direct naar inhoud van 2.4 Verantwoording keuze wijze van uitvoering
Plan: Rijksinpassingsplan Waterberging Volkerak-Zoommeer
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0000.IMip12BERGINGVZM-3000

2.4 Verantwoording keuze wijze van uitvoering

In deze paragraaf worden, met behulp van het MER en de overige relevante documenten, de gemaakte keuzes ten aanzien van de wijze van uitvoering van het project verantwoord. De volgende onderwerpen komen aan bod:

  • veiligheid;
  • ruimtelijke kwaliteit;
  • waterkwaliteit;
  • natuur en ecologie;
  • landschap, natuurhistorie en ecologie;
  • bodem, erosie en sedimentatie;
  • scheepvaart, landbouw en visserij;
  • recreatie, wonen en werken, bereikbaarheid;
  • binnendijkse wateroverlast;
  • schaderegeling.

De maatregel waterberging is, behalve in deze toelichting, beschreven in de bij dit besluit gevoegde separate bijlagen: het MER met Passende Beoordeling en het Waterbergingsplan.

De mogelijke effecten van de maatregel Waterberging zijn beschreven en beoordeeld in het MER. Naast de gevolgen van de realisatie van de verschillende technische (fysieke, conditionerende) maatregelen als bijvoorbeeld de aanpassingen aan de bestaande waterkeringen, gaat het om mogelijke effecten van de inzet van waterberging met peilsteigingen, die binnendijks (landzijde waterkering) en buitendijks (waterzijde waterkering) optreden. In het Voorkeursalternatief (zie Waterbergingsplan) dat voorzover het de korte termijn betreft met dit besluit wordt uitgevoerd zijn keuzes gemaakt, waarin met die effecten rekening is gehouden teneinde mogelijk negatieve gevolgen of schade zoveel mogelijk te voorkomen.

2.4.1 Veiligheid

Technische maatregelen

Om, bij inzet van de maatregel waterberging, het veiligheidsniveau van de waterkeringen en kunstwerken rond het Volkerak-Zoommeer te garanderen, zijn aanpassingen voorzien aan ruim 35 km van de totale ring aan waterkeringen van circa 127 km. Deze aanpassingen bestaan grotendeels uit het vervangen van dijkbekleding, circa 21 km. Alleen direct ten noorden van Tholen (Botshoofd) wordt aan de binnenzijde van de dijk over een beperkte afstand van in totaal ongeveer 1 km een steunberm aangebracht in verband met de benodigde vergroting van de binnenwaartse stabiliteit van de waterkering. De overige te verbeteren dijktrajecten hebben kleinschalige aanpassingen nodig, zoals het verwijderen van bomen uit het dijktalud (6 km) en het opvullen van scheuren in de asfaltbekleding (7,5 km). Van de ongeveer 45 kunstwerken (sluizen, gemalen, inlaten en duikers) worden er 15 aangepast om ze geschikt te maken voor een veilige inzet van de waterberging.

Deze aanpassingsmaatregelen garanderen het vereiste veiligheidsniveau bij inzet van de waterberging Volkerak-Zoommeer van alle waterkeringen inclusief ondersteunende kunstwerken rond het Volkerak-Zoommeer, dat is gebaseerd op een beoordeling van een maatgevende hoogwaterstand (MHW) bij waterberging van NAP +2,3 m.

Er zijn voor de inzetbaarheid van de waterberging in 2016 geen mitigerende maatregelen nodig aan de regionale keringen, omdat in 2016 de regionale keringen in die gebieden waar het maatgevend hoogwater wordt beïnvloed (in de nabijheid van het Volkerak-Zoommeer) voldoende hoog en stabiel zijn en daarmee voldoen aan de provinciale norm van 1/100e per jaar.

Organisatorische maatregelen

Naast de technische maatregelen voorziet het 'Inzetprotocol Waterberging Volkerak-Zoommeer' in de organisatorische maatregelen om de waterberging veilig te laten verlopen. In het Inzetprotocol zijn de benodigde acties vastgelegd en wordt aangegeven welke instanties verantwoordelijk zijn voor welke acties. Dit Inzetprotocol zal in inzethandelingen en draaiboeken nog verder in detail worden uitgewerkt. Voor verschillende kunstwerken worden sluitprotocollen opgesteld.

Door de organisatorische maatregelen kan de inzet van de waterberging Volkerak-Zoommeer veilig verlopen.

2.4.2 Ruimtelijke kwaliteit

Bijdragen aan verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit vormt één van de doelstellingen van het project Waterberging Volkerak-Zoommeer. Daartoe is de Ruimtelijke visie Waterberging Volkerak-Zoommeer opgesteld. Omdat de waterberging slechts zelden zal worden ingezet, zal het bergen van water op zichzelf geen wezenlijke bijdrage kunnen leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Daarom ligt de focus op de aanpassingen aan de infrastructuur en op de waterranden en op de daaraan grenzende binnen- en buitendijkse gebieden. Er zijn kernkwaliteiten benoemd, die binnen het project zoveel mogelijk worden behouden en waar mogelijk versterkt. De waterberging heeft alleen effect op de gebruikswaarde. Afhankelijk van de functie is dit effect van korte duur (bijvoorbeeld de scheepvaart) of van langere duur (bijvoorbeeld flora- en fauna). In het licht van de frequentie, en daarmee de herstelperiode, van optreden zijn de effecten verwaarloosbaar. Voor de toekomstwaarde van het gebied is de waterberging licht negatief omdat de mogelijkheid van waterberging praktische voorwaarden kan stellen aan buitendijkse ontwikkelingen. In het RIP is er voor gekozen om de vigerende bestemmingen intact te laten.

