bebouwd. Alleen de westelijke en oostelijke punten zijn onbebouwd. Zie figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0000.IMrp14DijkverbHOP-2000_0003.png"

figuur 2.1 luchtfoto van het plangebied

Van west naar oost bestaat het plangebied uit de volgende bebouwing: de woningen op nummers 18 en 20, de meubelzaak Van Dam en de woning op nummer 12. Figuur 2.2 betreft een aanzicht van de bebouwing vanaf de Dorpsstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0000.IMrp14DijkverbHOP-2000_0004.png"

figuur 2.2 aanzicht van de bebouwing

De woning in het westen bestaat uit twee bouwlagen, de meubelzaak uit twee bouwlagen met kap, en de woning op nummer 12 bestaat uit één bouwlaag met kap. Alle aanwezige bebouwing zal geamoveerd worden. De gronden ten westen en oosten van de bebouwing worden respectievelijk als tuin en als agrarische grond gebruikt.

2.2.2 Aanpassing dijk

De beoogde ontwikkeling bestaat uit het verbreden van de Rijnbandijk ter plaatse van het plangebied. Figuur 2.3 maakt inzichtelijk hoe de dijk er in de toekomstige situatie uit komt te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0000.IMrp14DijkverbHOP-2000_0005.png"

figuur 2.3 toekomstige dijk.

In de figuur is met lichtgrijze lijnen de topografie weergeven. De ligging van de huidige weg 'Rijnbandijk' is aangeduid met een oranje onderbroken lijn. De dikgedrukte, rode lijnen geven de ligging van de toekomstige weg 'Rijnbandijk' weer. Te zien is dat de weg (en daarmee de gehele dijk) in feite dichter bij de rivier komt te liggen. De verschuiving in noordelijke richting bedraagt ca. 7 m. Ter plaatse van de nieuwe weg wordt de dijk ca. 0,7 tot 1,6 m opgehoogd, afhankelijk van de locatie. Daarom is het ook noodzakelijk de bestaande bebouwing te amoveren, de noordelijke kruin van dijk komt ongeveer ter plaatse van de voorgevels van deze bebouwing te liggen.

De gronden ten noorden van de toekomstige dijk worden opgehoogd, zodanig dat het maaiveld daar ca. 80 cm lager ligt dan de kruin van de dijk. Hierdoor volstaat slechts een kort talud aan deze zijde van de dijk. Aan de zuidzijde van de dijk is het talud aanzienlijk groter aangezien het maaiveld daar zo'n 4 tot 5 m lager ligt. Figuur 2.4 betreft een dwarsprofiel van de toekomstige dijk die dit inzichtelijk maakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0000.IMrp14DijkverbHOP-2000_0006.png"

figuur 2.4 dwarsdoorsnede toekomstige dijk.

In de figuur ligt links van de dijk de kern Opheusden en rechts het opgehoogde maaiveld ten noorden van de dijk. Verder naar rechts, buiten de figuur, stroomt de Neder-Rijn. Slechts een deel van de toekomstige dijk valt binnen onderhavig plangebied. Dit betreft het deel tussen de paarse bolletjeslijnen in figuur 2.4.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk beleid

3.1 Inleiding

Het Rijksinpassingsplan dient getoetst te worden aan het nu geldende rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Hierna is dit beleid nader beschreven.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Algemeen

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna: 'SVIR') geeft een integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Waterveiligheid

In de SVIR is ruimte voor waterveiligheid benoemd als nationaal belang. Het Rijk beschermt de primaire waterkeringen (dijken, dammen, kunstwerken en duinen) die in beheer zijn bij het Rijk evenals het kustfundament. Ook stelt het Rijk de normen voor de primaire waterkeringen, ook die in beheer bij waterschappen. Daarnaast is de PKB (Planologische Kern Beslissing) Ruimte voor de Rivier expliciet benoemd in de SVIR. Deze blijft bestaan als uitwerking van de SVIR.

Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier

De PKB Ruimte voor de Rivier beoogt meer ruimte voor het water te geven om het rivierengebied beter te beschermen tegen overstromingen. De PKB is op 22 december 2005 in de ministerraad vastgesteld, heeft instemming verkregen van de beide Kamers der Staten Generaal (respectievelijk op 7 juli 2006 en op 19 december 2006) en is op 26 januari 2007 in werking getreden.

