direct naar inhoud van Regels
Plan: Windpark Zeewolde
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0000.EZip16WZEEWOLDE-3003

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het inpassingsplan Windpark Zeewolde met identificatienummer NL.IMRO.0000.EZip16WZEEWOLDE-3003 van de minister van Economische Zaken en de minister van Infrastructuur en Milieu.

1.2 inpassingplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 beeldkwaliteitsplan

det Beeldkwaliteitplan Windpark Zeewolde zoals is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeewolde op 23 augustus 2016.

1.6 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.7 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.8 bestemmingsplan Buitengebied Lelystad 2009

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0995.0000RP-0001.

1.9 bestemmingsplan Buitengebied Zeewolde 2016

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0050.BPBuitengebied2016-va01.

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 beheersverordening IJsselmeer-Markermeer-Oostvaardersplassen

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0995.BHV01-VG01.

1.12 beperkt kwetsbaar object

a. dienst- en bedrijfswoningen van derden;

b. kantoorgebouwen, voor zover niet aan te merken als een object als bedoeld in lid 1.22;

c. hotels en restaurants, voor zover niet aan te merken als een object als bedoeld in lid 1.22;

d. sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;

e. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover niet aan te merken als een object als bedoeld in lid 1.22;

f. bedrijfsgebouwen, voor zover niet aan te merken als een object als bedoeld in lid 1.22.

1.13 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.16 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.17 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.18 Chw bestemmingsplan Oosterwold

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0034.OP5alg01-vg01

1.19 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.20 gondel van een windturbine

de behuizing van de rotoras, generator of tandwielkast van een windturbine.

1.21 hub

de neus van de windturbine waarin de wieken samenkomen.

1.22 kwetsbaar object

a. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn;

b. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m² per object, of

c. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

1.23 molenaarswoning

een woning waarvan de eigenaar of gebruiker door middel van een privaatrechtelijke overeenkomst een functie heeft aanvaard als molenaar en in die hoedanigheid werkzaamheden verricht en zorg draagt voor het toezicht op en onderhoud van de in artikel 5 van deze planregels bedoelde windturbines.

1.24 NEN

Door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.25 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.26 peil

a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;

b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

1.27 overdraaien

het bovenlangskomen van een rotorblad van een windturbine en over onderliggende gronden tijdens het in gebruik zijn van een windturbine.

1.28 rotor

het samenstel van rotorbladen (wieken) en hub (neus) van een windturbine.

1.29 rotorblad

de wiek van een windturbine.

1.30 rotordiameter

de diameter van de cirkel die door de tip (het uiteinde) van een rotorblad (wiek) wordt beschreven.

1.31 schakelkasten en transformatoren

bouwwerken behorende bij een windturbine ten behoeve van het transporteren van opgewekte elektriciteit en het op spanning houden van de interne parkbekabeling van het windturbinepark als geheel.

1.32 tip van het rotorblad

het uiteinde van een rotorblad.

1.33 verschijningsvorm van een windturbine

het uiterlijk van de windturbine zoals dat wordt bepaald door het samenstel van de vorm van de gondel, de ashoogte, de mastvormen en de rotordiameter van een windturbine.

1.34 windturbine

een bouwwerk ter opwekking van elektrische energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte en lengte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 tiphoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de tip (uiteinde) van het bovenste verticaal staande rotorblad.

2.6 tiplaagte

vanaf het peil tot aan de tip (uiteinde) van het onderste verticaal staande rotorblad.

2.7 ashoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.8 masthoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de onderkant van de gondel van de windturbine.

2.9 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.10 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.11 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving Buitengebied Zeewolde 2016

Op de gronden die deel uitmaken van dit inpassingsplan en die zijn voorzien van de bestemming Agrarisch en die tevens deel uitmaken van het bestemmingsplan Buitengebied Zeewolde 2016, zijn de regels van artikel 3 van het Bestemmingsplan Buitengebied Zeewolde 2016 van overeenkomstige toepassing, met inachtneming van het volgende:

A. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfswoning bij windturbinepark' is de bestaande agrarische bedrijfswoning tevens bestemd voor een bedrijfswoning behorende bij het in artikel 5 van dit inpassingsplan genoemde windpark.'

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - elektriciteitsvoorziening': een hoogspanningstransformatorstation;

b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals transformatoren, kabels en leidingen, onderhoudswegen, op- en afritten.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag ten behoeve van de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' worden gebouwd met in achtneming van de volgende bepalingen:

a. ter plaatse worden uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde gebouwd;

b. de goothoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 9 meter;

c. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 13 meter;

d. de bouwhoogte van transformatoren bedraagt ten hoogste 20 meter;

e. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,5 meter;

4.3 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van gronden en bouwwerken anders dan bedoeld in lid 4.1 is niet toegestaan.