2.4.3 Waterkwaliteit

De berging van water op het Volkerak-Zoommeer zal door het kortdurende en zeer incidentele optreden ervan geen nadelige effecten hebben op de kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater. Het water uit het Volkerak-Zoommeer, dat tijdens het voorspuien of na de berging op de Oosterschelde en Westerschelde wordt geloosd, heeft een veel lager chloridegehalte dan het ontvangende water. De invloed van zoet water zal lokaal merkbaar zijn. Na enkele dagen zijn de meeste effecten verdwenen. Aanvullende maatregelen zijn daarom niet nodig.

2.4.4 Natuur en ecologie

De eindconclusie van de Passende Beoordeling luidt dat het project Waterberging afzonderlijk en in combinatie met andere activiteiten, plannen en projecten met zekerheid geen significante negatieve gevolgen heeft voor de instandhoudingdoelstellingen van het Krammer-Volkerak en het Zoommeer. Het gaat dan zowel om de effecten van het gebruik van de waterberging zelf als om het uitvoeren van de maatregelen om de werking van de waterberging mogelijk te maken. De natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden worden niet aangetast door de aanleg en het gebruik van de waterberging.

Uit de Passende Beoordeling is gebleken dat significant negatieve effecten op instandhoudingdoelstellingen van de aangrenzende Natura 2000-gebieden Oosterschelde, Westerschelde & Saeftinghe en het Hollandsch Diep zijn uit te sluiten.

De realisatie van het project Waterberging Volkerak-Zoommeer en het gebruik van het bekken voor waterberging zijn getoetst aan de voorschriften van de Flora- en faunawet. Ten behoeve van deze toetsing is o.a. aanvullend veldonderzoek gedaan en is een Activiteitenplan opgesteld.

Bij de uitvoering van de werkzaamheden worden de effecten op natuurwaarden geminimaliseerd door de uitvoering in ruimte en in tijd te spreiden. Deze mitigerende maatregelen zijn als voorschriften in de vergunning Natuurbeschermingswet en in de ontheffing Flora- en faunawet opgenomen en dienen tevens de doelen van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Er zijn geen effecten die zo ernstig zijn dat de wezenlijke kenmerken van de beschermde natuurmonumenten Krammer-Volkerak en Zoommeer-Eendracht worden aangetast. Er kan worden geconcludeerd dat het project Waterberging niet schadelijk is voor het natuurschoon of voor dieren of planten in de Beschermde Natuurmonumenten of dat het project de Beschermde Natuurmonumenten ontsiert.

Met betrekking tot de gevolgen van het project waterberging voor de ecologische hoofdstructuur (EHS) is het volgende overwogen.

  • Het plangebied voor de waterberging en gedeelten van het gebied waar dijkversterkingen worden uitgevoerd, zijn gelegen binnen de begrenzing van de EHS.
  • Wat betreft de EHS leiden de aanpassingen aan de dijken binnen de provincie Noord-Brabant in totaal tot circa 1,6 hectare verlies van 'bloemrijke dijk', omdat 'zachte bekleding' (gras) wordt vervangen door een harde bekleding. Dit verlies betekent een aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van EHS in de provincie Noord-Brabant.
  • Een EHS saldobenadering, waardoor het oppervlak natuur minimaal gelijk blijft, is niet mogelijk gebleken binnen het project waterberging en ook niet in combinatie met andere projecten binnen één ruimtelijke gebiedsvisie.
  • Er is voor waterberging sprake van een groot openbaar belang; veiligheid tegen overstromen van het Benedenrivierengebied.
  • Er zijn geen alternatieven voor waterberging beschikbaar. Zie daarvoor de afweging die het Kabinet in de PKB Ruimte voor de Rivier heeft gemaakt.
  • De ingreep is onvermijdelijk. Omdat mitigerende maatregelen niet mogelijk zijn, is het noodzakelijk de resterende effecten te compenseren.
  • Omdat het project Waterberging Volkerak-Zoommeer zelf géén mogelijkheden biedt om deze compensatie uit te voeren, is met de Provincie overeen gekomen dat het verlies aan bloemrijke dijk financieel wordt gecompenseerd. Met deze compensatie is de provincie in staat elders, buiten het plangebied, compensatieruimte voor bloemrijke dijk in te vullen.
  • Er is voor het betrokken bloemrijke dijkvak sprake van een kleinschalige ingreep, herbegrenzing van de EHS is niet noodzakelijk. Aangezien de aantasting vanwege de aard en de schaal volgens de provincie binnen de bandbreedte van de Verordening ruimte Noord-Brabant valt, kan in dit geval deze procedure voor herbegrenzing conform art. 4.6. van deze verordening achterwege blijven;
  • De compensatieopgave is geborgd via een schriftelijke afspraak met de provincie Noord-Brabant.

Conclusie: op grond van het hiervoor beschreven afwegingskader EHS is het project waterberging Volkerak-Zoommeer aanvaardbaar.

2.4.5 Landschap, cultuurhistorie en archeologie

Door het project Waterberging worden geen landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden aangetast, met uitzondering van de haven van Tholen. De aanleg van een keermiddel in de haven van Tholen deelt deze haven in feite in tweeën en zal het uitzicht op en vanuit de haven veranderen. De haven zal een meer besloten karakter krijgen. Het keermiddel doet afbreuk aan de cultuurhistorische waarde van het beschermde stadsgezicht. Door een goede wijze van aansluiting van het keermiddel op de oude vestingwallen en een goede inpassing kan er voor worden gezorgd dat er zo min mogelijk inbreuk wordt gemaakt op het karakter van de vestingstad en het beschermde stadsgezicht. Mede naar aanleiding van het advies van de Commissie mer detailleren Rijk, Gemeente Tholen en Waterschap Scheldestromen gezamenlijk het ontwerp van het keermiddel nader uit, zodanig dat deze past in de Ruimtelijke kwaliteitsdoelstelling van het Programma Ruimte voor de Rivier. De Heemkundekring is betrokken bij het Masterplan Tholen thema Binnenstad/Haven.