In de PKB is een pakket rivierverruimende maatregelen opgenomen waarmee de veiligheid van de Rijntakken en het bedijkte deel van de Maas uiterlijk in 2015 in overeenstemming is gebracht met het vereiste veiligheidsniveau. Deze maatregelen bestaan bijvoorbeeld uit het verbreden of verdiepen van de rivier, het verwijderen van obstakels of het landinwaarts verleggen van dijken. Behalve aan het verbeteren van de veiligheid, moeten deze maatregelen ook bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van het rivierengebied. Ook voor de Lek en Neder-Rijn zijn rivierverruimende maatregelen opgenomen in de PKB. Zoals beschreven in paragraaf 1.1 zijn rivierverruimende maatregelen alleen niet voldoende om te kunnen voldoen aan de veiligheidsnormen. Aanvullend zijn dijkverbeteringsmaatregelen noodzakelijk. Het voorliggende inpassingsplan maakt deze maatregelen mogelijk

Beoogde ontwikkeling

De beoogde ontwikkeling bestaat uit het uitbreiden van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' ten behoeve van de dijkverbetering ter plaatse van Opheusden. Deze dijkverbetering is (als onderdeel van de PKB Ruimte voor de rivier) benoemd in de SVIR. Hiermee draagt de beoogde ontwikkeling bij aan het verwezenlijken van dit beleid.

3.2.2 Nationaal Waterplan 2009-2015

Algemeen

In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is.

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten

de status van structuurvisie. In het Nationaal Waterplan is bij tussentijdse wijziging van 1 december 2014 het rijksbeleid dat voortvloeit uit het Deltaprogramma 2015 verankerd. In het Nationaal Waterplan zijn ook de maatregelen uit de PKB verankerd.

Beoogde ontwikkeling

De beoogde ontwikkeling bestaat uit het uitbreiden van de bestemming 'Waterkering' ten behoeve van de dijkverbetering ter plaatse van Opheusden. Deze dijkverbetering sluit aan bij de algemene doelstelling 'bescherming tegen overstromingen' uit het Nationaal Waterplan en geeft uitvoering aan het maatregelenpakket van de PKB. Hiermee draagt de beoogde ontwikkeling bij aan het verwezenlijken van dit beleid.

3.2.3 Beleidsregels grote rivieren

Op het plangebied zijn de Beleidsregels grote rivieren van toepassing. Deze geven randvoorwaarden ter bescherming van (onder andere) het waterbergend vermogen en de afvoercapaciteit van de grote rivieren. De beleidsregels zijn relevant voor het project, omdat er sprake is van een rivierwaartse kruinverlegging. Er is een hydraulische effectbeoordeling uitgevoerd, daaruit blijkt dat het voorliggende plan in overeenstemming is met de beleidsregels. De hydraulische effectbeoordeling is opgenomen in de m.e.r. beoordeling (bijlage 1 bij de toelichting), daarin is het rivierkundig effect nader toegelicht.

3.2.4 Titel 2.11 Barro: Primaire waterkeringen buiten het kustfundament

Algemeen

De SVIR is tot nu toe gedeeltelijk vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.

Aanvulling primaire waterkeringen

In de eerste aanvulling van het Barro (31 augustus 2012, Staatsblad nr. 388) zijn regels opgenomen over de wijze van bestemmen van primaire waterkeringen en beschermingszones. Deze aanvulling is op 1 oktober 2012 in werking getreden. De volgende aspecten van de aanvulling van het Barro zijn relevant voor het voorliggende plan:

  • Een bestemmingsplan bevat de bestemming 'waterkering' voor gronden waarop een primaire waterkering ligt of die de functie van primaire waterkering hebben (artikel 2.11.2);
  • Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die deel uitmaken van een beschermingszone duidt die gronden aan met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone – dijk', indien de primaire waterkering een dijk is (artikel 2.11.2);
  • Met betrekking tot gronden waarop een primaire waterkering ligt of die de functie van primaire waterkering hebben, of een beschermingszone, kan een bestemmingsplan worden vastgesteld dat een wijziging inhoudt ten opzichte van het ten tijde van inwerkingtreding van deze titel geldende bestemmingsplan, voor zover bij verwezenlijking daarvan geen belemmeringen kunnen ontstaan voor het onderhoud, de instandhouding of de versterking van de primaire waterkering (artikel 2.11.3).