Artikel 5 Bedrijf - Windturbinepark

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Windturbinepark' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. het opwekken van elektrische energie door middel van windturbines;

b. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch': tevens voor grondgebonden agrarische activiteiten en het behoud van landschappelijke en waterstaatkundige belangen van de gronden;

c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bestaand': tevens voor grondgebonden agrarische activiteiten en het behoud van landschappelijke en waterstaatkundige belangen van de gronden;

d. ter plaatse van de aanduiding 'bos': tevens voor bosbeheer en houtproductie en het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van de gronden;

e. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': uitsluitend voor een kantoor ten dienste van het windturbinepark;

f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transformatorstation': een hoogspanningstransformatorstation voor het transporteren van de door de windturbines opgewekte elektriciteit naar het landelijke hoogspanningsnetwerk met bijbehorende installaties en voorzieningen;

g. bij deze bestemming behorende voorzieningen waaronder in elk geval worden begrepen: schakelkasten en transformatoren, kabels en leidingen, onderhoudswegen, op- en afritten en kraanopstelplaatsen ten behoeve van het onderhoud van de windturbines.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag ten behoeve van de bestemming 'Bedrijf - Windturbinepark' worden gebouwd met in achtneming van de volgende bepalingen:

a. op deze gronden geldt dat omgevingsvergunning voor het bouwen van een windturbine uitsluitend wordt verleend indien de aanvrager bij zijn aanvraag aantoont dat de windturbines die zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze planregels op de in deze bijlage genoemde datum zijn verwijderd;

b. ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' zijn de volgende bouwwerken toegestaan:

1. windturbines;

2. schakelkasten en transformatoren;

3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van het windpark;

c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' zijn de volgende bouwwerken toegestaan:

1. een gebouw;

2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

d. er mag maximaal 1 windturbine per bouwvlak gebouwd worden;

e. de tiphoogte van een windturbine bedraagt;

1. ter plaatse van gronden met de specifieke bouwaanduiding-1 ten hoogste 150 m;

2. ter plaatse van gronden met de specifieke bouwaanduiding-2 ten hoogste 160 m;

3. ter plaatse van gronden met de specifieke bouwaanduiding-3 ten hoogste 220 m;

4. ter plaatse van gronden met de specifieke bouwaanduiding-4 ten hoogste 160 m.

f. de ashoogte van een winturbine bedraagt:

1. ter plaatse van gronden met de specifieke bouwaanduiding-1: ten minste 90 en ten hoogste 110 m;

2. ter plaatse van gronden met de specifieke bouwaanduiding-2: ten minste 94 m en ten hoogste
110 m;

3. ter plaatse van gronden met de specifieke bouwaanduiding-3: ten minste 120 m en ten hoogste 155 m;

4. ter plaatse van gronden met de specifieke bouwaanduiding-4: ten minste 95 m en ten hoogste
115 m;

g. de rotordiameter van een windturbine bedraagt ten minste 90 m en ten hoogste 142 m;

h. op gronden:

1. met de specifieke bouwaanduiding-1: is de verschijningsvorm van de windturbines onderling gelijk;

2. met de specifieke bouwaanduiding-2: is de verschijningsvorm van de windturbines onderling gelijk;

3. met de specifieke bouwaanduiding-3: is de verschijningsvorm van de windturbines onderling gelijk;

4. met de specifieke bouwaanduiding-4: is de verschijningsvorm van de windturbines onderling gelijk;

i. het aantal schakelkasten en transformatoren bedraagt ten hoogste 1 per windturbine;

j. de oppervlakte van een schakelkast en een transformator behorend bij een windturbine bedraagt ten hoogste 10 m²;

k. de bouwhoogte van schakelkasten en transformatoren behorend bij een windturbine bedraagt ten hoogste 3 m;

l. de goothoogte voor een kantoor bedraagt ten hoogste 4 m;

m. de bouwhoogte voor een kantoor bedraagt ten hoogste 9 m;

n. de bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het windpark bedraagt ten hoogste 3 m;

o. de bouwhoogte van een terreinafscheiding bedraagt niet meer dan 2,5 m.

p. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transformatorstation' gelden daarnaast de volgende regels:

1. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 8 m;

2. de bouwhoogte van een bliksemafleider bedraagt ten hoogste 25 m;

3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 8 m.