2.4.6 Bodem, erosie en sedimentatie

Uit het MER is gebleken dat de effecten van de waterberging op bodemkwaliteit en erosie verwaarloosbaar zijn. Deze onderwerpen vragen geen maatregelen en zijn geen belemmering voor uitvoering van het project.

2.4.7 Scheepvaart, landbouw en visserij

De waterberging kan tijdelijk tot beperkingen of belemmeringen leiden voor de scheepvaart, bijvoorbeeld door een te beperkte doorvaarthoogte van bruggen en het niet bereikbaar zijn van afmeervoorzieningen. De effecten op de landbouw zijn beschreven bij de gevolgen voor de buitendijkse objecten bij de Paviljoenpolder. Uit het MER is gebleken dat de visserij in het Volkerak-Zoommeer geen directe negatieve effecten zal ondervinden van de waterberging. De schelpdiervisserij/aquacultuur in de Oosterschelde kan tijdelijk invloed ondervinden van het gespuide zoete water. Gezien de ondergrenzen van zouttolerantie van schelpdieren wordt niet verwacht dat mosselcultures schade zullen oplopen. Voor zeekreeften geldt dat er door tijdelijke verzoeting van het water bij spuien enige sterfte kan optreden. De effecten zijn zeer lokaal en tijdelijk. Onwaarschijnlijk is dat er op populatieniveau van de Oosterschelde merkbare effecten zullen zijn. Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het MER.

2.4.8 Recreatie, wonen en werken, bereikbaarheid

In het MER zijn de gevolgen van de inzet van de maatregel Waterberging Volkerak-Zoommeer geïnventariseerd en beoordeeld op onder andere de veiligheid tegen overstromen c.q. wateroverlast voor de buitendijks gelegen gebieden en objecten. Onderzocht zijn alle buitendijkse gebieden en objecten die lager zijn gelegen dan NAP +3 m. Daarbij zijn ook de ontwikkelingen zoals mogelijk op grond van de geldende bestemmingsplannen beschouwd.

Buitendijkse objecten

De buitendijkse objecten die mogelijk gevolgen kunnen ondervinden van de maatregel waterberging, zijn bijvoorbeeld: betonning en lichtopstanden, elektriciteitsmasten, steigers, kades, remmingwerken, opslagtanks, wegen, transformatorhuisjes en stranden/recreatieterreinen.

Voor de betrokken objecten bestaan verschillende keuzemogelijkheden om de gevolgen van de waterberging te verkleinen of te voorkomen. Het kan dan gaan om kleine constructieve aanpassingen aan steigers, kades, remmingwerken, opslagtanks, natuurgebieden. Met de betrokken eigenaren en beheerders is overleg gevoerd over de wijze waarop de gevolgen van waterberging kunnen worden voorkomen c.q. beperkt. Mocht, desondanks, als gevolg van de inzet maatregel Waterberging sprake zijn van schade, dan kunnen betrokkenen een beroep doen op de regeling voor schadevergoeding neergelegd in artikel 7.14 en 7.15 van de Waterwet.

In een aantal gevallen zijn geen aanpassingen nodig of mogelijk. Niet nodig omdat de waterberging geen of verwaarloosbare gevolgen voor de betrokken objecten oplevert. Het gaat dan bijvoorbeeld om betonning en lichtopstanden, elektriciteitsmasten, steigers, kades en wegen. Niet mogelijk omdat inundatie niet voorkomen kan worden, bijvoorbeeld bij buitendijkse natuurgebieden.

Gevolgen van de waterberging kunnen ook worden voorkomen of beperkt worden door het opnemen van maatregelen in een Inzetprotocol, waarin, door een tijdige aankondiging van de inzet van de waterberging, betrokkenen de nodige maatregelen kunnen nemen, zoals het verwijderen van vee op de waterkeringen. Dit Inzetprotocol is als bijlage bij het peilbesluit gevoegd.

Geconcludeerd kan worden dat voor de buitendijkse objecten geen onaanvaardbare gevolgen worden verwacht.

Buitendijkse gebieden

In de beoordeling van de buitendijkse gebieden, die gevolgen kunnen ondervinden van de waterberging, is bijzondere aandacht besteed aan de volgende gebieden:

  • Paviljoenpolder (landbouw).
  • Recreatieterrein Speelmansplaten, Waterrijk Oesterdam (recreatief verblijf).
  • Waterfront Tholen (permanente bewoning).

De buitendijkse natuurgebieden komen aan bod in paragraaf 2.4.4. De gebieden die inunderen bij een maatgevende hoogwaterstand van + NAP 2,30 meter zijn weergegeven in figuur 2.5

afbeelding "i_NL.IMRO.0000.IMip12BERGINGVZM-3000_0007.jpg"

Figuur 2.5. Gebieden die inunderen bij een maatgevende hoogwaterstand van + NAP 2,30 meter (weergegeven in rood)

Paviljoenpolder

De Paviljoenpolder ligt tussen de A58, het Spuikanaal en de Westerschelde (zie figuur 2.6). Het noordelijke deel van de Paviljoenpolder is onderdeel van de vroegere Kreekrakpolder, die in de 20-er jaren van de vorige eeuw is ontstaan. Het deel ten zuiden hiervan is veel jonger. Het gebied werd vroeger 'de Schorren' of 'Slikken van Hinkelenoord' genoemd. Dit duidt op een buitendijks gebied dat onder invloed van zee stond en regelmatig overstroomde bij hogere waterstanden. De westelijk daarvan gelegen Bathsedijk/Hoogdijk is een liniedijk die vroeger het water keerde en nu nog de primaire waterkering vormt. Door de aanleg van een hoogwaterkering in 1968/1971 langs de Westerschelde kwam het schorrengedeelte binnendijks te liggen. Door het graven van het Schelde-Rijnkanaal en het Spuikanaal in de 70-er tot medio 80-er jaren ontstond er een doorsnijding en herinrichting van dit gebied. In 1982 werd de Paviljoenpolder gevormd; het maaiveld hiervan ligt op ca. NAP +1 m tot +1,5 m. In termen van de Waterwet is de Paviljoenpolder een zogenaamd drogere oevergebied geworden. Het gebied is sindsdien in gebruik als landbouwgebied (68,5 ha), natuurgebied en motorcrossterrein en bevat, naast een aantal waterstaatkundige objecten, ook wegen, een gaspomp en een transformatorhuisje. In het vigerende bestemmingsplan van de gemeente Reimerswaal is voorzien in de bouw van windturbines. Er staan geen woningen of bedrijfsgebouwen in het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0000.IMip12BERGINGVZM-3000_0008.jpg"