Beoogde ontwikkeling

De beoogde ontwikkeling bestaat uit het leggen van de bestemming 'Waterkering' en het uitbreiden van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' ten behoeve van de dijkverbetering ter plaatse van Opheusden. Hiermee is dit bestemmingsplan in lijn met het bepaalde in 2.11.2. De beschermingszone is reeds aangeduid in het Rijksinpassingsplan 2013 door middel van de aanduiding 'vrijwaringszone dijk'. Deze aanduiding komt ter plaatse van het onderhavige plangebied te vervallen, maar blijft buiten het plangebied van kracht. Een aanpassing van de 'vrijwaringszone dijk' is nu niet aan de orde. Na uitvoering van de hele dijkverbetering Hagestein-Opheusden wordt de beschermingszone opnieuw berekend. Aan de hand daarvan wordt waar nodig de Legger aangepast door het Waterschap. Daarna wordt de nieuwe beschermingszone opgenomen in ruimtelijke plannen.

De beoogde ontwikkeling vormt geen belemmering voor het onderhoud, de instandhouding of de versterking van de primaire waterkering. Daarmee wordt ook aan het bepaalde in 2.11.3 wordt voldaan.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Gelderland

Op 14 januari 2013 stelden Provinciale Staten de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening vast. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen en in de Omgevingsverordening de regels. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de nieuwe Omgevingsvisie. De Omgevingsvisie valt te typeren aan de hand van negen speerpunten:

  • Nieuwe aandacht voor de steden, meer ruimte voor economie en een extra stap voor duurzame ontwikkeling en een leefbaar platteland. Via co-creatie en uitnodigingsplanologie komen we sneller uit de crisis. Niet de regels maar de mogelijkheden staan voorop;
  • Structuurversterking en partnerschap als uitgangspunt. Gelderland is mooi, dynamisch en divers;
  • Van tien jaar 'vast' naar flexibel en toekomstgericht;
  • Van vijf plannen en vijf verordeningen naar één plan en één verordening op hoofdlijnen;
  • Samen afwegen en aan de slag met de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Kwaliteiten en doelen staan centraal, niet de regels;
  • Van Ecologische Hoofdstructuur (EHS) naar het Gelderse Natuurnetwerk en een Groene Ontwikkelingszone, met meer uitnodiging om bij te dragen aan het realiseren van natuurdoelen;
  • Regionale afspraken voorop. Niet alleen woningbouw en bedrijventerreinen, ook kantoren en detailhandel;
  • Minder overheid, meer samenleving. Een samenleving waarin iedereen tot zijn recht kan komen. De provincie verbindt;
  • Lokaal maatwerk.

Ter plaatse van het plangebied is sprake van verschillende soorten specifiek (locatiegebonden) beleid.

Groene ontwikkelingszone

De provincie en haar partners streven samen naar een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. De Groene Ontwikkelingszone (GO) heeft een dubbele doelstelling. Er is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.

De GO bestaat uit terreinen met een andere bestemming dan bos of natuur die ruimtelijk vervlochten zijn met het Gelders Natuurnetwerk (GNN). Het gaat vooral om landbouwgrond, maar ook om terreinen voor verblijfs- en dagrecreatie, infrastructuur, woningen en bedrijven. De ecologische verbindingszones (evz's) maken deel uit van de GO, evenals weidevogelgebieden en ganzenfoerageergebieden.

Bescherming en ontwikkeling

De provincie bemoedigt initiatieven in de Groene Ontwikkelingszone (GO) die bijdragen aan de realisatie van deze dubbele doelstelling. Vanwege de dubbele doelstelling is er in de GO ruimte voor nieuwe ontwikkelingen en voor een beperkte uitbreiding van bestaande bedrijven, woningen en bouwwerken en andere functies.

Bij een beperkte uitbreiding gaat het om het 'per saldo' versterken van de kernkwaliteiten. In dat saldo zijn een vergroting van de oppervlakte natuur en versterking van de ecologische samenhang een belangrijke randvoorwaarde.

Beoogde ontwikkeling

De beoogde ontwikkeling bestaat uit het uitbreiden van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' ten behoeve van de dijkverbetering ter plaatse van Opheusden. Ook worden de onderliggende enkelbestemmingen 'Waterkering' en 'Verkeer' opgenomen. In de huidige situatie is het plangebied bebouwd met een meubelwinkel en enkele woningen. Deze zullen verdwijnen. Hierdoor is er sprake van een afname van bebouwing in de groene ontwikkelingszone en ontstaan er kansen om de natuurwaarden te versterken. De instandhouding, dan wel het herstel en de ontwikkeling van landschappelijke- en natuurwaarden die eigen zijn aan rivierdijken zijn expliciet mogelijk op basis van de bestemming 'Waterkering'. De toekomstige dijk zelf is niet van substantiële invloed op de reeds aanwezige natuurwaarden, aangezien deze slechts enkele meters opschuift.

