direct naar inhoud van Regels
Plan: Gasolieopslag zoutcavernes Twente
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0000.EZip13Gasolieopsl-3000

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

  • a. plan:

het inpassingsplan Gasolieopslag zoutcavernes Twente met identificatienummer NL.IMRO.0000.EZip13Gasolieopsl-3000 van de Minister van Economische Zaken en de Minister van Infrastructuur en Milieu;

  • b. inpassingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

  • c. bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

  • d. bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

  • e. bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

  • f. bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

  • g. gasolie:

verzamelnaam voor aardolieproducten die bestemd zijn om als brandstof te worden gebruikt;

  • h. gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  • i. overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

  • j. pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandig eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

  • k. peil:
    • 1. de hoogte van het afgewerkte omliggende terrein ter plaatse van het bouwwerk;
    • 2. indien de hoogte van het afgewerkte terrein niet aan alle zijden van het bouwwerk gelijk is, wordt het peil gerekend voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  • l. zoutcaverne:

ondergrondse holruimte ontstaan als gevolg van zoutwinning.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten en berekend:

  • a. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  • b. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  • c. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  • d. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Gasolieopslag

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Gasolieopslag' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het laden en lossen van gasolie ten behoeve van de opslag van gasolie in de daaronder gelegen zoutcavernes;
  • b. het in- en uitpompen van gasolie;
  • c. mijnbouw- en booractiviteiten ten behoeve van de onder a t/m b bedoelde activiteiten;
  • d. ondergrondse en bovengrondse gasolietransportleidingen;
  • e. luchtkoelers, afsluiters en appendages;
  • f. elektriciteitsvoorzieningen;
  • g. ontsluitingswegen, terreinen en verhardingen;
  • h. groenvoorzieningen,

met de daarbij behorende:

  • i. bouwwerken.

In de bestemming zijn bedrijfswoningen niet toegestaan.

3.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen op of in de in 3.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte mag niet meer dan 4 m bedragen;
    • 2. de totale inhoud van gebouwen per bestemmingsvlak mag niet meer dan 120 m³ bedragen waarvan niet meer dan 50 m3 bovengronds gerealiseerd mag worden;
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van koelinstallaties mag niet meer dan 3 m bedragen;
    • 3. de bouwhoogte van bovengrondse leidingen mag niet meer dan 5 m bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden strijdig met de bestemming, als bedoeld in artikel 3.1, wordt in ieder geval gerekend het verrichten van laad- en losactiviteiten van gasolie ten behoeve van de opslag van gasolie in afwijking van het bepaalde in het Vervoersplan zoals dit als Bijlage 1 deel uitmaakt van deze regels.

Artikel 4 Leiding - Aardgas

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Aardgas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en het beheer van ondergrondse aardgastransportleidingen.

4.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
    • 2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2.
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:
    • 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de voor deze gronden geldende onderliggende bestemming, mits daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de betreffende leiding en ter zake vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op de in 4.1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanbrengen van snel- of hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting;
    • 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
    • 3. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    • 4. diepploegen;
    • 5. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
    • 6. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
    • 7. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;
    • 8. aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen.
  • b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing:
    • 1. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreden van het inpassingsplan in uitvoering waren en waarvoor een omgevingsvergunning was verleend;
    • 2. op werken of werkzaamheden welke betreffen het normale onderhoud en beheer van leidingen.
  • c. De in sub a genoemde werken en werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien en voorzover geen onevenredige aantasting van de belangen van de leidingen en/of energievoorziening ontstaat of kan ontstaan. Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend wordt schriftelijk advies bij de leidingbeheerder ingewonnen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 6 Overgangsrecht

6.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 0%.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd zijn met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

6.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het inpassingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Onderdeel a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 7 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Inpassingsplan Gasolieopslag zoutcavernes Twente.