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.3.1 Bouwen van turbines met een afwijkende verschijningsvorm

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2 onder h voor het toestaan van windturbines met een afwijkende verschijningsvorm, met in achtneming van het volgende:

  • a. de tiplaagte bedraagt na afwijking ten minste 29 m;
  • b. de afwijking leidt niet tot een onevenredige aantasting van het landschappelijke beeld van het windturbinepark als geheel zoals beschreven in het Beeldkwaliteitsplan.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van deze gronden gelden de volgende regels:

  • a. het in gebruik nemen en houden van windturbines, na ommekomst van de in bijlage I opgenomen datum voor sanering is toegestaan, tenzij:
  • 1. minimaal één windturbine niet conform bijlage I is verwijderd, waarna turbine RDT-13 moet worden stilgezet tot het moment waarop voornoemde windturbine conform bijlage I is verwijderd;
  • 2. minimaal zeven windturbines niet conform bijlage I zijn verwijderd, waarna in aanvulling op het voorgaande ook turbine RDT-12 moet worden stilgezet tot het moment waarop minder dan zeven windturbines niet conform bijlage I zijn verwijderd;
  • 3. minimaal dertien windturbines niet conform bijlage I zijn verwijderd, waarna in aanvulling op het voorgaande ook turbine RDT-11 moet worden stilgezet tot het moment waarop minder dan dertien windturbines niet conform bijlage I zijn verwijderd;
  • 4. minimaal negentien windturbines niet conform bijlage I zijn verwijderd, waarna in aanvulling op het voorgaande ook turbine RDT-10 moet worden stilgezet tot het moment waarop minder dan negentien windturbines niet conform bijlage I zijn verwijderd;
  • 5. minimaal vijfentwintig windturbines niet conform bijlage I zijn verwijderd, waarna in aanvulling op het voorgaande ook turbine RDT-09 moet worden stilgezet tot het moment waarop minder dan vijfentwintig windturbines niet conform bijlage I zijn verwijderd;
  • 6. minimaal eenendertig windturbines niet conform bijlage I zijn verwijderd, waarna in aanvulling op het voorgaande ook turbine RDT-08 moet worden stilgezet tot het moment waarop minder dan eenendertig windturbines niet conform bijlage I zijn verwijderd;
  • 7. minimaal zevendertig windturbines niet conform bijlage I zijn verwijderd, waarna in aanvulling op het voorgaande ook turbine RDT-07 moet worden stilgezet tot het moment waarop minder dan eenendertig windturbines niet conform bijlage I zijn verwijderd;
  • 8. minimaal drieënveertig windturbines niet conform bijlage I zijn verwijderd, waarna in aanvulling op het voorgaande ook turbine RDT-06 moet worden stilgezet tot het moment waarop minder dan drieënveertig windturbines niet conform bijlage I zijn verwijderd;
  • 9. minimaal negenveertig windturbines niet conform bijlage I zijn verwijderd, waarna in aanvulling op het voorgaande ook turbine RDT-05 moet worden stilgezet tot het moment waarop minder dan negenveertig windturbines niet conform bijlage I zijn verwijderd;
  • 10. minimaal vijfenvijftig windturbines niet conform bijlage I zijn verwijderd, waarna alle nieuwe windturbines moeten worden stilgezet tot het moment waarop minder dan vijfenvijftig windturbines niet conform bijlage I zijn verwijderd.
  • b. alvorens het windpark voor energieproductie in gebruik te nemen en te houden, dient de obstakelverlichting op de turbines gerealiseerd te zijn conform een door Inspectie Leefomgeving en Transport goedgekeurd verlichtingsplan.

Artikel 6 Overige zone - Ontwikkelregels

6.1 Bestemmingsomschrijving Chw bestemmingsplan Oosterwold

Op de gronden die deel uitmaken van dit inpassingsplan en die zijn voorzien van de bestemming Overige zone - Ontwikkelregels en die tevens deel uitmaken van het Chw bestemmingsplan Oosterwold, zijn de regels van artikel 13 van het Chw bestemmingsplan Oosterwold van overeenkomstige toepassing, met inachtneming van het volgende:

  • A. Na artikel 13.20 van het Chw bestemmingsplan Oosterwold worden artikel 13.20a en 13.20b toegevoegd, luidende:

'13.20a Windturbinegeluid
Bij het realiseren van gebouwen en bij functiewijzigingen dient vermeden te worden dat nieuwe situaties ontstaan waarbij om te voldoen aan de geluidsnormen voor windturbinegeluid bij één of meerdere windturbines maatregelen moeten worden getroffen. Ten behoeve van de toets of hieraan wordt voldaan, wordt de 'beslisboom windturbinegeluid' doorlopen zoals opgenomen in de Bijlage Beslisbomen.’