3.3.2 Ruimtelijke verordening Gelderland

Met de verordening (september 2014) stellen Provinciale Staten regels over de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen. Deze regels kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De regels in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie. Het plangebied van het inpassingsplan ligt in het verwevingsgebied binnen het Gelders Natuurnetwerk (voorheen EHS). Ter plaatse zijn echter geen beheertypen vastgesteld. Uit de m.e.r. beoordeling blijkt dat er geen sprake is van een significante aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken van het Gelders Natuurnetwerk.

In de verordening zijn ten aanzien van de dijkverbetering geen specifieke regels opgenomen. Dit Rijksinpassingsplan is dan ook niet strijdig met de Ruimtelijke Verordening Gelderland.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Neder-Betuwe 2010 -2020

Algemeen

De gemeente streeft nog steeds naar het zoveel mogelijk benutten van inbreidingslocaties en daarmee een efficiënt gebruik van de (open) ruimte in de kernen, mits het landelijk karakter (lees kwaliteit) van de kern niet verloren gaat. De ontwikkeling en het behoud van compacte dorpskernen bespaart waar mogelijk uitbreiding aan de randen en ongewenste realisatie van bebouwing in het buitengebied.

Opheusden

De ligging van het dorp Opheusden aan de Nederrijn met bijbehorende uiterwaarden en dijk is bepalend voor de identiteit van het dorp. Het uiterwaardengebied biedt karakteristieke uitzichten en fungeert als uitloopgebied voor Opheusden. Het zicht op Opheusden vanaf de Rijbandijk wordt nu mede bepaald door de achterkanten van de bebouwing langs de Dorpsstraat en Hamsestraat. De overgang naar het landelijk gebied is hier een aandachtspunt. De relatie met de uiterwaarden kan worden versterkt door vanuit het dorp aan te sluiten bij de padenstructuur, zoals opgenomen in natuurontwikkelingsplannen voor de uiterwaarden. Voorts is het van belang de waardevolle, karakteristieke linten te versterken. Het gaat hier met name om de Dorpsstraat, de Rijnbandijk, de Burgemeester Lodderstraat en de Smachtkamp. Bij de structuurvisie hoort een kaart, zie figuur 3.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0000.IMrp14DijkverbHOP-2000_0007.png"

figuur 3 uitsnede structuurvisiekaart, de rode cirkel duidt de ligging van het plangebied aan

Beoogde ontwikkeling

Eén van de doelstellingen uit het beleid is het versterken van de karakteristieke linten, waaronder de Rijnbandijk. Vanwege de dijkverbetering in het algemeen, en de beoogde ontwikkeling ter plaatse van het plangebied, zal de ruimtelijke situatie van het lint gewijzigd worden. Niet alleen veranderd de ligging van de dijk, ook verdwijnt de bebouwing aan de noordzijde. De karakteristiek van het lint wordt ter plaatse van het plangebied echter voornamelijk bepaald door de binnendijkse bebouwing ten zuiden van het de dijk. Er is bewust voor een buitendijkse versterking gekozen om de binnendijkse bebouwing te sparen, en daarmee de karakteristieke lintbebouwing te handhaven. Met het plan worden de doelstellingen dus in acht genomen en is geen sprake van strijdigheid met dit beleid.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de voor dit Rijksinpassingsplan relevante milieuaspecten beschreven, alsmede onderzoeken naar zaken als waterveiligheid, kabels en leidingen en verkeersstructuur. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de (technische) onderzoeken met conclusies. Een groot deel van de onderzoeken zijn opgenomen in de m.e.r.-beoordeling in Bijlage 1.

Naar sommige milieuaspecten heeft reeds onderzoek plaatsgevonden in het kader van het MER (Witteveen + Bos, TL200-12/torm/056, d.d. 5 september 2012) dat is opgesteld in het kader van het Rijksinpassingsplan 2013. Het MER is opgenomen in de bijlagen van de voornoemde m.e.r.beoordeling. Deze onderdelen zijn onverminderd van toepassing op dit plan aangezien de inhoud van dit MER nog altijd voldoende actueel is. Indien bij de beschrijving van een milieuaspect daaraan wordt gerefereerd, dan is dit in de tekst aangegeven. De onderzoeken waarnaar gerefereerd wordt, zijn de onderzoeken die gedaan zijn voor het voorkeursalternatief. De dijkverbetering zoals opgenomen in het voorliggende Rijksinpassingsplan is onderdeel van dit voorkeursalternatief. In het kader van de uitgevoerde m.e.r.-beoordeling is op onderdelen aanvullend onderzoek uitgevoerd op basis waarvan is beoordeeld of onderhavig plan negatieve milieueffecten tot gevolg heeft.