Figuur 2.6. Ligging Paviljoenpolder

In het MER is geconstateerd dat het buitendijkse landbouwgebied bij de inzet van waterberging zal onderlopen. Omdat waterberging naar verwachting alleen in de winter optreedt, zal er in het algemeen geen gewas op het land staan en zullen de effecten gering zijn. Omdat het gaat om de berging van zoet water (en niet om zout water) is er geen langdurige schade aan de landbouwgrond te verwachten.

Het Landbouw Economisch Instituut (LEI) heeft nader onderzoek gedaan naar de te verwachten landbouwschade in de Paviljoenpolder als gevolg van (de kans op) wateroverlast. Daarbij is uitgegaan van de huidige zoete situatie; over het weer zout maken van het Volkerak-Zoommeer is nog niet formeel besloten. Op basis van een inventarisatie van het landbouwkundig grondgebruik door de betrokken bedrijven, gesprekken met de betrokken agrariërs en hun expertise heeft het LEI een schatting gemaakt van de mogelijk te verwachten schade. Het betreft een gebied van 68,5 ha dat landbouwkundig in gebruik is.

Op basis van het gemiddelde grondgebruik is de bruto productiewaarde berekend. Wanneer dan een overstroming plaatsvindt en er niet meer kan worden geoogst is dat de maximale schade aan gewasopbrengst. De verwachting is echter dat de wateroverlast zal plaatsvinden tussen half oktober en half april.

Wanneer de wateroverlast optreedt in de winter is de schade meer gerelateerd aan de onmogelijkheid of de beperking om goede teelten te hebben in het daarop volgende jaar. Afhankelijk van de periode dat wateroverlast optreedt is de schade voor de huidige teelten door overstroming berekend bij vroege (november) overstroming en bij zeer late (maart/april) overstroming. De schade bij late overstroming is aanzienlijk hoger dan bij vroege overstroming.

Ook zijn de kosten voor herstel van de bodemstructuur en de ont- en afwatering geschat.

Geconcludeerd is dat de kosten van eventuele schade door waterberging voor bodem of gewas niet opwegen tegen de hoge kosten van de aanleg van een waterkering langs het Bathse Spuikanaal, mede in het licht van de geringe frequentie. Het nemen van aanvullende maatregelen om inundatie van landbouwgrond te voorkomen wordt daarom niet nodig geacht.

De ter plaatse aanwezige gasinstallatie en het transformatorhuisje zullen door een aan te leggen kade tegen wateroverlast worden beschermd.

Mocht als gevolg van de inzet van de maatregel waterberging sprake zijn van schade, dan kunnen betrokkenen een beroep doen op de regeling voor schadevergoeding neergelegd in artikel 7.14 en 7.15 van de Waterwet. Met de beheerder van de toekomstige windturbines is afgesproken dat deze bij de constructie van de windturbines rekening houdt met de waterberging.

Geconcludeerd kan worden dat van de waterberging voor het buitendijkse gebied van de Paviljoenpolder geen onaanvaardbare gevolgen worden verwacht.

Speelmansplaten

De Speelmansplaten, inclusief de bijbehorende infrastructuur, zullen bij waterberging deels overstromen. Het recreatiegebied is in termen van de Waterwet als zogenaamd 'drogere oevergebied' ontstaan bij de aanleg van de Oesterdam en de realisatie van het Volkerak-Zoommeer (zie figuur 2.7). Het gebied is momenteel in gebruik als dagrecreatiegebied. Een projectontwikkelaar is voornemens om in het recreatiepark in totaal 75 zogenaamde 'watervilla's' te bouwen. Een aantal daarvan is inmiddels gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0000.IMip12BERGINGVZM-3000_0009.jpg"

Figuur 2.7. Ligging Speelmansplaten

In het vigerende bestemmingsplan van de gemeente Tholen is voorzien in de bouw van recreatiewoningen. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan in 2006 is aandacht besteed aan de komst van de waterberging. De gemeente Tholen gaf in de toelichting op het bestemmingsplan aan dat de woningen op terpen zouden worden gebouwd, waardoor de te bouwen woningen geen wateroverlast zouden ondervinden. In 2007 heeft het Rijk de gronden aan de projectontwikkelaar Speelmansplaten B.V. verkocht onder de voorwaarden dat de initiatiefnemer (en rechtsopvolgers) bekend zijn met de plannen van waterberging en hiermee rekening houden en zelf verantwoordelijk en aansprakelijk zijn voor de (schadelijke) gevolgen van een eventuele overstroming en daarmee de tijdelijke onbruikbaarheid van het gebied. Binnen het project Waterberging Volkerak-Zoommeer zijn daarom geen maatregelen voorzien om wateroverlast op de Speelmansplaten te voorkomen of te mitigeren.

