direct naar inhoud van Regels
Plan: Hertogin Hedwigepolder
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0000.EZip13HHP-3000

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het inpassingsplan Hertogin Hedwigepolder met identificatienummer NL.IMRO.0000.EZip13HHP-3000 van de Minister van Infrastructuur en Milieu en de Staatssecretaris van Economische Zaken;

1.2 inpassingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.4 aanduidingsgrens:

grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 belemmeringenstrook:

strook van aan weerszijden van een buisleiding ten behoeve van het onderhoud van de buisleiding;

1.7 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.8 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.10 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.11 ecolodge:

een houten blokhut die periodiek dient als recreatief nachtverblijf voor recreanten, die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.12 estuariene natuur:

natuur die zich ontwikkelt in het contact tussen zoet en zout water. Het is een gebied met verschillende natuurlijke overgangen: van droog naar nat, van zoet naar zout en van een stabiele naar een instabiele bodem. Door al deze overgangen zijn er veel verschillende leefgebieden en flora en fauna. Het meest kenmerkend zijn schorren, slikken, ondiepwatergebieden en zachte oevers;

1.13 extensieve recreatie:

vrijetijdsbesteding die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen. De belevingsas langs de Leidingendam en het paviljoen, zoals opgenomen in artikel 4.7.1, alsmede de ecolodges, zoals opgenomen in artikel 4.7.2, vallen niet onder het begrip 'extensieve recreatie';

1.14 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.15 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;

1.16 observatieposten:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, die gebruikt wordt om vanuit een hoog punt de wijde omgeving te kunnen bekijken;

1.17 paviljoen:

natuureducatiecentrum met horecavoorziening, inclusief bijbehorende terrassen;

1.18 peil:
  • voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.19 verbindings- en natuurbelevingsas:

een recreatief pad langs de Leidingendam dat ingekleed wordt in het landschap en toegankelijk is voor langzaam verkeer en beperkt gemotoriseerd bevoorradingsverkeer;

1.20 voorzieningen van algemeen nut:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.21 wet/wettelijke regelingen:

indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

  • b. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  • c. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. paden ten behoeve van recreatie en onderhoud (ter hoogte van de Leidingendam ook ten behoeve van onderhoud van kabels en leidingen), waaronder wandel- en fietspaden;
  • d. voorzieningen van algemeen nut;
  • e. waterlopen en waterpartijen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de maximale oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut bedraagt 15 m².

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 meter bedragen;
  • b. overkappingen zijn niet toegestaan.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 4 Natuur - Estuariene natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur – Estuariene natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden en/of ecologische waarden in het algemeen en van estuariene natuur in het bijzonder;
  • b. waterlopen en waterpartijen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'water', tevens voor water (geulen en kreken);

met daaraan ondergeschikt:

  • d. extensief recreatief en educatief medegebruik;
  • e. paden ten behoeve van recreatie en onderhoud (ter hoogte van de Leidingendam ook ten behoeve van onderhoud van kabels en leidingen), waaronder wandel- en fietspaden.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van natuurbeheer en extensief recreatief en educatief medegebruik;
  • b. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2 meter.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2 sub a voor het bouwen van schuren uitsluitend ten dienste van het beheer en het onderhoud van de gronden, mits:

  • 1. het bouwwerk ter plaatse onontbeerlijk is voor het beheer en onderhoud van de gronden en
  • 2. de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedraagt en de oppervlakte niet meer dan 20 m2.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
  • b. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

De Staatssecretaris van Economische Zaken kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 sub c om de aanduiding 'water' te verschuiven met dien verstande dat de totale oppervlakte van de aanduiding 'water' niet mag worden verminderd.

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur – Estuariene natuur zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van verhardingen en het aanleggen van paden;
  • b. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • c. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen;
  • d. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • e. het graven, verbreden, dempen van sloten en het aanleggen van drainage;
  • f. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond;
  • g. het verwijderen (vellen, rooien) dan wel aanbrengen van (diepwortelende) beplanting dan wel bomen;
  • h. het veranderen van de perceelsindeling;
  • i. het diepploegen (meer dan 40 cm);
  • j. het permanent opslaan van goederen.

4.6.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in 4.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. betrekking hebben op de ontwikkeling en / of instandhouding van de doeleinden van de bestemming Natuur – Estuariene Natuur inclusief de daarbij behorende ondergeschikte voorzieningen als bedoeld in artikel 4.1. inclusief de aanleg van de nieuwe waterkerende dijk en de mitigerende maatregelen aan de Leidingendam.