4.2 M.e.r.-beoordeling

Met de onderhavige partiële herziening van het Rijksinpassingsplan 'Dijkverbetering Hagestein - Opheusden' wordt een wijziging van de primaire waterkering en van de onderliggende bestemmingen mogelijk gemaakt. Uit de bijlage bij het Besluit m.e.r., onderdeel D3.2, blijkt dat voor dit rijksinpassingsplan een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Dit betekent dat ook dat de formele m.e.r.-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen (art. 7.19 Wm).

De m.e.r.-beoordeling is opgenomen in Bijlage 1. In dit document worden de aspecten water, ecologie, verkeer en infrastructuur, bodem, landschap, cultuurhistorie, archeologie en kabels en leidingen onderzocht. Uit de m.e.r.-beoordeling blijkt dat er geen belangrijke nadelige effecten optreden, zodat het doorlopen van een volledige projectmer-procedure niet nodig is. Deze procedure zal de uitkomsten van de mer-beoordeling niet veranderen en heeft geen toegevoegde waarde.

Water

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Door de versterking van de dijk wordt de waterveiligheid verbeterd. De versterking van de dijk is daarnaast nauwelijks van invloed op de waterstanden. Over het algemeen genomen zijn de gevolgen van de beoogde ontwikkeling op het aspect water dan ook positief te noemen. Er bestaat vanuit een hydraulische taakstelling dan ook geen bezwaar tegen de beoogde dijkversterking.

Ecologie

Het plan voorziet in sloop van bebouwing en het verleggen van de dijk. In het kader van de plan/project-MER van het Rijksinpassingsplan 2013 is onderzoek gedaan naar beschermde soorten en natuurgebieden. Dit onderzoek is aangevuld en geactualiseerd door middel van een specifiek voor dit project uitgevoerde ecologische quickscan. Hieruit blijkt dat de beoogde ontwikkeling geen effect heeft op (beschermde) soorten en de EHS/Gelders Natuurnetwerk en dat significant negatieve effecten op het Natura 2000-gebied Rijntakken zijn uitgesloten. Het opstellen van een passende beoordeling en een vergunningaanvraag op grond van artikel 19d Natuurbeschermingswet is dan ook niet aan de orde.

Verkeer

Er zal vanwege de toekomstige werkzaamheden alleen sprake zijn van tijdelijke verkeershinder en verminderde bereikbaarheid. Door de verschuiving van de as van de weg is er sprake van een verbetering van het akoestisch klimaat.

Bodem

De nieuwe bestemmingen en de aan te brengen grond passen bij de aangetroffen bodemkwaliteit.

Landschap, cultuurhistorie en archeologie

De locatie heeft een belangrijke rol gespeeld bij het ontstaan van Opheusden. De bebouwing is karakteristiek, maar niet monumentaal. Het tracé van de dijk blijft nagenoeg gelijk. Er worden geen archeologische waarden aangetast. De optimalisatie van de dijkverbetering schaadt de landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden niet.

Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

Onderzoek en conclusie

Dit Rijksinpassingsplan maakt geen milieugevoelige functies mogelijk. Onderzoek naar milieuhinder kan dus achterwege blijven. Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.4 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Onderzoek en conclusie

Dit Rijksinpassingsplan maakt geen gevoelige functies mogelijk. Onderzoek naar externe veiligheid kan dus achterwege blijven. Het aspect 'externe veiligheid' staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Horen 3.28, eerste lid Wro en wettelijk vooroverleg 3.1.1. Bro.

Ingevolge het bepaalde in artikel 3.28, eerste lid, Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan voor zover sprake is van nationale belangen, de gemeenteraad en provinciale staten worden gehoord. Het horen van de gemeenteraad en provinciale staten kan gecombineerd worden met het wettelijk vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

In het kader van het bovenstaande zijn de gemeente Neder-Betuwe, de provincie Gelderland en het Waterschap Rivierenland in de gelegenheid gesteld hun reactie te geven op het concept-bestemmingsplan en de mer-beoordeling. Het waterschap en de provincie hebben te kennen gegeven dat zij geen opmerkingen hebben op het plan en de mer-beoordeling. Van de gemeente is geen reactie ontvangen.