Van de waterberging worden geen onaanvaardbare gevolgen verwacht voor het buitendijkse gebied van de Speelmansplaten om de volgende redenen:

  • Waterberging leidt niet tot een onveilige situatie. Bij een waterberging waarbij de berekende maatgevende hoogwaterstand van NAP + 2,30 m op het Volkerak-Zoommeer wordt bereikt, zal het waterniveau in de recreatiewoningen nergens hoger stijgen dan een peil van 0,80 m boven het vloerniveau. Bij de uitwerking van het Inzetprotocol wordt voorzien in een tijdige evacuatie van de mensen, die in de recreatiewoningen of op het terrein verblijven. In het onwaarschijnlijke geval dat mensen niet geëvacueerd zijn, kunnen zij binnen enkele minuten gemakkelijk hoger gelegen en permanent droogblijvend terrein (NAP>2,30 m) bereiken.
  • Het gaat om tijdelijk recreatief verblijf en – bewoning (en niet om permanente bewoning).
  • Nog recent, in 2006, heeft de overheid (in casu de gemeenteraad van Tholen bij vaststelling van het bestemmingsplan) afgewogen dat de komst van de waterberging verenigbaar is met bouw van recreatiewoningen conform het bestemmingsplan Speelmansplaten). De voor de bouw van recreatiewoningen benodigde vergunningen zijn afgegeven nadat de PKB Ruimte voor de Rivier werd vastgesteld.
  • Met de eigenaren/bewoners van de recreatiewoningen is privaatrechtelijk overeengekomen dat zij de eventuele gevolgen van waterberging accepteren.

Waterfront Tholen

Maatregel

De haven van Tholen heeft een open verbinding met het Volkerak-Zoommeer. Het buitendijks gelegen woongebied 'Waterfront Tholen' is gelegen aan de haven. Dit betekent dat bij de inzet van de maatregel Waterberging op het Volkerak-Zoommeer (met een gemiddelde kans per jaar van 1:1.430) de waterstand in de haven met ruim 2 m zal kunnen stijgen. Dit heeft tot gevolg dat woningen, bedrijfsgebouwen, aanlegvoorzieningen in de haven, openbare ruimte en infrastructuur wateroverlast zullen ondervinden. Er is voor gekozen deze wateroverlast te voorkomen door een dam met keersluis te bouwen. De bestemmingsaanduiding is bij de vaststelling vergroot in het belang van het kunnen realiseren van een dam en keersluis met voldoende ruimtelijke kwaliteit.

De haven van Tholen heeft een open verbinding met het Volkerak-Zoommeer. Het buitendijks gelegen woongebied 'Waterfront Tholen' is gelegen aan de haven. Dit betekent dat met een verwachte inzetfrequentie van de maatregel Waterberging op het Volkerak-Zoommeer van 1:1.430 de waterstand in de haven met ruim 2 m zal kunnen stijgen. Dit heeft tot gevolg dat woningen, bedrijfsgebouwen, aanlegvoorzieningen in de haven, openbare ruimte en infrastructuur wateroverlast zullen ondervinden. Er is voor gekozen deze wateroverlast te voorkomen door een dam met keersluis te bouwen.

Zonder keermiddel zouden de meest ingrijpende gevolgen bij inzet van de waterberging kunnen optreden voor 41 van de in totaal 105 woningen en drie bedrijfsgebouwen. De beganegrondvloer van deze gebouwen is gelegen op een niveau waarbij aanzienlijke wateroverlast kan ontstaan. Bij de ontwikkeling van het toenmalige bestemmingsplan Waterfront Tholen (fase 1) is geen rekening gehouden met de inpassing van waterberging in het gebied. Het bestemmingsplan Waterfront I in Tholen werd door de raad vastgesteld op 27 maart 2000 en goedgekeurd bij besluit van 10 oktober 2000. De hoogteligging van de bestemmingen is gebaseerd op het vigerend peilbesluit uit 1996 met een variabel normaal peil op het Volkerak-Zoommeer tussen NAP – 0,10 m en + 0,15 m en een maximaal peil van NAP + 0,50 m. De Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier (PKB) met de daarin voorziene maatregel Waterberging op het Volkerak-Zoommeer is op 19 december 2006 door het kabinet vastgesteld.

Achtergrond

Al bij de inspraak op de PKB is aandacht gevraagd voor mogelijke schade voor het Waterfront in Tholen (Nota van toelichting bij de kabinetsbeslissing, pag. 117). Het kabinet heeft naar aanleiding daarvan in zijn beslissing overwogen dat met de maatregel Waterberging Volkerak-Zoommeer dijkversterking in een groot deel van het Benedenrivierengebied wordt voorkomen. Toegezegd is de mogelijk negatieve effecten voor de regionale afwatering en de specifieke effecten bij het Waterfront Tholen, het recreatiegebied Speelmansplaten, steigers in havens en mogelijk andere gebieden in de vervolgfase nader te bekijken en opties om deze effecten alsnog te vermijden of te compenseren te onderzoeken (Nota van toelichting bij de kabinetsbeslissing, pag. 119).

Hoewel de woningen en bedrijfsgebouwen in het Waterfront van Tholen buitendijks zijn gelegen, is de afweging gemaakt om de gevolgen van de waterberging voor het gebied Waterfront Tholen te mitigeren. Dit wordt gedaan door de bouw van een keermiddel dat als één van de maatregelen in dit (ontwerp)besluit is opgenomen en waardoor wateroverlast in de haven van Tholen kan worden voorkomen.

Bewoners van het Waterfront Tholen zouden door uitvoering van de maatregel zonder keermiddel in een nadeliger positie komen. Het huidige peil van het Volkerak-Zoommeer wordt, zoals hiervoor gesteld, gereguleerd op grond van het vigerende peilbesluit uit 1996. Het peil op het Volkerak-Zoommeer is thans zo goed als gevrijwaard van natuurlijke invloeden. Het Volkerak-Zoommeer is afgeschermd van invloeden door waterafvoer van de grote rivieren door de Volkerakdam en de Hellegatsdam en wordt beschermd tegen invloeden vanuit overige wateren door de Philipsdam, de Grevelingendam en de Oesterdam. Alleen grote toevoer van water van de Brabantse rivieren kan tot peilstijging leiden. Maatregelen zijn aanwezig om de waterstanden op het Volkerak-Zoommeer niet het vigerende maximum peil van NAP +0,50 m te laten overschrijden.