4.6.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 4.6.1 zijn alleen toegestaan indien daardoor de in 4.1 sub a t/m c genoemde waarden en wezenlijke kenmerken van de gronden:

  • a. niet worden aangetast;
  • b. niet significant worden aangetast of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien mitigerende en zonodig compenserende maatregelen worden getroffen.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Recreatie met bijbehorend paviljoen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het inpassingsplan ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsbevoegdheid 1' te wijzigen ten behoeve van extensieve recreatie met een paviljoen en een belevingsas, onder de volgende voorwaarden:

  • a. het paviljoen mag uitsluitend gebruikt worden als natuureducatiecentrum met daaraan ondergeschikt en daarmee samenhangende horeca inclusief terras en bijbehorende voorzieningen waaronder een fietsenstalling en laad- en losruimte;
  • b. langs de Leidingendam is een (verbindings- en natuur)belevingsas toegestaan;
  • c. de vloeroppervlakte van het paviljoen mag niet meer bedragen dan 400 m²;
  • d. de hoogte van het paviljoen mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • e. door middel van specifiek onderzoek dient te worden aangetoond, dat voldaan wordt aan de relevante (milieuhygiënische) wet- en regelgeving op het gebied van onder andere bodemkwaliteit, luchtkwaliteit, geurhinder, flora en fauna, externe veiligheid, water en archeologie;
  • f. de wijzigingsbevoegdheid mag geen significante invloed hebben op de ontwikkeling en/of instandhouding van de doeleinden van de bestemming Natuur – Estuariene Natuur als bedoeld in artikel 4.1;
  • g. voldaan dient te worden aan de mitigerende maatregelen zoals geformuleerd in de Passende beoordeling recreatieve ontwikkelingen langs de Leidingendam (bijlage 28b MER, Oranjewoud juni 2013) op zodanige wijze dat een vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet verleend kan worden;
  • h. daardoor geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en de belangen van de aanwezige leiding(en). Burgemeester en wethouders winnen omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de beheerder van de betreffende leiding(en).

4.7.2 Recreatie met lodges

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het inpassingsplan ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsbevoegdheid 2' te wijzigen ten behoeve van extensieve recreatie met bijbehorende lodges, onder de volgende voorwaarden:

  • a. er zijn maximaal 5 lodges toegestaan met een maximale vloeroppervlakte van 50 m² per lodge;
  • b. de hoogte van een lodge mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
  • c. per lodge is een overkapping toegestaan met een maximale oppervlakte van 15 m²;
  • d. door middel van specifiek onderzoek dient te worden aangetoond, dat voldaan wordt aan de relevante (milieuhygiënische) wet- en regelgeving op het gebied van onder andere bodemkwaliteit, luchtkwaliteit, geurhinder, flora en fauna, externe veiligheid, water en archeologie;
  • e. de wijzigingsbevoegdheid mag geen significante invloed hebben op de ontwikkeling en/of instandhouding van de doeleinden van de bestemming Natuur – Estuariene Natuur als bedoeld in artikel 4.1;
  • f. voldaan dient te worden aan de mitigerende maatregelen zoals geformuleerd in de Passende beoordeling recreatieve ontwikkelingen langs de Leidingendam (bijlage 28b MER, Oranjewoud juni 2013) op zodanige wijze dat een vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet verleend kan worden.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterlopen en waterpartijen;
  • d. geulen en kreken;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. infiltratievoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 6 Leiding - Leidingenstrook

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingenstrook' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van drie ondergrondse leidingen voor het transport van aardgas (hierna te noemen: aardgasleiding(en)) met de daarbij behorende belemmeringenstrook;
  • b. de aanleg en instandhouding van een ondergrondse leiding voor het transport van ethyleen (hierna te noemen: ethyleenleiding(en)) met de daarbij behorende belemmeringenstrook;
  • c. de aanleg en instandhouding van drie ondergrondse leidingen voor het transport van water (hierna te noemen: waterleiding(en)) met de daarbij behorende belemmeringenstrook;
  • d. de aanleg en instandhouding van meer of andere ondergrondse leidingen dan reeds genoemd onder a. t/m c. met de daarbij behorende belemmeringenstrook, met inachtname van artikel 6.4;
  • e. ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van leiding uitgesloten – bevb', zijn geen leidingen zijn toegestaan waardoor vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt als bedoeld in artikel 2 eerste lid van het Besluit externe veiligheid buisleidingen;
  • f. (onderhouds)wegen en paden ten behoeve van de leiding(en).

6.2 Bouwregels
6.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leiding(en) als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Leiding - Leidingenstrook'.

6.2.2 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming worden opricht, waarvoor de volgende regels gelden:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding(en) omtrent de onder c genoemde voorwaarde;
  • b. de bij de andere bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • c. de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen leiding niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Leidingenstrook' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van paden, wegen en parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het verlagen, afgraven of ophogen van de bodem;
  • c. het bebossen of beplanten van gronden met houtgewassen;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • f. het permanent opslaan van goederen;
  • g. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • h. het aanleggen of verplaatsen van leidingen.