Overleg met omwonenden

Ook heeft overleg plaatsgevonden met de omwonenden. Hiervoor heeft in 2014 gedurende de periode april t/m augustus elke maand (behalve juli) een voortgangsoverleg plaatsgevonden tussen de gemeente, het Waterschap, Rijkswaterstaat Oost en de eigenaren (of hun adviseur) van de te amoveren panden aan de Rijnbandijk, al dan niet in wisselende samenstelling. Door middel van deze voortgangsgesprekken werden zij op de hoogte gehouden van het proces van de planvorming en de verschillende vergunningaanvragen. In principe heeft het laatste voortgangsoverleg plaatsgevonden op 29 augustus 2014 omdat op dat moment alle relevante vergunningen verleend waren. De organisatoren hebben de eigenaren aangegeven dat er indien daar behoefte aan is, afspraken gemaakt kunnen worden voor verdere voortgangsoverleggen.

Terinzagelegging

Het ontwerp-Rijksinpassingsplan 'Partiële herziening van het Rijksinpassingsplan Dijkverbetering Hagestein - Opheusden' wordt digitaal ter inzage gelegd op www.ruimtelijkeplannen.nl. Ook is het plan op verschillende plaatsen analoog in te zien. Gedurende de terinzagelegging van 6 weken is eenieder in de gelegenheid zijn of haar zienswijzen tegen het plan in te brengen.

Met oog op het bovenstaande wordt het plan maatschappelijk uitvoerbaar geacht.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

5.2.1 Financiering dijkverbetering

De dijkverbeteringsmaatregelen vormen een onderdeel van de PKB Ruimte voor de Rivier. De financiële middelen die nodig zijn om de maatregelen van Ruimte voor de Rivier uit te voeren, worden beschikbaar gesteld door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft de projectkosten binnen het programmabudget voor dit project gereserveerd. De economische uitvoerbaarheid is hiermee gewaarborgd.

5.2.2 Grondverwerving en schadeloosstelling

Er is een overeenkomst gesloten over de in dit plan betrokken gronden. Alle gronden zijn inmiddels minnelijk verworven.

Door het wegbestemmen van de detailhandels- en woonbestemming binnen het plangebied, zijn de (resterende) gronden met deze bestemmingen ten noorden van het plangebied niet meer voor deze doeleinden bruikbaar. Met de eigenaren van deze gronden is overeenstemming bereikt over schadeloosstelling.

5.2.3 Planschade en nadeelcompensatie

Mocht een betrokkene menen dat er sprake is van planschade als gevolg van uitvoering van in dit plan voorgestelde dijkverbeteringsmaatregelen, dan kan op grond van de door de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat op 21 april 2009 vastgestelde Beleidsregel schadevergoeding Ruimte voor de Rivier een verzoek om schade vergoeding bij de Minister van Infrastructuur en Milieu worden ingediend. Dit ongeacht welk bestuursorgaan het betrokken besluit heeft vastgesteld. Het indienen van een zienswijze of instellen van beroep is hiervoor geen vereiste. Een verzoek om schadevergoeding kan na het vaststellen van de betrokken besluiten worden ingediend. Nadat deze betrokken besluiten onherroepelijk zijn geworden, zal de Minister, gehoord een onafhankelijke adviescommissie, op een ingediend verzoek om schadevergoeding besluiten. Tegen dit schadebesluit kan de belanghebbende de daarvoor aangewezen rechtsmiddelen aanwenden.

Indien er sprake is van een schadeveroorzakend besluit of handelen waarvoor een wettelijk beoordelingskader ontbreekt, is het beginsel van de gelijkheid voor de openbare lasten op de aanvraag van toepassing. In dit geval is sprake van nadeelcompensatie. In het geval van het project dijkverbetering betekent dit dat, indien een belanghebbende schade zal leiden als gevolg van bijvoorbeeld een tijdelijke afsluiting van een weg als gevolg van werkzaamheden, hij een beroep kan doen op de Beleidsregel.

5.2.4 Uitvoeringsschade

Alhoewel zettings- of uitvoeringsschade gedurende uitvoering, niet kan worden uitgesloten, is het uitgangspunt dat schade aan opstallen wordt voorkomen.

In voorliggend geval is het risico op schade echter aanzienlijk verkleind omdat de ontwikkeling vanwege het verwijderen van de bebouwing uitgaat van een buitendijkse maatregel. Hierdoor kan afgezien worden van binnendijkse maatregelen in de vorm van damwanden. Het slaan van damwanden gaat gepaard met trillingen die schade kunnen toebrengen aan omliggende bebouwing, wat in dit geval dus voorkomen wordt.