13.20b Slagschaduwhinder
Bij het realiseren van gebouwen en bij functiewijzigingen dient vermeden te worden dat nieuwe situaties ontstaan waarbij om te voldoen aan de normen voor slagschaduw bij één of meerdere windturbines maatregelen moeten worden getroffen. Ten behoeve van de toets of hieraan wordt voldaan, wordt de 'beslisboom slagschaduwhinder' doorlopen zoals opgenomen in de Bijlage Beslisbomen.’

  • B. Aan de bijlagen bij de regels van het Chw bestemmingsplan Oosterwold worden als 6.4 en 6.5 de beslisbomen toegevoegd uit bijlage 2 van deze planregels.
  • C. Aan artikel 13.11 van het Chw bestemmingsplan Oosterwold wordt na lid k. lid l. toegevoegd, luidende:

‘gevoelige objecten met uitwendige scheidingsconstructies met ramen in de richting van de windturbines, indien het project op grond van ‘beslisboom 13.20b slagschaduw’ alleen voldoet indien er geen ramen gericht zijn op de windturbines’

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving Buitengebied Zeewolde 2016

Op de gronden die deel uitmaken van dit inpassingsplan en die zijn voorzien van de bestemming Verkeer en die tevens deel uitmaken van het bestemmingsplan Buitengebied Zeewolde 2016, zijn de regels van artikel 22 van het Bestemmingsplan Buitengebied Zeewolde 2016 van toepassing, met inachtneming van het volgende:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'windturbinepark' zijn de in lid 22.1 van de planregels van het bestemmingsplan Buitengebied Zeewolde 2016 bedoelde gronden tevens bestemd voor uitritten en ontsluitingswegen ten behoeve van een windpark.

Artikel 8 Leiding - hoogspanningsverbinding

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsleiding met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming;
  • b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 8.2 sub a en b in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemmingen genoemde gebouwen worden gebouwd, mits uit vooraf ingewonnen advies bij de betreffende leidingbeheerder is gebleken dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat;
  • b. lid 8.2 sub a in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemmingen genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits uit vooraf ingewonnen advies bij de betreffende leidingbeheerder is gebleken dat hiertegen uit oogpunt van doelmatig leidingbeheer geen bezwaar bestaat.

Artikel 9 Waarde - Archeologie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning te bouwen of te laten bouwen op de in lid 9.1 genoemde gronden.

9.2.2 Uitzonderingen

Het onder 9.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing als aan tenminste één van de onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • a. bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer dan 500 m² bedraagt en die daar kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en);
  • b. bebouwing waarbij de bodem tot maximaal 1.50 meter onder het bestaande maaiveld wordt geroerd (en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst) en die daar kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en);
  • c. bebouwing die nodig is voor het archeologisch onderzoek met een maximale bouwhoogte van 5 meter.

9.2.3 Afwijking van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in art. 9.2.1 genoemde verbod door het toestaan van bouwen met inachtneming van het volgende. Aan de omgevingsvergunning wordt het voorschrift verbonden inhoudende dat pas met de bouw mag worden begonnen indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad, de volgende voorwaarden in acht worden genomen:
    • 1. de archeologische waarden op verantwoorde wijze worden verwijderd en veilig gesteld waarmee schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt; en
    • 2. de werkzaamheden worden begeleid door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door de burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

9.3 Aanlegverbod
9.3.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning grondroerende, of graafwerkzaamheden op de in lid 9.1 bedoelde gronden.

9.3.2 Uitzonderingen

Het onder 9.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing als aan ten minste één van de onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de oppervlakte van de werkzaamheden bedraagt niet meer dan 500 m² bedraagt;
  • b. werkzaamheden waarbij de bodem tot maximaal 1.50 meter onder het bestaande maaiveld wordt geroerd.