6.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 6.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. betrekking hebben op de ontwikkeling en / of instandhouding van de doeleinden van de bestemming Natuur – Estuariene Natuur als bedoeld in artikel 4.1 inclusief de aanleg van de nieuwe waterkerende dijk en de mitigerende maatregelen aan de Leidingendam;
  • e. betrekking hebben op de ontwikkeling van het paviljoen met de (verbindings- en natuur)belevingsas als bedoeld in artikel 4.7.1;
  • f. betrekking hebben op mitigerende maatregelen ten behoeve van de leiding(en)dam.

6.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 6.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. daardoor geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en de belangen van de aanwezige leiding(en). Burgemeester en wethouders winnen omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de beheerder van de betreffende leiding(en);
  • b. er wordt voldaan aan de voor het werk of de werkzaamheden relevante wet- en regelgeving.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologisch waardevolle terreinen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet noodzakelijk is;
    • 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder b sub 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    • 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder b sub 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 50 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm kan worden geplaatst.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage tenzij noodzakelijk voor de uitvoering van een bouwplan waarbij 7.2 in acht is genomen;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. ophogen van gronden met meer dan 40 cm.

7.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 7.3.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld;
  • e. waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 50 m² bedraagt;
  • f. ten dienste van het archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • g. betrekking hebben op de ontwikkeling en / of instandhouding van de doeleinden van de bestemming Natuur – Estuariene Natuur als bedoeld in artikel 4.1 inclusief de aanleg van de nieuwe waterkerende dijk en de mitigerende maatregelen aan de Leidingendam.
7.3.3 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden, als bedoeld in 7.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden in ieder geval verleend indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het betrokken terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
  • d. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

7.4 Wijzigingsbevoegdheid
7.4.1 Wijzigen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' te wijzigen:

7.4.2 Wijzigen grenzen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de grenzen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' te wijzigen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
  • b. zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

7.4.3 Geheel of gedeeltelijk verwijderen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. op grond van archeologisch onderzoek het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  • c. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

Artikel 8 Waarde - Archeologie 3

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet noodzakelijk is;
    • 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder b sub 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    • 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder b sub 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm kan worden geplaatst.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage tenzij noodzakelijk voor de uitvoering van een bouwplan waarbij 8.2 in acht is genomen;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. ophogen van gronden met meer dan 40 cm.

8.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 8.3.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld;
  • e. waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 500 m² bedraagt;
  • f. ten dienste van het archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • g. betrekking hebben op de ontwikkeling en / of instandhouding van de doeleinden van de bestemming Natuur – Estuariene Natuur als bedoeld in artikel 4.1 inclusief de aanleg van de nieuwe waterkerende dijk en de mitigerende maatregelen aan de Leidingendam.
8.3.3 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden, als bedoeld in 8.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden in ieder geval verleend indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het betrokken terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
  • d. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

8.4 Wijzigingsbevoegdheid
8.4.1 Wijzigen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' te wijzigen:

  • e. in de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' of 'Waarde -Archeologie 2' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een hogere archeologische waarde zijn;
  • f. in de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze gronden van een lagere archeologische waarde zijn;

8.4.2 Wijzigen grenzen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de grenzen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' te wijzigen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
  • b. zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

8.4.3 Geheel of gedeeltelijk verwijderen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. op grond van archeologisch onderzoek het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  • c. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

Artikel 9 Waarde - Archeologie 4

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. burgemeester en wethouders beschikken over een verklaring van de archeologisch deskundige waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken locatie niet noodzakelijk is;
    • 2. niet is voldaan aan het bepaalde onder b sub 1: de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    • 3. de betrokken archeologische waarden, gelet op het onder b sub 2 genoemde rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door de archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm kan worden geplaatst.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage tenzij noodzakelijk voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 9.2 in acht is genomen;
  • b. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • c. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • d. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. ophogen van gronden met meer dan 40 cm.