Mocht onverhoopt toch uitvoeringsschade ontstaan, dan kunnen omwonenden deze melden bij Waterschap Rivierenland. De exacte gegevens waar deze melding kan worden ingediend, worden voorafgaand aan het werk aan de omwonenden kenbaar gemaakt. Indien schade optreedt wordt deze schade afgehandeld met een vooraf met de aannemer vastgesteld schadeprotocol, waarin onder meer is opgenomen dat de schade (omvang en hoogte van de schade) door een onafhankelijk taxateur moet worden bepaald. Met tussenkomst van Waterschap Rivierenland zal deze schade worden vergoed.

5.2.5 Grondexploitatie

Het inpassingsplan voorziet niet in een in artikel 6.2.1 van het Bro aangewezen bouwplan. Vaststelling van een exploitatieplan is dan ook niet nodig.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

6.1 Algemeen

Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen

Dit rijksinpassingsplan is opgezet conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. SVBP2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe inpassings- en bestemmingsplannen conform de nieuwe Wro en Bro moeten worden gemaakt. Hiervoor bevat de SVBP standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het inpassings- of bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. Bestemmingsplannen zijn hierdoor op vergelijkbare wijze opgebouwd en op eenzelfde manier verbeeld. De bestemmingsregeling van dit rijksinpassingsplan is opgesteld conform de SVBP2012.

6.2 Bevoegdheid gemeenten en provincies

De gemeenteraad, respectievelijk provinciale staten zijn, ingevolge artikel 3.28, vijfde lid, Wet ruimtelijke ordening vanaf het moment waarop het ontwerp van het rijksinpassingsplan ter inzage is gelegd, niet langer bevoegd tot vaststelling van een bestemmingsplan respectievelijk provinciaal inpassingsplan voor de gronden waarop het rijksinpassingsplan betrekking heeft. Deze bevoegdheid ontstaat weer tien jaar na vaststelling van het rijksinpassingsplan, dan wel eerder, indien het rijksinpassingsplan dat bepaalt.

In het onderhavige rijksinpassingsplan bestaat geen aanleiding om de bevoegdheid van de gemeenteraad respectievelijk provinciale staten tot vaststelling van bestemmingsplannen respectievelijk provinciale inpassingsplannen binnen het plangebied gedurende de uitvoeringstermijn van het project op te schorten.

Het rijksinpassingsplan strekt er toe de uitvoering van verbeteringsmaatregelen ten behoeve van een bestaande primaire waterkering mogelijk te maken. Na inwerkingtreding van het rijksinpassingsplan vast te stellen bestemmings- of inpassingsplannen dienen ingevolge het bepaalde in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) de bestemming «waterkering» te bevatten voor gronden waarop een primaire waterkering ligt of die de functie van primaire waterkering hebben. De ligging van de primaire waterkering blijkt uit de legger die door het Waterschap Rivierenland is vastgesteld. Het Barro verplicht gelet daarop om primaire waterkeringen met de bestemming «waterkering» in een bestemmingsplan of inpassingsplan op te nemen. Op grond van artikel 2.11.3 van het Barro mogen door deze bestemmingsplannen of inpassingsplannen geen belemmeringen ontstaan voor het onderhoud, de instandhouding of de versterking van de primaire waterkering. Met deze regeling in het Barro is derhalve geborgd dat bestemmings- of inpassingsplannen niet aan de in het rijksinpassingsplan mogelijk gemaakte dijkverbeteringsmaatregelen in de weg zullen staan.

Gemeenteraad en provinciale staten mogen bestemmingsplannen respectievelijk inpassingsplannen vaststellen binnen het plangebied van de partiële herziening van het Rijksinpassingsplan Dijkverbetering Hagestein - Opheusden vanaf de dag na vaststelling van het onderhavige rijksinpassingsplan.

Verwacht wordt dat in die plannen de planologische regeling van dit rijksinpassingsplan wordt gerespecteerd, dan wel een daarvan afwijkende regeling uitsluitend met instemming van de waterkeringbeheerder en Onze Minister, wordt opgenomen. Indien dit niet gebeurt, zal overwogen worden door inzet van de instrumenten die de Minister ter beschikking staan de planologische regeling die de uitvoering van de dijkverbeteringsmaatregelen met bijbehorende werken mogelijk maakt, veilig te stellen.