9.3.3 Afwijking van het aanlegverbod

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in art. 9.3.1 genoemde verbod door het toestaan van werkzaamheden met inachtneming van het volgende. Aan de omgevingsvergunning wordt het voorschrift verbonden inhoudende dat pas met de werkzaamheden mag worden begonnen indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad, de volgende voorwaarden in acht worden genomen:
    • 1. de archeologische waarden op verantwoorde wijze worden verwijderd en veilig gesteld waarmee schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt; en
    • 2. de werkzaamheden worden begeleid door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door de burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Verhouding met bestemmingsplannen

  • a. Voor zover de enkelbestemming Bedrijf-Nuts, als bedoeld in artikel 4, of de enkelbestemming Bedrijf - Windturbinepark, als bedoeld in artikel 5, samenvalt met de bestemmingen uit de onderliggende bestemmingsplannen komen de enkelbestemmingen en dubbelbestemmingen uit die bestemmingsplannen te vervallen.
  • b. Voor zover dit inpassingsplan de bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen voor strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.12 Wabo niet wijzigt, blijven de regels uit genoemde bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen onverkort van toepassing.

Artikel 12 algemene aanduidingsregels

12.1 Overige zone - molenaarswoning
12.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone – molenaarswoning’ geldt dat de ter plaatse aanwezige woning als molenaarswoning is verbonden aan de in artikel 5 van dit inpassingsplan bedoelde windturbines.

12.2 Overige zone - Overdraai
12.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - overdraai’ is het overdraaien van rotoren van windturbines zoals bedoeld in artikel 5 van deze planregels toegestaan.

12.2.2 Bouwregels

Op gronden met de aanduiding ´overige zone - overdraai’ is de bouw van beperkt kwetsbare of kwetsbare objecten, anders dan agrarische bedrijfsgebouwen ten behoeve van de opslag van agrarische producten, landbouwvoertuigen of -werktuigen, niet toegestaan.

12.3 Overige zone - Windparkinfrastructuur 1
12.3.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - windparkinfrastructuur 1’ zijn bij de in artikel 5 van deze planregels behorende voorzieningen toegestaan, waaronder in elk geval worden begrepen, schakelkasten, transformatoren, kabels en leidingen, onderhoudswegen, op- en afritten en kraanopstelplaatsen ten behoeve van het onderhoud van de windturbines.

12.3.2 Bouwregels

Ter plaatse zijn geen gebouwen toegestaan, uitgezonderd gebouwen voor schakelkasten en transformatoren. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
1. het aantal schakelkasten en transformatoren bedraagt ten hoogste 1 per windturbine;
2. de oppervlakte van een schakelkast en een transformator bedraagt ten hoogste 10 m²;
3. de bouwhoogte van schakelkasten en transformatoren bedraagt ten hoogste 3 m.'

12.4 Overige zone - Windparkinfrastructuur 2
12.4.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - windparkinfrastructuur 2’ zijn bij de in artikel 5 van deze planregels behorende voorzieningen toegestaan, waaronder in elk geval worden begrepen, schakelkasten, transformatoren, kabels en leidingen, onderhoudswegen, op- en afritten en kraanopstelplaatsen ten behoeve van het onderhoud van de windturbines met een oppervlakte van ten hoogste 1.500 m² .

12.4.2 bouwregels

Ter plaatse zijn geen gebouwen toegestaan, uitgezonderd gebouwen voor schakelkasten en transformatoren. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:

  • 1. het aantal schakelkasten en transformatoren bedraagt ten hoogste 1 per windturbine;
  • 2. de oppervlakte van een schakelkast en een transformator bedraagt ten hoogte 10 m²;
  • 3. de bouwhoogte van schakelkasten en transformatoren bedraagt ten hoogste 3 m.

12.5 Geluidzone - industrie

12.5.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn, behalve voor de daar geldende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder.

12.5.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de onderliggende bestemmingen mogen geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen worden gebouwd.

12.6 Veiligheidszone - windturbine

Op gronden met de aanduiding ‘veiligheidszone - windturbine’ is de bouw van kwetsbare objecten niet toegestaan.

Artikel 13 Overige regels

  • a. gemeenteraden en Provinciale Staten zijn na tien jaar na vaststelling van dit inpassingsplan bevoegd een bestemmingsplan, respectievelijk een inpassingsplan, vast te stellen voor de gronden waarop dit inpassingsplan betrekking heeft.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. kunnen de gemeenteraden een bestemmingsplan vaststellen of kunnen Provinciale Staten een inpassingsplan vaststellen onmiddellijk na vaststelling van dit plan, indien daarbij wordt voorzien in de bestemmingen en aanduidingen zoals neergelegd in dit het inpassingsplan.
  • c. aan een geval als bedoeld onder b. wordt in elk geval gelijkgesteld een provinciaal inpassingsplan voor kabeltracés ten behoeve van de afvoer van elektrische energie die wordt opgewekt door middel van de windturbines als bedoeld in artikel 5 van dit inpassingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10 %;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het inpassingsplan Windpark Zeewolde'.