Het peil van het Volkerak-Zoommeer komt door de keuze voor de maatregel Waterberging Volkerak-Zoommeer indirect onder invloed van zowel rivierafvoeren als de waterstanden op zee te staan. De bewoners krijgen daardoor te maken met een groter risico op wateroverlast. Gezien het feit dat de bij inzet van de Waterberging op het Volkerak-Zoommeer optredende schade aan het Waterfront Tholen uitsluitend toe te rekenen is aan de inzet van die maatregel, de te verwachten schade aanzienlijk zal zijn en de maatschappelijke ontwrichting bij het optreden van aanzienlijke wateroverlast in een zodanig aantal woningen bestemd voor permanente bewoning groot zal zijn, is ervoor gekozen een keerwerk aan te leggen. Het keerwerk is gelokaliseerd tussen de overnachtingshaven voor de beroepsvaart en de recreatiehaven. Door de aanleg van dit keerwerk wordt wateroverlast als gevolg van waterberging in het Waterfront Tholen voorkomen.

Bereikbaarheid

Tijdens de waterberging loopt alleen de weg over de Oesterdam N659 voor een traject van ongeveer 1.700 m onder water. Hierdoor is de directe verbinding tussen het voormalige eiland Tholen en Zuid-Beveland tijdelijk gestremd. De hoger gelegen parallelweg blijft begaanbaar. Tholen (en Sint-Philipsland) blijven via de brugverbindingen en via de Philipsdam en Grevelingendam verbonden met het 'vaste land'. Voor het recreatieterrein Speelmansplaten geldt dat de bewoners van dit recreatieterrein tijdig moeten worden geëvacueerd. In het Inzetprotocol zijn de daarvoor benodigde acties opgenomen.

Naast de weg weg- en waterverbindingen zijn er ook buisleidingen aanwezig in het gebied. Het grootste deel daarvan kruist het plangebied in de zone tussen de Kreekraksluizen en de Bathse Spuisluis. Het effect van waterberging op de buisleidingen is beschouwd. De waterberging levert geen beperkingen op voor de buisleidingen en vice versa.

2.4.9 Binnendijkse wateroverlast

Met 'binnendijks' wordt in deze paragraaf bedoeld het gebied aan de landzijde van de primaire waterkeringen rondom het Volkerak-Zoommeer. Het betreft gebieden in West-Brabant, Zuid-Holland en Zeeland. Voor West-Brabant moet onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds het gebied dat beschermd wordt door de regionale waterkeringen en anderzijds het niet door regionale waterkeringen beschermde gebied: de boezem van de West-Brabantse rivieren de Mark, de Dintel, de Steenbergse en de Roosendaalse Vliet en de Zoom.

In het Waterbergingsplan - bijlage bij deze toelichting – wordt een scenario voor de mogelijk optredende toekomstige binnendijkse wateroverlast bij inzet van de waterberging geschetst. Daarbij wordt een pakket aan de te treffen maatregelen beschreven dat deze binnendijkse wateroverlast zou kunnen voorkomen. Het scenario betreft de periode na het jaar 2050, waarbij aannames zijn dat het peil op het Volkerak-Zoommeer bij inzet van de waterberging kan oplopen tot een maximum van NAP +2,85 en inzet van de waterberging kan plaast hebben met een kans van 1/250 per jaar, waarbij de inzet van de waterberging samenvalt met een afvoer op de West-Brabantse rivieren die met een kans van 1/10 per jaar kan voorkomen. Uit berekeningen blijkt dat dit scenario na 2050 met een gemiddelde kans van 1/2000 per jaar kan voorkomen. Omdat hier van de periode na het jaar 2050 is uitgegaan, betreft het een scenario voor de lange termijn.

Berging op het Volkerak-Zoommeer is evenwel één van de maatregelen ter uitvoering van de Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier die een samenhangend pakket vormen dat noodzakelijk is om in 2015 – voor de korte termijn – te voldoen aan het wettelijk vastgelegde beschermingsniveau van de gebieden die beschermd worden door de primaire waterkeringen. De maatregel Berging op het Volkerak-Zoommeer is er op gericht om onder die omstandigheden waarin de berging wordt ingezet een waterstanddaling in het benedenrivierengebied te bewerkstelligen om daarmee te voldoen aan de huidige wettelijke veiligheidsnormen zonder dat in dat gebied ingrijpende dijkverbeteringsmaatregelen moeten worden getroffen.

Voor de lange termijn – vanaf 2050 – zullen er mogelijk nieuwe veiligheidsnormen gelden of zal een ander inzetpeil voor de waterberging worden vastgesteld, dan NAP +2,6 m op het Hollandsch Diep (bij Rak Noord) behorend bij thans als in de Planologische Kernbeslissing is beschreven gemiddelde inzetfrequentie die met een gemiddelde kans van 1/1430 per jaar optreedt.

Het Waterbergingsplan bevat aldus een pakket aan maatregelen voor een mogelijk lange termijn-scenario dat met de daarbij gehanteerde aannames een kans van voorkomen heeft van gemiddeld 1/2000 per jaar na het jaar 2050.

West-Brabant

De verhoging van het waterpeil op het Volkerak-Zoommeer bij de incidentele inzet van de waterberging heeft tot gevolg dat de afwatering van binnendijks gebied tijdelijk wordt bemoeilijkt of gestremd. Wanneer de inzet van de maatregel Waterberging op het Volkerak-Zoommeer samenvalt met hevige regenbuien of hogere afvoeren van de Brabantse rivieren, zou deze stremming mogelijk tot wateroverlast kunnen leiden. Daarnaast kan deze stremming gevolgen hebben voor de eisen die aan de regionale waterkeringen langs de Brabantse rivieren worden gesteld.

