direct naar inhoud van Regels
Plan: COBRAcable
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0000.EZipCOBRAcable-3000

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het inpassingsplan COBRAcable met identificatienummer NL.IMRO.0000.EZipCOBRAcable-3000 van de Minister van Economische Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu;

1.2 inpassingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 bestaand gebruik:

het gebruik dat legaal aanwezig is op het moment dat het plan rechtskracht verkrijgt;

1.7 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak:


een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.10 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.11 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.12 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.13 maaiveld:

de hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de bestaande bebouwing;

1.14 peil:
  • a. op of in land: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • b. op of in water: 0 meter NAP;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.


Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Converterstation

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Converterstation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het transformeren en converteren van elektrische energie;


met daarbij behorende:

  • b. gebouwen, bedrijfswoningen daar niet onder begrepen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. kabels en leidingen, waar onder mede begrepen hoogspanningsleidingen;
  • e. terreinen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. verkeers- en parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Bedrijf - Converterstation' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen geldt een maximale bouwhoogte van 50 meter.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt een maximale bouwhoogte van 55 meter.

Artikel 4 Leiding - Hoogspanning

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse hoogspanningsverbinding met een spanning van maximaal 320 kV ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Kabeltracé I'
  • b. een ondergrondse hoogspanningsverbinding met een spanning van maximaal 380 kV ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Kabeltracé II;


met de daarbijbehorende:

  • c. voorzieningen;
  • d. toegangswegen;
  • e. gebouwen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

Op of in de gronden, bedoeld in artikel 4.1, mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' worden gebouwd.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2 voor de andere daar voorkomende bestemming(en) en toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de hoogspanningsverbinding als bedoeld in artikel 4.1;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de aanleg van de hoogspanningsverbindingen als bedoeld in artikel 4.1 gelden de volgende eisen:

  • a. ten aanzien van de hoogspanningsverbinding als bedoeld in artikel 4.1 onder a:
    • 1. deze betreft één verbinding bestaande uit twee elektriciteitskabels;
    • 2. deze kruist de primaire waterkering bovenlangs (vanaf het maaiveld ingegraven);
  • b. ten aanzien van de hoogspanningsverbinding als bedoeld in artikel 4.1 onder b:
    • 1. deze betreft één verbinding bestaande uit drie elektriciteitskabels;
    • 2. deze kruist de bestaande gasleiding onderlangs, waarbij een afstand van ten minste 1,5 meter in acht wordt genomen. De kruising wordt uitgevoerd op een wijze die in onderling overleg tussen initiatiefnemer en leidingbeheerder wordt afgestemd en die belangen van de gasleiding niet schaadt.

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 Verbod


In het belang van de hoogspanningsverbinding als bedoeld in artikel 4.1 is het, behoudens het bepaalde in artikel 4.5.2, verboden op en in de in artikel 4.1 bedoelde gronden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen of afgraven, dieper dan 0,60 meter onder peil;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen, dieper dan 0,6 meter onder peil;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, dieper dan 0,60 meter onder peil;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage, dieper dan 0,60 meter onder peil;
  • e. het aanbrengen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies, dieper dan 0,60 meter onder peil;
  • f. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen, dieper dan 0,6 meter onder peil;
  • g. het aanbrengen van verhardingen;
  • h. het opslaan van goederen.

4.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 4.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. zijn aan te merken als normaal onderhoud, gebruik en beheer van de gronden;
  • b. reeds in uitvoering zijn, overeenkomstig de geldende wet- en regelgeving, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. de uitvoering betreffen van dit inpassingsplan.

4.5.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.5.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de in artikel 4.1 genoemde verbinding(en) ontstaat of kan ontstaan;
  • b. vooraf advies is ingewonnen bij de betreffende kabelbeheerder.


Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Overige regels

6.1 Verhouding tussen bestemmingen

Waar een bestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.

6.2 Bevoegdheid tot vaststellen nieuw plan
  • a. De gemeenteraad van Eemsmond respectievelijk provinciale staten van de provincie Groningen zijn na vijf jaar na de vaststelling van dit inpassingsplan bevoegd een bestemmingsplan respectievelijk een inpassingsplan vast te stellen voor de gronden waarop dit inpassingsplan betrekking heeft.
  • b. In afwijking van het bepaalde in artikel 6.2 onder a kan de gemeenteraad een bestemmingsplan vaststellen of kunnen Provinciale Staten een inpassingsplan vaststellen indien daarbij wordt voorzien in de bestemmingen en in de planregels zoals neergelegd in het inpassingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

7.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het inpassingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

7.3 Aanvullende bepaling

Onder 'het daarvoor geldende plan', als bedoeld in artikel 7.1, sub c en 'het voorheen geldende bestemmingsplan', als bedoeld in artikel 7.2 sub d, worden mede begrepen de geldende beheersverordeningen.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het inpassingsplan 'COBRAcable'.