Status: vastgesteld, 22 augustus 2011
Plantype: Algemene Maatregel van Bestuur
IMRO-idn: NL.IMRO.0000.IMam11Barro-3000

TITEL 2.13 Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde

 

Artikel 2.13.1 (algemeen)
  • 1. In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
    erfgoed van uitzonderlijke universele waarde: gebied als bedoeld in artikel 2.13.2;
    kernkwaliteiten: in bijlage 10 aangegeven essentiële landschappelijke en cultuurhistorische kenmerken van een erfgoed van uitzonderlijke universele waarde.
  • 2. Deze titel is van toepassing op gronden binnen de grenzen van de erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Artikel 2.13.2 (begrenzing)  
  • 1. Als erfgoed van uitzonderlijke universele waarde worden aangewezen:
    • a. Nieuwe Hollandse Waterlinie, waarvan de plaats indicatief geometrisch is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op kaart 9;
    • b. Romeinse Limes, waarvan de plaats indicatief geometrisch is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op kaart 9;
    • c. Werelderfgoed De Beemster, waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op kaart 9;
    • d. Werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op kaart 9.
  • 2. Bij verordening werken de desbetreffende provinciale staten de begrenzing van de erfgoederen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, geometrisch nader uit.
  • 3. Indien de nadere plaatsbepaling en begrenzing, bedoeld in het tweede lid, niet binnen een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze titel zijn vastgesteld, stellen Onze Minister en Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de nadere plaatsbepaling en begrenzing bij ministeriële regeling vast.

Artikel 2.13.3 (kernkwaliteiten)  

In bijlage 10 zijn voor ieder erfgoed van uitzonderlijke universele waarde de kernkwaliteiten in hoofdlijnen beschreven.

Artikel 2.13.4 (provinciale verordening)  
  • 1. In het belang van de instandhouding en versterking van de door het provinciaal bestuur uitgewerkte en geobjectiveerde kernkwaliteiten voor te onderscheiden delen van de erfgoederen worden bij provinciale verordening regels gesteld over de inhoud van of de toelichting bij bestemmingsplannen.
  • 2. Bij de verordening worden in ieder geval regels over de inhoud van bestemmingsplannen gesteld die bewerkstelligen dat een bestemmingsplan ten opzichte van het daaraan voorafgaande geldende bestemmingsplan nieuwe bestemmingen of een wijziging van regels ter zake van het gebruik van de grond kan bevatten, mits de uitgewerkte kernkwaliteiten, bedoeld in het eerste lid, worden behouden of versterkt.