Voor deze regionale waterkeringen geldt op grond van de verordening Water Noord-Brabant een veiligheidsnorm van 1/100 per jaar als de gemiddelde overschrijdingskans van de hoogste hoogwaterstand die deze waterkeringen veilig moeten kunnen keren. De inzet van de waterberging mag er niet toe leiden dat door een gestremde afvoer van de Brabantse rivieren en daardoor veroorzaakte wateropstuwing op die rivieren tot gevolg heeft dat de regionale waterkeringen niet meer aan de normen kunnen voldoen.

 

Op 23 mei 2011 is tussen Rijk, waterschap Brabantse Delta en de betrokken gemeenten afgesproken dat de bescherming door regionale waterkeringen en de wateroverlast in West-Brabant ook op de lange termijn niet mag verslechteren als gevolg van inzet van het Volkerak-Zoommeer voor waterberging. Deze afspraak is in het Waterbergingsplan vertaald in een scenario dat zich op de lange termijn (vanaf 2050) met een gemiddelde kans van 1/2000 per jaar bij inzet van de maatregelen waterberging Volkerak-Zoommeer voor kan doen. De frequentie van 1/2000 per jaar is daarmee gelijk gesteld aan de normfrequentie van dijkring 34 (bijlage II Waterwet).

Bij het vaststellen van dit 'lange termijnscenario' is een inzetfrequentie van de waterberging gekozen van 1/250 per jaar. Het lange termijnscenario is vervolgens bepaald door de inzet van de waterberging met een frequentie van 1/250 per jaar te combineren met een neerslaggebeurtenis (of afvoer op de Brabantse rivieren) die zich met een gemiddelde kans van 1/10 per jaar voordoet. Deze combinatie kan zich na 2050 met een gemiddelde kans van 1/2000 per jaar voordoen en bepaalt derhalve het 'lange termijnscenario'.

Voor dit lange termijnscenario zijn de waterstanden voor de genoemde West-Brabantse rivieren bepaald, die dus met een gemiddelde kans van 1/2000 per jaar vanaf 2050 als gevolg van de waterberging kunnen optreden. Vervolgens is beoordeeld of de regionale waterkeringen in dit scenario nog aan de veiligheidsnorm kunnen voldoen en welke mate van wateroverlast inzet van de waterberging binnendijks kan veroorzaken. In het MER en in het Waterbergingsplan is op kaartbeelden weergegeven om welke gebieden het gaat en waar op de lange termijn wateroverlast op kan treden als geen maatregelen worden genomen. De optredende problemen zijn naar oorzaak als volgt ingedeeld:

  • overtopping en/of bezwijken van regionale keringen;
  • wateroverlast als gevolg van stremming van vrij afvoerende waterlopen;
  • maalstops voor polders die uitwateren op het Schelde-Rijnkanaal;
  • maalstops voor polders die uitwateren op de Mark-Vlietboezem;
  • onderlopen van buitendijkse gebieden tussen de regionale keringen;
  • wateroverlast in stedelijke gebieden.

In tabel 1.1 van bijlage C van het Bijlagen rapport bij het Waterbergingsplan is aangegeven welke maatregelen aan de regionale waterkeringen in West-Brabant nodig zijn om ervoor te zorgen dat deze waterkeringen in het 'lange termijnscenario' aan de norm kunnen voldoen. Dit zijn dus maatregelen die nodig zijn op de lange termijn indien wordt uitgegaan van de uitgangspunten die voor het 'lange termijnscenario' zijn gehanteerd. Daarmee is een robuust maatregelenpakket samengesteld. Dit maatregelenpakket wordt in de periode tot 2020 door het Waterschap Brabantse Delta gerealiseerd.

De waterberging kan in de periode 2016-2020, en dus voor het gereedkomen van deze maatregelen, ook worden ingezet. In overeenstemming met de doelstellingen van de Planologische Kernbeslissing en het Nationaal Bestuursakkoord Water om in 2015 aan de thans geldende normen voor waterveiligheid en wateroverlast te voldoen is op basis van een 'korte termijnscenario' beoordeeld of de regionale keringen in de periode tot het moment dat de maatregelen zijn gerealiseerd aan de veiligheidsnorm kunnen voldoen. Bij het bepalen van dit 'korte termijnscenario' is eveneens een situatie die zich met een gemiddelde kans van 1/2000 per jaar voor kan doen bij de inzet van de waterbergingsmaatregel als uitgangspunt genomen (conform de bestuurlijke afspraak van 23 mei 2011). De inzetfrequentie van de maatregel is voor de korte termijn echter beduidend lager dan de inzetfrequentie die voor het bepalen van het lange termijnscenario is bepaald: 1/1.430 per jaar in 2015 i.p.v. 1/250 per jaar na 2050. Het korte termijnscenario is vervolgens bepaald door de inzet van de waterberging met een frequentie van 1/1.430 per jaar te combineren met een neerslaggebeurtenis die zich met een gemiddelde kans van 10 keer per jaar voordoet. Deze combinatie kan zich in 2015 met een gemiddelde kans van 1/2000 per jaar voordoen en bepaalt derhalve het 'korte termijnscenario'.

Op basis van dit korte termijnscenario is beoordeeld of door inzet van de waterberging op de West-Brabantse rivieren in 2015 wateropstuwing optreedt en of de regionale keringen bij inzet van de waterberging aan de geldende veiligheidsnorm voldoen. De beoordeling is opgenomen als bijlage 5 bij deze toelichting. Uit deze beoordeling blijkt:

  • 1. De waterberging geen waterstandverhogend effect heeft op de maatgevende waterstanden ter hoogte van Trambrug (Breda), Etten-Leur, Stampersgat en Roosendaal. Dit betekent dat de inzet van de waterberging op deze trajecten geen effect heeft op de eisen die aan de regionale keringen worden gesteld om te kunnen voldoen aan de veiligheidsnorm uit de provinciale verordening;
  • 2. Op de trajecten Dintelsas, Benedensas, Bovensas de inzet van de waterberging wel een waterstandverhogend effect heeft. Voor deze dijktrajecten is beoordeeld of de huidige keringen bij inzet van de waterberging aan de veiligheidsnorm uit de provinciale verordening voldoen. Dat is het geval. Voor de inzet van de waterberging zijn voor deze trajecten derhalve voor de korte termijn geen versterkingsmaatregelen nodig. De keringen voldoen bij inzet van de waterberging immers aan de veiligheidsnormen uit de provinciale verordening.