9.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 9.3.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 40 cm beneden het maaiveld;
  • e. waarvan de oppervlakte van de verstoring ten hoogste 2.500 m² bedraagt;
  • f. ten dienste van het archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • g. betrekking hebben op de ontwikkeling en / of instandhouding van de doeleinden van de bestemming Natuur – Estuariene Natuur als bedoeld in artikel 4.1 inclusief de aanleg van de nieuwe waterkerende dijk en de mitigerende maatregelen aan de Leidingendam.
9.3.3 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden, als bedoeld in 9.3.1, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts wordt een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden in ieder geval verleend indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het betrokken terrein in voldoende mate worden veiliggesteld;
  • c. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden regels te verbinden, gericht op:
    • 1. het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. het doen van opgravingen;
    • 3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
  • d. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

9.4 Wijzigingsbevoegdheid
9.4.1 Wijzigen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' te wijzigen:

9.4.2 Wijzigen grenzen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de grenzen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' te wijzigen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. wijziging is op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
  • b. zonder verandering van de vorm van het bestemmingsvlak kan de bebouwing ten behoeve van de voor de gronden geldende andere bestemming niet of niet doelmatig worden gerealiseerd;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • d. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

9.4.3 Geheel of gedeeltelijk verwijderen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. op grond van archeologisch onderzoek het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  • c. alvorens omtrent de vaststelling van een wijziging te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.

 

Artikel 10 Waarde - Natura 2000

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Natura 2000' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de bescherming en instandhouding van de op en/of in deze gronden voorkomende ecologische waarden.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Voorrangsregeling

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

10.2.2 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd.

10.3 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2 en toestaan dat ten behoeve van de andere bestemming(en) kan worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de bescherming van de ecologische waarden van het Natura 2000-gebied.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Natura 2000' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van verhardingen en het aanleggen van paden;
  • b. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen;
  • c. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • d. het graven, verbreden, dempen van sloten en het aanleggen van drainage;
  • e. het verwijderen (vellen, rooien) dan wel aanbrengen van (diepwortelende) beplanting dan wel bomen;
  • f. het veranderen van perceelsindeling;
  • g. de aanleg van teeltondersteunende voorzieningen.
  • h. het diepploegen (meer dan 40 cm).

10.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 10.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. betrekking hebben op de ontwikkeling en / of instandhouding van de doeleinden van de bestemming Natuur – Estuariene Natuur als bedoeld in artikel 4.1 inclusief de aanleg van de nieuwe waterkerende dijk en de mitigerende maatregelen aan de Leidingendam;
  • e. betrekking hebben op de ontwikkeling van de verbindings- en natuurbelevingsas als bedoeld in artikel 4.7.1 sub b.

10.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 10.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor niet de ecologische waarden van de gronden onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Burgemeester en wethouders winnen omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.

 

Artikel 11 Waterstaat - Waterkering

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat – Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

  • a. waterkeringen;
  • b. watersystemen als fysiek systeem van waterlopen en andere met de waterhuishouding samenhangende voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. extensief recreatief en educatief medegebruik;
  • d. paden ten behoeve van recreatie en onderhoud, waaronder wandel- en fietspaden.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de waterkering als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen, prevaleert de bestemming Waterstaat - Waterkering.

11.2.2 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

11.2.3 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 2,5 meter.

11.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.1 sub a en toestaan dat wordt afgeweken van de opgenomen dijkprofielen, met dien verstande dat:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de waterkering.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waterstaat - Waterkering zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.

11.4.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in 11.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. betrekking hebben op de ontwikkeling en / of instandhouding van de doeleinden van de bestemming Natuur – Estuariene Natuur als bedoeld in artikel 4.1 inclusief de aanleg van de nieuwe waterkerende dijk en de mitigerende maatregelen aan de Leidingendam.

11.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 11.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

13.1 Vrijwaringszone - radar
13.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het radarverstoringsgebied van Vliegbasis Woensdrecht teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen.

13.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen 3 tot en met 11) mogen geen bouwwerken worden opgericht met een hoogte van 63 meter ten opzichte van NAP en meer.

13.1.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.1.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. het functioneren van de radar niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de Minister van Defensie, Dienst Vastgoed Defensie.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering en een afwijking van ten hoogste 10% toestaan.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

15.1 Algemene wijziging

De Staatssecretaris van Economische Zaken is bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd;
  • c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de gebouwen ten behoeve van algemeen nut en toestaan dat gebouwen ten behoeve van algemeen nut zijn toegestaan met een maximale hoogte van 3 meter en een maximale oppervlakte van 15 m² per gebouw.

Artikel 16 Overige regels

Na 31 december 2020 zijn burgemeester en wethouders bevoegd tot het toepassen van de afwijkingsmogelijkheid in 4.5 en de wijzigingsbevoegdheden zoals opgenomen in 15.1.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
17.1.1 Algemeen

Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

17.1.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van 17.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van het bouwwerk als bedoeld in het bepaalde in 17.1.1 met maximaal 10%.

17.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 17.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.2 Overgangsrecht gebruik
17.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

17.2.2 Verbod

Het is verboden het met het inpassingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 17.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

17.2.3 Verbod

Indien het gebruik, bedoeld in 17.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

17.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 17.2.1 is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het inpassingsplan 'Hertogin Hedwigepolder' (gemeente Hulst).