De hier beschreven bevoegdheid is opgenomen in artikel 10 van de regels.

6.3 Opbouw en toelichting bestemmingsregels

De regels zijn opgebouwd uit 4 hoofdstukken:

  • 1. inleidende regels;
  • 2. bestemmingsregels;
  • 3. algemene regels;
  • 4. overgangs- en slotregels.

Inleidende regels (Hoofdstuk 1)

In hoofdstuk 1 van de regels zijn de begripsbepalingen en wijze van meten opgenomen. Dit is gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Bestemmingsregels (Hoofdstuk 2)

In hoofdstuk 2 van de regels zijn de bestemmingen opgenomen. De artikelen in dit hoofdstuk zijn verbonden aan de bestemmingen op de verbeelding. Per bestemming is aangegeven wat de gebruiks- en bouwmogelijkheden zijn. De bestemmingen zijn als volgt:

Verkeer (artikel 3)

Door het aanpassen van de dijk verschuift de verkeersfunctie in noordelijke richting, zodat deze op gronden komt te liggen die nu een detailhandels-, tuin- of woonbestemming hebben. Op basis van deze bestemmingen is de verkeersfunctie niet mogelijk. Daarom is ter plaatse van de weg op de toekomstige dijk gekozen voor de bestemming 'Verkeer'.

Waterkering (artikel 4)

Deze bestemming is toegekend aan de gronden ten noorden van de hierboven genoemde verkeersbestemming. In de huidige situatie hebben de gronden een detailhandels-, tuin- of woonbestemming, maar na de amovering van de bebouwing en aanpassing van de dijk maken deze gronden onderdeel uit van het talud van de dijk. Behalve voor de waterkering zelf zijn de gronden ook aangewezen voor landschappelijke- en natuurwaarden die kenmerkend zijn voor rivierdijken en voor extensief dagrecreatief medegebruik.

Op de verbeelding van dit plan is binnen deze bestemming een figuur 'dwarsprofiel' opgenomen. In de regels is bepaald dat de gronden ter plaatse van de bestemming 'Waterkering' conform dit dwarsprofiel ingericht en in stand gehouden moeten worden.

Waarde - Archeologie 4 (artikel 5)

Hoewel bij de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt afgezien kan worden van het uitvoeren van archeologisch onderzoek (zie de mer-beoordeling in Bijlage 1), is er op een deel van de gronden binnen het plangebied nog steeds sprake van een archeologische verwachtingswaarde. Ten behoeve van de bescherming van deze verwachtingswaarde is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 opgenomen. In de regels van deze bestemming is onder andere bepaald dat bij bepaalde bodemverstorende werkzaamheden archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden. De begrenzing van de bestemming Waarde - Archeologie 4 is afkomstig uit het geldende bestemmingsplan 'Kern Opheusden'.

Waterstaat - Waterkering (artikel 6)

De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' ligt over de kernzone van de waterkering en de aangrenzende gronden die benodigd zijn voor de dijkverbetering, voor zover deze niet de enkelbestemming 'Waterkering' hebben. Bij het uitvoeren van de dijkverbeteringsmaatregelen wordt deze bestemmingsgrens in acht genomen. De dubbelbestemming maakt de uitvoering van de dijkverbetering mogelijk en beschermt de waterkerende functie van het dijklichaam door de bouwmogelijkheden van de onderliggende bestemming te beperken. De regeling strekt ertoe dat bouwen voor de onderliggende bestemming vooraf wordt getoetst, doordat een bouwverbod onderdeel is van de regels. Het nieuwe bouwwerk is uitsluitend toelaatbaar na afwijken bij omgevingsvergunning door het college. Het college vraagt bij het toepassen van deze bevoegdheid advies aan het waterschap.

Op de verbeelding van dit plan is binnen deze bestemming een figuur 'dwarsprofiel' opgenomen. In de regels is bepaald dat de toekomstige waterkering conform dit dwarsprofiel aangelegd en in stand gehouden moet worden.

Algemene regels (Hoofdstuk 3)

De algemene regels zijn van toepassing op alle bestemmingen. In dit rijksinpassingsplan gaat het met name om de verhouding tussen de bestemmingen uit dit plan en de bestemmingen uit de onderliggende plannen. Ook de bevoegdheden van gemeenten en provincies zijn beschreven in dit hoofdstuk.

Overgangs- en slotregels (Hoofdstuk 4)

De toepassing van de overgangs- en slotregels behoeven geen nadere toelichting; deze zijn overgenomen uit het Bro.