Status: vastgesteld, 22 augustus 2011
Plantype: Algemene Maatregel van Bestuur
IMRO-idn: NL.IMRO.0000.IMam11Barro-3000

Artikel 3.2 (ontheffingsbevoegdheid)

 

In de zogenaamde Spoedwet Wro wordt de mogelijkheid geopend om in provinciale of landelijke algemene regels ten aanzien van de ruimtelijke ordening een ontheffingsbevoegdheid op te nemen. Die ontheffing moet worden gezien als een noodklep voor bijzondere situaties, die bij het stellen van de algemene regel niet zijn voorzien. Het gaat dus om niet voorzienbare omstandigheden. In de wet is uitdrukkelijk vastgelegd dat die ontheffing alleen aan de orde kan zijn indien de verwezenlijking van een onderdeel van het gemeentelijk of provinciaal ruimtelijk beleid in verhouding tot het met die bepalingen te dienen nationale belangen onevenredig wordt belemmerd. Voor een verlening van een ontheffing komen dan gevallen in aanmerking waarbij een onverkorte toepassing van de algemene regel zou leiden tot gevolgen die onevenredig nadelig zijn in verhouding tot het met de algemene regel te dienen nationale belang. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het toestaan van een wenselijke innovatieve ruimtelijke ontwikkeling die van een zodanig groot belang wordt geacht dat in dat concrete geval de algemene regel buiten toepassing zou moeten blijven. Voor redelijkerwijs voorzienbare situaties zal in de algemene maatregel van bestuur of de provinciale verordening zelf een voorziening moeten worden getroffen, bij voorbeeld door reeds in de regel vast te leggen voor welke situaties de regel niet van toepassing is.

Conform het gestelde in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat leidde tot de bovengenoemde wetswijziging is in deze amvb uiterst zorgvuldig omgegaan met de toekenning van de bevoegdheid tot het verlenen van ontheffing om van de algemene regels af te wijken. Het gaat om onderwerpen waarvoor weliswaar de aard en strekking van gewenste afwijkingen van de algemene regels niet in concreto is te voorzien, maar wel de kans op wenselijkheid van afwijkingen in enige vorm groot wordt geacht.

De aanvraag om te mogen afwijken wordt door burgemeester en wethouders of gedeputeerde staten ingediend bij de Minister van IenM als het een afwijking van een norm uit de amvb betreft. Deze dient een besluit te nemen omtrent de aanvraag. De algemene regels uit de Awb zijn hierop van toepassing. Omdat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan altijd vooroverleg plaatsvindt met de diensten van het Rijk, die belast zijn met de behartiging van de belangen die in het bestemmingsplan in het geding zijn, zal in dat vooroverleg de bewuste afwijking en dus ook de aanvraag en (on)mogelijkheid om de afwijking toe te staan onderwerp van bespreking vormen.

Het definitieve besluit tot verlening van de ontheffing wordt vervolgens aan burgemeester en wethouders bekend gemaakt, waarna het bestemmingsplan aan de gemeenteraad ter vaststelling zal worden voorgelegd14. Indien van toepassing geldt mutatis mutandis hetzelfde voor gedeputeerde staten.

Voor de mogelijkheid van beroep en de behandeling van en de uitspraak op een beroep worden de ontheffing en het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan of het provinciaal inpassingsplan, ten behoeve waarvan die ontheffing is verleend, als één besluit aangemerkt. Ook anderszins is er wat betreft de beroepsmogelijkheid ten aanzien van de gevraagde ontheffing voor gekozen om aansluiting te zoeken bij de regeling voor het beroep tegen besluiten waarop de ontheffing betrekking heeft. Omdat de Wro bepaalt dat beroep tegen bestemmingsplannen rechtstreeks bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dient te worden aangetekend, is ook hier gekozen voor een beroep in één instantie.

Ingeval een aanvraag wordt ingediend tot verlenen van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel link naar wetgeving 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, of tweede lid, van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken, geldt een vergelijkbare procedure. Hoewel de Wabo geen verplicht vooroverleg kent alvorens een aanvraag om een omgevingsvergunning kan worden ingediend, laat de praktijk zien dat dit overleg tussen de initiatiefnemer en de gemeente in veel gevallen wel plaats vindt. Is dat het geval en blijkt dan dat voor een dergelijke omgevingsvergunning tevens een ontheffing nodig is om af te wijken van een algemene regel, opgenomen in de algemene maatregel van bestuur, dan zullen de desbetreffende rijksdiensten bij dat vooroverleg worden betrokken. Ook hierbij is sprake van toetsing aan het bovenvermelde criterium voor ontheffingverlening. Het definitieve besluit tot verlening van de ontheffing wordt aan burgemeester en wethouders of gedeputeerde staten bekend gemaakt, waarna deze een besluit over de aanvraag tot het verlenen van de gevraagde omgevingsvergunning kunnen nemen.

Voor de mogelijkheid van beroep en de behandeling van en de uitspraak op een beroep worden de ontheffing en de omgevingsvergunning, ten behoeve waarvan die ontheffing is verleend, als één besluit aangemerkt. Omdat het beroep tegen een besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning geschiedt in twee instanties volgt het beroep tegen een ontheffing tot afwijking dezelfde lijn.

Betreft het een projectuitvoeringsbesluit dat afwijkt van een bestemmingsplan dan verloopt die procedure zoals hierboven is beschreven ten aanzien van de omgevingsvergunning.