Aldus kan geconcludeerd worden dat voor de inzet van de waterberging op de korte termijn geen versterkingsmaatregelen aan de regionale waterkeringen nodig zijn, omdat de inzet van de waterberging (1) geen invloed heeft op de optredende waterstanden, of (2) wel invloed heeft op de optredende waterstanden, maar de keringen op deze trajecten ook bij verhoogde waterstanden als gevolg van inzet van de waterberging voldoen aan de veiligheidsnormen.

In West-Brabant bevindt zich ook het boezemgebied van de genoemde West-Brabantse rivieren. Voor deze gebieden gelden geen beschermingsnormen. Gebruikers van deze gebieden (bewoners en bedrijven) kunnen in de huidige omstandigheden bij hoge rivierafvoeren wateroverlast krijgen. Door waterberging wordt de kans op wateroverlast vergroot.

Het op voorhand treffen van maatregelen door aanleg van kaden om die overlast te voorkomen is ongewenst vanwege de beperking van de bergende functie van dit Mark-Dintel-Vliet-boezemgebied die de maatregelen zouden veroorzaken. Het op voorhand treffen van maatregelen is bovendien niet nodig gezien de te verwachten zeer geringe toename van de al aanwezige al zeer kleine kans op wateroverlast en de geringe mate waarin de wateroverlast door inzet van de waterberging kan toenemen.

In die gevallen waarin direct voorafgaand aan de inzet van de waterberging het treffen van schadebeperkende maatregelen mogelijk en gewenst is om disproportionele schade of ernstige milieuschade te voorkomen kunnen maatregelen worden getroffen voordat de waterberging wordt ingezet. In overleg met rechthebbenden/gebruikers is voor een aantal specifieke locaties bezien welke schadebeperkende maatregelen bij het huidige gebruik van de locatie kunnen worden getroffen in geval van inzet van de waterberging.

Ook achter de regionale keringen kan wateroverlast optreden door maalstops voor polders die uitwateren op het Schelde-Rijnkanaal of op de Mark-Vlietboezem. Voor de lange termijnomstandigheden is in het pakket van mitigerende maatregelen in de inzet van noodpompen voorzien.

Voor de korte termijn zal ook bij inzet van de waterberging de optredende wateroverlast veel geringer zijn. Niettemin zijn thans de financiële middelen voor uitvoering van het maatregelenpakket al beschikbaar. De maatregelen worden getroffen door het waterschap en kunnen reeds in 2016 gereed zijn. Daardoor is ook voor deze gebieden zeker gesteld dat eventuele effecten van de inzet van de waterberging afdoende worden gemitigeerd.

Gedeelten van de buitendijkse gebieden van de Mark-Dintel-Vliet boezem behoren tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze gebieden kennen ook onder de huidige omstandigheden (zonder waterberging) periodes met hoog water. Gelet op de tijdelijkheid van hoge waterstanden bij waterberging en mede gelet op de zeer lage frequentie van waterberging worden de wezenlijke waarden en kenmerken van de EHS niet aangetast.

Zuid-Holland en Zeeland

Voor de Zuid-Hollandse en Zeeuwse binnendijkse gebieden geldt het volgende.

In het Waterbergingsplan is aangegeven (paragraaf 3.3.1 resp. 5.3.1) van welke omstandigheden is uitgegaan om de effecten van de inzet van de waterberging voor deze gebieden op de lange termijn te bepalen. Het zijn dezelfde extreme omstandigheden waarvan in paragraaf 4.3.1 van het Waterbergingsplan is uitgegaan voor het bepalen van de lange termijneffecten in West-Brabant. Voor deze lange termijnomstandigheden is in het pakket van mitigerende maatregelen in de inzet van noodpompen voorzien.

Voor de korte termijn zal ook waar wateroverlast bij inzet van de waterberging optreedt die overlast veel geringer zijn. Niettemin zijn thans de financiële middelen voor uitvoering van het maatregelenpakket al beschikbaar en worden met de waterschappen daaromtrent afspraken gemaakt. Daardoor is ook voor deze gebieden zeker gesteld dat eventuele effecten van de inzet van de waterberging afdoende worden gemitigeerd.

2.4.10 Schaderegeling

Waterberging op het Volkerak-Zoommeer is een van de maatregelen ter uitvoering van de PKB Ruimte voor de Rivier, waarbij bij de uitvoering van de maatregel schade kan worden toegebracht aan derden. Hierbij kan gedacht worden aan vermogensschade aan een onroerende zaak of inkomensschade van een bedrijf en schade bij de daadwerkelijke inzet van de maatregelen.

Zowel op vergoeding van schade als gevolg van de aanleg als op vergoeding van schade als gevolg van de inzet van de waterberging zijn de bepalingen van 7.14 en 7.15 van de Waterwet van toepassing. Het gaat dan om schade die optreedt als gevolg van een rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van waterbeheer.

Het onderwerp schade komt ook aan bod in paragraaf 5.2 (Economische uitvoerbaarheid).

2.4.11 Conclusie

Op basis van de voorgaande afwegingen kan worden geconcludeerd dat de gevolgen van de waterberging Volkerak-Zoommeer, met in achtneming van de voorgestelde mitigerende maatregelen, acceptabel zijn.